Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/0280(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B7-0079/2013

Ingediende teksten :

B7-0079/2013

Debatten :

PV 12/03/2013 - 14
CRE 12/03/2013 - 14
PV 13/03/2013 - 6
CRE 13/03/2013 - 6

Stemmingen :

PV 13/03/2013 - 8.7
CRE 13/03/2013 - 8.7
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2013)0084

Aangenomen teksten
PDF 661kWORD 95k
Woensdag 13 maart 2013 - Straatsburg
Rechtstreekse betalingen aan landbouwers uit hoofde van steunregelingen in het kader van het GLB (Besluit tot opening van interinstitutionele onderhandelingen)
P7_TA(2013)0084B7-0079/2013

Besluit van het Europees Parlement van 13 maart 2013 inzake de opening van en het mandaat voor interinstitutionele onderhandelingen over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (COM(2011)0625/3 – C7-0336/2011 – COM(2012)0552 – C7-0311/2012 – 2011/0280(COD)2013/2528(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling,

–  gezien artikel 70, lid 2, en artikel 70 bis van zijn Reglement,

  overwegende dat de in het wetgevingsvoorstel genoemde financiële middelen slechts een indicatie voor de wetgevingsautoriteit vormen en dat deze niet kunnen worden vastgesteld zolang er geen akkoord is bereikt over het voorstel voor een verordening tot vaststelling van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020;

besluit interinstitutionele onderhandelingen te openen op basis van het volgende mandaat:

MANDAAT

Door de Commissie voorgestelde tekst   Amendement
Amendement 1
Voorstel voor een verordening
Overweging 1
(1)  In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's „Het GLB tot 2020: inspelen op de uitdagingen van de toekomst inzake voedsel, natuurlijke hulpbronnen en territoriale evenwichten” worden de uitdagingen en doelstellingen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) in de periode na 2013 uiteengezet en wordt aangegeven welke richting het GLB in die periode zal uitgaan. Gezien de besprekingen over deze mededeling moet de hervorming van het GLB met ingang van 1 januari 2014 in werking treden. De hervorming moet betrekking hebben op alle belangrijke instrumenten van het GLB, inclusief Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Gezien de reikwijdte van de hervorming moet Verordening (EG) nr. 73/2009 worden ingetrokken en worden vervangen door een nieuwe tekst. Voorts moeten de bepalingen in het kader van de hervorming zo veel mogelijk worden gestroomlijnd en vereenvoudigd.
(1)  In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's „Het GLB tot 2020: inspelen op de uitdagingen van de toekomst inzake voedsel, natuurlijke hulpbronnen en territoriale evenwichten” worden de uitdagingen en doelstellingen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) in de periode na 2013 uiteengezet en wordt aangegeven welke richting het GLB in die periode zal uitgaan. Gezien de besprekingen over deze mededeling moet de hervorming van het GLB met ingang van 1 januari 2014 in werking treden. De hervorming moet betrekking hebben op alle belangrijke instrumenten van het GLB, inclusief Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Gezien de reikwijdte van de hervorming moet Verordening (EG) nr. 73/2009 worden ingetrokken en worden vervangen door een nieuwe tekst. Voorts moeten de bepalingen in het kader van de hervorming worden gestroomlijnd en vereenvoudigd.
Amendement 2
Voorstel voor een verordening
Overweging 1 bis (nieuw)
(1 bis)  Er is een krachtig GLB nodig dat wordt gesteund door een toereikende begroting met een toename in reële termen in de periode 2007-2013, waarvan het doel is te garanderen dat er in de Europese Unie te allen tijde voldoende en gevarieerd voedsel van hoge kwaliteit geproduceerd wordt en bij te dragen tot meer werkgelegenheid, het behoud en de productie van milieugoederen, de strijd tegen de klimaatverandering, en het territoriale beheer. Het GLB moet daarnaast gebaseerd zijn op bepalingen die goed te begrijpen zijn voor landbouwers, andere belanghebbenden en de burgers in het algemeen, om zo een transparante uitvoering te garanderen, toezicht mogelijk te maken en de kosten voor marktdeelnemers en overheden te beperken.
Amendement 3
Voorstel voor een verordening
Overweging 1 ter (nieuw)
(1 ter)  Vermindering van de administratieve lasten is een van de kerndoelstellingen en hoofdvereisten van de hervorming van het GLB. Daar moet bij de invulling van de desbetreffende regeling voor rechtstreekse steun terdege rekening mee worden gehouden. Het aantal steunregelingen moet beperkt blijven tot het strikt noodzakelijke, en landbouwers en lidstaten moeten aan de verschillende vereisten en verplichtingen kunnen voldoen zonder gebukt te gaan onder buitensporige administratieve rompslomp. Op de praktijk geënte tolerantieniveaus, redelijke de-minimisgrenzen, alsook een juist evenwicht tussen vertrouwen en toezicht moeten worden ingezet om de administratieve lasten van lidstaten en begunstigden in de toekomst terug te dringen.
Amendement 4
Voorstel voor een verordening
Overweging 8
(8)  Om rekening te houden met nieuwe wetgeving inzake steunregelingen die na de inwerkingtreding van deze verordening kan worden vastgesteld, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen aan te nemen tot wijziging van de lijst van steunregelingen die onder deze verordening vallen.
(8)  Om rekening te houden met nieuwe wetgeving inzake steunregelingen die na de inwerkingtreding van deze verordening kan worden vastgesteld, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen aan te nemen tot wijziging van de lijst van steunregelingen die opgenomen zijn in bijlage I van deze verordening.
Amendement 5
Voorstel voor een verordening
Overweging 9
(9)  Om rekening te houden met specifieke nieuwe elementen en om de rechten van begunstigden te beschermen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen tot vaststelling van verdere definities inzake de toegang tot steun in het kader van deze verordening, en tot vaststelling van een kader voor de door de lidstaten te omschrijven minimumactiviteiten die nodig zijn om gronden in een voor de beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat te houden, van de criteria waaraan een landbouwer moet voldoen zodat kan worden aangenomen dat de verplichting om het landbouwareaal in een voor de productie geschikte staat te houden, is nagekomen, en van de criteria aan de hand waarvan kan worden bepaald of grassen en andere kruidachtige voedergewassen in blijvend grasland overheersen.
(9)  Om rekening te houden met specifieke nieuwe elementen en om de rechten van begunstigden te beschermen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen tot vaststelling van de criteria waarmee de lidstaten de minimumactiviteiten omschrijven die nodig zijn om gronden in een voor de beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat te houden en van het kader waarin lidstaten moeten bepalen waaraan een landbouwer moet voldoen zodat kan worden aangenomen dat de verplichting om het landbouwareaal in een voor de productie geschikte staat te houden, is nagekomen.
Amendement 6
Voorstel voor een verordening
Overweging 10
(10)  Om de rechten van begunstigden te beschermen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen inzake de berekeningsgrondslag voor verlagingen die de lidstaten uit hoofde van de toepassing van de financiële discipline moeten toepassen op landbouwers.
Schrappen

