Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2012/2258(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0029/2013

Ingediende teksten :

A7-0029/2013

Debatten :

PV 04/02/2013 - 19
CRE 04/02/2013 - 19

Stemmingen :

PV 06/02/2013 - 7.7
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2013)0046

Aangenomen teksten
PDF 161kWORD 37k
Woensdag 6 februari 2013 - Straatsburg
Europees innovatiepartnerschap voor actief en gezond ouder worden
P7_TA(2013)0046A7-0029/2013

Resolutie van het Europees Parlement van 6 februari 2013 over het Europees innovatiepartnerschap voor actief en gezond ouder worden (2012/2258(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 29 februari 2012 „Verdere ontwikkeling van het strategische uitvoeringsplan van het Europees innovatiepartnerschap voor actief en gezond ouder worden” (COM(2012)0083),

–  gezien het Internationale Actieplan van Madrid inzake vergrijzing van april 2002,

–  gezien Besluit nr. 940/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2011 betreffende het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties,

–  gezien het strategische uitvoeringsplan van 17 november 2011 voor het Europese innovatiepartnerschap voor actief en gezond ouder worden,

–  gezien het advies van het Comité van de Regio's getiteld „Actief ouder worden: innovatie – slimme zorg – beter leven” van mei 2012(1),

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Horizon 2020: stappenplannen voor ouder worden” van mei 2012(2),

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0029/2013),

1.  is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een Europees innovatiepartnerschap (EIP) dat een nieuw gedachtepatroon bevordert waarin ouder worden wordt gezien als een kans voor de toekomst in plaats van als een last voor de maatschappij; benadrukt tevens dat deze kans niet beperkt moet blijven tot technische (ICT-) innovaties en het potentieel ervan voor de interne markt, voor bedrijfstakken en ondernemingen in de EU, aangezien ICT-oplossingen gebruikersvriendelijk moeten zijn en gericht op de eindgebruikers, en met name oudere personen; is van mening dat tevens een duidelijke en ondubbelzinnige strategie, op sociale doelstellingen steunende strategie moet worden gevolgd om de waarde van ouderen te bevorderen en formeel te erkennen, evenals de waarde van hun ervaring en van hun bijdrage aan de maatschappij en de economie, zonder stigmatisering of discriminatie;

2.  wijst erop dat die strategie ook onderzoek naar nieuwe vormen van arbeidsmogelijkheden moet omvatten die passend en geschikt zijn voor ouderen; is van mening dat er meer gedetailleerd onderzoek moet worden gedaan naar de mogelijkheden en de meerwaarde van het inzetten van ouderen, zodat er richtsnoeren kunnen worden ontwikkeld met voor iedereen geldende en aanvaardbare oplossingen; benadrukt dat het demografische dividend van oudere generaties van aanzienlijke waarde kan zijn voor de maatschappij;

3.  verzoekt de Commissie om formele opneming van zowel een gender- als een leeftijdsdimensie en derhalve de kwestie van het evenwicht tussen werk en gezin in te passen in haar strategie voor actief en gezond ouder worden;

4.  wijst erop dat de vergrijzing van de maatschappij aan demografische veranderingen (geboortedaling) toe te schrijven is;

5.  wijst erop dat ouderen de snelst groeiende leeftijdscategorie in Europa vormen; hoopt in dat verband dat de Commissie met het oog op een zo spoedig mogelijke totstandbrenging van infrastructuur, diensten en instrumenten om op deze maatschappijverandering te kunnen inspelen, de nationale regeringen, de lokale overheden, de WHO en zo veel mogelijk belanghebbenden blijft betrekken bij bewustmakingsmaatregelen op dit gebied;

6.  wijst op de sterk uiteenlopende bevolkingssamenstelling in de lidstaten en op de aanzienlijke nationale, politieke en culturele verschillen in de wijze waarop wordt aangekeken tegen deze demografische uitdaging, en met name tegen de manieren om die aan te pakken en er plannen voor te maken; merkt op dat de levensverwachting in alle lidstaten voortdurend stijgt en dat er een aanzienlijke toename is van het aantal mensen dat blijft werken na zijn pensioen, met een activiteitsgraad van werknemers in de leeftijdsgroep van 65 t/m 74 jaar die tussen 2006 en 2011 met 15% is toegenomen;

7.  beklemtoont dat het noodzakelijk is om naar oudere mensen te luisteren wanneer het gaat om de verstrekking van gezelschap in het kader van sociale programma's die inhouden dat jonge mensen zich bezighouden met ouderen en in ruil daarvoor van de waarde en ervaring van deze oudere mensen kunnen profiteren; meent dat het EIP steun uit het maatschappelijk middenveld moet ontvangen in de vorm van een hoger zorgniveau via diverse stichtingen en verenigingen;

8.  beklemtoont dat participatie op voet van gelijkheid ook een grondrecht van ouderen is;

9.  wijst erop dat mogelijkheden voor werk en vrijwilligerswerk, alsmede socialebeschermingsmaatregelen van essentieel belang zijn om te zorgen voor actief en gezond ouder worden;

10.  merkt op dat ouderen behoefte hebben aan andere vormen van steun en verzorging, en dat diensten en oplossingen daarom altijd mensgericht en vraaggestuurd moeten zijn;

11.  onderstreept dat discriminatie op grond van leeftijd met betrekking tot werk bestreden moet worden om ervoor te zorgen dat oudere werknemers hun baan kunnen houden of banenkansen hebben;

