Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2013/2537(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B7-0056/2013

Debatten :

PV 07/02/2013 - 10.3
CRE 07/02/2013 - 10.3

Stemmingen :

PV 07/02/2013 - 11.3
CRE 07/02/2013 - 11.3

Aangenomen teksten :

P7_TA(2013)0060

Aangenomen teksten
PDF 123kWORD 23k
Donderdag 7 februari 2013 - Straatsburg
Recente aanvallen op gezondheidswerkers in Pakistan
P7_TA(2013)0060RC-B7-0056/2013

Resolutie van het Europees Parlement van 7 februari 2013 over de recente aanslagen op medische hulpverleners in Pakistan (2013/2537(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over Pakistan,

–  gezien de verklaring van 18 december 2012 van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het Kinderfonds van de VN (Unicef),

–  gezien de mededeling van de Commissie „Een bijzondere plaats voor kinderen in het externe optreden van de EU” (COM(2008)0055),

–  gezien zijn resolutie van 18 april 2012 over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie, waaronder de implicaties voor het strategische mensenrechtenbeleid van de EU(1),

–  gezien het vijfjarig inzetplan EU-Pakistan van maart 2012, dat prioriteiten als goed bestuur, samenwerking op het gebied van zelfbeschikking voor vrouwen en mensenrechtendialoog behelst,

–  gezien de conclusies van de Raad van 25 juni 2012 over Pakistan, waarin herinnerd wordt aan de verwachtingen van de EU op het gebied van de bevordering en eerbiediging van de mensenrechten,

–  gezien het in 1994 geïnitieerde Nationale Poliobestrijdingsprogramma van Pakistan,

–  gezien het Mondiale Poliobestrijdingsinitiatief (GPEI) van de WHO en het nieuwe Finale Strategische Poliobestrijdingsplan van de WHO voor de periode 2013-2018,

–  gezien de Europese consensus over humanitaire hulp,

–  gezien artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat Pakistan volgens de WHO een van de laatste drie landen is waar polio nog steeds een endemische ziekte is, en dat er in 2011 198 infecties zijn geregistreerd; overwegende dat, indien men er niet in slaagt polio een halt toe te roepen, dit volgens de WHO ernstige gezondheidsrisico's met zich mee zou brengen voor de regio en daarbuiten, aangezien polio een zeer besmettelijke ziekte is;

B.  overwegende dat er op 1 januari 2013 zes medische hulpverleners en een arts zijn neergeschoten die naar huis op weg waren van het buurthuis waar zij werkten voor een niet-gouvernementele organisatie in de noordwestelijke Swabi-regio, ongeveer 75 km ten noordwesten van de hoofdstad Islamabad;

C.  overwegende dat er van 17 tot 19 december 2012 negen gezondheidswerkers, van wie zes vrouwen, die betrokken waren bij de poliobestrijdingscampagne in Pakistan, zijn neergeschoten in Karachi en Peshawar;

D.  overwegende dat er op 29 januari 2013 een politieagent die was ingeschakeld bij de beveiliging van een onder bescherming van de VN staand poliovaccinatieteam is gedood in de omgeving van Swabi en dat er op 31 januari 2013 twee poliovaccinatiewerkers zijn omgekomen bij de ontploffing van een landmijn in het noordwesten van Pakistan, hoewel niet duidelijk is of het hierbij om een gerichte aanslag ging;

E.  overwegende dat bij een andere aanslag in juli 2012 een Ghanese arts van de Wereldgezondheidsorganisatie en diens chauffeur gewond zijn geraakt toen zij behulpzaam waren bij de poliobestrijding in Karachi;

F.  overwegende dat de verdenking bestaat dat alle aanslagen verband hielden met campagnes voor de vaccinatie van Pakistaanse kinderen tegen polio;

G.  overwegende dat de recentste serie moorden voor de WHO en Unicef aanleiding zijn geweest om de poliocampagnes in het land op te schorten; overwegende dat de regering van Pakistan en de provincies Sindh en Khyber de vaccinatiecampagne ook tijdelijk hebben opgeschort vanwege problemen met de veiligheid van gezondheidswerkers;

