Resolutie van het Europees Parlement van 7 februari 2013 over het jaarverslag 2011 van de Europese Investeringsbank (2012/2286(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het jaarverslag 2011 van de Europese Investeringsbank (EIB),
– gezien de artikelen 15, 126, 175, 208, 209, 271, 308 en 309 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en Protocol nr. 5 bij dit Verdrag betreffende de statuten van de EIB,
– gezien zijn resolutie van 29 maart 2012 over het jaarverslag van de EIB voor 2010(1),
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 28 en 29 juni 2012 waarin met name een verhoging van het kapitaal van de EIB met 10 miljard euro in het vooruitzicht werd gesteld,
– gezien de conclusies van de Europese top van 29 juni 2012,
– gezien het verslag van de voorzitter van de Europese Raad van 26 juni 2012 getiteld „Naar een echte economische en monetaire unie”,
– gezien het verslag over instrumenten voor risicodeling (vorig jaar via de medebeslissingsprocedure goedgekeurd dossier) en in het bijzonder het advies van de Commissie economische en monetaire zaken,
– gezien de kapitaalverhoging van de EBWO, met name met betrekking tot de kwestie van de betrekkingen tussen de EIB en de EBWO en mogelijke overlappingen,
– gezien de beslissing om het toepassingsgebied van de EBWO uit te breiden tot het Middellandse Zeegebied,
– gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit nr. 1639/2006/EG tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) en Verordening (EG) nr. 680/2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie (COM(2011)0659), waarmee de Europa 2020-projectobligaties de testfase ingaan,
– gezien het voorstel voor een verordening van de Raad waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (COM(2012)0511), en gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) voor wat de interactie daarvan betreft met Verordening (EU) nr. …/… van de Raad waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (COM(2012)0512), die tot doel hebben een Europese Bankenunie op te richten,
– gezien Besluit nr. 1080/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot verlening van een EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen en leninggaranties voor projecten buiten de Unie en houdende intrekking van Besluit nr. 633/2009/EG(2),
– gezien artikel 48 en artikel 119, lid 2, van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en het advies van de Commissie begrotingscontrole (A7-0016/2013),
A. overwegende dat krappe overheidsbegrotingen, buitensporige staatsschulden en de bijbehorende corrigerende maatregelen die vaak de globale vraag afknijpen, in combinatie met onvoldoende gereguleerde financiële instellingen in sommige gevallen een neerwaartse economische spiraal op EU-niveau doen ontstaan, een neerwaartse druk uitoefenen op de investeringen, met name in kmo's, en een negatief effect hebben op de groei, het concurrentievermogen en het scheppen van nieuwe banen in de Unie;
B. overwegende dat de EIB is opgericht door het Verdrag van Rome en als „de bank van de Europese Unie” tot doel heeft de prioriteiten van de Unie te helpen verwezenlijken door economisch gezonde projecten te selecteren die in aanmerking komen voor EU-subsidies; overwegende dat de EIB als een bank zonder winstoogmerk ook een aanvulling vormt op handelsbanken en het algemene financiële kader door oplossingen te bieden voor gevallen van marktfalen;
C. overwegende dat door de huidige economische, financiële en schuldencrisis de economische ontwikkeling van veel lidstaten ernstig is aangetast en de sociale omstandigheden zijn verslechterd, maar de lidstaten zijn gestimuleerd om adequaat te reageren met maatregelen die erop gericht zijn een gezonde economie te herstellen en een stevige basis te leggen voor toekomstige groei en werkgelegenheid; overwegende dat de EIB door meer leningen te verstrekken en in grotere mate deel te nemen in economisch veilige investeringsprojecten – mede gezien de schaarste aan overheidsgeld – kan bijdragen tot de sociale samenhang en de economische groei in die lidstaten die financiële moeilijkheden ondervinden;