12.  benadrukt dat de lokale en regionale actoren een belangrijke rol te spelen hebben met betrekking tot de modernisering, verbetering en rationalisering van de dienstverlening op het gebied van gezondheid en sociale diensten teneinde modellen te creëren waarmee betere resultaten voor de personen op de arbeidsmarkt worden gehaald;

13.  onderstreept de noodzaak om het juiste kader te scheppen om mensen aan de arbeidsmarkt te laten deelnemen en productief te laten blijven, zowel door de arbeidsmarkt flexibeler te maken middels de invoering van arbeidstijdrekeningen voor het leven en mogelijkheden voor deeltijdwerk en door voorzieningen te treffen voor verschillende vormen van arbeidscontracten die geschikt zijn voor oudere werknemers, alsmede flexibele pensioenregelingen, bijvoorbeeld door middel van deeltijdpensioenen of bonusjaren waarbij ervoor wordt gezorgd dat er altijd sprake is van adequate sociale bescherming;

14.  steunt het voorstel van de Commissie om de definitie van actief en gezond ouder worden, zoals deze door de WHO is geformuleerd, over te nemen; benadrukt dat actief en gezond ouder worden betrekking heeft op de volledige levensduur en dat de bijzonderheden van de EU-context deel moeten uitmaken van de definitie, meer in het bijzonder de EU-prioriteiten inzake gezonde en ecologisch duurzame milieuomstandigheden, gezondheidsbewustheid, gezondheidspreventie, vroegtijdige screening gevolgd door een goede diagnosestelling en een doeltreffende behandeling, gezondheidsgeletterdheid, e-gezondheid, lichaamsbeweging, voedselveiligheid en goede voeding, gendergelijkheid, socialezekerheidsstelsels (met inbegrip van gezondheidszorg en ziektekostenverzekering) en socialebeschermingsregelingen; wijst erop dat ouderdom niet synoniem is met ziek zijn of gezondheidsproblemen hebben en dus niet geassocieerd of gelijkgesteld mag worden met afhankelijkheid en handicap;

15.  steunt het voorstel van de Commissie om in het kader van de doelstellingen van Horizon 2020 het gemiddelde aantal gezonde levensjaren (HLY - Healthy Life Years) met twee jaar te verhogen, en is verheugd over de medische vooruitgang die de levensverwachting helpt stijgen; benadrukt echter dat een levensloopperspectief moet worden gehanteerd om dit ambitieuze doel te verwezenlijken; benadrukt dat toegang tot preventie en basiszorg geprioriteerd moet worden en dat er passende mechanismen moeten worden gecreëerd om de fnuikende gevolgen van chronische aandoeningen voor actief en gezond ouder worden tijdens de hele levensduur te bestrijden;

16.  moedigt de Commissie en de lidstaten ertoe aan om gezondheid als een horizontale kwestie te beschouwen en dus gezondheidskwesties in te passen op alle EU-beleidsterreinen, met inbegrip van sociale zekerheid en sociale bescherming, werkgelegenheid en economisch beleid, gendergelijkheid en anti- en non-discriminatiebeleid;

17.  verzoekt de Commissie om monitoring en om verstrekking van wetenschappelijk onderbouwde, volledige en voor iedereen toegankelijke gegevens over het vóórkomen en prevaleren van ziekten en (chronische) aandoeningen, en die gegevens te verwerken in strategieën en richtsnoeren inzake de beste manieren om actief en gezond ouder te worden;

18.  verzoekt de lidstaten doeltreffende methoden voor de beoordeling en monitoring van ouderenmishandeling en van de gevolgen daarvan voor de gezondheid en het welzijn van de slachtoffers, en toegankelijke procedures te ontwikkelen voor bijstand aan en bescherming van slachtoffers;

19.  benadrukt dat gezondheidskwesties in het volledige beleid van de Europese Unie – onder meer op het vlak van sociale zekerheid en sociale bescherming, werkgelegenheid en economie, gendergelijkheid en discriminatie – moeten worden ingepast;

20.  spoort de Commissie ertoe aan de nadruk te blijven leggen op het feit dat het met twee jaar verhogen van het aantal gezonde levensjaren van onze burgers de hoofddoelstelling is en dat alle gekozen maatregelen meetbaar moeten bijdragen tot de verwezenlijking daarvan;

21.  steunt het voorstel van de Commissie om als facilitator en coördinator van het Europees innovatiepartnerschap voor actief en gezond ouder worden (EIP-AHA) op te treden en in dialoog te treden met belanghebbenden die zowel de vraagzijde als de aanbodzijde vertegenwoordigen; merkt op dat de Commissie ervoor moet zorgen dat het EIP alle burgers van de EU ten goede komt, en in het bijzonder burgers die ondervertegenwoordigd zijn of het gevaar lopen te worden uitgesloten; is in dit verband ingenomen met het feit dat de rol van het EIP bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Innovatie-Unie, de digitale agenda, het initiatief inzake nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen, het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting en de gezondheidsstrategie van de EU, in mededeling COM(2012)0083 erkend wordt;

22.  verzoekt de Commissie indicatoren te ontwikkelen waarmee gegevens over chronische aandoeningen en ouder worden beschikbaar komen die vergelijkbaar en volledig en gemakkelijk te raadplegen zijn, teneinde effectievere strategieën te ontwikkelen en zowel op Europees als nationaal niveau best practices te kunnen uitwisselen;