H.  overwegende dat de Pakistaanse regering naar aanleiding van de polioproblematiek nationaal de noodtoestand heeft afgekondigd en momenteel bezig is met het opzetten van een poliovaccinatiecampagne, in een poging om de ziekte binnen haar grenzen uit te roeien; overwegende dat deze campagne wereldwijd wordt ondersteund door de WHO, Unicef en andere organisaties en deel uitmaakt van het mondiaal poliobestrijdingsinitiatief; overwegende dat de campagne de vaccinatie van 33 miljoen kinderen ten doel heeft en dat er meerdere honderdduizenden gezondheidswerkers, onder wie veel vrouwen, betrokken zijn bij de landelijke uitvoering van de vaccinaties;

I.  overwegende dat voor de sector gezondheidszorg in Pakistan minder dan 0,3% van de jaarlijkse begroting wordt uitgetrokken, zowel op federaal als op provinciaal niveau;

J.  overwegende dat de meeste aanslagen op gezondheidswerkers zich in de noordwestelijke gebieden hebben voorgedaan in de buurt van militante bolwerken, en naar verluidt zijn toe te schrijven aan de Taliban;

K.  overwegende dat de kinderen in Pakistan door deze aanvallen worden beroofd van hun recht op levensreddende elementaire gezondheidsinterventies en een verhoogd risico lopen op een ziekte die levenslange invaliditeit veroorzaakt;

L.  overwegende dat de recente aanvallen lijken voort te komen uit verzet tegen de vaccinatiecampagnes van de zijde van islamitische extremistische groeperingen, die beweren dat het vaccin is bedoeld om islamitische kinderen onvruchtbaar te maken;

M.  overwegende dat de Taliban als excuus voor hun criminele daden beweren dat in het verleden buitenlandse inlichtingendiensten lokale vaccinatieteams in heel Pakistan hebben gebruikt voor het verzamelen van inlichtingen;

N.  overwegende dat opvoeders en gezondheidswerkers steeds vaker het doelwit zijn van militante islamitische groeperingen zoals Tehreek-e-Taliban (TTP) en Jundullah, die de poliobestrijdingsinspanningen in Pakistan beschouwen als een poging om een buitenlandse, vrijzinnige agenda te propageren;

O.  overwegende dat de dodelijke aanslagen de groeiende onveiligheid weerspiegelen waarmee hulpverleners in Pakistan worden geconfronteerd; overwegende dat volgens het uit 2012 daterende rapport van de Aid Worker Security Database Pakistan een van de vijf gevaarlijkste landen is voor hulpverleners;

P.  overwegende dat ngo's en hulpverleners in veel gebieden en provincies van Pakistan een essentiële rol vervullen, in het bijzonder in tribale gebieden, waar de overheid geen diensten zoals medische klinieken of scholen heeft kunnen organiseren;

Q.  overwegende dat de meeste slachtoffers van de aanslagen op medisch personeel vrouwen waren, hetgeen aansluit bij de strategie van de Taliban-militanten waarbij vrouwelijke werknemers en activisten worden aangevallen om de boodschap dat vrouwen niet buitenshuis mogen werken, kracht bij te zetten;

1.  spreekt zijn scherpe veroordeling uit over de talrijke moorden en aanslagen die de laatste maanden hebben plaatsgevonden op medische hulpverleners en op de veiligheidsdiensten die opdracht hebben gekregen hen te beschermen; wijst er met nadruk op dat deze aanvallen bewerkstelligen dat de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in Pakistan, met name kinderen, van elementaire levensreddende gezondheidsinterventies verstoken blijven;

2.  betuigt zijn deelneming met de nabestaanden van de slachtoffers;

3.  is ermee ingenomen dat de regering van Pakistan en de maatschappelijke organisaties in het land de aanslagen veelvuldig hebben veroordeeld;

4.  dringt er bij de Pakistaanse regering op aan degenen die verantwoordelijk zijn voor de aanslagen van de afgelopen maanden te berechten;