D. overwegende dat de activiteiten van de EIB buiten de EU tot doel hebben economisch levensvatbare projecten die in overeenstemming zijn met het externe beleid van de Unie te ondersteunen;
E. overwegende dat het werk van de EIB plaatsvindt tegen een achtergrond van zwak gereguleerde, niet-transparante en niet tot samenwerking geneigde jurisdicties, waarbij de EIB o.a. i) het AML-CFT-vermogen (bestrijding van witwassen van geld en van de financiering van terrorisme) onderzoekt van de financiële tussenpersonen die zij bij haar indirecte leningen inschakelt, om te garanderen dat zij naar behoren de eindbegunstigden van EIB-gelden identificeren, zoals bepaald in de toepasselijke EU-richtlijnen inzake AML-CFT of, waar van toepassing, de normen van de FATF (Financial Action Task Force), en ii) de EIB-betalingen via dergelijke jurisdicties bewaakt;
F. overwegende dat er in de EU en met name in de eurozone nieuwe regels voor toezicht en discipline op economisch, fiscaal en budgettair vlak zijn ingevoerd om de houdbaarheid van de overheidsschuld te garanderen;
G. overwegende dat deze regels dringend moeten worden aangevuld met maatregelen ter stimulering van de economie, het bedrijfsleven, de groei, de concurrentiekracht, de innovatie en de werkgelegenheid, waarvoor de mobilisatie van de EU-begroting en van de kredietverleningscapaciteit en deskundigheid van de EIB vereist is;
H. overwegende dat het van cruciaal belang is dat de EIB haar AAA-rating behoudt opdat zij tegen gunstige financieringsvoorwaarden toegang blijft hebben tot de internationale kapitaalmarkten, hetgeen immers uiteindelijk ook gunstig is voor de initiatiefnemers van projecten; overwegende dat haar investeringen ook moeten aansluiten bij het EU-beleid, waarbij de aandacht met name uitgaat naar groei en werkgelegenheid;
I. overwegende dat de kredietverlening door de EIB gedaald is van 72 miljard euro in 2010 naar 61 miljard euro in 2011, aangezien de enorme toename van de kredietverlening in 2009 en 2010 als reactie op de eerste golf van de crisis een uitputting van de kapitaalbasis van de EIB tot gevolg heeft gehad;
1. is verheugd over het besluit van de gouverneurs van de EIB dat het kapitaal van de bank met 10 miljard euro zal worden verhoogd, wat de bank in staat moet stellen de verlening van kredieten voor de periode 2013-2015 met 60 miljard EUR te verhogen en in totaal via het hefboommechanisme ongeveer 180 miljard EUR aan investeringen te genereren; stelt evenwel vast dat deze investeringen, zelfs met gebruikmaking van het hefboommechanisme, per jaar 0,5% van het bbp van de EU zouden bedragen; gelooft daarom dat een nieuwe verhoging van dit kapitaal gezien de behoefte van de EU aan economische groei grote voordelen zou opleveren voor de Unie;
2. vraagt de EIB de doeltreffendheid en duurzaamheid van de crisismaatregelen van 2009 en 2010 te evalueren en de resultaten van deze evaluatie als basis te gebruiken voor de toekomstige besluiten over de prioriteiten bij investeringsplannen na een kapitaalverhoging;
3. beveelt aan dat deze nieuwe kredietverleningscapaciteit wordt afgestemd op de prioriteiten van de EU betreffende de schepping van groei en werkgelegenheid en in het bijzonder gebruikt wordt op vier terreinen (het EU-initiatief inzake de toegang van kmo's tot financiering, het EU-initiatief inzake innovatie en vaardigheden, het EU-initiatief inzake een efficiënt gebruik van hulpbronnen en het EU-initiatief inzake strategische infrastructuur), waarbij alle lidstaten aan bod komen, maar de aandacht in de eerste plaats uitgaat naar de minder ontwikkelde gebieden en de investeringsportefeuille gediversifieerd moet blijven;
4. moedigt de EIB aan om risicokapitaal en terugbetalingen conform haar leningmandaat te gebruiken voor nieuwe investeringen;
5. wijst erop dat georganiseerde samenwerking tussen de EU-organen (Commissie en EIB) en met andere instellingen waarschijnlijk meer resultaat oplevert dan concurrentie tussen de diverse bestuursniveaus;
6. verzoekt de EIB haar middelen in het kader van haar mandaat strategisch in te zetten, afhankelijk van de specifieke behoeften van elke lidstaat;
