Resolutie van het Europees Parlement van 7 februari 2013 over het Europees semester voor economische beleidscoördinatie: jaarlijkse groeianalyse 2013 (2012/2256(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 9 en 151 en artikel 153, lid 1, onder e),
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 28 en 29 juni 2012,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 136 juncto artikel 121, lid 2,
– gezien de mededeling van de Commissie van 28 november 2012 over de jaarlijkse groeianalyse 2013 (COM(2012)0750),
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie constitutionele zaken (A7-0032/2013),
A. overwegende dat de eurozone als geheel een „double-dip”-recessie doormaakt als gevolg van buitensporige schulden en de financiële crisis;
B. overwegende dat de crisis verwoestende gevolgen heeft gehad voor het leven van miljoenen Europeanen, zoals blijkt uit de officiële werkgelegenheidsstatistieken: in de EU hebben sinds 2008 al meer dan 8 miljoen mensen hun baan verloren, meer dan 25 miljoen Europeanen hebben momenteel geen werk, van wie er bijna 11 miljoen al langer dan een jaar werkloos zijn, de werkloosheid treft momenteel bijna 10 miljoen jonge mensen en alleen al in het afgelopen jaar hebben 2 miljoen mensen hun baan verloren;
C. overwegende dat de starre regelgeving inzake de arbeidsmarkt in verscheidene lidstaten niet genoeg flexibiliteit biedt om schokken zoals de huidige crisis doeltreffend op te vangen; overwegende dat de huidige wetgeving inzake de arbeidsmarkt insiders in onevenredige mate beschermt en de integratie van jonge mensen op de arbeidsmarkt in de weg staat;
D. overwegende dat het verschil in werkloosheidscijfers tussen de lidstaten dramatisch is toegenomen;
E. overwegende dat eraan herinnerd moet worden dat het gemiddelde overheidstekort in de eurozone in 2007, bij het begin van de crisis, slechts 0,7% bedroeg;
F. overwegende dat eraan herinnerd dient te worden dat enkele van de landen die het nu het moeilijkst hebben in 2007, bij het begin van de crisis, een veel te groot geaccumuleerd tekort op de lopende rekening hadden;
G. overwegende dat het gemiddelde overheidstekort in de eurozone in 2009 een piek van 6,3% bereikte en dat er sindsdien een omgekeerde trend is waar te nemen, met een gemiddeld begrotingstekort van 6,2% in 2010, 4,1% in 2011 en een verdere afname in de eerste twee kwartalen van 2012;
H. overwegende dat een geloofwaardige inzet voor een op groeibevorderende consolidatie gericht beleid een absolute voorwaarde vormt voor een duurzame oplossing voor de buitensporige schulden en tekorten in de meeste lidstaten;
I. overwegende dat de crisis de absolute noodzaak belicht om alomvattende, evenwichtige, gedifferentieerde en duurzame groeistimulerende structurele hervormingen door te voeren of af te ronden;
J. overwegende dat de interne markt een belangrijke motor voor de economische groei en werkgelegenheid in Europa is en overwegende dat een meer ambitieuze tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn alleen al zou kunnen zorgen voor een geschatte extra 1,8% van het bbp; overwegende dat de Unie het zich in het bijzonder in de huidige economische context niet kan veroorloven dergelijke mogelijkheden voor onmiddellijke groei onbenut te laten; overwegende dat een strenge omzetting, tenuitvoerlegging, toepassing en handhaving van bepalingen inzake de interne markt derhalve onmisbaar zijn om te kunnen profiteren van deze onbenutte en directe mogelijkheden;
K. overwegende dat onhoudbare schuldenlasten nadelige effecten hebben op de algehele economische situatie; overwegende dat begrotings- en macro-economische discipline en -coördinatie krachtig moeten worden afgedwongen teneinde tekorten en schuldenlasten zoals die zich gedurende het afgelopen decennium in Europa hebben voorgedaan, te voorkomen, aangezien deze in een aantal lidstaten een rampzalig effect hebben gehad op de duurzame groei en de financiële stabiliteit alsook op de werkgelegenheid;