23.  steunt het voorstel van de Commissie om de deelname van ouderen in besluit- en beleidsvormingsprocessen te bevorderen en regionaal en lokaal bestuur te stimuleren; benadrukt dat een op participatie gebaseerde bottom-upbenadering en naast de deelname van ouderen aan het sociaal en cultureel leven diepgaandere basisbeoordelingen en een regelmatige monitoring van de huidige en toekomstige behoeften en verlangens van ouderen en hun informele en formele zorgverleners vereisen;

24.  benadrukt dat op plaatselijk niveau en via een op participatie gebaseerde bottom-upbenadering verzamelde informatie en gegevens de beleidsmakers de kennis zullen opleveren die zij nodig hebben om beleid te maken dat aanvaardbaar en geschikt is voor plaatselijke gemeenschappen; verzoekt de Commissie daarom een op participatie gebaseerde bottom-upbenadering bij onderzoek verplicht te stellen, alsook de verdere ontwikkeling van relevante indicatoren en indexen, teneinde de huidige behoeften aan effectief beleid, programma's en diensten in kaart te brengen en te monitoren;

25.  wijst de Commissie op het feit dat de beperkingen op het gebied van gezondheidszorg, zorgdiensten, sociale bescherming en sociale zekerheid die de Commissie en/of de lidstaten hebben goedgekeurd en uitgevoerd om in het licht van de huidige economische en financiële crisis financiële en budgettaire bezuinigingen op openbare uitgaven (voor gezondheid en sociale kwesties) door te voeren, op geen enkele manier mogen botsen met, of een negatieve impact mogen hebben op de fundamentele menselijke behoeften en waardigheid; benadrukt dat die bezuinigingen, tenzij zij gepaard gaan met weloverwogen, patiëntgerichte hervormingen, de ongelijkheid op maatschappelijk en gezondheidsgebied nog kunnen versterken en tot sociale uitsluiting kunnen leiden; benadrukt dat deze bezuinigingen negatieve gevolgen zullen hebben voor de algemene gezondheidsresultaten en de ongelijkheid op het vlak van gezondheid, sociale ongelijkheid en sociale uitsluiting zullen verergeren, waardoor de solidariteit tussen generatiegenoten en tussen generaties in het gedrang komt; verzoekt de lidstaten daarom een generatiepact uit te werken dat een duidelijke, ondubbelzinnige strategie omvat om de sociale cohesie veilig te stellen, de algemene gezondheidsresultaten te verbeteren en de ongelijkheden op het vlak van gezondheid weg te werken; beklemtoont dat er in deze strategieën moet worden gestreefd naar de optimale betaalbaarheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid van gezondheids- en socialezorgregelingen;

26.  benadrukt in dit verband dat er op lokaal, regionaal, nationaal en EU-niveau voldoende financiële middelen beschikbaar moeten zijn om kmo's en sociale ondernemingen te ondersteunen; betwijfelt of de van de belanghebbenden afkomstige middelen voor het EIP-AHA-partnerschap toereikend zijn en spoort de Commissie ertoe aan voor de nodige financiering te zorgen; is ingenomen met de voorgenomen aanpassing van de EU-financieringsinstrumenten om de impact van de middelen zo groot mogelijk te maken en spoort aan tot het starten en voortzetten van projecten zoals CASA, „Langer en beter leven”, en andere projecten die de interoperabiliteit en de uitwisseling van kennis, gegevens en best practices bevorderen; meent dat het besluit om „Innovering voor gezond leven en actief ouder worden” voor de periode 2014-2015 tot prioritair thema van de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) te verheffen, een stap in de goede richting is die een vervolg moet krijgen in concrete financieringsinstrumenten, bijvoorbeeld financiering uit het meerjarig financieel kader 2014-2020, met inbegrip van het ESF, het EFRO, het Europees programma voor sociale verandering en innovatie (EPSCI), het programma voor onderzoek en innovatie en Horizon 2020;

27.  is van oordeel dat er verschillende financieringsinstrumenten nodig zijn - zoals het sociaalondernemerschapsfonds, het Europese durfkapitaalfonds en het European Angels Fund (EAF) om de toegang van sociale ondernemingen tot de financiële markten te bevorderen;

28.  verwacht van de lidstaten dat zij bij het gebruik van de structuurfondsen meer aandacht hebben voor de leef- en werkomstandigheden van de oudere generatie, dat zij voor 2020 samen een generatievriendelijk Europa tot stand brengen en dat zij hun sociale infrastructuur uitbouwen om armoede onder ouderen te kunnen bestrijden;

Pijler 1: Preventie, screening en vroegtijdige diagnose

29.  is ingenomen met de benadering van de Commissie met betrekking tot de preventie van zwakte en functionele achteruitgang; spoort de Commissie ertoe aan een holistische aanpak ten aanzien van preventie te hanteren; wijst op het systematische verband tussen sociaaleconomische status en gezondheidsresultaten gedurende het leven; verzoekt de Commissie en de lidstaten structurele vraagstukken, zoals gebrek aan gezondheidsgeletterdheid, en sociaaleconomische ongelijkheid (die tot gezondheidsongelijkheid leidt) te bestrijden; beseft dat individuele verantwoordelijkheid een rol moet spelen bij de verbetering van de gezondheid, maar vindt het onjuist dat er druk wordt uitgeoefend op personen om hun gezondheid te verbeteren zonder dat structurele kwesties naar behoren worden aangepakt; verzoekt daarom de Commissie en de lidstaten structurele voorwaarden te scheppen waarmee structurele en gezondheidsongelijkheid, inclusief gebrek aan gezondheidsgeletterdheid, wordt aangepakt en de nodige financiële middelen beschikbaar te maken om het onderzoek naar de rol die de plaatselijke gemeenschappen kunnen spelen om deze ongelijkheid te bestrijden, te bevorderen;