7. benadrukt dat sterker gebruik moet worden gemaakt van de bestaande gezamenlijke initiatieven van de Commissie en het EIF/de EIB, zoals JEREMIE, waaruit kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) worden gefinancierd, dit in combinatie met de structuurfondsen (ook ELENA en EPEC), met het oog op het vertrekken van technisch en financieel advies, alsmede instrumenten zoals PROGRESS en JASMINE ter ondersteuning van microfinancieringsprojecten, vooral in die regio's van de EU waar werklozen het extreem moeilijk hebben om een baan te vinden; spoort de Commissie er tegelijk toe aan om de EIB/het EIF hiertoe de nodige begrotingsmiddelen ter beschikking te stellen, zodat meer projecten uit deze programma's kunnen worden gefinancierd;
8. benadrukt dat het van belang is dat de EIB zich vrijwillig houdt aan de op dit moment geldende kapitaalvereisten van Bazel II, en stelt voor dat de EIB de toekomstige verplichtingen van Bazel III nakomt, daarbij echter rekening houdend met de specifieke eigenschappen van haar activiteiten;
9. is van mening dat de EIB als bank haar„triple A”-status moet behouden en dan ook niet moet worden blootgesteld aan financiële interventies die normaal gesproken zouden worden opgenomen in de afdeling investeringen van een overheidsbegroting, die echter in de EU-begroting ontbreekt;
10. herinnert eraan dat het al jarenlang bij herhaling wijst op de noodzaak dat de EIB aan prudentieel bankentoezicht wordt onderworpen;
11. stelt voor dat dit regelgevingstoezicht:
i)
wordt uitgeoefend door de ECB krachtens artikel 127, lid 6, VWEU, of
ii)
wordt uitgeoefend in het kader van de toekomstige bankunie, zoals geschetst in de mededeling van de Commissie van 12 september 2012(3); of
iii)
mocht dat onmogelijk zijn, op basis van vrijwillige medewerking van de EIB wordt uitgevoerd door de Europese Bankautoriteit, al dan niet met deelneming van een of meer nationale toezichthouders, of anders door een onafhankelijke accountant;
betreurt het dat de Commissie niets in deze richting heeft voorgesteld, ondanks de verzoeken van het Parlement, waarvan het eerste dateert uit 2007;
12. verzoekt de Commissie het Parlement de garantie te geven dat bij de activiteiten van de EIB de mededingingsregels in acht worden genomen, in het bijzonder met betrekking tot andere kredietinstellingen;
13. herhaalt zijn standpunt dat de Europese Unie lid moet worden van de EIB;
14. is van mening dat momenteel en zolang de rentetarieven voor bedrijven aanzienlijke verschillen vertonen van de ene eurozonelidstaat tot de andere, de activiteiten van de EIB van toenemend belang zijn in het kader van de pogingen die de EU onderneemt om dit probleem op te lossen;
15. is van mening dat er met het oog op de ontwikkeling van gemeenschappelijke financiële instrumenten van de EIB en de EU tijdig een gepast kader tot stand moet worden gebracht om toezicht te houden op de activiteiten van de EIB en de democratische verantwoordingsplicht van de EIB te vergroten door een rol toe te kennen aan het Parlement en de Raad; meent dat dit kader de EIB in staat moet stellen om projecten op hun intrinsieke merites te blijven beoordelen, zodat het duurzame gebruik van het kapitaal van de EIB op lange termijn gewaarborgd wordt, en moet inspelen op de noodzaak om buitensporige administratieve lasten voor beherende entiteiten, financiële tussenpersonen en eindbegunstigden te vermijden;
16. beveelt aan om bij het gebruik van de financiële instrumenten van de EIB en de EU uit te gaan van tevoren opgestelde beleidsdoelstellingen en –criteria, gekoppeld aan een transparant en efficiënt systeem voor verslaglegging achteraf dat de onafhankelijkheid van de EIB op het vlak van de projectselectie en het zorgvuldigheidsonderzoek moet vrijwaren;
17. is ingenomen met het initiatief inzake de Europa 2020-projectobligaties en vraagt om een snellere uitvoering van de testfase en een snelle beoordeling van de resultaten ervan, zodat de tweede fase van het initiatief kan ingaan; is van mening dat dit initiatief moet bijdragen tot een evenwichtige ontwikkeling van het bedrijfsleven en de infrastructuur in alle lidstaten en niet mag uitdraaien op een vergroting van de verschillen tussen de meer en de minder geavanceerde PPP- en projectfinancieringsmarkten in de EU;