L. overwegende dat deze strategie van stringenter begrotingsbeleid erop is gericht de toename van de overheidsuitgaven onder het percentage van de trendmatige groei van het bbp op de middellange termijn te houden;
M. overwegende dat de toekomstige economische welvaart van Europa voornamelijk afhangt van zijn vermogen het arbeidspotentieel ten volle te benutten, onder meer door de participatie van vrouwen en jongeren op de arbeidsmarkt te vergroten;
N. overwegende dat een geleidelijke en soepele begrotingsconsolidatie de voorkeur verdient boven een strategie waarbij begrotingsonevenwichtigheden op snelle en abrupte wijze worden beperkt, maar dat de toestand van de economie van sommige lidstaten geen ruimte laat voor een alternatief om weer toegang tot de markt te krijgen en een terugkeer van investeringen te bewerkstelligen;
O. overwegende dat de geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (GICP-cijfers) significante verschillen binnen de economische en monetaire unie laten zien;
P. overwegende dat de door verscheidene lidstaten getroffen consolidatiemaatregelen een ongekende omvang hebben bereikt;
Q. overwegende dat de staatsobligatiemarkten in de eurozone, in weerwil van de hervormings- en consolidatie-inspanningen van de lidstaten, nog steeds onder druk staan, hetgeen tot uiting komt in hoge rentespreads en volatiele rentetarieven; overwegende dat de bezorgdheid van de financiële markten over de betrouwbaarheid van de overheids- en particuliere financiën in diverse lidstaten een van de directe aanleidingen en fundamentele oorzaken van de nooit eerder vertoonde verschillen vormde;
R. overwegende dat het verschil in concurrentievermogen binnen de eurozone van invloed is op de verschillen in de rente op staatsobligaties;
S. overwegende dat een hoge rente op staatsobligaties in sommige lidstaten van de eurozone deels wordt veroorzaakt door een vermeend gebrek aan geloofwaardigheid voor wat betreft hun vermogen om structurele hervormingen door te voeren;
T. overwegende dat de eurozone er niet in is geslaagd de algehele afname van de rente op staatsobligaties gedurende de eerste tien jaar van het bestaan van de euro, aan te grijpen om het verschil in concurrentievermogen te verkleinen, wat onder andere tot uiting is gekomen in aanhoudend grote tekorten op de lopende rekening en snel stijgende unitaire arbeidskosten in sommige lidstaten;
U. overwegende dat de huidige aanpassing in bepaalde landen politiek, economisch en sociaal gezien minder ingewikkeld zou zijn wanneer het positieve economische klimaat gedurende de eerste tien jaar van het bestaan van de euro voor aanpassing was benut;
V. overwegende dat leningen aan de private sector, die van cruciaal belang is voor de financiering van de reële economie, ondermaats blijven en dat particuliere kredietstromen in verscheidene lidstaten teruglopen, ondanks de diverse door de ECB opgezette liquiditeitsprogramma´s;
W. overwegende dat kleine en middelgrote ondernemingen (kmo´s) de motor van de Europese economie vormen en dat lidstaten hen moeten steunen door hun administratieve lasten te verlichten;
X. overwegende dat de terugkeer van investeringsstromen pas kan worden bewerkstelligd indien de aanpassing geloofwaardig overkomt;
Y. overwegende dat de bijdragecapaciteit van de belastingplichtigen in verscheidene lidstaten zwaar onder druk staat; overwegende dat de Europese schaduweconomie op 22,1% van de totale economische activiteit wordt geraamd, terwijl het hieruit voortvloeiende verlies aan belastingopbrengsten wordt geschat op circa één biljoen EUR per jaar; overwegende dat eenvoudige en voorspelbare stelsels van lage belastingen de naleving van belastingwetgeving verbeteren;