Amendement 7
Voorstel voor een verordening
Overweging 13
(13)  Uit de ervaring met de toepassing van de diverse regelingen inzake steun aan landbouwers is gebleken dat in sommige gevallen steun is verleend aan begunstigden wier zakelijk doel niet of nauwelijks gericht was op de uitoefening van landbouwactiviteiten, zoals luchthavens, spoorwegondernemingen, vastgoedondernemingen en ondernemingen die sportvelden beheren. Om gerichter steun te kunnen verlenen, moeten de lidstaten voortaan afzien van rechtstreekse betalingen aan dergelijke natuurlijke en rechtspersonen. Aangezien deeltijdlandbouwers rechtstreeks bijdragen aan de vitaliteit van plattelandsgebieden, moet worden voorkomen dat zij geen rechtstreekse betalingen ontvangen.
(13)  Uit de ervaring met de toepassing van de diverse regelingen inzake steun aan landbouwers is gebleken dat in sommige gevallen steun is verleend aan natuurlijke en rechtspersonen wier zakelijk doel niet of nauwelijks gericht was op de uitoefening van landbouwactiviteiten. Om gerichter steun te kunnen verlenen die beter afgestemd is op de nationale situatie, moeten de lidstaten zelf verantwoordelijk worden voor de definitie van „actieve landbouwer”. Ze moeten dus afzien van rechtstreekse betalingen aan organisaties als vervoermaatschappijen, luchthavens, vastgoedondernemingen, ondernemingen die sportvelden beheren, campings of mijnbouwbedrijven, tenzij deze organisaties kunnen aantonen dat zij voldoen aan de criteria om als actieve landbouwer te worden aangemerkt. Aangezien deeltijdlandbouwers rechtstreeks bijdragen aan de vitaliteit van plattelandsgebieden, moet worden voorkomen dat zij geen rechtstreekse betalingen ontvangen.
Amendement 8
Voorstel voor een verordening
Overweging 15
(15)  Kenmerkend voor de verdeling van de rechtstreekse inkomenssteun over de landbouwers is dat een beperkt aantal grote bedrijven een onevenredig groot deel van de betalingen toegewezen krijgt. Om het met inkomenssteun beoogde doel op efficiënte wijze te verwezenlijken, is het gezien het schaalvoordeel van grotere bedrijven niet nodig dat zij hetzelfde steunbedrag per eenheid ontvangen. Grotere bedrijven hebben bovendien een groter aanpassingsvermogen en kunnen bijgevolg gemakkelijker werken met lagere steunbedragen per eenheid. Om tot een betere verdeling van de betalingen over de landbouwers te komen, is het daarom redelijk om een systeem voor grotere bedrijven in te voeren waarin de omvang van de steun geleidelijk afneemt en boven een bepaald plafond nihil is. Wel moet in zo'n systeem rekening worden gehouden met de intensiteit van de arbeid in loondienst, om te voorkomen dat een en ander een te sterke weerslag zou hebben op grote landbouwbedrijven die veel personeel in dienst hebben. Deze maxima mogen niet gelden voor betalingen voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken, omdat de daarmee beoogde nuttige doelen anders mogelijk onder druk komen te staan. Om te voorkomen dat landbouwers allerlei kunstgrepen toepassen om zich aan de gevolgen van plafonnering te onttrekken, moeten de lidstaten criteria vaststellen die ervoor zorgen dat de plafonnering het beoogde effect sorteert. De opbrengsten uit de verlaging en plafonnering van betalingen aan grote bedrijven moeten in de lidstaten blijven waarin ze zijn gegenereerd, en moeten worden gebruikt voor de financiering van projecten die duidelijk bijdragen aan innovatie in het kader van Verordening (EU) nr. […] van het Europees Parlement en de Raad van … inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) [POV].
(15)  Kenmerkend voor de verdeling van de rechtstreekse inkomenssteun over de landbouwers is dat een beperkt aantal grote bedrijven een onevenredig groot deel van de betalingen toegewezen krijgt. Om het met inkomenssteun beoogde doel op efficiënte wijze te verwezenlijken, is het gezien het schaalvoordeel van grotere bedrijven niet nodig dat zij hetzelfde steunbedrag per eenheid ontvangen. Grotere bedrijven hebben bovendien een groter aanpassingsvermogen en kunnen bijgevolg gemakkelijker werken met lagere steunbedragen per eenheid. Om tot een betere verdeling van de betalingen over de landbouwers te komen, is het daarom redelijk om een systeem voor grotere bedrijven in te voeren waarin de omvang van de steun geleidelijk afneemt en boven een bepaald plafond nihil is. Wel moet in zo'n systeem rekening worden gehouden met de ingezette hoeveelheid arbeid, met inbegrip van salarissen en aannemerskosten, om te voorkomen dat een en ander een te sterke weerslag zou hebben op grote landbouwbedrijven die veel personeel in dienst hebben. Deze maxima mogen niet gelden voor betalingen voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken, omdat de daarmee beoogde nuttige doelen anders mogelijk onder druk komen te staan. Om te voorkomen dat landbouwers allerlei kunstgrepen toepassen om zich aan de gevolgen van plafonnering te onttrekken, moeten de lidstaten criteria vaststellen die ervoor zorgen dat de plafonnering het beoogde effect sorteert. De opbrengsten uit de verlaging en plafonnering van betalingen aan grote bedrijven moeten in de lidstaten blijven waarin ze zijn gegenereerd, en moeten worden gebruikt voor de financiering van projecten die duidelijk bijdragen aan innovatie en plattelandsontwikkeling in het kader van Verordening (EU) nr. […] van het Europees Parlement en de Raad van … inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) [POV]. De lidstaten krijgen dan de mogelijkheid de door plafonnering verkregen bedragen toe te wijzen aan grotere bedrijven waarvoor de genoemde plafonnering gold, zodat deze bedrijven kunnen investeren in innovatie.
Amendement 9
Voorstel voor een verordening
Overweging 20
(20)  Om te zorgen voor een betere verdeling van de steun over de landbouwgrond in de EU, met inbegrip van de lidstaten die de bij Verordening (EG) nr. 73/2009 ingestelde regeling inzake een enkele areaalbetaling hebben toegepast, moet een nieuwe basisbetalingsregeling in de plaats treden van de bedrijfstoeslagregeling die was ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en is voortgezet in het kader van Verordening (EG) nr. 73/2009, waarin de daarvóór bestaande steunmechanismen in één regeling voor ontkoppelde rechtstreekse betalingen zijn ondergebracht. Daarbij moeten betalingsrechten die in het kader van die verordeningen zijn verworven, vervallen en moeten nieuwe betalingsrechten worden toegewezen, die echter nog wel moeten berusten op het aantal subsidiabele hectaren waarover landbouwers in het eerste jaar van toepassing van de regeling beschikken.
(20)  Om te zorgen voor een betere verdeling van de steun over de landbouwgrond in de EU, met inbegrip van de lidstaten die de bij Verordening (EG) nr. 73/2009 ingestelde regeling inzake een enkele areaalbetaling hebben toegepast, moet een nieuwe basisbetalingsregeling in de plaats treden van de bedrijfstoeslagregeling die was ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en is voortgezet in het kader van Verordening (EG) nr. 73/2009, waarin de daarvóór bestaande steunmechanismen in één regeling voor ontkoppelde rechtstreekse betalingen zijn ondergebracht. De lidstaten moeten hun bestaande steunregelingen wijzigen om ze af te stemmen op deze verordening, zonder noodzakelijkerwijs hun huidige modellen voor rechtstreekse betalingen af te schaffen.
Amendement 139
Voorstel voor een verordening
Overweging 21
(21)   Aangezien in de loop der tijd diverse sectoren in de bedrijfstoeslagregeling zijn geïntegreerd en de landbouwers tijd hebben gekregen om zich daaraan aan te passen, is het steeds moeilijker geworden om het bestaan van aanzienlijke individuele verschillen in de hoogte van de steun per hectare, die gebaseerd zijn op in het verleden verleende steun, te rechtvaardigen. Daarom moet rechtstreekse inkomenssteun, mede gelet op de brede context van de EU-begroting, billijker worden verdeeld over de lidstaten door deze minder sterk te koppelen aan historische referenties. Om rechtstreekse steun gelijker te verdelen zonder voorbij te gaan aan de nog bestaande verschillen in loonkosten en inputkosten, moeten de niveaus van de rechtstreekse steun per hectare geleidelijk worden aangepast. Daartoe moeten alle lidstaten die minder ontvangen dan 90 % van het gemiddelde aan rechtstreekse betalingen, de kloof tussen hun huidige niveau en dat niveau – gespreid over de periode – met een derde verminderd zien. Deze convergentie moet naar evenredigheid worden gefinancierd door alle lidstaten die meer dan het EU-gemiddelde aan rechtstreekse betalingen ontvangen. Voorts moeten alle betalingsrechten die in 2019 in een lidstaat of in een regio zijn geactiveerd, een uniforme waarde per eenheid hebben, zulks nadat in lineaire stappen in de overgangsperiode een convergentie naar deze waarde toe heeft plaatsgevonden. Om ontwrichtende financiële gevolgen voor de landbouwers te voorkomen, moet het de lidstaten die de bedrijfstoeslagregeling, en met name het historische model, hebben toegepast, evenwel worden toegestaan om bij de berekening van de waarde van betalingsrechten in het eerste jaar van toepassing van de nieuwe regeling deels rekening te houden met historische factoren. De discussie over het volgende meerjarig financieel kader voor de periode vanaf 2021 moet zich ook toespitsen op de doelstelling om een volledige convergentie tot stand te brengen door rechtstreekse steun in die periode gelijkelijk te verdelen over de Europese Unie.
(21)   Naast de convergentie van de steun op nationaal en op regionaal niveau, moeten ook de nationale begrotingen voor de rechtstreekse betalingen worden aangepast om ervoor te zorgen dat in lidstaten waar het huidige niveau van de rechtstreekse betalingen per hectare lager ligt dan 70 % van het Europese gemiddelde, dat verschil ten opzichte van het gemiddelde met 30 % wordt teruggebracht. In lidstaten waar het niveau van de rechtstreekse betalingen 70 % tot 80 % van het gemiddelde bedraagt, moet die kloof met 25 % worden verkleind, en in lidstaten waar het niveau meer dan 80 % van het gemiddelde bedraagt, moet het verschil met 10 % inkrimpen. Nadat deze mechanismen zijn toegepast, mag geen enkele lidstaat nog minder dan 55 % van het EU-gemiddelde ontvangen in 2014 en 75 % van het EU-gemiddelde in 2019. Voor lidstaten waar het steunniveau hoger ligt dan het EU-gemiddelde mogen de inspanningen om convergentie te bewerkstelligen er niet toe leiden dat zij onder het gemiddelde zakken. De convergentie moet naar evenredigheid worden gefinancierd door alle lidstaten die meer dan het EU-gemiddelde aan rechtstreekse betalingen ontvangen.
Amendement 11
Voorstel voor een verordening
Overweging 21 bis (nieuw)