30.  verzoekt de Commissie en de bevoegde instanties in de lidstaten alle vormen van preventie te erkennen, stimuleren en financieren - d.w.z. bevordering van een gezonde levensstijl, regelmatige screening op ziekten en tijdig ingrijpen om het verloop van ziekten vanaf de eerste fasen te vertragen of om te keren - en preventieve maatregelen te nemen om de verslechtering van de gezondheidstoestand van mensen met chronische aandoeningen af te remmen;

31.  wijst erop dat geestelijke flexibiliteit bevorderd kan worden door levenslang leren - ook op latere leeftijd - en dat aandoeningen als dementie daardoor kunnen worden teruggedrongen;

32.  steunt de aanpak van de Commissie op het gebied van gezondheidsbevordering door middel van geïntegreerde programma's; benadrukt echter dat deze programma's moeten stoelen op wetenschappelijk aangetoonde feiten (die de huidige en toekomstige behoeften van ouderen weerspiegelen); benadrukt voorts dat deze programma's een deugdelijke aanpak moeten behelzen ten aanzien van kwesties die niet (volledig of rechtstreeks) verband houden met individueel gedrag, zoals milieuomstandigheden (lucht- en waterkwaliteit, lawaaivermindering, afvalbeheer), gezondheid en veiligheid op het werk (leeftijdsmanagement) en consumentenbescherming (voorschriften inzake marketing en reclame, voedselveiligheid, consumentenrechten);

33.  steunt de aanpak van de Commissie met betrekking tot het bevorderen van meer lichaamsbeweging onder de bevolking om actief en gezond ouder worden in de hand te werken, waarbij het aantekent dat gebrek aan regelmatige lichaamsbeweging tot gezondheidsproblemen leidt die volgens de WHO de vierde risicofactor voor overlijden vormen; is verontrust over het feit dat de meeste EU-burgers de aanbevelingen voor dagelijkse lichaamsbeweging niet nakomen;

34.  pleit ervoor om een nauwere link te leggen tussen gezond ouder worden en meer lichamelijke oefening in onderwijsprogramma's; wijst op het belang van keuzes in het dagelijks leven (lichaamsbeweging, voedingspatroon e.d.) voor de preventie van gezondheidsproblemen; verzoekt de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten actie te ondernemen om mensen van alle leeftijden aan te sporen meer te bewegen om hun individuele gezondheid te verbeteren en zo meer jaren in goede gezondheid te kunnen leven, wat ook aanzienlijke voordelen meebrengt voor de maatschappij voor wat betreft de volksgezondheid in het algemeen en de financiële resultaten;

35.  is ingenomen met het strategisch uitvoeringsplan van het Europees innovatiepartnerschap voor actief en gezond ouder worden, en met name over de nadruk die daarin gelegd wordt op samenwerking tussen de Commissie, de lidstaten, de industrie en het bedrijfsleven, publieke en particuliere belanghebbenden en beroepsbeoefenaars uit de gezondheids- en zorgsector, en organisaties die ouderen en patiënten vertegenwoordigen, de uitwisseling en overdracht van goede ideeën en best practices (bijvoorbeeld het digitale platform „Marktplaats”), en het optimaliseren van de bestaande financieringsinstrumenten; onderstreept dat ouder worden moet worden gezien als een kans en niet als een last en dat de waarde van ouderen, hun ervaring en hun voortdurende bijdrage aan de maatschappij moeten worden erkend en bevorderd; is tevreden met de duidelijke opzet van de Commissie om de vitaliteit en waardigheid van ouderen in Europa te bevorderen door seniorengerichte innovatie, te werken aan een sterkere „cultuur van actief ouder worden” in een generatievriendelijk Europa en dit proces samen met erkende partners uit onderzoek en het maatschappelijk middenveld vorm te geven;

36.  herinnert eraan dat de informele en niet-formele opleiding van oudere werknemers beter moet worden erkend, met name de opleiding in de vorm van vrijwilligerswerk en informele zorg;

37.  verzoekt de Commissie in de eerste plaats aandacht te besteden aan de factoren die beïnvloeden hoe de Europese bevolking ouder wordt, zoals het alcohol- en tabakgebruik;

Pijler 2: Zorg en behandeling

38.  steunt de doelstelling van de Commissie om geïntegreerde zorg- en behandelingsstelsels verder te ontwikkelen; verzoekt de lidstaten en bevoegde instanties derhalve om, rekening houdend met de deugdelijkheid van bestaande, geprefereerde en toekomstige zorg- en behandelingsstelsels en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel op het vlak van de volksgezondheid, nationale, regionale en lokale zorg- en behandelingssystemen uit te werken die een holistische en geïntegreerde benadering inhouden van leeftijdgerelateerde aandoeningen; verzoekt de Commissie de lidstaten hierbij te assisteren en daarbij rekening te houden met regionale en lokale verschillen in de verwachtingen, normen en waarden van burgers; spoort de Commissie ertoe aan gebruik te maken van de werkzaamheden van het Europees Geneesmiddelenbureau betreffende geneesmiddelen bij oudere mensen en die werkzaamheden te integreren teneinde de toegang van oudere patiënten tot veilige en aangepaste geneesmiddelen te verbeteren;