Z. overwegende dat de jaarlijkse groeianalyse 2013 beoogt de economische prioriteiten voor 2013 vast te stellen;
AA. overwegende dat de ontwikkeling van de pijler van groeivriendelijke begrotingsconsolidatie moet worden gecombineerd met groeibevorderende structurele hervormingen en de ontwikkeling van de pijlers van solidariteit en democratie in alle lidstaten;
AB. overwegende dat de interne markt de belangrijkste motor voor groei en banen van de EU is via schaalvoordelen en een beter concurrentievermogen, maar dat de lidstaten zich zelfgenoegzaam tonen ten aanzien van de tenuitvoerlegging van wetgeving inzake de interne markt, zoals met name de dienstenrichtlijn;
AC. overwegende dat elke lidstaat nationale consensus moet nastreven ten aanzien van een hervormingsstrategie zodat deze begrijpelijk en aanvaardbaar wordt gemaakt voor de burgers en de verschillende economische actoren, teneinde aldus verdeeldheid, weerstand en acties te voorkomen die alleen zijn gebaseerd op eigenbelang op de korte termijn en een gevaar vormen voor de verwezenlijking van de vastgestelde doelstellingen;
AD. overwegende dat een concurrentiebeleid dat is gebaseerd op de beginselen van open markten en gelijke concurrentievoorwaarden in alle sectoren een hoeksteen is van de onbelemmerde werking van de interne markt;
1. verwelkomt de teneur van de door de Commissie gepresenteerde jaarlijkse groeianalyse 2013; is van mening dat het een passend vervolg is op het Europees Semester 2012 in het algemeen en de jaarlijkse groeianalyse 2012 in het bijzonder; is met name ingenomen met de toegenomen helderheid die de Commissie in de landenspecifieke strategieën heeft aangebracht door prioriteit te geven aan de vorderingen in de eurolanden, alsook aan vorderingen in structureel opzicht boven vorderingen in nominaal opzicht;
2. is ingenomen met de erkenning in de jaarlijkse groeianalyse 2013 dat sectoren en activiteiten die duurzame groei en groene banen bevorderen van essentieel belang zijn voor een uitweg uit de crisis; benadrukt dat de oplossingen die specifiek zijn gericht op de huidige staatschulden- en financiële crisis, met name de structurele hervormingen, gepaard moeten gaan met maatregelen die het concurrentievermogen en de groei van de Europese economie op de lange termijn bevorderen en die helpen het vertrouwen te herstellen;
3. is het eens met de Commissie dat groeibevorderende begrotingsconsolidatie noodzakelijk is voor een uitweg uit de crisis; wijst er nogmaals op dat het verband tussen groei en consolidatie voor een groot deel wordt bepaald door de invulling van de consolidatie; benadrukt in dit verband dat de juiste combinatie van maatregelen aan de uitgavenzijde en de inkomstenzijde afhankelijk is van de context, en dat consolidatie op grond van bezuinigingen op onproductieve uitgaven in plaats van op grond van de verhoging van de inkomsten op de middellange termijn doorgaans duurzamer en bevorderlijker voor de groei is, doch op de korte termijn juist de recessie versterkt;
4. verwelkomt de ontwerpbepaling in het „twopack” inzake een meer kwalitatief toezicht op en een betere beoordeling van de overheidsfinanciën alsook inzake beoordelingen van de kostenvoordelen van overheidsinvesteringen;
5. is ingenomen met de ontwerpbepalingen in het „twopack” ter bevordering van de economische dialoog en het algehele toezicht op het semesterproces door de nationale parlementen en het Europees Parlement;
6. betreurt dat op EU-niveau overeengekomen beleid en maatregelen in de lidstaten niet ten uitvoer worden gelegd, waardoor deze maatregelen niet ten volle kunnen worden benut;
