Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2013/2533(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B7-0055/2013

Debatten :

Stemmingen :

PV 07/02/2013 - 5.6
CRE 07/02/2013 - 5.6

Aangenomen teksten :

P7_TA(2013)0055

Aangenomen teksten
PDF 163kWORD 39k
Donderdag 7 februari 2013 - Straatsburg
22ste zitting van de Raad voor de mensenrechten van de Verenigde Naties
P7_TA(2013)0055RC-B7-0055/2013

Resolutie van het Europees Parlement van 7 februari 2013 over de 22e zitting van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (2013/2533(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens en de VN-verdragen over de rechten van de mens en de facultatieve protocollen hierbij,

–  gezien resolutie 60/251 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarmee de Raad voor de mensenrechten van de VN (UNHRC) is opgericht,

–  gezien de millenniumverklaring van de Verenigde Naties van 8 september 2000 en de resoluties van de Algemene Vergadering van de VN daarover,

–  gezien het Europees Verdrag betreffende de rechten van de mens, het Europees Sociaal Handvest en het Handvest van de grondrechten van de EU,

–  gezien het strategisch EU-kader voor mensenrechten en democratie en het EU-actieplan voor mensenrechten en democratie, aangenomen op de 3179e bijeenkomst van de Raad Buitenlandse Zaken van 25 juni 2012,

–  gezien zijn aanbeveling aan de Raad van 13 juni 2012 over de speciale EU-vertegenwoordiger voor de mensenrechten(1),

–  gezien zijn eerdere resoluties over de VN-Mensenrechtenraad (UNHRC), met de prioriteiten van het Parlement in dit verband; met name gezien zijn resolutie van 16 februari 2012 over het standpunt van het Parlement inzake de 19e zitting van de VN-Mensenrechtenraad(2),

–  gezien het verslag van de delegatie van zijn Subcommissie mensenrechten over haar aanwezigheid bij de 19e zitting van de UNHRC en het verslag van de gezamenlijke delegatie van zijn Commissie buitenlandse zaken, zijn Subcommissie mensenrechten en zijn Subcommissie veiligheid en defensie, die de 67e zitting van de Algemene Vergadering van de VN heeft bijgewoond,

–  gezien zijn spoedresoluties over mensenrechtenkwesties,

–  gezien zijn resolutie van 13 december 2012 over de herziening van de mensenrechtenstrategie van de EU(3),

–  gezien zijn resolutie van 13 december 2012 over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2011 en het beleid van de Europese Unie ter zake(4),

–  gezien de artikelen 2, 3, lid 5, 18, 21, 27 en 47 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–  gezien de op stapel staande zittingen van de UNHRC in 2013, met name de 22e gewone zitting die zal worden gehouden van 25 februari tot en met 22 maart 2013,

–  gezien artikel 110, lid 2 en lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat respect voor het universele karakter van de mensenrechten, en de bevordering en handhaving daarvan, deel uitmaakt van de ethische en juridische verworvenheden van de Europese Unie en één van de grondstenen van de eenheid en integriteit van Europa vormt(5);

B.  overwegende dat een succesvolle uitvoering door de EU van de recente herziening van haar mensenrechtenstrategie de geloofwaardigheid van de EU in de UNHRC moet doen toenemen, door meer consistentie teweeg te brengen tussen het intern en extern beleid van de Unie;

C.  overwegende dat de EU ernaar moet streven zich in verenigde gemeenschappelijke standpunten uit te spreken tegen schendingen van mensenrechten om de best mogelijke resultaten te behalen, en in dit verband de samenwerking en de organisatorische afspraken en de coördinatie tussen de lidstaten moet blijven verbeteren;

D.  overwegende dat de Raad van de Europese Unie een strategisch kader voor mensenrechten en democratie heeft aangenomen, en een actieplan voor de uitvoering daarvan, teneinde tot een doeltreffender, zichtbaarder en consistenter EU-beleid op dit vlak te komen;

E.  overwegende dat er op 25 juli 2012 een speciale EU-vertegenwoordiger voor de mensenrechten benoemd is, die ressorteert onder de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en wiens rol het is om de doeltreffendheid en de zichtbaarheid van het mensenrechtenbeleid van de EU te vergroten en bij te dragen tot de uitvoering van het strategisch kader en het actieplan voor mensenrechten en democratie;

F.  overwegende dat een delegatie van de Subcommissie mensenrechten voor de 22e zitting van de UNHRC naar Genève zal afreizen, zoals ook in de afgelopen jaren voor de zittingen van de UNHRC het geval was;

1.  neemt er kennis van dat de bevestiging van de prioriteiten van de EU voor de 22e zitting van de UNHRC nog gaande is; juicht het toe dat de EU het accent legt op de situatie in Syrië, Birma/Myanmar, de Democratische Volksrepubliek Korea (DPRK) en Mali, en haar steun geeft aan de uitbreiding van het mandaat van de speciale rapporteur met betrekking tot de mensenrechten in Iran; steunt tevens de nadruk op thematische kwesties zoals vrijheid van gedachte, godsdienst en levensovertuiging, de afschaffing van de doodstraf, de rechten van het kind, bedrijfsleven en mensenrechten, geweld tegen vrouwen en LGBTI-rechten;