18. is van oordeel dat de EIB een bijdrage moet leveren aan de bestrijding van corruptie en gebrekkige transparantie in de lidstaten en niet-EU-landen waar zij actief is, met name door relevante gegevens over begunstigden en financiële tussenpersonen te verzamelen, bijzondere aandacht te besteden aan de toegankelijkheid van leningen voor kmo's en hun banden met de lokale economie, en informatie te publiceren over de in totaal verstrekte bedragen, de aantallen en namen van de ontvangers van de betrokken gelden, in het bijzonder de kmo's, en de regio's en sectoren waaraan de leningen zijn verstrekt; verzoekt de EIB voorts zich in haar handelen te houden aan artikel 3, lid 5, van het EU-Verdrag, dat –zoals op 21 december 2011 door het Europees Hof van Justitie bevestigd in zijn ATAA-arrest – van de Unie verlangt dat zij bijdraagt tot de strikte eerbiediging van het internationaal recht, en met name de beginselen van het Handvest van de VN;
19. zet de EIB aan tot voortzetting van haar inspanningen om te verhinderen dat er in het kader van haar financieringsactiviteiten gebruik wordt gemaakt van offshore financiële centra of rechtsgebieden die niet tot samenwerking bereid zijn; is in dit verband verheugd over de aanbevelingen van de Commissie inzake de criteria die moeten worden toegepast voor de identificatie van derde landen die niet voldoen aan minimumnormen voor goed bestuur op fiscaal gebied; is van mening dat de Commissie een dialoog met de EIB moet aangaan om zich ervan te vergewissen dat deze criteria bij de selectie van projecten, begunstigden en tussenpersonen correct worden toegepast; verzoekt de EIB naar aanleiding van een recent geval in de mijnbouwsector aan te geven welke procedures en normen in de toekomst in dergelijke gevallen kunnen worden toegepast;
20. herinnert eraan dat een gebrek aan financiële middelen slechts één van de mogelijke hindernissen voor investeringen vormt en dat ontoereikende capaciteiten voor administratief en projectbeheer vaak voor vertraging kunnen zorgen bij de uitvoering van investeringen; spoort de EIB er daarom toe aan nog meer technisch en financieel advies te verlenen, haar partnerbanken en andere financiële tussenpersonen ertoe moet aanmoedigen zelf diensten voor technisch en financieel advies te ontwikkelen, en te overwegen om op basis van de beste praktijken een reeks richtsnoeren op te stellen;
21. brengt in herinnering dat het gebrek aan financiering voor met name kmo's in verscheidene lidstaten het grootste probleem vormt; dringt aan op versterking van de activiteiten van de EIB ter ondersteuning van de financiering van kmo's, ondernemerschap en export, wat van essentieel belang is voor het economische herstel; is van mening dat elke maatregel die erop gericht is de financieringsvoorwaarden voor kmo's te verbeteren, drie belangrijke kenmerken moet vertonen, namelijk: i) voldoende netwerkcapillariteit, ii) optimale doorgifte van de preferentiële financieringskosten van de EIB aan de kmo's, en iii) aansluiting bij de landenspecifieke behoeften en de beleidsdoelstellingen van de EU;
22. moedigt de EIB ertoe aan om in samenwerking met de Commissie te blijven werken aan de ontwikkeling van instrumenten voor risicodeling om het risicovermogen van de EU en de kredietverleningscapaciteit van de EIB te optimaliseren;
23. is van mening dat de nationale publieke financiële instellingen over de capaciteit beschikken om de doorgifte van de preferentiële financieringskosten van de EIB aan de kmo's te garanderen; stelt daarom voor dat de EIB de toepassing van financiële instrumenten voor kmo's blijft toevertrouwen aan nationale publieke instellingen, mits deze aan haar eisen inzake kredietverstrekking voldoen; is verheugd over de activiteiten die de Long Term Investors Club ontplooit ter versterking van de samenwerking tussen de EIB en belangrijke nationale publieke instellingen;