5.  spreekt zijn bewondering uit voor de moed en vastberadenheid van de gezondheidswerkers, onder wie veel vrouwen, die ondanks de grote risico's die zij lopen onbaatzuchtig doorgaan met de bestrijding van polio en het verstrekken van andere gezondheidsdiensten aan de kinderen in Pakistan;

6.  onderstreept dat de hulpverleners in staat moeten worden gesteld om in een veilige omgeving te opereren; blijft diep bezorgd over het feit dat de internationale hulpverleners door militanten steeds vaker in verband worden gebracht met westelijke inlichtingendiensten en strijdkrachten;

7.  onderstreept dat de onderbreking van het poliovaccinatieprogramma in Pakistan een zware slag toebrengt aan de mondiale inspanningen om polio binnen korte tijd definitief uit te roeien;

8.  is ingenomen met het „Nationaal Noodactieplan voor de uitroeiing van polio in 2012” van de Pakistaanse regering en benadrukt dat het van groot belang is dat dit met succes wordt voortgezet om een toename van het aantal infecties te voorkomen; merkt op dat het aantal infecties sinds het begin van de laatste vaccinatiecampagne een historisch dieptepunt heeft bereikt;

9.  is verheugd over de toezegging van de WHO en andere internationale organisaties om de regering van Pakistan en het Pakistaanse volk te blijven ondersteunen in hun inspanningen om het land van polio en andere ziektes te bevrijden;

10.  dringt er bij de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden op aan zich te beraden over samenwerking met de Wereldgezondheidsorganisatie bij de ondersteuning van het Lady Health Worker Programme, dat gericht is op het verbeteren van de toegang tot elementaire preventieve gezondheidszorg, met name op het platteland;

11.  waardeert de inspanningen die reeds door de regering van Pakistan zijn geleverd om de veiligheid tijdens medische campagnes te garanderen en een nieuwe strategie te ontwikkelen voor de bescherming van de hulpverleners; roept de regering van Pakistan er echter toe op de veiligheidsmaatregelen voor hulporganisaties en hun werknemers aanzienlijk te verscherpen;

12.  roept de regeringen in de wereld ertoe op de neutraliteit van humanitaire activiteiten veilig te stellen, aangezien anders tienduizenden mensen kwetsbaar blijven voor ziekten en degenen die legitieme en essentiële gezondheidszorg verstrekken in gevaar worden gebracht;

13.  is ernstig verontrust over de situatie van vrouwen in Pakistan, in het bijzonder vrouwen en meisjes die actief worden in de samenleving en zijn bedreigd door de Taliban en andere extremistische groeperingen;

14.  spoort de regering van Pakistan ertoe aan een ​​uitgebreide voorlichtingscampagne te voeren voor meer steun en ontvoogding in de Pakistaanse samenleving en ter versterking van het vertrouwen ten aanzien van vaccinatiecampagnes; roept de Pakistaanse regering er in dit verband toe op een dialoog aan te gaan met de leiders van de gemeenschap om de diepere oorzaken van het probleem aan te pakken;

15.  is van mening dat zowel de media als het maatschappelijk middenveld in Pakistan, in samenwerking met de internationale organisaties en ngo's die betrokken zijn bij humanitaire acties, de verplichting hebben om meer besef te creëren voor de belangrijke en onafhankelijke rol die medische hulpverleners vervullen door de hulp die zij aan de bevolking verlenen;

16.  wijst er eens te meer op dat de EU bereid is steun te verlenen bij de komende verkiezingen in Pakistan, die cruciaal zijn voor de democratische toekomst van het land en voor de stabiliteit in de regio; merkt op dat de EU daartoe nog steeds geen formele schriftelijke uitnodiging heeft ontvangen van de Pakistaanse autoriteiten;

17.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Europese Dienst voor extern optreden, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, UN Women, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, Unicef, de WHO en de regering en het parlement van Pakistan.

(1) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0126.

Juridische mededeling - Privacybeleid