(21 bis)  Naast de convergentie van de steun op nationaal en regionaal niveau, moeten ook de nationale begrotingen voor de rechtstreekse betalingen worden aangepast om ervoor te zorgen dat in lidstaten waar het niveau van de rechtstreekse betalingen per hectare lager ligt dan 70 % van het Uniegemiddelde, dat verschil ten opzichte van het gemiddelde met 30 % wordt teruggebracht. In lidstaten waar het niveau van de rechtstreekse betalingen 70 % tot 80 % van het gemiddelde bedraagt, moet die kloof met 25 % worden verkleind, en in lidstaten waar het niveau meer dan 80 % van het gemiddelde bedraagt, moet het verschil met 10 % afnemen. Nadat deze aanpassingen zijn gedaan, mag geen enkele lidstaat nog minder dan 65 % van het Uniegemiddelde ontvangen. Voor lidstaten waar het steunniveau hoger ligt dan het Uniegemiddelde mogen de inspanningen om convergentie te bewerkstelligen er niet toe leiden dat deze percentages onder het gemiddelde zakken. De convergentie moet naar evenredigheid worden gefinancierd door alle lidstaten die meer dan het Uniegemiddelde aan rechtstreekse betalingen ontvangen.
Amendement 12
Voorstel voor een verordening
Overweging 22
(22)  Uit de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, is gebleken dat een aantal hoofdelementen behouden moet blijven, zoals de vaststelling van nationale maxima die ervoor moeten zorgen dat het totaal van de steun niet hoger is dan de huidige beperkte begrotingsmiddelen. De lidstaten moeten ook doorgaan met het beheer van een nationale reserve, die moet worden gebruikt om de deelname van jonge landbouwers aan de regeling te bevorderen of kan worden gebruikt om in specifieke behoeften in bepaalde regio's te voorzien. Voorschriften voor de overdracht en het gebruik van betalingsrechten moeten blijven bestaan, zij het in een vereenvoudigde vorm indien mogelijk.
(22)  Uit de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de bedrijfstoeslagregeling, is gebleken dat een aantal hoofdelementen behouden moet blijven, zoals de vaststelling van nationale maxima die ervoor moeten zorgen dat het totaal van de steun niet hoger is dan de huidige beperkte begrotingsmiddelen. De lidstaten moeten, ten minste in het eerste jaar van de nieuwe basisbetalingsregeling, ook doorgaan met het beheer van een nationale reserve, die regionaal kan worden beheerd en moet worden gebruikt om de deelname van jonge landbouwers en nieuwe landbouwers aan de regeling te bevorderen of kan worden gebruikt om in specifieke behoeften in bepaalde regio's te voorzien. Voorschriften voor de overdracht en het gebruik van betalingsrechten moeten blijven bestaan, zij het in een vereenvoudigde vorm indien mogelijk.
Amendement 13
Voorstel voor een verordening
Overweging 22 bis (nieuw)
(22 bis)  Lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen een verminderingscoëfficiënt vast te stellen waarvan de waarde bijvoorbeeld nul is, om zo het aantal subsidiabele arealen met een lager opbrengstpotentieel of voor een specifieke productie te kunnen verminderen.
Amendement 14
Voorstel voor een verordening
Overweging 23
(23)  Om de rechten van begunstigden te beschermen en duidelijkheid te verschaffen over de concrete situaties die zich bij de toepassing van de basisbetalingsregeling kunnen voordoen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen inzake het recht van landbouwers op steun in het kader van de basisbetalingsregeling en hun toegang tot deze regeling bij vererving en verwachte vererving, bij vererving in het kader van een huurcontract, bij wijziging van de juridische status of benaming en bij een fusie of splitsing van het bedrijf, inzake de berekening van het aantal en de waarde en de verhoging van de waarde van betalingsrechten bij de toewijzing van betalingsrechten, waaronder de mogelijkheid van een voorlopig aantal, een voorlopige waarde of een voorlopige verhoging van betalingsrechten die op basis van de aanvraag van de landbouwer worden toegewezen, inzake de voorwaarden voor de vaststelling van het voorlopige en het definitieve aantal en de voorlopige en de definitieve waarde van de betalingsrechten, en inzake de gevallen waarin een verkoopcontract of verhuurcontract van invloed kan zijn op de toewijzing van betalingsrechten, inzake de vaststelling en berekening van het aantal en de waarde van betalingsrechten die uit de nationale reserve worden ontvangen, inzake de wijziging van de waarde per eenheid van betalingsrechten bij delen van betalingsrechten en inzake de criteria voor de toewijzing van betalingsrechten in het kader van het gebruik van de nationale reserve en aan landbouwers die voor 2011 geen steun hebben aangevraagd.
(23)  Om de rechten van begunstigden te beschermen en duidelijkheid te verschaffen over de concrete situaties die zich bij de toepassing van de basisbetalingsregeling kunnen voordoen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen inzake het recht van landbouwers op steun in het kader van de basisbetalingsregeling en hun toegang tot deze regeling bij vererving en verwachte vererving, bij vererving in het kader van een huurcontract, bij wijziging van de juridische status of benaming en bij een fusie of splitsing van het bedrijf, inzake de berekening van het aantal en de waarde en de verhoging van de waarde van betalingsrechten bij de toewijzing van betalingsrechten, waaronder de mogelijkheid van een voorlopig aantal, een voorlopige waarde of een voorlopige verhoging van betalingsrechten die op basis van de aanvraag van de landbouwer worden toegewezen, inzake de voorwaarden voor de vaststelling van het voorlopige en het definitieve aantal en de voorlopige en de definitieve waarde van de betalingsrechten, en inzake de gevallen waarin een verkoopcontract of verhuurcontract van invloed kan zijn op de toewijzing van betalingsrechten, inzake de vaststelling en berekening van het aantal en de waarde van betalingsrechten die uit de nationale reserve worden ontvangen, inzake de wijziging van de waarde per eenheid van betalingsrechten bij delen van betalingsrechten en inzake de criteria voor de toewijzing van betalingsrechten in het kader van het gebruik van de nationale reserve en aan landbouwers die in de periode van 2009 tot 2011 geen steun hebben aangevraagd.
Amendement 15
Voorstel voor een verordening
Overweging 24 bis (nieuw)
(24 bis)  Lidstaten moeten kunnen besluiten een deel van hun nationale maximum te gebruiken om een aanvullende jaarlijkse betaling voor de eerste hectaren toe te kennen aan landbouwers teneinde beter rekening te kunnen houden met de diversiteit van landbouwbedrijven op het vlak van hun economische omvang, keuze van productie en werkgelegenheid.
Amendement 16
Voorstel voor een verordening
Overweging 26
(26)  Een van de doelstellingen van het nieuwe GLB is een verhoging van de milieuprestatie van het GLB door de invoering van een verplichte „vergroenende” component van rechtstreekse betalingen in de vorm van steun voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken die voor de gehele EU gelden. Daartoe moeten de lidstaten een deel van hun nationale maximum voor rechtstreekse betalingen gebruiken voor de toekenning van een jaarlijkse betaling, welke bovenop de basisbetaling komt en bestemd is voor landbouwers die daarvoor bepaalde praktijken moeten uitoefenen die in de eerste plaats aansluiten bij klimaat- en milieubeleidsdoelen. Daarbij kan het gaan om eenvoudige, algemene, niet-contractuele, jaarlijkse acties die verband houden met de landbouw en die verder gaan dan de naleving van de randvoorwaarden, zoals gewasdiversificatie, de instandhouding van blijvend grasland en ecologische aandachtsgebieden. Deze verplichte praktijken moeten ook gelden voor landbouwers van wie het bedrijf geheel of gedeeltelijk is gelegen in een Natura 2000-gebied dat onder Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand valt, zolang deze praktijken verenigbaar zijn met de doelstellingen van deze richtlijnen. Landbouwers die voldoen aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91, moeten sowieso profiteren van de „vergroenende” component zonder dat zij daarvoor nog aan verdere verplichtingen hoeven te voldoen, aangezien de milieuvoordelen van biologische landbouw al algemeen worden onderkend. Niet-naleving van de „vergroenende” component moet leiden tot sancties op basis van artikel 65 van Verordening (EU) nr. [...] [HZV].
(26)  Een van de doelstellingen van het nieuwe GLB is een verhoging van de milieuprestatie van het GLB. Daartoe dienen de lidstaten een deel van hun nationale maximum voor rechtstreekse betalingen te gebruiken voor de toekenning van een jaarlijkse betaling, welke bestemd is voor landbouwers die daarvoor bepaalde praktijken moeten uitoefenen die in de eerste plaats aansluiten bij klimaat- en milieubeleidsdoelen. Daarbij kan het gaan om eenvoudige, algemene, niet-contractuele, jaarlijkse acties die verband houden met de landbouw en die verder gaan dan de naleving van de randvoorwaarden, zoals gewasdiversificatie, de instandhouding van blijvend grasland en blijvend weiland en ecologische aandachtsgebieden. Landbouwers die voldoen aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91, begunstigden van agromilieu- en klimaatbetalingen zoals bepaald in artikel 29 van Verordening (EU) nr. ° [...] [POV] en landbouwers van wie het bedrijf zich in een Natura 2000-gebied bevindt, moeten sowieso profiteren van de „vergroenende” component zonder dat zij daarvoor nog aan verdere verplichtingen hoeven te voldoen. Onder bepaalde voorwaarden moeten landbouwers van wie het bedrijf gecertificeerd is op grond van nationale milieucertificatiestelsels ook van de „vergroenende” component kunnen profiteren. Landbouwers moeten worden vrijgesteld van de verplichting tot gewasdiversificatie en van de verplichtingen met betrekking tot ecologische aandachtsgebieden wanneer ten minste 75 % van hun bedrijf bedekt is met blijvend grasland, blijvend weiland of gewassen die onder water staan. Deze vrijstelling mag uitsluitend gelden wanneer het bouwland van de resterende subsidiabele landbouwgrond niet groter is dan 50 hectare.
Amendement 17
Voorstel voor een verordening
Overweging 28
(28)  Om ervoor te zorgen dat de landbouwers de als blijvend grasland gebruikte grond als zodanig in stand houden, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen inzake de toepassing van de maatregel.
(28)  Om ervoor te zorgen dat de lidstaten de als blijvend grasland en blijvend weiland gebruikte grond als zodanig in stand houden, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen inzake de toepassing van de maatregel.
Amendement 18
Voorstel voor een verordening
Overweging 29
(29)  Om ervoor te zorgen dat de maatregel inzake ecologische aandachtsgebieden op een efficiënte en coherente wijze ten uitvoer wordt gelegd en tegelijk rekening wordt gehouden met de specifieke situatie in de diverse lidstaten, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen tot nadere definiëring van de soorten ecologische aandachtsgebieden die in het kader van deze maatregel worden genoemd, en tot aanvulling en definiëring van andere soorten ecologische aandachtsgebieden die mogen worden meegeteld voor de inachtneming van het in deze maatregel genoemde percentage.
(29)  Om ervoor te zorgen dat de maatregel inzake ecologische aandachtsgebieden op een efficiënte en coherente wijze ten uitvoer wordt gelegd en tegelijk rekening wordt gehouden met de specifieke situatie in de diverse lidstaten, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen met betrekking tot de nadere definiëring van de soorten ecologische aandachtsgebieden die in het kader van deze maatregel worden genoemd, de aanvulling en definiëring van andere soorten ecologische aandachtsgebieden die mogen worden meegeteld voor de inachtneming van het in deze maatregel genoemde percentage en teneinde een Unie-breed kader vast te stellen van wegingscoëfficiënten voor de berekening van het aantal hectaren dat wordt bestreken door verschillende soorten ecologische aandachtsgebieden.