2.  vindt het verheugend dat op de agenda van de 22e gewone zitting paneldiscussies staan over het mainstreamen van de mensenrechten, het negatieve effect van de financieel-economische crisis en van corruptie op de uitoefening van de mensenrechten en de herdenking van de 20e verjaardag van de goedkeuring van de Verklaring en het actieprogramma van Wenen, interactieve debatten, bijv. over de rechten van personen met een handicap, en uitgebreide bijeenkomsten over diverse onderwerpen, zoals het recht van kinderen op het hoogst haalbare niveau van gezondheidszorg; verzoekt de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) en de lidstaten een actieve bijdrage aan deze debatten te leveren en duidelijk te verklaren dat de mensenrechten universeel, ondeelbaar en onderling afhankelijk zijn;

3.  is verheugd over de verslagen die de speciale rapporteurs zullen indienen over o.a. de mensenrechtensituatie in Iran, Birma/Myanmar en de sinds 1967 bezette Palestijnse gebieden, naast het schriftelijke verslag dat de hoge commissaris voor de mensenrechten zal indienen over de mensenrechtensituatie in Mali, met name in het noordelijke deel van het land, alsmede over huisvesting als onderdeel van het recht op een adequaat levenspeil, over het recht op non-discriminatie in dit verband, over de vrijheid van gedachte, godsdienst of levensovertuiging en over de bevordering en bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in het kader van de terrorismebestrijding;

De werkzaamheden van de VN-Mensenrechtenraad

4.  stelt vast dat in september 2012 18 nieuwe leden in de UNHRC werden gekozen wier lidmaatschap op 1 januari 2013 inging, te weten: Argentinië, Brazilië, Ivoorkust, Estland, Ethiopië, Gabon, Duitsland, Ierland, Japan, Kazachstan, Kenia, Montenegro, Pakistan, de Republiek Korea, Sierra Leone, de Verenigde Arabische Emiraten, de Verenigde Staten van Amerika en de Bolivariaanse Republiek Venezuela; en constateert dat negen lidstaten van de EU nu lid van de UNHRC zijn;

5.  neemt kennis van de verkiezing van een nieuwe voorzitter van de Mensenrechtenraad, Remigiusz A. Henczel, uit Polen, en van vier ondervoorzitters voor 2013, sjeik Ahmed Ould Zahaf (Mauritanië), Iruthisham Adam (Malediven), Luis Gallegos Chiriboga (Ecuador) and Alexandre Fasel (Zwitserland);

6.  onderstreept dat verkiezingen voor de UNHRC gebaseerd moeten zijn op concurrentie, en spreekt zich uit tegen het feit dat regionale groepen verkiezingen zonder tegenkandidaten arrangeren; herinnert aan het belang van normen voor UNHRC-lidmaatschap met betrekking tot inzet en resultaten op het gebied van de mensenrechten; benadrukt dat de leden van de UNHRC zich aan de hoogste normen moeten houden met betrekking tot de bevordering en bescherming van de mensenrechten; herhaalt het belang van strikte en transparante criteria voor de wederopneming van geschorste leden;

7.  betreurt het dat de autoriteiten van Kazachstan, een nieuw verkozen lid van de UNHRC, tot nu toe hebben geweigerd een onafhankelijk internationaal onderzoek naar de gebeurtenissen in Zjanaozen toe te staan, ondanks verzoeken daartoe van de hoge commissaris van de VN voor de rechten van de mens en van het Parlement;

8.  blijft bezorgd over het fenomeen „blokpolitiek” en de gevolgen ervan voor de geloofwaardigheid van de UNHRC en de doeltreffendheid van zijn werkzaamheden;

9.  is verheugd over de benoeming door de Algemene Vergadering van de VN van Navanethem Pillay voor een tweede termijn als hoge commissaris voor de rechten van de mens; bekrachtigt opnieuw zijn sterke steun aan het Kabinet van de hoge commissaris, en aan zijn onafhankelijkheid en integriteit;

10.  prijst de hoge commissaris voor de rechten van de mens voor haar inspanningen in het proces ter versterking van de verdragsorganen, en is ingenomen met het verslag dat zij hierover op 22 juni 2012 heeft uitgebracht; bevestigt nogmaals dat er veel belanghebbenden bij de verdragsorganen zijn betrokken en benadrukt dat het maatschappelijk middenveld voortdurend een rol moet spelen in deze processen; onderstreept voorts dat de onafhankelijkheid en de doeltreffendheid van de verdragsorganen moeten worden beschermd en versterkt; benadrukt dat er voldoende middelen moeten worden gevonden opdat de verdragsorganen hun toenemende werklast aankunnen; verzoekt de EU een voortrekkersrol te vervullen bij het garanderen van een doeltreffende werking van het stelsel van verdragsorganen, ook ten aanzien van een adequate financiering;

Landen van de Arabische lente

11.  veroordeelt in de meest nadrukkelijke termen het toenemende en willekeurige geweld dat het regime-Assad tegen de Syrische bevolking gebruikt, waaronder de inzet van zware artillerie en de beschieting van bevolkte gebieden, standrechtelijke executies en verdwijningen; is sterk gekant tegen de voortzetting van stelselmatige mensenrechtenschendingen door het regime, die kunnen ontaarden in misdaden tegen de menselijkheid; geeft uiting aan zijn diepe bezorgdheid over de voortdurend verslechterende situatie van de burgerbevolking; veroordeelt daarnaast de mensenrechtenschendingen die door groeperingen en strijdkrachten van de oppositie worden begaan; doet een beroep op alle gewapende groepen om onmiddellijk een einde te maken aan het geweld in Syrië; herhaalt zijn verzoek aan het regime-Assad per direct af te treden en het verzoek om aan te vangen met een vreedzaam proces van politieke overgang; dringt er bij alle partijen in het conflict op aan te waarborgen dat internationale humanitaire hulp overal op veilige wijze de grenzen kan passeren;