39.  juicht het voornemen van de Commissie toe om regelingen op het gebied van case management, alsmede zorgplannen, in te voeren; meent dat een klant/patiëntgerichte aanpak weliswaar nodig is, maar dat de kosten voor een dergelijke aanpak in termen van inzet van opgeleide zorgverleners en gebruik van geschikte „hulpmiddelen” niet uitsluitend door de individuele burger moeten worden opgebracht, maar als een maatschappelijke verantwoordelijkheid worden beschouwd, waarbij solidariteit tussen en onder generaties wordt gewaarborgd; is van mening dat er aandacht moet worden geschonken aan nieuwe vormen van solidariteit die in het potentieel van de oudere generatie schuilgaan en die een plaats moeten krijgen in de aanpak van zorgvraagstukken;

40.  moedigt het streven van de Commissie aan om van e-gezondheid een significant en substantieel onderdeel te maken van toekomstige zorg- en behandelingsstelsels; beseft echter dat het mogelijk is dat e-gezondheidsoplossingen ondanks de voordelen ervan niet voor een belangrijke verbetering van de algemene gezondheidsresultaten zullen zorgen, met inbegrip van psychologisch welzijn, als die oplossingen bestaan in het vervangen van menselijke interactie in plaats van deel uit te maken van een persoonlijke benadering tussen patiënten en beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg; is van oordeel dat e-gezondheidstechnologie niet ten koste mag gaan van de vertrouwensrelatie tussen oudere mensen en beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg;

41.  begrijpt dat de Commissie zorg- en behandelingsstelsels rendabeler wil maken; benadrukt echter dat de voortdurende toename van de algehele kosten voor gezondheidszorg en sociale steun niet uitsluitend aan de vergrijzing kan worden geweten; beseft dat de toename van het aantal chronische aandoeningen een belangrijke rol speelt in de stijgende kosten van gezondheidszorg en sociale ondersteuning; tekent daar echter bij aan dat, als de kosten van de gezondheidszorg steeds meer gedragen door de individuele personen, er waarschijnlijk een vicieuze cirkel zal ontstaan waarin de gezondheid en het welzijn van mensen in het gedrang komen omdat zij dan wellicht gedwongen worden hun vaak beperkte middelen op een andere manier te gebruiken of om medische behandeling, bijstand en goede voeding uit te stellen of te stoppen of er zelfs helemaal van af te zien, waardoor de kosten van gezondheidszorg en sociale ondersteuning uiteindelijk steeds hoger zullen worden, zowel voor het individu als voor de maatschappij;

42.  onderkent de doelstelling van de Commissie om iets te doen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke onzekerheden en de verbrokkeling van de markt, maar wijst er met klem op dat bij alle noodzakelijke markthervormingen rekening moet worden gehouden met een belangrijk vereiste, nl. dat de gezondheidszorg betaalbaar moet blijven voor de burgers, en dat de bevoegdheden van nationale of regionale regeringen en plaatselijke overheden met betrekking tot gezondheidszorg en sociale bescherming erkend, geëerbiedigd en nageleefd moeten worden, onverminderd de noodzaak te investeren in gemeenschapsgerichte zorgstelsels;

43.  stelt dat verdere hervormingen van de pensioenstelsels noodzakelijk zijn om ze toereikend, duurzaam en zeker te houden, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan een vermindering van de salaris- en bijgevolg de pensioenkloof tussen vrouwen en mannen, en dat de pensioenniveaus tevens voor de komende generaties voorspelbaar moeten zijn; dringt met het oog daarop aan op meer samenhang tussen de daadwerkelijke pensioengerechtigde leeftijd, de officiële pensioengerechtigde leeftijd en de levensverwachting; doet een beroep op de lidstaten die de wettelijke pensioenleeftijd hebben verhoogd of zullen verhogen, de tewerkstelling van ouderen aan te moedigen via vrijstellingen op het gebied van belastingen en sociale zekerheid;

44.   verzoekt de Commissie een algehele analyse te geven van het Europees potentieel voor de zorg in relatie tot het zorgpotentieel van de lidstaten, gelet op het nijpende tekort aan gezondheidswerkers in bepaalde lidstaten ten gevolge van de aantrekkelijker arbeidsvoorwaarden in andere Europese landen;

45.  verzoekt de Commissie een strategie te ontwikkelen met het oog op gelijke kansen voor alle Europese burgers op het gebied van de zorg, en de totstandbrenging van een systeem van samenwerking tussen de Europese landen waar gezondheidswerkers massaal naar het buitenland trekken en de landen die daarvan profiteren;

46.  stelt dat beleid dat erop is gericht om te zorgen voor een evenwicht tussen gezins- en beroepsleven, vrouwen in staat stelt om beter om te gaan met ouder worden, aangezien werk zorgt voor een hogere levenskwaliteit; is van oordeel dat een dergelijk beleid vrouwen ook in staat stelt de salariskloof te vermijden, alsmede het hiermee verband houdende risico van armoede later in het leven, omdat het gevolgen heeft voor de hoogte van de betaalde pensioenbijdragen als vrouwen om gezins- en beroepsleven te combineren moeten kiezen voor deeltijds, gelegenheids- of atypisch werk;