Amendement 104
Voorstel voor een verordening
Overweging 29 bis (nieuw)
(29 bis)  Om het milieu en de agronomische omstandigheden te verbeteren en de klimaatverandering tegen te gaan, moet de Commissie onverwijld een strategisch plan indienen voor de levering van plantaardige eiwitten, waarmee de Unie ook in staat zal worden gesteld haar zeer sterke afhankelijkheid van buitenlandse aanvoerbronnen te verminderen. Dit plan moet ervoor zorgen dat er in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid meer olie- en eiwithoudende gewassen en peulvruchten worden geteeld, en dat agronomisch onderzoek op het gebied van geschikte en productieve variëteiten wordt aangemoedigd.
Amendement 19
Voorstel voor een verordening
Overweging 33
(33)  De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om een deel van hun nationale maximum in een aantal duidelijk omschreven gevallen te gebruiken voor de verlening van rechtstreekse gekoppelde steun voor bepaalde sectoren. De middelen die voor gekoppelde steun mogen worden gebruikt, moeten beperkt blijven tot een passend niveau, terwijl dergelijke steun alleen mag worden verleend in lidstaten of in bepaalde regio's van lidstaten die in een bijzondere situatie verkeren, waarin specifieke soorten landbouw of specifieke landbouwsectoren om economische, ecologische en/of sociale redenen van groot belang zijn. Het moet de lidstaten worden toegestaan ten hoogste 5 % van hun nationale maximum dan wel ten hoogste 10 % ingeval hun gekoppelde steun in ten minste één van de jaren in de periode 2010-2013 meer dan 5 % bedroeg, voor deze steun te gebruiken. In naar behoren gemotiveerde gevallen, waarin voor een regio wordt aangetoond dat er bepaalde behoeften bestaan op gevoelige punten, moet het de lidstaten na goedkeuring van de Commissie worden toegestaan om meer dan 10 % van hun nationale maximum te gebruiken. Gekoppelde steun mag alleen worden verleend voor zover dat als stimulans noodzakelijk is om de huidige productie in deze regio's op peil te houden. Deze steun moet ook beschikbaar zijn voor landbouwers die op 31 december 2013 beschikken over bijzondere toeslagrechten die zijn toegewezen in het kader van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en Verordening (EG) nr. 73/2009 en die geen subsidiabele hectaren voor de activering van betalingsrechten hebben. Voorts moet de Commissie, wat betreft de goedkeuring van vrijwillige gekoppelde steun van meer dan 10 % van het jaarlijkse nationale maximum dat per lidstaat is vastgesteld, worden gemachtigd om uitvoeringshandelingen aan te nemen zonder Verordening (EU) nr. 182/2011 toe te passen.
(33)  De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om een deel van hun nationale maximum in een aantal duidelijk omschreven gevallen te gebruiken voor de verlening van rechtstreekse gekoppelde steun voor bepaalde sectoren. De middelen die voor gekoppelde steun mogen worden gebruikt, moeten beperkt blijven tot een passend niveau, terwijl dergelijke steun alleen mag worden verleend in lidstaten of in bepaalde regio's van lidstaten die in een bijzondere situatie verkeren, waarin specifieke soorten landbouw of specifieke landbouwsectoren om economische, ecologische en/of sociale redenen van groot belang zijn. Het moet de lidstaten worden toegestaan ten hoogste 15 % van hun nationale maximum voor deze steun te gebruiken. Dit percentage kan met 3 procentpunten worden verhoogd voor de lidstaten die besluiten minstens 3 % van hun nationale maximum te gebruiken om de productie van eiwithoudende gewassen te bevorderen. Gekoppelde steun mag alleen worden verleend voor zover dat als stimulans noodzakelijk is om de huidige productie in deze regio's op peil te houden, behalve als het doel van de steun ecologisch is. Deze steun moet ook beschikbaar zijn voor landbouwers die op 31 december 2013 beschikken over bijzondere betalingsrechten die zijn toegewezen in het kader van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en Verordening (EG) nr. 73/2009 en die geen subsidiabele hectaren voor de activering van betalingsrechten hebben. Wat betreft de goedkeuring van vrijwillige gekoppelde steun moet de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, in overeenstemming met artikel 290 VWEU worden toegekend aan de Commissie.
Amendement 20
Voorstel voor een verordening
Overweging 38
(38)  Voor kleine landbouwers moet een eenvoudige, speciale regeling worden ingevoerd om de administratieve kosten van het beheer en de controle van rechtstreekse steun te beperken. Daartoe moet een forfaitaire betaling worden vastgesteld die in de plaats treedt van alle rechtstreekse betalingen. Met de invoering van regelgeving die gericht is op een vereenvoudiging van de formaliteiten door onder meer een beperking van de verplichtingen van kleine landbouwers, zoals de verplichtingen in het kader van de steunaanvraag, de klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken, de randvoorwaarden en de controles die zijn voorgeschreven bij Verordening (EU) nr. [...] [HZV], mag de verwezenlijking van de brede doelstellingen van de hervorming als zodanig niet in gevaar komen, hetgeen concreet inhoudt dat de in bijlage II bij Verordening (EU) nr. [...] [HZR] vermelde EU-wetgeving gewoon van toepassing is op kleine landbouwers. De regeling voor kleine landbouwers heeft tot doel de bestaande landbouwstructuur van kleine bedrijven in de EU te steunen zonder de ontwikkeling in de richting van meer concurrerende structuren te belemmeren. Daarom moet de toegang tot de regeling beperkt blijven tot al bestaande bedrijven.
(38)  Het moet aan de lidstaten worden toegestaan een eenvoudige, speciale regeling in te voeren voor kleine landbouwbedrijven om de administratieve kosten van het beheer en de controle van rechtstreekse steun te beperken. Daartoe moeten lidstaten een forfaitaire betaling of een vast jaarlijks bedrag per begunstigde kunnen vaststellen die in de plaats treedt van alle rechtstreekse betalingen. Landbouwers met jaarlijkse betalingen van maximaal 1 500 euro moeten automatisch in die regeling worden opgenomen. Het moet mogelijk zijn regelgeving in te voeren die gericht is op een vereenvoudiging van de formaliteiten door onder meer een beperking van de verplichtingen van kleine landbouwbedrijven, zoals de verplichtingen in het kader van de steunaanvraag, de klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken, de randvoorwaarden en de controles die zijn voorgeschreven bij Verordening (EU) nr. [...] [HZV], zonder dat hierdoor de verwezenlijking van de brede doelstellingen van de hervorming als zodanig in gevaar komt, hetgeen concreet inhoudt dat de in bijlage II bij Verordening (EU) nr. [...] [HZR] vermelde EU-wetgeving gewoon van toepassing is op kleine landbouwbedrijven. De regeling voor kleine landbouwers heeft tot doel de bestaande landbouwstructuur van kleine bedrijven in de EU te steunen zonder de ontwikkeling in de richting van meer concurrerende structuren te belemmeren. Daarom moet de toegang tot de regeling beperkt blijven tot al bestaande bedrijven.
Amendement 21
Voorstel voor een verordening
Overweging 40
(40)  Omwille van de vereenvoudiging en om rekening te houden met de specifieke situatie van de ultraperifere gebieden, moeten rechtstreekse betalingen voor deze regio's worden beheerd in het kader van de steunprogramma's die bij Verordening (EG) nr. 247/2006 zijn vastgesteld. Bijgevolg mogen de bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op de basisbetalingsregeling en daarmee samenhangende betalingen en op gekoppelde steun, niet gelden voor deze gebieden.
(40)  Omwille van de vereenvoudiging en om rekening te houden met de specifieke situatie van de ultraperifere gebieden, moeten rechtstreekse betalingen voor deze regio's worden beheerd in het kader van de steunprogramma's die bij Verordening (EG) nr. 247/2006 zijn vastgesteld. Bijgevolg mogen de bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op de basisbetalingsregeling en daarmee samenhangende betalingen en op gekoppelde steun, niet gelden voor deze gebieden. Niettemin moeten de potentiële effecten van elke wijziging in deze verordening op die regio's worden beoordeeld.
Amendement 22
Voorstel voor een verordening
Overweging 40 bis (nieuw)
(40 bis)  In bepaalde geïsoleerde gebieden rechtvaardigt het heterogene karakter van de landbouwsector in combinatie met de weinig efficiënte productiesystemen het gebruik van specifieke beleidsinstrumenten op het vlak van landbouw waarmee de Unie voldoende ervaring heeft en die erop gericht zijn de sector beter op de markt te laten aansluiten, de milieueffecten te temperen als de landbouwactiviteit beëindigd wordt en plattelandsgemeenschappen in stand te houden, in overeenstemming met de duurzaamheidsdoelstelling. Met het oog hierop dienen specifieke regelingen voor de insulaire gebieden van de Unie waarvan de kenmerken vergelijkbaar zijn met die van gebieden waar deze instrumenten van het landbouwbeleid met succes zijn toegepast, grondig te worden onderzocht.
Amendement 23
Voorstel voor een verordening
Overweging 43
(43)  Ter versterking van hun plattelandsontwikkelingsbeleid moet de lidstaten de mogelijkheid worden geboden om middelen van hun maximum voor rechtstreekse betalingen over te hevelen naar hun voor plattelandsontwikkeling toegewezen steun. Tegelijk moet lidstaten waarin de rechtstreekse steun nog lager is dan 90 % van het gemiddelde EU-niveau, juist de mogelijkheid worden geboden om middelen van hun voor plattelandsontwikkeling toegewezen steun over te hevelen naar hun maximum voor rechtstreekse betalingen. Deze keuze moet, binnen bepaalde grenzen, eenmalig en voor de gehele periode van toepassing van deze verordening worden gemaakt.
(43)  Ter versterking van hun plattelandsontwikkelingsbeleid moet de lidstaten de mogelijkheid worden geboden om middelen van hun maximum voor rechtstreekse betalingen over te hevelen naar hun voor plattelandsontwikkeling toegewezen steun. Alle lidstaten moeten de kans krijgen deze overheveling te verhogen met een bedrag dat in verhouding staat tot de bedragen die niet zijn uitgegeven voor „vergroening” om aanvullende steun te verlenen voor agromilieu- en klimaatmaatregelen. Tegelijk moet lidstaten waarin de rechtstreekse steun nog lager is dan 90 % van het gemiddelde EU-niveau, juist de mogelijkheid worden geboden om middelen van hun voor plattelandsontwikkeling toegewezen steun over te hevelen naar hun maximum voor rechtstreekse betalingen. Deze keuze moet binnen bepaalde grenzen worden gemaakt en uiterlijk op 1 augustus 2015 of 1 augustus 2017 worden getoetst.
Amendement 24
Voorstel voor een verordening
Artikel 1 – lid 1 – letter b – punt iii bis (nieuw)
(iii bis) een nieuwe door de Unie gefinancierde betalingsregeling voor bijenkolonies in de bijenteelt;
Amendement 25
Voorstel voor een verordening
Artikel 2
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot wijziging van de in bijlage I opgenomen lijst van steunregelingen.