7. verzoekt de Commissie waakzaam te blijven ten aanzien van haar beleidskoers en deze koers aan te passen op grond van een algemene kosten-batenanalyse van de in de Unie gehanteerde beleidscombinatie, en om, desgewenst, haar in de jaarlijkse groeianalyse opgenomen beleidsaanbevelingen voor volgend jaar te herzien;
8. dringt er bij de lidstaten op aan buitensporige tekorten weg te werken binnen de door de Raad vastgestelde termijn en herinnert eraan dat het „six pack” voorziet in een zeker mate van flexibiliteit;
9. spoort de lidstaten aan hun nationale begrotingskader te verbeteren teneinde een efficiënt en duurzaam begrotingsbeleid te bevorderen;
10. benadrukt dat de lidstaten een op hun eigen begrotingssituatie afgestemde strategie moeten volgen en dat ze de toename van hun overheidsuitgaven onder het percentage van de trendmatige groei van het bbp op de middellange termijn moeten houden;
11. is ingenomen met de erkenning van de rol van de interne markt en van de noodzaak om de vele resterende belemmeringen in de dienstensector weg te nemen; herinnert eraan dat er nog steeds veel moet worden gedaan om een daadwerkelijke Europese interne markt tot stand te brengen;
12. dringt er bij de Commissie op aan de situatie van de lidstaten te volgen in het licht van de ernstige economische neergang, zoals uiteengezet in het herziene stabiliteits- en groeipact;
13. verzoekt de Commissie en de Raad een evenwicht te zoeken tussen de behoefte aan productieve private en overheidsinvesteringen enerzijds en de doelstellingen inzake begrotingsdiscipline anderzijds, door in hun beoordeling van stabiliteits- en convergentieprogramma's nauwkeurig te kijken naar groeibevorderende investeringsprogramma´s met volledige inachtneming van de in het EU-recht vastgelegde bepalingen; is van mening dat groeibevorderende begrotingsconsolidatie een duurzame koers van de overheidsfinanciën kan bewerkstelligen en tegelijkertijd het vertrouwen van investeerders kan herstellen;
14. ziet in dit opzicht uit naar het verslag van de Commissie betreffende de kwaliteit van de overheidsuitgaven en de herziening van de ruimte voor mogelijke actie binnen de grenzen van het EU-kader met betrekking tot de kwalificatie van investeringsprogramma's;
15. verzoekt de Commissie onverwijld te beginnen met de ontwikkeling van methoden om ervoor te zorgen dat elementen van duurzame begrotingsdiscipline gepaard gaan met concrete voorstellen inzake groei en banen, en om groeibevorderende private investeringen, solidariteit tussen de lidstaten en democratische legitimiteit, en de noodzakelijke structurele hervormingen te bevorderen, met name teneinde de jeugdwerkloosheid terug te dringen, onder meer door de kwalificaties van jongeren beter af te stemmen op de vraag op de arbeidsmarkt, de fragmentatie van de arbeidsmarkt te bestrijden, de houdbaarheid van pensioenstelsels te verbeteren, de doeltreffendheid van belastingstelsels te verhogen, de concurrentie in de desbetreffende domeinen van de dienstensector te versterken, de toegang tot krediet te vereenvoudigen, de bureaucratie te verminderen, onnodige bestuursniveaus te schrappen en belastingontduiking te bestrijden; is ingenomen met de grotere democratische legitimiteit in het Europees semester; herinnert eraan dat de democratische legitimiteit binnen het Europees semester verder moet worden versterkt;
16. verzoekt de Commissie en de Raad zich in te spannen om de kwaliteit, de nationale specificiteit en de geschiktheid van de landenspecifieke aanbevelingen voortdurend en op adequate wijze bij te stellen en te verbeteren;