47.  acht het noodzakelijk de toereikendheid van de pensioenen te versterken door genderdiscriminatie op de arbeidsmarkt te bestrijden, met name door de loopbaan- en de salariskloof te verminderen;

48.  onderstreept de noodzaak van de eigen verantwoordelijkheid, in het besef dat individuen ook moeten nadenken over wat zij kunnen doen om hun pensioenleeftijd veilig te stellen; benadrukt dat ook familie en de solidariteit tussen de generaties een cruciale rol spelen;

Pijler 3: actief ouder worden en zelfstandig wonen

49.  is verheugd over de aanpak van de Commissie ten aanzien van actief ouder worden en zelfstandig wonen, meer in het bijzonder over haar brede visie ten aanzien van de rol en het belang van de „plaats bij het ouder worden”, aangezien de radius of perimeter waarin mensen hun leven leiden almaar krimpt naarmate zij ouder worden en ouderen er doorgaans voor kiezen zo lang mogelijk zelfstandig te wonen en een actieve rol in hun gemeenschap te blijven vervullen; benadrukt dat ouderen ertoe moeten worden aangemoedigd om zo lang als redelijkerwijs mogelijk is zelfstandig in hun eigen huis te blijven wonen als zij dat wensen, met als doel de verstoring van hun dagelijkse gewoonten, zowel op fysiek als op mentaal vlak, te beperken; beklemtoont tevens dat het bejaardentehuis niet de enige oplossing is, maar dat ook intergenerationeel samenleven en op alle vlakken actieve buurten daartoe kunnen bijdragen; beschouwt het gemeenschappelijk programma Ambient Assisted Living (GP AAL) daarbij als belangrijk instrument om het dagelijks leven van mensen door middel van technische hulpmiddelen te vergemakkelijken;

50.  spoort de Commissie ertoe aan om in haar beoordeling van oplossingen voor zelfstandig wonen rekening te houden met de problemen die voortvloeien uit de in talrijke lidstaten bestaande kloof tussen de gemiddelde verwachte levensduur in goede gezondheid en de pensioenleeftijd, die inhoudt dat veel mensen potentieel een periode doormaken waarin ze niet meer in staat zijn te werken maar nog niet in aanmerking komen voor de uitkering van een volledig pensioen;

51.  herinnert eraan dat bejaarden een troef zijn voor onze maatschappijen en dat het van essentieel belang is van hun kennis en ervaring op alle terreinen van het leven te profiteren en hun zelfstandig leven zo lang mogelijk te ondersteunen;

52.  is van oordeel dat het van cruciaal belang is het informatie-isolement van de oudere generatie te bestrijden en dat de toegang tot en het gebruik van nieuwe technologieën een van de wezenlijke instrumenten vormen voor actief en gezond ouder worden en de sociale inclusie van bejaarden;

53.  verzoekt de Commissie zich in te zetten voor reële toegankelijkheid in de leefomgeving door steun voor aanpassing van woningen van ouderen omwille van hun zelfstandigheid; beklemtoont dat aanpassing van woningen de beste preventie biedt tegen huiselijke ongevallen, die de oorzaak kunnen zijn van zware handicaps en de daaruit voortvloeiende aanzienlijke kosten voor de overheid en voor familieleden, en die actief en gezond ouder worden in de weg staan;

54.  steunt het doel van de Commissie om leeftijdsvriendelijke omgevingen tot stand te brengen om te voorkomen dat het potentieel van ouderen en de vaardigheden die zij (nog) hebben gehinderd worden door hun omgeving, en om hen te helpen hun fysieke en cognitieve vaardigheden zo lang mogelijk te behouden en in een vertrouwde en veilige leefomgeving te wonen, zodat ook sociaal isolement voorkomen wordt; verzoekt de Commissie echter de totstandbrenging van omgevingen die voor iedereen zijn ontworpen („design for all”) te stimuleren en benadrukt dat deze milieus in een brede context moeten worden gezien en niet alleen de gebouwde stedelijke en plattelandsomgeving met comfortabele, veilige en toegankelijke huizen, bestrating, steden, enz. moeten omvatten, maar ook de sociale, psychologische, ecologische, culturele en natuurlijke omgeving, waarin diverse vormen van activiteiten worden aangeboden en elk individu de kans heeft op persoonlijke verwezenlijking en gedeelde motivatie; beklemtoont dat ouderen in deze stedelijke omgeving beter moeten kunnen profiteren van de voordelen van het leven in een dichtbevolkt gebied dankzij een makkelijkere toegang tot essentiële faciliteiten, en wijst erop dat veel mensen ondanks de voortschrijdende verstedelijking nog steeds op het platteland wonen, waar eveneens innoverende oplossingen nodig zijn;

55.  wijst er eveneens op hoe belangrijk het is de inrichting van huizen van ouderen zo aan te passen dat huishoudelijke ongevallen en valpartijen beter worden voorkomen en ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen; spoort de lidstaten ertoe aan ervoor te zorgen dat ouderen in aanmerking komen voor subsidie voor de aanpassing van woningen; pleit voor maatregelen die verhinderen dat oudere en aan huis gebonden personen geïsoleerd raken en die het stigma van al dan niet leeftijdsgebonden aandoeningen doorbreken;