Omwille van de rechtszekerheid wordt de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarmee de in bijlage I opgenomen lijst van steunregelingen wordt gewijzigd voor zover dit nodig is om rekening te houden met veranderingen als gevolg van nieuwe wetgevingshandelingen inzake steunregelingen die na de inwerkingtreding van deze verordening zullen worden vastgesteld.

Amendement 26
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 1 – letter c – streepje 1
– landbouwproducten produceren, fokken of telen, inclusief het oogsten, het melken, het fokken en het houden van dieren voor landbouwdoeleinden,
- landbouwproductie, zoals landbouwproducten produceren, fokken of telen, inclusief het oogsten, het melken, het fokken en het houden van dieren voor landbouwdoeleinden,
Amendement 27
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 1 – letter c – streepje 2
– het landbouwareaal in een staat houden die beweiding of teelt mogelijk maakt zonder dat daarvoor voorbereidende activiteiten nodig zijn die verder gaan dan activiteiten op basis van de gebruikelijke landbouwmethoden en -machines, of
– het landbouwareaal in een staat houden die beweiding of teelt mogelijk maakt, met inachtneming van een door de lidstaten vast te stellen minimale activiteit voor landbouwarealen die op natuurlijke wijze in een hiervoor geschikte staat worden gehouden;
Amendement 28
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 1 – letter c – streepje 3
– een door de lidstaten te omschrijven minimumactiviteit verrichten om landbouwarealen in een voor beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat te houden;
– een door de lidstaten te omschrijven minimumactiviteit verrichten om landbouwarealen in een voor beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat te houden, zo nodig met een minimale veebezetting als basis;
Amendement 29
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 1 – letter e
(e) „landbouwareaal”: om het even welke grond die wordt gebruikt als bouwland, als blijvend grasland of voor blijvende teelten;
(e) „landbouwareaal”: om het even welke grond die wordt gebruikt als bouwland, als blijvend grasland en blijvend weiland of voor blijvende teelten;
Amendement 30
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 1 – letter g
(g) „blijvende teelten”: niet in de vruchtwisseling opgenomen teelten van gewassen, andere dan blijvend grasland, die de grond gedurende ten minste vijf jaar in beslag nemen en die geregeld een oogst opleveren, met inbegrip van hakhout met korte omlooptijd en van producten van kwekerijen;
(g) „blijvende teelten”: niet in de vruchtwisseling opgenomen teelten van gewassen, andere dan blijvend grasland en blijvend weiland, die de grond gedurende ten minste vijf jaar in beslag nemen en die geregeld een oogst opleveren, met inbegrip van hakhout met korte omlooptijd en van producten van kwekerijen en weideboomgaarden;
Amendement 31
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – paragraaf 1 – letter h
(h) „blijvend grasland”: grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen die ten minste vijf jaar niet in de vruchtwisseling van het bedrijf is opgenomen; andere voor beweiding geschikte soorten kunnen er deel van uitmaken, mits de grassen en andere kruidachtige voedergewassen overheersen;
(h) „blijvend grasland en blijvend weiland”: grond met een natuurlijke of ingezaaide, kruidachtige, struikachtige en/of boomachtige vegetatie van voedergewassen of alle andere voor beweiding geschikte soorten die niet in de vruchtwisseling van het bedrijf is opgenomen en ten minsten zeven jaar niet geploegd is; andere elementen die van belang zijn om bouwland aan te merken als blijvend weiland kunnen er deel van uitmaken;
Amendement 32
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 1 – punt i
(i) „grassen of andere kruidachtige voedergewassen”: alle kruidachtige planten die in de lidstaat traditioneel in natuurlijk grasland voorkomen of normaliter in zaadmengsels voor grasland worden opgenomen (ongeacht of het betrokken grasland voor het weiden van dieren wordt gebruikt).
Schrappen