17. herhaalt dat de Raad, om de geloofwaardigheid van de jaarlijkse groeianalyse en van het gehele semesterproces te behouden, zich moet rechtvaardigen ingeval hij de aanbevelingen van de Commissie op basis van de jaarlijkse groeianalyse weigert op te volgen; is verheugd over het „naleven of motiveren”-beginsel dat met het „six pack” met betrekking tot de landenspecifieke aanbevelingen is ingevoerd en uit hoofde waarvan de Raad in het openbaar rekenschap moet afleggen over eventuele wijzigingen die hij in de Commissievoorstellen aanbrengt, en is van oordeel dat dit beginsel in de praktijk moet worden versterkt;
18. verzoekt de Commissie en de Raad ervoor te zorgen dat investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie worden vergroot en op elkaar worden afgestemd, en dat de resultaten snel door de publieke en private sectoren in Europa worden omgezet in een concurrentievoordeel en toegenomen productiviteit;
19. verzoekt de Commissie en de Raad hun inspanningen te intensiveren om de afhankelijkheid van ingevoerde energie en grondstoffen te verkleinen, teneinde een in milieu-, economisch en sociaal opzicht duurzamer Europa tot stand te brengen;
20. doet een beroep op de lidstaten om het met spoed eens te worden over een meerjarig financieel kader (MFK), waarbij wordt gewaarborgd dat de rol daarvan als bron van broodnodige langetermijninvesteringen in sectoren en activiteiten die duurzame groei bevorderen en veel groene banen bevatten, wordt versterkt; benadrukt het belang van de structuur van de EU-begrotingen, die investeringen in terreinen die veel meerwaarde opleveren, moet bevorderen;
21. verzoekt de Commissie met een integrale benadering te komen om in het kader van de Europa 2020-doelstellingen de duurzaamheid aan te pakken, die onder meer gericht moet zijn op de voltooiing van de interne markt, versterking van het concurrentievermogen, een daadwerkelijk Europees industriebeleid, een solide en gericht cohesiebeleid evenals de garantie dat Europa al zijn kracht en invloed in zijn externe handelsrelaties zal aanwenden; dringt er bij de Commissie op aan de uit het aantrekken van directe buitenlandse investeringen en de handel met derde landen voortvloeiende bronnen voor nieuwe groei ten volle te benutten, met name door de trans-Atlantische economische betrekkingen te verdiepen en uit te breiden; wijst erop dat een dergelijke agenda de hiermee samenhangende doelstellingen moet omvatten inzake het hernieuwen en openstellen van de trans-Atlantische markt, de versterking van de grondbeginselen van de internationale economische orde, en de uitbreiding van het op regels gebaseerde multilaterale stelsel, zodat hierin nieuwe leden en nieuwe terreinen van economische mogelijkheden kunnen worden opgenomen; verzoekt de Commissie voorts de sluiting van lopende vrijhandelsovereenkomsten te versnellen;
22. is ingenomen met de erkenning van de rol van de interne markt en van de noodzaak om de vele resterende belemmeringen in de dienstensector weg te nemen; herinnert eraan dat er nog steeds veel moet worden gedaan om een daadwerkelijke Europese interne markt tot stand te brengen; verzoekt de Commissie de handhaving van de tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake de interne markt te intensiveren; dringt er bij de lidstaten op aan de wetgeving inzake de interne markt, en met name de dienstenrichtlijn, volledig ten uitvoer te leggen;
23. verwelkomt het eerste verslag over de stand van integratie van de interne markt 2013 als begeleiding van en aanvulling op de jaarlijkse groeianalyse; benadrukt dat de interne markt een belangrijke rol speelt bij het herstel van het concurrentievermogen van de Unie en derhalve als hefboom fungeert voor economische groei en banen; verzoekt de Commissie en de lidstaten om aanverwante tekortkomingen in de landenspecifieke aanbevelingen adequaat aan te pakken en de voortdurende en regelmatige evaluatie van de tenuitvoerlegging en handhaving van de bepalingen inzake de interne markt te versterken met het oog op een verbeterde economische groei;