56.  benadrukt de noodzaak van een evenwicht tussen landelijke en stedelijke gebieden op het vlak van ouderenzorg; is van mening dat de problemen inzake mobiliteit waarmee oudere mensen in plattelandsgebieden te maken krijgen, moeten worden aangepakt door middel van technologische ICT-innovaties;

57.  onderstreept dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan de inclusie van ouder wordende mensen die in afgelegen gebieden wonen of die in meer dan één opzicht benadeeld zijn;

58.  steunt het streven van de Commissie om leeftijdsvriendelijke omgevingen te creëren, teneinde te voorkomen dat de potentiële (en resterende) mogelijkheden van ouderen door hun omgeving worden belemmerd; benadrukt dat deze omgevingen in een brede context moeten worden opgevat en niet alleen betrekking dienen te hebben op de gebouwde omgeving, maar ook op de sociale, psychologische, culturele en natuurlijke omgeving; spoort de Commissie in dit verband ook aan een Europese Toegankelijkheidswet voor te stellen;

59.  verzoekt de Commissie de bestaande oplossingen en best practices op het gebied van de aanpak voor actief ouder worden onder de loep te nemen om tot een nieuwe benadering te komen en een alomvattend en passend systeem voor actief ouder worden op te zetten in alle lidstaten;

60.  stelt voor dat voor actief ouder worden plaats wordt ingeruimd in het beleid van de Unie in het kader van titel XII (inzake onderwijs en sport) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

61.  wijst erop dat de verwijdering van obstakels in de gebouwde omgeving ten behoeve van gehandicapten ook ten goede komt aan ouderen, die daardoor langer onafhankelijk en actief kunnen blijven; acht het daarom van belang dat deze werkzaamheden ook in kleinere plaatsen worden uitgevoerd, waar veel ouderen wonen;

62.  bepleit dat mensen aangespoord worden „actieve gepensioneerden” te worden;

63.  verzoekt de Commissie voorstellen in te dienen ter bestrijding van discriminatie van ouderen bij de toegang tot de arbeidsmarkt, op de werkplek en bij het verrichten van arbeid, met het oog op de totstandbrenging van een consequent generatievriendelijke arbeidswereld;

64.  verzoekt de werkgevers, indien nodig, hun inspanningen op te voeren om de arbeidsomstandigheden aan de gezondheidstoestand en de capaciteiten van oudere werknemers aan te passen en een positiever beeld van senioren op de werkplek te bevorderen;

65.  wijst erop dat ouder worden niet alleen uitdagingen inhoudt, maar ook mogelijkheden biedt, met name innovatiemogelijkheden die op lange termijn kunnen bijdragen tot het scheppen van banen en een toename van de economische gezondheid in Europa;

Horizontale kwesties

66.  is verheugd over de aanpak van de Commissie ten aanzien van financieringsinstrumenten, normaliseringsprocessen, archiefopbouw, synergie en vereenvoudigde samenwerking en uitwisseling van best practices tussen de lidstaten; benadrukt echter dat het een eerste vereiste is dat deze doelstellingen aan werkelijke behoeften en verlangens worden gekoppeld (d.w.z. dat beleidsmaatregelen, programma's en diensten empirisch onderbouwd zijn en dus door representatieve beoordeling en regelmatige monitoring worden ondersteund, zodat een leeftijdsvriendelijke Unie snel en makkelijk tot stand kan worden gebracht); verzoekt de Commissie daarom de ontwikkeling van gestandaardiseerde instrumenten voor beoordeling en toezicht op gang te brengen zodat de benodigde gegevens worden geleverd voor gedegen beleidsaanbevelingen, programontwikkeling en zorgverlening;

67.  steunt de aanpak van de Commissie ten aanzien van leeftijdsvriendelijke innovaties; verzoekt de Commissie echter ervoor te zorgen dat deze innovaties op eindgebruikers gericht zijn en gebruiksvriendelijk zijn en hun potentieel actief meenemen; verzoekt de Commissie daarom een methode te ontwikkelen aan de hand waarvan de huidige en toekomstige behoeften van ouderen kunnen worden geëvalueerd, en de eindgebruikers meer te betrekken bij haar beleid en haar financieringsprogramma's; brengt in herinnering dat zaken die op de behoeften van ouderen worden afgestemd, doorgaans alle generaties ten goede blijken te komen;

68.   stelt dat er behoefte is aan betere coördinatie tussen de verschillende niveaus waarop wordt gezocht naar oplossingen voor actief en gezond ouder worden en aan meerlagige governance op dit terrein; is van mening dat de regionale en plaatselijke overheden niet louter als uitvoerders moeten worden beschouwd maar bij het gehele proces van besluitvorming en beoordeling betrokken moeten worden;

69.  benadrukt de belangrijke rol van de lokale en regionale actoren bij de modernisering, verbetering en rationalisering van de dienstverlening op het gebied van gezondheid en sociale diensten teneinde modellen te creëren waarmee betere resultaten voor de personen op de arbeidsmarkt worden gehaald;

70.  is ingenomen met de bestaande initiatieven betreffende toegankelijkheid, zoals de Access City Award (prijs voor de best toegankelijke stad); vraagt dat de Commissie ambitieuze Europese toegankelijkheidswetgeving goedkeurt met als doel de markt van toegankelijke goederen en diensten te ontwikkelen;

71.  pleit voor het idee om informele opleiding aan te bieden aan leden van jongere generaties zodat deze gewone basisdiensten kunnen verstrekken aan oudere mensen;