Amendement 33
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 1 – letter j bis (nieuw)
(j bis) „traditionele boomgaarden”: grond die met fruitbomen begroeid is en ecologische en culturele betekenis heeft;
Amendement 34
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 2 – letter a
(a) tot vaststelling van verdere definities inzake de toegang tot steun in het kader van deze verordening;
Schrappen

Amendement 35
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – alinea 2 – letter b
(b) tot vaststelling van het kader voor de door de lidstaten te omschrijven minimumactiviteiten die nodig zijn om grond in een voor beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat te houden;
(b) tot vaststelling van de criteria voor de door de lidstaten te omschrijven minimumactiviteiten die nodig zijn om grond in een voor beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat te houden;
Amendement 36
Voorstel voor een verordening
Artikel 4– lid 2 – letter c
(c) tot vaststelling van de criteria waaraan een landbouwer moet voldoen zodat kan worden aangenomen dat de verplichting om het landbouwareaal in een voor beweiding of teelt geschikte staat te houden als bedoeld in lid 1, onder c), is nagekomen;
(c) tot vaststelling van het kader waarin de lidstaten de criteria moeten vaststellen waaraan een landbouwer moet voldoen zodat kan worden aangenomen dat de verplichting om het landbouwareaal in een voor beweiding of teelt geschikte staat te houden als bedoeld in lid 1, onder c), is nagekomen;
Amendement 37
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 2 – letter d
(d) tot vaststelling van de criteria aan de hand waarvan kan worden bepaald of grassen en andere kruidachtige voedergewassen in blijvend grasland overheersen, als bedoeld in lid 1, onder h).
Schrappen