24. maakt zich zorgen over het feit dat veel lidstaten achterop raken voor wat betreft hun productiviteit; benadrukt de rol van structurele hervormingen bij de aanpak van dit probleem; verzoekt de Commissie in haar volgende jaarlijkse groeianalyse verslag uit te brengen over het toezicht op de ontwikkelingen op het stuk van de productiviteit van kapitaal en hulpbronnen;
25. onderstreept dat strikte handhaving van een EU-mededingingsbeleid dat is gebaseerd op de beginselen van een open markt en gelijke concurrentievoorwaarden in alle sectoren, een hoeksteun vormt van een succesvolle interne markt en een noodzakelijke voorwaarde is voor het scheppen van duurzame, op kennis gebaseerde banen;
26. onderstreept dat vastberaden inspanningen van de lidstaten om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in een passend tempo veilig te stellen, nodig zijn, doch alleen kans van slagen hebben als buitensporige macro-economische onevenwichtigheden worden verminderd; wijst erop dat deze doelstellingen alleen gelijktijdig kunnen worden verwezenlijkt door middel van groei in de eurozone als geheel;
27. neemt kennis van het feit dat er een nieuwe indicator is toegevoegd aan het scorebord voor macro-economische onevenwichtigheden met betrekking tot de financiële sector; betreurt dat de Commissie zich niet heeft gehouden aan de in Verordening (EU) nr. 1176/2011 vastgelegde procedure waarin het volgende wordt gesteld: „De Commissie moet nauw samenwerken met het Europees Parlement en de Raad bij het opstellen van het scorebord en de reeks van macro-economische en macrofinanciële indicatoren voor de lidstaten” en volgens welke de Commissie meer in het bijzonder moet komen met „suggesties voor commentaar aan de bevoegde commissies van het Europees Parlement en de bevoegde comités van de Raad met betrekking tot de plannen om indicatoren en drempelwaarden vast te stellen en aan te passen”;
28. herinnert de Commissie eraan dat het van het allergrootste belang is om de in Verordening (EU) nr. 1176/2011 vastgelegde procedure in de toekomst nauwgezetter na te leven teneinde interinstitutioneel vertrouwen en een hoogwaardige economische dialoog tot stand te brengen;
29. verzoekt de Commissie en de Raad grondig en snel te handelen teneinde daadwerkelijk inhoud en effectiviteit te geven aan het Pact voor groei en banen zoals overeengekomen tijdens de Europese Raad van 28 en 29 juni 2012;
30. dringt aan op een snelle goedkeuring van het zogenaamde „twopack”;
31. neemt kennis van de inwerkingtreding van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur (begrotingspact); is van oordeel dat het begrotingspact zo spoedig mogelijk moet worden omgezet in secundaire wetgeving van de Unie op grond van een beoordeling van de ervaring met de toepassing ervan en overeenkomstig het VEU en het VWEU;
32. is ingenomen met het „Actieplan ter versterking van de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking”, de aanbevelingen over „maatregelen om derde landen aan te moedigen minimumnormen voor goed bestuur in belastingzaken toe te passen” en de aanbevelingen inzake „agressieve fiscale planning” die door de Commissie op 6 december 2012 zijn aangenomen; staat achter de actieve houding van de Commissie en in het bijzonder van de commissaris voor belastingen, douane, fraudebestrijding, audit en statistieken; verzoekt de lidstaten de aanbevelingen van de Commissie op te volgen, onmiddellijke en gecoördineerde maatregelen te treffen tegen belastingparadijzen en agressieve fiscale planning, en om aldus een eerlijkere spreiding van de begrotingsinspanningen en de toegenomen inkomsten van de lidstaten te waarborgen;