12.  geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de gevolgen van de Syrische crisis voor de veiligheid en stabiliteit in de regio; verzoekt de Commissie en de lidstaten de landen in de regio bij te staan in hun streven om humanitaire hulp aan de vluchtelingen uit Syrië te verlenen;

13.  is er verheugd over dat de UNHRC aandacht blijft besteden aan de penibele toestand van de mensenrechten en humanitaire situatie in Syrië, zoals blijkt uit de VN-resoluties over de situatie in dit land die werden aangenomen op de 19e, 20e en 21e bijeenkomsten van de UNHRC en de speciale bijeenkomst van deze raad over de Syrië van 1 juni 2012; dringt er bij de EDEO en de lidstaten op aan erop toe te zien dat de situatie in Syrië de hoogste prioriteit blijft krijgen binnen het VN-kader, met name in de UNHRC; herhaalt hoe belangrijk het is dat ervoor wordt gezorgd dat er verantwoording moet worden afgelegd voor de schendingen van de internationale mensenrechten en het humanitair recht die gedurende het conflict hebben plaatsgevonden;

14.  betuigt zijn volledige steun aan de onafhankelijke onderzoekscommissie voor Syrië en aan de verlenging van het mandaat van deze commissie door de UNHRC; onderstreept het belang van het toelaten van digitaal bewijs van misdaden, geweld en mensenrechtenschendingen; is verheugd over de benoeming van Carla del Ponte en Vitit Muntarbhorn als nieuwe leden en over de benoeming van Paolo Pinheiro als speciale rapporteur over Syrië, die zijn werkzaamheden zal aanvaarden wanneer het mandaat van de onderzoekscommissie afloopt; is verheugd over het rapport van de commissie waarin zij de gruwelijkheden in Syrië beschrijft;

15.  betreurt het dat er nog geen overeenstemming is bereikt over de goedkeuring van een resolutie over de situatie in Syrië in de VN-Veiligheidsraad en dat daarmee de mogelijkheid wordt geblokkeerd om doeltreffend druk uit te oefenen met het oog op beëindiging van het geweld in het land; verzoekt de leden van de VN-Veiligheidsraad zich bewust te zijn van hun verantwoordelijkheid jegens het Syrische volk; prijst de diplomatieke inspanningen van de VV/HV en de lidstaten van de EU om China en Rusland op dit punt over de streep te trekken; verzoekt hen deze inspanningen voort te zetten; herinnert alle landen die lid van de VN zijn daarnaast aan het door de Algemene Vergadering van de VN onderschreven beginsel „verplichting te beschermen”;verzoekt alle staten te werken aan doorverwijzing van de situatie in Syrië naar het Internationaal Strafhof, en is verheugd over het Zwitserse initiatief om namens 58 landen, waaronder 26 lidstaten van de EU, hierover een gemeenschappelijke brief op te stellen; verzoekt de hoge vertegenwoordiger van de EU om zich persoonlijk in te zetten voor de totstandbrenging van een brede en inclusieve internationale coalitie die die doorverwijzing steunt;

16.  is verheugd over het definitieve verslag van de onafhankelijke onderzoekscommissie voor Libië dat op de 19e bijeenkomst van de UNHRC werd voorgelegd en dat de schendingen van de mensenrechten die in dit land zijn begaan aan de kaak stelt; dringt er bij de UNHRC op aan zijn bezorgdheid uit te spreken over de voortdurende overtredingen, de situatie te blijven volgen en te verlangen dat de hoge commissaris verslag uitbrengt over de mensenrechtensituatie in Libië;

17.  verzoekt de Verenigde Arabische Emiraten, een nieuw verkozen lid van de Mensenrechtenraad en een van de 14 landen wier staat van dienst op mensenrechtengebied wordt onderzocht door de Werkgroep universele periodieke toetsing, een einde te maken aan de vervolging van politieke activisten en mensen die vreedzaam opkomen voor de mensenrechten, en hun toezegging gestand te doen om zich aan de hoogste normen te houden met betrekking tot de bevordering en bescherming van de mensenrechten;

18.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de situatie van mensen die in Bahrein opkomen voor de mensenrechten en actief zijn in de politieke oppositie; herhaalt zijn oproep aan de lidstaten van de EU om zich in te zetten voor de aanneming, tijdens de 22e bijeenkomst van de UNHRC, van een resolutie over de mensenrechtensituatie in Bahrein, inclusief de ontwikkeling van een internationaal mechanisme voor het monitoren van de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de onafhankelijke onderzoekscommissie Bahrein, met inbegrip van die betreffende de mensenrechtenactivisten;