24. moedigt voorts de Commissie en de EIB ertoe aan een EIB-leenfaciliteit voor kmo's op te richten met als doel de leningen van de EIB aan kmo's uit te breiden tot kleinere financiële tussenpersonen (en kleinere kmo's) die momenteel met name wegens hun beperkte kredietprofiel onderbedeeld zijn;
25. spoort de EIB-groep en de Commissie er, met het oog op de handhaving van het huidige welvaartsniveau terwijl de lidstaten de overheidsfinanciën herstructureren, toe aan de sociale economie en jonge ondernemers te blijven ondersteunen via uiteenlopende initiatieven, zoals aangepaste leningen en garantieregelingen; is met name tevreden over de lancering van een nieuw investeringsplatform dat toegang biedt tot financiering aan ondernemingen uit de sociale sector die vanuit hun bedrijfsmodel actuele sociale kwesties pogen aan te pakken, en moedigt de EIB aan tot nauwe samenwerking met de Commissie en vertegenwoordigers van deze sector in het kader van het initiatief voor sociaal ondernemerschap;
26. verzoekt de EIB o.a. steun te verlenen aan de lidstaten die het hardst getroffen zijn door de crisis, door kansrijke activiteiten te financieren die erop gericht zijn de werkgelegenheid te bevorderen en de economie vooruit te helpen op het pad van groei; herinnert eraan dat samenwerking tussen de EIB en de structuurfondsen in de in moeilijkheden verkerende lidstaten noodzakelijk is om betrouwbare en productieve particuliere en overheidsinvesteringen en infrastructuurprojecten te kunnen uitvoeren;
27. is verheugd over het EIB-kader voor structurele programmaleningen, dat aanzienlijk bijdraagt aan de medefinanciering uit de nationale begrotingen in het kader van de structuurfondsen van de EU; moedigt de bank aan deze steun uit te breiden om de noodzakelijke investeringen te genereren in de lidstaten die zwaar getroffen zijn door de economische crisis; wijst er echter op dat deze maatregel gescheiden moet blijven van de structuurfondsprogramma's en na het einde van de crisis geleidelijk moet worden ingetrokken;
28. is ingenomen met de ondersteunende rol van de EIB bij de vormgeving van een specifieke financiële faciliteit voor de culturele, onderwijs- en creatieve sector, en is van mening dat de EIB initiatieven ter ondersteuning van culturele en educatieve activiteiten moet blijven ontwikkelen;
29. zet de EIB er in de context van schaarse overheidsmiddelen toe aan haar financiële ondersteuning van de gezondheidssector te handhaven en in het bijzonder steun te verlenen voor de bouw, vervanging en modernisering van ziekenhuisinfrastructuren;
30. steunt de inspanningen van de EIB om te blijven investeren in onderzoeks- en innovatieprojecten, met name via de Financieringsfaciliteit voor risicodeling en in het kader van Horizon 2020, waarbij het accent ligt op het op de markt brengen van nieuwe technologieën en ook groene technologie in aanmerking wordt genomen; verzoekt de EIB zich te blijven inspannen om de kloof op het vlak van onderzoek en innovatie tussen de verschillende economieën in de EU te overbruggen, aangezien deze kloof de goede werking van de interne markt op lange termijn in gevaar brengt;
31. moedigt de EIB ertoe aan samen met de Commissie te blijven werken aan de ontwikkeling van innovatieve financiële instrumenten die erop gericht zijn de beperkte EU-begrotingsmiddelen middels het hefboomeffect zo efficiënt mogelijk te gebruiken, privégeldschieters te mobiliseren en instrumenten voor risicodeling te stimuleren met het oog op de financiering van voor de EU belangrijke investeringen, waarbij o.a. wordt gekeken naar terreinen als landbouw, klimaatmaatregelen, efficiënt energie- en hulpbronnengebruik, hernieuwbare energie, duurzame vervoermiddelen, innovatie, trans-Europese netwerken, onderwijs en onderzoek, om zo de overgang naar op kennis gebaseerde groei en duurzame ontwikkeling te vergemakkelijken voor een Unie die op duurzaam concurrentievermogen gegrondvest is;