Amendement 38
Voorstel voor een verordening
Artikel 7 – lid 2
2.  De geraamde opbrengst uit de in artikel 11 bedoelde plafonnering, welke overeenkomt met het verschil tussen de in bijlage II vermelde nationale maxima plus het bedrag dat overeenkomstig artikel 44 beschikbaar is, en de in bijlage III vermelde nettomaxima, wordt voor elke lidstaat en voor elk jaar beschikbaar gesteld als EU-steun voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EU) nr. […] [POV] met middelen uit het ELFPO worden gefinancierd.
2.  De geraamde opbrengst uit de in artikel 11 bedoelde plafonnering, welke overeenkomt met het verschil tussen de in bijlage II vermelde nationale maxima plus het bedrag dat overeenkomstig artikel 44 beschikbaar is, en de in bijlage III vermelde nettomaxima, wordt voor elke lidstaat en voor elk jaar beschikbaar gesteld als EU-steun voor door de lidstaat te bepalen maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EU) nr. […] [POV] met middelen uit het ELFPO worden gefinancierd.
Amendement 197
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 – lid 1
1.  Het aanpassingspercentage dat overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. […] [HZV] is bepaald, is alleen van toepassing op rechtstreekse betalingen van meer dan 5 000 euro die in het desbetreffende kalenderjaar aan een landbouwer worden toegekend.
1.  Het aanpassingspercentage dat overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. […] [HZV] is bepaald, is van toepassing op alle rechtstreekse betalingen die in het desbetreffende kalenderjaar aan een landbouwer worden toegekend.
Amendement 39
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 – lid 3
3.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake de berekeningsgrondslag voor verlagingen die de lidstaten uit hoofde van de leden 1 en 2 moeten toepassen op landbouwers.
Schrappen