19.  is ingenomen met de in oktober 2012 aangenomen UNHRC-resolutie over technische bijstand aan en capaciteitsopbouw voor Jemen op het vlak van de mensenrechten en de opening van een landenkantoor van het Bureau van de hoge commissaris voor de rechten van de mens in Jemen; dringt er bij de UNHRC op aan de situatie in het land te blijven volgen;

20.  spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de voortdurende politieke instabiliteit en het opnieuw oplaaiende geweld in Egypte; steunt de overgang naar een democratische samenleving, op basis van de rechtsstaat en een constitutioneel kader dat de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting, de rechten van de vrouw en de eerbiediging van minderheden, volledig respecteert; verzoekt de Egyptische autoriteiten met klem een transparant onderzoek te starten naar het gebruik van geweld door veiligheidstroepen en de politie tegen demonstranten, en ervoor te zorgen dat verantwoordelijkheid wordt afgelegd voor de mensenrechtenschendingen; herhaalt het standpunt van de EU tegen de doodstraf en verzoekt in dit verband een moratorium op de uitvoering van de doodstraf in Egypte in te stellen, ook in het geval van de 21 mensen die onlangs ter dood zijn veroordeeld vanwege de ramp in het voetbalstadion in Port Said van vorig jaar;

21.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de voortdurende mensenrechtenschendingen in de Westelijke Sahara; dringt erop aan dat de grondrechten van de volkeren van de Westelijke Sahara, waaronder de vrijheid van vereniging, meningsuiting en betoging, worden beschermd; eist vrijlating van alle politieke gevangenen van het Sahrawivolk; is verheugd over de instelling van een speciale gezant voor de Sahel en onderstreept de noodzaak van internationaal toezicht op de mensenrechtensituatie in de Westelijke Sahara; is voorstander van een eerlijke en blijvende oplossing van het conflict, op basis van het recht op zelfbeschikking van het Sahrawivolk, in overeenstemming met de desbetreffende resoluties van de Verenigde Naties;

Andere punten

22.  is verheugd over het besluit van de UNHRC een speciale rapporteur voor de situatie op het gebied van de mensenrechten in Belarus te benoemen, en neemt kennis van de alle regio's overschrijdende steun voor de resolutie waarin dit mandaat werd vastgesteld, wat een illustratie vormt van het feit dat de slechte mensenrechtensituatie in het land door staten op de gehele wereld wordt erkend;

23.  is ingenomen met de verlenging van het mandaat van de onafhankelijke deskundigen inzake Ivoorkust, Haïti en Somalië; dringt er bij de autoriteiten van deze landen op aan volledig samen te werken met degenen die deze mandaten uitoefenen;

24.  verzoekt om de verlenging van het mandaat van de speciale rapporteur voor de mensenrechtensituatie in Iran;

25.  verzoekt om de verlenging met nog een jaar van het mandaat van de speciale rapporteur voor de mensenrechtensituatie in de Democratische Volksrepubliek Korea; ziet tot zijn tevredenheid dat de resolutie over de Democratische Volksrepubliek Korea bij consensus werd aangenomen, wat een illustratie vormt van de sterke steun voor dit mandaat; dringt er bij de regering van de Democratische Volksrepubliek Korea op aan ten volle met de rapporteur samen te werken en zijn bezoek aan het land te faciliteren; dringt er bij de UNHRC op aan om naar aanleiding van de oproep van de hoge commissaris voor de rechten van de mens een internationale onderzoekscommissie in te stellen die de ernstige misdrijven die decennialang in het land hebben plaatsgevonden moet onderzoeken;

26.  is ingenomen met de resolutie over Birma/Myanmar die in de UNHRC is aangenomen en verzoekt om de verlenging van het mandaat van de speciale rapporteur voor de mensenrechtensituatie in dat land; neemt kennis van de stappen die de Birmaanse regering sinds begin 2011 heeft genomen voor het herstel van de burgerlijke vrijheden in het land; geeft echter uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over het grote aantal burgerslachtoffers als gevolg van de militaire operaties in de staat Kashin en de golf van geweld tussen gemeenschappen in de staat Rakhine en de dodelijke slachtoffers en gewonden, de vernietiging van eigendommen en de verplaatsing van lokale gemeenschappen die hiervan het gevolg waren; is van oordeel dat de onderliggende oorzaak van deze situatie is gelegen in het al lang bestaande discriminatiebeleid tegen de Rohingya- en de Kashin-bevolking; onderstreept dat er meer moet worden gedaan om de fundamentele oorzaak van het probleem weg te nemen; dringt er bij de regering van Myanmar op aan de tenuitvoerlegging van zijn toezegging tot het openen van een OHCHR-landenkantoor in Myanmar te versnellen, en benadrukt dat de voortdurende controle en verslaglegging door de speciale rapporteur in de huidige context moet worden gehandhaafd;

27.  is tevens verheugd over de resolutie over Sri Lanka, waarin de nadruk ligt op verzoening en verantwoordingsplicht in het land; herhaalt zijn steun voor de aanbevelingen van het door de secretaris-generaal van de VN in het leven geroepen panel van deskundigen inzake Sri Lanka, waaronder de strikte eerbiediging van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht om, onder andere, tot daadwerkelijke vervolging van de plegers van de oorlogsmisdaden uit het verleden te komen;