32. verheugt zich, specifiek voor wat energie-efficiëntie betreft, over het feit dat de EIB sinds een paar jaar in toenemende mate actief is op dit gebied, en moedigt de Commissie en de EIB ertoe aan samen te werken, synergieën te benutten en nieuwe gezamenlijke initiatieven te lanceren, in het bijzonder gezien de door de onlangs goedgekeurde richtlijn inzake energie-efficiëntie gecreëerde investeringsbehoeften en -kansen; verzoekt de EIB om zich bij de uitwerking van het nieuwe gezamenlijke initiatief inzake energie-efficiëntie onder meer te buigen over de specifieke rol van de ESCO's;
33. verheugt zich over de herziening van het mandaat van de EIB voor activiteiten buiten de Unie; steunt de EIB waar zij het accent legt op investeringen in de langetermijnwelvaart en -stabiliteit in de buurlanden van de EU – met name de landen rond de Middellandse Zee en de landen die zich voorbereiden op het EU-lidmaatschap – in de vorm van financiële steun op het gebied van interconnectie, groei, klimaatverandering, Europese directe buitenlandse investeringen en kmo's;
34. beveelt aan om de toegang van de EU-bank tot EU-subsidies te verbeteren en de synergie met EU-instrumenten in het kader van het nieuwe mandaat te vergroten, en pleit voor een groter gebruik van innovatieve financiële instrumenten buiten de EU, waaronder eigenvermogensinstrumenten en instrumenten voor risicodeling voor kmo's, alsook voor het creëren van mogelijkheden voor financiering in de vorm van microkredieten;
35. is verheugd over de regionale initiatieven van de bank, in het bijzonder in het Oostzeegebied en het Donaugebied, om de algehele duurzaamheid en het concurrentievermogen van deze regio's te verbeteren; is van mening dat het hier gaat om een voorbeeld van goede praktijken, dit met het oog op de mogelijkheid om ook aan andere EU-gebieden steun te verlenen;
36. is verheugd over de deelname van de bank aan het initiatief van Wenen (EBCI) met als doel een massale, ongecoördineerde terugtrekking van internationale bankengroepen uit Midden- en Oost-Europa en het Oostzeegebied te voorkomen, alsmede aan het nieuwe gezamenlijke actieplan van internationale financiële instellingen voor herstel en groei in de lidstaten en de kandidaat-lidstaten in Midden-, Oost- en Zuidoost-Europa;
37. moedigt de EIB aan om meer inspanningen te leveren om leningsoperaties buiten de EU uit te voeren en haar samenwerking met andere mondiale en regionale ontwikkelingsbanken, evenals met de agentschappen voor ontwikkelingsfinanciering in de lidstaten op te voeren om kosten te besparen en tot een efficiënter gebruik van middelen te komen;
38. is van mening dat de EIB in het kader van het toekomstige EU-platform voor buitenlandse samenwerking en ontwikkeling – waarvoor de Commissie naar verwachting een voorstel zal indienen – als „de bank van de EU” en de voor de hand liggende partner van de Commissie/de EDEO een bijzondere rol moet spelen door de EU-doelstellingen inzake buitenlands beleid in de context van het platform te ondersteunen en haar technische en financiële deskundigheid ter beschikking te stellen;
39. herhaalt dat het in de context van het combineren van faciliteiten belangrijk is om de schaarse financiële middelen uit de EU-begroting en uit andere bronnen zoveel mogelijk te bundelen en ervoor te zorgen dat dit aansluit bij het beleid en de normen van de EU;
40. spoort de EIB ertoe aan om mogelijke synergieën ten volle te benutten door nauw samen te werken met de EBWO;
41. is, gezien de huidige kapitaalkrapte voor groene investeringen, ingenomen met de activiteiten van de EIB ter ondersteuning van de overstap van Europa naar een slimmere, groenere en duurzamere economie;
42. doet een beroep op de EIB om de bepalingen van het Verdrag van Aarhus en de Verordeningen (EG) nr. 1367/2006 en (EG) nr. 1049/2001 na te leven door een openbaar documentenregister op te zetten, omdat dit nodig is om het recht op toegang tot documenten te garanderen, ook met betrekking tot de eindbegunstigden van de globale leningen van de EIB;
43. herinnert eraan dat o.a. het vrijwaren van het Europese acquis inzake milieu-, arbeids- en sociale rechten, transparantie, overheidsopdrachten en mensenrechten tot de verantwoordelijkheid van de EIB behoort;
44. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Investeringsbank en de regeringen en parlementen van de lidstaten.