33. vindt het een goede zaak dat eindelijk „alle lidstaten erkennen hoe belangrijk het is om doeltreffende maatregelen te nemen om belastingontduiking en -fraude te bestrijden, ook in tijden van bezuinigingen op de begroting en economische crisis” zoals vermeld in de conclusies van de Raad Economische en Monetaire Zaken van 13 november 2012;
34. herinnert eraan dat gemeenschappelijke wetgeving inzake de begrotingskaders van de lidstaten is bedoeld om ervoor te zorgen dat de lidstaten zich blijven houden aan de gezamenlijk overeengekomen regels en niet om de beleidskeuzes van een lidstaat te specificeren;
35. verzoekt de Commissie om de jaarlijkse groeianalyse ieder jaar begin november te presenteren in de bevoegde commissies van het Parlement, te beginnen op 4-5 november 2013, teneinde het Parlement voldoende tijd te geven om zijn standpunten in het volgend Europees semester uiteen te zetten;
36. betreurt dat de Commissie in haar mededeling met als titel „Jaarlijkse groeianalyse 2013” (COM(2012)0750) niet op correcte wijze heeft verwezen naar de rol van de EU-begroting in het proces van het Europees semester; betreurt met name dat de Commissie wel hoofdprioriteiten voorstelt, doch nalaat feitelijke en concrete gegevens te verstrekken over hoe de EU-begroting daadwerkelijk een stimulerende, katalyserende, synergetische en aanvullende rol kan vervullen met betrekking tot lokale, regionale en nationale beleidsvormen en investeringen teneinde deze prioriteiten uit te voeren;
37. is ervan overtuigd dat financiering op EU-niveau besparingen voor de begrotingen van alle lidstaten kan opleveren en dat hier de nadruk op moet worden gelegd; is van mening dat de EU-begroting een cruciale rol vervult bij de bevordering van groei, het creëren van meer banen, en het succesvol terugdringen van macro-economische onevenwichtigheden in de Unie, en in wezen ook bij de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen; betreurt eens te meer dat de Commissie nalaat deze kwestie in haar mededeling over de jaarlijkse groeianalyse aan de orde te stellen;
38. erkent de beoordeling van de Commissie dat de gezamenlijke schulden van overheids- en particuliere actoren de ruimte voor nieuwe activiteiten en investeringen in de lidstaten beperken; verzoekt de lidstaten niettemin om hun bni-bijdrage aan de EU-begroting niet als een aanpassingsvariabele in hun consolidatie-inspanningen te beschouwen en er evenmin naar te streven om de omvang van de groeibevorderende uitgaven uit de EU-begroting kunstmatig te verlagen, hetgeen in strijd zou zijn met de politieke toezeggingen die zij op het hoogste niveau hebben gedaan; is zich evenwel ten volle bewust van de economische spanning tussen de noodzaak van consolidering van de overheidsfinanciën op korte termijn en een potentiële verhoging van de op het bni gebaseerde bijdrage van sommige lidstaten als gevolg van een verhoging van het betalingsniveau in de EU-begroting; dringt daarom nogmaals krachtig aan op hervorming van de financieringsregeling voor de EU-begroting – waarover in de onderhandelingen over het MFK voor de periode 2014-2020 een akkoord moet worden bereikt – door het aandeel van de op het bni gebaseerde bijdragen van de lidstaten in de EU-begroting tegen 2020 terug te brengen tot 40% en daarmee een bijdrage te leveren aan hun consolidatie-inspanningen(1);
39. herinnert eraan dat de Europese begroting hoofdzakelijk een investeringsbegroting is, waarbij 94% van het totale bedrag opnieuw in de lidstaten wordt geïnvesteerd;
40. verzoekt de Commissie geactualiseerde informatie te verstrekken over de huidige inspanningen van de lidstaten om het gebruik van de structuur- en cohesiefondsen van de EU te herprogrammeren en te versnellen teneinde groei en sociale samenhang te ondersteunen, met name voor kmo's, en de jeugdwerkloosheid te bestrijden;
41. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.