28.  is verheugd over de tijdens de 20e zitting van het UNHCR aangenomen resolutie tot benoeming van een speciale rapporteur voor de mensenrechtensituatie in Eritrea; merkt op dat dit de eerste keer is dat de UNHRC zich met dit punt heeft beziggehouden, en geeft uiting aan zijn bewondering voor de voortrekkersrol die Afrikaanse landen in deze kwestie hebben gespeeld;

29.  ziet tot zijn tevredenheid dat de situatie in Mali nauwlettend door de UNHRC wordt gevolgd en geeft uiting aan zijn bewondering voor het leiderschap van de Afrikaanse staten die deze kwestie onder de aandacht van de UNHRC hebben gebracht; dringt er bij de UNHRC op aan de spoedige inzet van controlecapaciteiten in Mali te ondersteunen en te verlangen dat het Bureau van de hoge commissaris voor de rechten van de mens (OHCHR) verslag blijft uitbrengen over de situatie in het land;

30.  constateert met instemming dat de resolutie inzake de Democratische Republiek Congo is aangenomen, maar blijft bezorgd over de mensenrechtensituatie in het land, vooral in de provincie Noord-Kivu in het oosten; veroordeelt ten scherpste de aanvallen van de rebellenstrijdkrachten in het oosten van het land op de burgerbevolking, inclusief vrouwen en kinderen, met name door de M23; veroordeelt ten scherpste het systematisch gebruik van verkrachting als oorlogswapen; spreekt er zijn ernstige bezorgdheid over uit dat kinderen nog steeds als soldaten worden gebruikt, en wenst dat zij worden ontwapend, gerehabiliteerd en gereïntegreerd; is verheugd over de inspanningen die de lidstaten van de Internationale Conferentie voor de regio van de Grote Meren, de Afrikaanse Unie en de VN zich getroosten om een vreedzame politieke oplossing voor de crisis te vinden; dringt opnieuw aan op herinstelling van een onafhankelijke deskundige van de VN inzake de mensenrechtensituatie in de Democratische Republiek Congo, teneinde over een betrouwbaar mechanisme te beschikken dat zich richt op een verbetering van de situatie betreffende de ernstige en reeds lang bestaande bezorgdheid over de mensenrechten in dit land;

31.  geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek, waar gewapende groeperingen diverse steden in het noordoosten van het land hebben aangevallen en bezet; verwelkomt de overeenkomsten die op 11 januari 2013 in Libreville werden ondertekend, met inbegrip van het staakt-het-vuren en de politieke overeenkomst over de oplossing van de crisis in het land; benadrukt hoe belangrijk het is dat deze overeenkomsten spoedig worden uitgevoerd; is verheugd over de verklaring van 11 januari 2013 van de VV/HV, waarin aan alle ondertekenende partijen wordt geappelleerd om zich aan deze overeenkomsten te houden; dringt er bij de lidstaten op aan deze kwestie in de UNHRC aan de orde te stellen om het punt van de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek hoog op de internationale agenda te houden;

32.  geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de situatie in Israël en de Gazastrook nadat het conflict eind 2012 is geëscaleerd, en veroordeelt alle gepleegde gewelddaden; spreekt opnieuw de wens uit dat de blokkade van de Gazastrook wordt opgeheven, met inachtneming van de legitieme veiligheidsbedenkingen van Israël, en roept op tot het nemen van maatregelen ten behoeve van de wederopbouw en het economische herstel van de Gazastrook; is verheugd over de tijdens de 19e zitting van de UNHRC ingestelde internationale onderzoeksmissie in de bezette Palestijnse gebieden en ziet uit naar het verslag van deze missie tijdens de 22e zitting van de UNHRC; maakt zich zorgen over het feit dat Israël de samenwerking met de UNHRC en de universele periodieke toetsing heeft opgeschort; steunt ten volle alle inspanningen die gericht zijn op een tweestatenoplossing;

33.  is verheugd over de aanneming in de Algemene Vergadering van de VN op 29 november 2012 van de resolutie waardoor Palestina een niet-lidstaat met waarnemersstatus van de VN is geworden; herhaalt zijn steun voor deze inspanningen; neemt kennis van de door de EU betuigde steun aan een volledig VN-lidmaatschap voor Palestina als onderdeel van een politieke oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict; bevestigt opnieuw dat de EU geen wijzigingen aan de grenzen van vóór 1967 zal aanvaarden, ook niet met betrekking tot Jeruzalem, tenzij de partijen hierover overeenstemming hebben bereikt;

34.  is verheugd over het belang dat de UNHRC toekent aan het recht op huisvesting, en vraagt de Unie en de lidstaten te werken aan het bevorderen van de toegang tot adequate huisvesting als een fundamenteel recht;

35.  veroordeelt de massale terechtstellingen die onlangs in Iran plaatsvonden; bevestigt dat het in alle gevallen en onder alle omstandigheden nadrukkelijk gekant is tegen de doodstraf;

36.  betreurt de terechtstellingen die in 2012 in Japan hebben plaatsgevonden, nadat hiervoor in 2011 een moratorium had gegolden, evenals de zes terechtstellingen die in december 2012 in Taiwan zijn voltrokken, en het feit dat in 2012 de uitvoering van de doodstraf in Saudi-Arabië is doorgegaan; vindt het uiterst betreurenswaardig dat het feitelijke moratorium dat door India sinds 2004 met betrekking tot de doodstraf in acht was genomen, met de terechtstelling van een veroordeelde in november 2012 is beëindigd, hetgeen ook ingaat tegen de mondiale trend in de richting van afschaffing; dringt er bij alle landen die de doodstraf nog kennen, op aan deze af te schaffen of althans een moratorium op terechtstellingen in te stellen;