72.  wijst op het wezenlijke belang van meer investeringen in en uitgaven voor onderwijs, opleidingen en vervolgopleidingen, waarbij de prioriteit dient te liggen bij „een leven lang leren” en de bevordering van gezonde levenswijzen om ervoor te zorgen dat een generatievriendelijke arbeidswereld ontstaat en ook oudere werknemers zich in een veranderende technologische omgeving staande kunnen houden; dringt er in verband hiermee op aan dat sterk de nadruk wordt gelegd op een leven lang leren in het kader van het „Erasmus voor iedereen”-programma, dat een effectief instrument is ter bevordering van onderwijs en permanente beroepsontwikkeling voor burgers van de Unie van alle leeftijden;

73.  benadrukt het feit dat er behoefte is aan een holistische aanpak van ouder worden en aan een algemene ontwikkeling en hervorming, niet alleen op het gebied van een leven lang leren en de arbeidsmarkt, maar ook met betrekking tot de toegang hiertoe, met inbegrip van factoren zoals vervoer, infrastructuur en gebouwen;

74.  onderstreept de noodzaak van het invoeren van systemen voor de ondersteuning van mantelzorgers;

75.  steunt de aanpak van de Commissie ten aanzien van de bevordering van de creatie van leeftijdsvriendelijke omgevingen, die moeten worden beschouwd als een cruciale hulp voor actief en gezond ouder worden gedurende de volledige levensduur; wijst er evenwel op dat het bevorderen van de creatie van leeftijdsvriendelijke omgevingen niet volstaat om daadwerkelijke verbeteringen tot stand te brengen op het vlak van onder meer de mobiliteit van personen, de begaanbaarheid van wijken, de faciliteiten van gemeenschappen voor sociale participatie en de toegang tot hoogwaardige en betaalbare gezondheidszorg en zorgverlening alsook aangepaste en betaalbare huisvesting;

76.  is ingenomen met de doelstelling ouderdomsvriendelijke omgevingen te bevorderen als essentieel instrument om oudere werknemers en werkzoekenden te ondersteunen en inclusieve samenlevingen te bevorderen die gelijke kansen bieden voor iedereen;

77.  onderstreept het belang van het garanderen van de gezondheid en veiligheid op het werk als een voorwaarde voor een duurzaam beroepsleven en actief ouder worden, met name voor werknemers met handicaps of chronische aandoeningen; wijst erop dat ICT en machines hierbij een centrale rol kunnen spelen door de fysieke taken voor onze verouderende beroepsbevolking te vergemakkelijken; verzoekt de Commissie en de lidstaten de technologie in kwestie in voorkomend geval te bevorderen; is verheugd over de erkenning van het belang van preventie in de eerste pijler van het strategische uitvoeringsplan; is ervan overtuigd dat preventie ook een centrale rol speelt op het werk via een verbetering van de gezondheid op het werk en een hieruit voortvloeiende vermindering van de druk op de stelsels voor gezondheidszorg en langdurige zorg;

78.  is ervan overtuigd dat uitgebreide hervormingen noodzakelijk zijn om ernstige tekorten met betrekking tot de toegang tot de arbeidsmarkten te voorkomen en te vermijden, omdat deze tekorten de economische stagnatie zouden verergeren en een bedreiging zouden vormen voor het welvaartspeil in Europa; onderstreept in dit verband het feit dat een ruim perspectief moet worden ontwikkeld om rekening te houden met kwesties als economisch beleid, werkgelegenheid, sociale zekerheid, sociale bescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen en discriminatie;

79.  verheugt zich over de huidige initiatieven betreffende normalisering zoals de mandaten op het vlak van „design for all” en de toegankelijkheid van ICT en van de gebouwde omgeving; stelt vast dat de Commissie zich ertoe verbonden heeft gelijkaardige initiatieven te lanceren voor Europese normen inzake e-gezondheid en zelfstandig leven; vraagt dat de Commissie en de voor normalisering bevoegde instanties gebruikers in grotere mate bij deze initiatieven betrekken, zodat hun behoeften naar behoren in aanmerking worden genomen;

80.  verzoekt de Commissie en de lidstaten campagnes te starten ter verbetering van de perceptie bij de bevolking van de bijdrage en de productiviteit van oudere werknemers, met name diegenen met handicaps of chronische aandoeningen;

81.  is van mening dat ouderen behoefte hebben aan een adequaat inkomensniveau, huisvesting, toegang tot alle soorten diensten op het gebied van gezondheid en op sociaal en cultureel gebied en sterke sociale netwerken om hun levenskwaliteit te verbeteren en ook dat zij behoefte hebben aan mogelijkheden om, indien zij dat wensen, een bijdrage te blijven leveren op de arbeidsmarkt, zonder beperkingen die voortvloeien uit leeftijdsdiscriminatie;

82.  benadrukt het feit dat het belangrijk is oudere vrijwilligers en generatieoverschrijdend vrijwilligerswerk te ondersteunen; is van mening dat vrijwilligerswerk en initiatieven van ouderen voor ouderen ten behoeve van de verouderende bevolking een instrument kunnen zijn van inclusie en tegelijk een redelijke bijdrage kunnen leveren tot de duurzaamheid van de systemen voor langetermijnzorg; moedigt daarom ontwikkeling en innovatie op dit gebied aan;

o
o   o

83.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 225 van 27.7.2012, blz. 46.
(2) PB C 229 van 31.7.2012, blz. 13.

Juridische mededeling - Privacybeleid