37.  herinnert eraan dat de EU prioriteit toekent aan de bestrijding van foltering en andere vormen van mishandeling; verzoekt de Commissie en de lidstaten samen te werken aan de bestrijding van de gesel van foltering en de ondersteuning van slachtoffers, met name door bij te dragen aan het vrijwillige fonds voor de slachtoffers van foltering van de VN en het speciale fonds dat krachtens het facultatieve protocol bij het Verdrag tegen foltering is ingesteld;

38.  neemt met tevredenheid kennis van de aanneming van de resolutie van de UNHRC over vrijheid van godsdienst of van levensovertuiging; benadrukt hoeveel belang de EU aan dit thema hecht; doet een beroep op de lidstaten zich met dit vraagstuk te blijven bezighouden, en ziet uit naar de nieuwe richtsnoeren van de EU, die begin dit jaar worden verwacht; prijst de speciale VN-rapporteur inzake de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging voor diens werkzaamheden; onderstreept het belang van de verlenging van dit mandaat tijdens de 22e zitting van de UNHRC; legt er de nadruk op dat nog steeds de noodzaak bestaat om het probleem van de discriminatie van religieuze minderheden in de gehele wereld aan te pakken; herhaalt dat vrijheid van gedachten, overtuiging en godsdienstvrijheid, met inbegrip van de vrijheid om van godsdienst of levensovertuiging te veranderen, een fundamenteel mensenrecht is;

39.  is ingenomen met de vervolgwerkzaamheden van de hoge commissaris voor de mensenrechten aan het verslag inzake discriminerende wetgeving en praktijken en gewelddaden tegen individuen op basis van hun seksuele geaardheid en genderidentiteit; zet aan tot een verdere follow-up, onder andere via regionale bijeenkomsten, en de actieve participatie van EU-lidstaten, de Raad en de EDEO; betreurt in dit verband ten zeerste de toepassing van de doodstraf, detentie of strafrechtelijke veroordelingen op grond van seksuele geaardheid in sommige landen, en dringt erop aan hieraan onmiddellijk een einde te maken; is verheugd over het leiderschap van de secretaris-generaal van de VN en de hoge commissaris voor de mensenrechten op dit vlak, zowel binnen, als buiten de UNHRC; betreurt de voortdurende pogingen om de universaliteit en ondeelbaarheid van mensenrechten te ondermijnen, in het bijzonder met een resolutie over „traditionele waarden”;

40.  neemt nota van het eerste jaarlijkse Forum over bedrijfsleven en mensenrechten van 4 tot 6 december 2012 in Genève, waar een breed scala aan belanghebbenden bijeen is gekomen om over de uitvoering van de VN-richtsnoeren op dit gebied te discussiëren; steunt het initiële overleg tijdens het Forum over de vraag hoe ervoor kan worden gezorgd dat regeringen en bedrijven regelgevings-, beleids- en uitvoeringskaders vaststellen om mensenrechtenschendingen in verband met zakelijke transacties tegen te gaan;

41.  is verheugd over het werk van de open intergouvernementele werkgroep met betrekking tot particuliere militaire en veiligheidsorganisaties, die tot taak heeft te onderzoeken of voor deze organisaties een internationaal regelgevingskader tot stand kan worden gebracht; beseft dat nauwkeurig is gekeken naar de optie om een juridisch bindend instrument inzake de regeling en bewaking van en het toezicht op de activiteiten van particuliere militaire en veiligheidsorganisaties op te tuigen, en spreekt zijn steun uit voor een dergelijk juridisch bindend regelgevingskader; onderstreept dat verantwoordingsplicht daarin een belangrijke plaats moet innemen, en verzoekt particuliere militaire en veiligheidsorganisaties die de gedragscode voor particuliere veiligheidsdienstverleners nog niet hebben ondertekend, zich daaraan te houden; ziet uit naar de presentatie van het rapport van de werkgroep; dringt aan op verlenging van het mandaat van deze werkgroep;

42.  benadrukt het belang van het universele karakter van de universele periodieke toetsing (UPR), en bevestigt nogmaals het belang van de UPR voor een goed begrip van de mensenrechtensituatie ter plaatse in alle VN-lidstaten;

43.  is ingenomen met de aanvang van de tweede cyclus van de UPR en met de goedkeuring van de eerste resultaten; herhaalt dat in de tweede cyclus de nadruk moet komen te liggen op de uitvoering van de aanbevelingen die tijdens de eerste cyclus zijn aanvaard; dringt er echter opnieuw op aan dat de aanbevelingen die door sommige landen niet gedurende de eerste cyclus werden geaccepteerd, bij de voortzetting van het UPR-proces worden heroverwogen;

44.  is van mening dat de uitvoering cruciaal is om het potentieel van het UPR-proces tot uiting te laten komen; herhaalt daarom dat het belangrijk is dat de Commissie en de lidstaten aan de landen die worden getoetst technische hulp verlenen voor het uitvoeren van de aanbevelingen; spoort landen daarnaast aan met tussentijdse updates te komen om zo bij te dragen aan een betere uitvoering;

45.  verzoekt de lidstaten van de EU deel te nemen aan de interactieve UPR-dialogen om specifieke en meetbare aanbevelingen te doen om zo de kwaliteit van de follow-up en de uitvoering van aanvaarde aanbevelingen te verbeteren;

46.  pleit ervoor dat de UPR-aanbevelingen stelselmatig in de mensenrechtendialogen en het overleg van de EU alsook in de landenstrategieën van de EU op het vlak van mensenrechten worden opgenomen, om te zorgen voor een follow-up van de UPR-resultaten; pleit er evenzo voor dat het Parlement deze aanbevelingen aankaart tijdens zijn eigen werkbezoeken aan derde landen;

47.  is ingenomen met maatregelen waarbij de volledige deelname van een breed scala aan belanghebbenden in het UPR-proces mogelijk wordt; is in dit verband verheugd over de wijzigingen in de lijst van sprekers, waardoor alle landen die iets in te brengen hebben tijdens het UPR-proces daartoe de mogelijkheid hebben; herhaalt zijn waardering voor de sterkere rol die nationale mensenrechtenorganisaties toebedeeld hebben gekregen, in overeenstemming met de beginselen van Parijs; is tevreden over de intensievere deelname uit het veld als gevolg van het toegenomen gebruik van videoconferenties;

48.   vindt dat er meer kan worden gedaan om het maatschappelijk middenveld bij het UPR-proces te betrekken, zo ook bij de uitvoering van de resultaten van de UPR, en in meer algemene zin bij de werkzaamheden van de UNHRC;

Speciale Procedures

49.  bevestigt de cruciale rol die de speciale procedures spelen in de geloofwaardigheid en de doeltreffendheid van het werk van de UNHRC, en de centrale positie daarvan in het mensenrechtenapparaat van de VN; herhaalt dat het een sterke voorstander van de speciale procedures is en benadrukt dat de onafhankelijkheid van deze mandaten essentieel is;

50.  verzoekt de landen met klem volledig mee te werken aan de speciale procedures, onder andere door mandaathouders voor landenbezoeken zo snel mogelijk te ontvangen, mee te werken als er dringende verzoeken worden gedaan of vermeende schendingen van de mensenrechten aan de orde worden gesteld, en te zorgen voor een passende follow-up van de aanbevelingen van de mandaathouders; verzoekt de leden van de UNHRC met klem als voorbeeld in deze kwesties te dienen;

51.  is ingenomen met de maatregelen die de EU heeft genomen om een permanente uitnodiging aan alle speciale procedures van de VN op het vlak van mensenrechten gezamenlijk uit te doen gaan, waarmee zij een voorbeeld stellen; spoort andere lidstaten van de VN aan hetzelfde te doen;

52.  verwerpt alle vormen van represailles tegen personen die hun medewerking verlenen aan het UPR-proces en de speciale procedures; benadrukt dat door dergelijk optreden het hele mensenrechtensysteem van de VN wordt ondermijnd; verzoekt alle landen met klem te zorgen voor de juiste bescherming tegen dergelijke intimidaties;

Betrokkenheid van de EU

53.  kan niet genoeg benadrukken dat de EU actief betrokken moet zijn bij de mensenrechtenmechanismen van de VN, met inbegrip van de UNHRC; spoort lidstaten aan hier invulling aan te geven door resoluties te steunen, actief deel te nemen aan debatten en interactieve dialogen, en verklaringen af te leggen; steunt de ontwikkeling waarbij de EU zich steeds vaker aansluit bij regio-overschrijdende initiatieven;

54.  benadrukt dat het werk dat wordt verzet in Genève in het kader van de UNHRC moet worden geïntegreerd in de desbetreffende interne en externe activiteiten van de EU, dus ook van het Parlement;

55.  onderstreept het belang van de instelling van de functie van speciale EU-vertegenwoordiger voor mensenrechten; spoort de speciale EU-vertegenwoordiger voor mensenrechten aan de doeltreffendheid, de samenhang en de zichtbaarheid van het EU-mensenrechtenbeleid in de context van de UNHRC te vergroten, en een nauwe samenwerking tot stand te brengen met het Bureau van de hoge commissaris voor de mensenrechten en de speciale procedures;

56.  spoort de VV/HV en de speciale EU-vertegenwoordiger aan aanwezig te zijn bij de bijeenkomsten van de UNHRC op hoog niveau;

57.  wijst opnieuw op de potentiële doeltreffendheid van EU-optreden als de Unie en haar lidstaten hun krachten bundelen; onderstreept dat het belangrijk is dat wordt doorgegaan met een versterking van de coördinatie en samenwerking tussen de lidstaten op dit punt, zodat ten aanzien van mensenrechtenvraagstukken gemeenschappelijke standpunten kunnen worden bereikt; roept opnieuw op tot doortastender en ambitieuzer optreden en concrete toezeggingen in plaats van genoegen te nemen met de kleinste gemene deler; spoort de EDEO in dit verband aan om met name via de EU-delegaties in Genève en New York voor meer coherentie te zorgen, op basis van tijdig en inhoudelijk overleg;

58.  benadrukt het belang van de ratificatie van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, aangezien dit de eerste keer is dat de EU een VN-verdrag heeft bekrachtigd als juridische entiteit; en verzoekt de EU het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en van huiselijk geweld te ondertekenen en te bekrachtigen;

59.  herinnert er opnieuw aan hoe belangrijk het is dat de lidstaten van de EU streven naar de verwezenlijking van de ondeelbaarheid en universaliteit van de mensenrechten, en dat zij het werk van de UNHRC op dit gebied ondersteunen, met name door de mensenrechteninstrumenten te ratificeren die dit orgaan heeft opgesteld; geeft andermaal zijn teleurstelling te kennen dat de Overeenkomst over de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinsleden nog steeds door geen enkele lidstaat van de EU is geratificeerd; betreurt andermaal dat diverse lidstaten het Verdrag ter bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning of het facultatief protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing nog niet hebben goedgekeurd en/of geratificeerd en dat slechts twee lidstaten het facultatief protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten hebben geratificeerd; herhaalt zijn oproep aan alle lidstaten om deze overeenkomsten en protocollen te ratificeren, en moedigt hen aan tot het ondertekenen en ratificeren van het recente facultatieve protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind betreffende een communicatieprocedure, dat op 28 februari 2012 in Genève, Zwitserland, is geopend voor ondertekening; benadrukt dat de EU-lidstaten hun periodieke verslagen op tijd moeten indienen bij de controlerende organen van de VN;

60.  herhaalt dat het cruciaal is dat de EU de onafhankelijkheid van het Bureau van de hoge commissaris voor de mensenrechten verdedigt, en dat ervoor wordt gezorgd dat dit zijn taken op onpartijdige wijze kan blijven uitoefenen; herinnert eraan dat het van belang is dat er toereikende financiering beschikbaar wordt gesteld, zodat de regionale kantoren van het OHCHR kunnen blijven functioneren;

61.  stelt vast dat de bescherming van mensenrechtenverdedigers een hoofdprioriteit is van het mensenrechtenbeleid van de EU; beklemtoont dat represailles tegen en intimidatie van mensenrechtenverdedigers die samenwerken met de mensenrechtenmechanismen van de VN dit systeem dreigen te ondermijnen; waardeert daarom de praktische en financiële steun die is toegewezen voor de dringende bescherming van en steun aan mensenrechtenverdedigers in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR);

62.  is verheugd over het feit dat in 2012 de werkgroep mensenrechten van de Raad (COHOM) in Brussel is opgericht; is erkentelijk voor de inspanningen van COHOM om de voorbereiding en coördinatie van EU-standpunten voor de UNHRC-zittingen te verbeteren, met inbegrip van de organisatie van COHOM-bijeenkomsten in Genève; spreekt opnieuw de verwachting uit dat COHOM een grote rol zal spelen als het gaat om de consistentie tussen het externe en het interne mensenrechtenbeleid van de EU;

63.  verwacht dat de ontwikkeling van de landenstrategieën van de EU inzake mensenrechten naar behoren wordt gecoördineerd met het optreden van de EU in de VN-fora; herhaalt zijn aanbeveling dat de landenstrategieën van de EU inzake mensenrechten worden meegedeeld aan het Europees Parlement en openbaar worden gemaakt, indien mogelijk, om meer inzicht te verschaffen in de toewijding van de EU voor mensenrechten in derde landen en zodat degenen die zich inzetten voor de mensenrechten steun kunnen vinden in deze documenten;

64.  vindt het belangrijk dat in de UNHRC wordt stilgestaan bij de zorgwekkende ontwikkeling dat er in een aantal landen over de hele wereld steeds minder plaats is voor ngo's; spoort de EDEO en de lidstaten aan dit probleem met vereende krachten aan te pakken;

65.  verzoekt de VV/HV opnieuw de aandacht te vestigen op dit probleem, nu uit nieuwe rapporten blijkt dat EU-bedrijven medeplichtig zijn aan mensenrechtenschendingen in derde landen; verzoekt de Commissie een ambitieuzer beleid te ontwikkelen over maatschappelijk verantwoord ondernemen; verzoekt de EDEO, de Commissie en de lidstaten met klem doeltreffende maatregelen te treffen om zorg te dragen voor de verantwoordingsplicht van bedrijven voor mensenrechtenschendingen; herhaalt in dit verband dat er grotere consistentie moet worden gewaarborgd tussen intern en extern beleid en dat mensenrechten volledig moeten worden geëerbiedigd in het intern beleid om te voorkomen dat er met twee maten wordt gemeten;

66.  draagt zijn delegatie naar de 22e zitting van de UNHRC op de in deze resolutie genoemde zorgpunten en opvattingen te verwoorden; vraagt de delegatie om van deze missie verslag uit te brengen aan de Subcommissie mensenrechten; acht het beslist noodzakelijk dat de gewoonte om een EP-delegatie naar relevante zittingen van de UNHRC en de Algemene Vergadering van de VN te sturen, wordt voortgezet;

o
o   o

67.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale EU-vertegenwoordiger voor mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de voorzitter van de 67e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad, de hoge commissaris van de VN voor de rechten van de mens en de Werkgroep EU-VN, opgericht door de Commissie Buitenlandse Zaken.

(1) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0250.
(2) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0058.
(3) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0504.
(4) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0503.
(5) Artikelen 2, 3, lid 5, en 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Juridische mededeling - Privacybeleid