Amendement 40
Voorstel voor een verordening
Artikel 9
Artikel 9

Artikel 9

Actieve landbouwer

Actieve landbouwer

1.  Er worden geen rechtstreekse betalingen toegekend aan natuurlijke of rechtspersonen dan wel groepen natuurlijke of rechtspersonen, wanneer een van de volgende voorwaarden van toepassing is:
1.  De lidstaten stellen op grond van objectieve en niet-discriminerende criteria een wettelijk kader en definities op om er zo nodig voor te zorgen dat rechtstreekse betalingen uitsluitend worden toegekend aan landbouwers van wie de landbouwarealen hoofdzakelijk bestaan uit grond die in een voor beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat wordt gehouden op voorwaarde dat zij op deze grond de minimale activiteit verrichten die de lidstaten overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder c), hebben vastgesteld.
(a) het jaarlijkse bedrag aan rechtstreekse betalingen is minder dan 5 % van de totale opbrengsten die zij in het meest recente fiscale jaar uit de niet-landbouwactiviteiten hebben verworven; of
(b) hun landbouwarealen bestaan hoofdzakelijk uit grond die in een voor beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat wordt gehouden en zij verrichten op deze grond geen minimumactiviteit die de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder c), heeft vastgesteld.
Organisaties als vervoermaatschappijen, luchthavens, vastgoedondernemingen, ondernemingen die sportvelden beheren, campings, mijnbouwbedrijven of andere dienovereenkomstig door de lidstaten op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria te definiëren niet-agrarische ondernemingen worden bij voorbaat niet beschouwd als actieve landbouwers en kunnen bijgevolg geen begunstigde zijn van rechtstreekse betalingen. De lidstaten mogen besluiten dat die organisaties steun mogen aanvragen indien zij controleerbare bewijzen kunnen overleggen dat hun landbouwactiviteiten een significant deel uitmaken van hun totale economische activiteiten of dat hun voornaamste bedrijfs- of ondernemingsdoel de uitoefening van een landbouwactiviteit is.

Nadat zij de Commissie hiervan in kennis hebben gesteld, kunnen de lidstaten besluiten om andere organisaties toe te voegen aan of te schrappen van hun lijst van in aanmerking komende organisaties, dan die genoemd staan in de tweede alinea, en geven zij daarvoor een objectieve en niet-discriminerende motivering.

2.  Lid 1 is niet van toepassing op landbouwers die over het voorgaande jaar minder dan 5 000 euro aan rechtstreekse betalingen hebben ontvangen.
2.  Het staat de lidstaten vrij dit artikel niet toe te passen op landbouwers die over het voorgaande jaar minder dan 5 000 euro aan rechtstreekse betalingen hebben ontvangen.
3.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van:
3.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van criteria op basis waarvan wordt bepaald wanneer het landbouwareaal van een landbouwer geacht mag worden hoofdzakelijk te bestaan uit grond die in een voor beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat wordt gehouden.
(a) criteria op basis waarvan het bedrag aan rechtstreekse betalingen wordt bepaald dat voor de toepassing van de leden 1 en 2 van belang is, en met name voor het eerste jaar waarvoor betalingsrechten worden toegewezen en de waarde van de betalingsrechten nog niet definitief is vastgesteld, alsmede dergelijke criteria voor jonge landbouwers;
(b) uitzonderingen op de regel dat de opbrengsten in het meest recente fiscale jaar in aanmerking moeten worden genomen, ingeval deze cijfers niet beschikbaar zijn; and
(c) criteria op basis waarvan wordt bepaald wanneer het landbouwareaal van een landbouwer geacht mag worden hoofdzakelijk te bestaan uit grond die in een voor beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat wordt gehouden.
Amendement 41
Voorstel voor een verordening
Artikel 11 – lid 1 – streepje 3 bis (nieuw)
- het bedrag dat verkregen wordt na toepassing van die verlagingen wordt gemaximeerd op 300 000 euro.
Amendement 42
Voorstel voor een verordening
Artikel 11 – lid 1 – streepje 4
– met 100 % voor de schijf van meer dan 300 000 euro.
Schrappen

Amendement 43
Voorstel voor een verordening
Artikel 11 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Lid 1 is niet van toepassing op coöperatieven en andere rechtspersonen die meerdere landbouwers met een recht op rechtstreekse betalingen verenigen en die betalingen ontvangen en bundelen alvorens ze integraal te verdelen onder hun leden, die afzonderlijk wel onder lid 1 vallen.

Amendementen 44 en 105
Voorstel voor een verordening
Artikel 11 – lid 2
2.  Bij de berekening van het in lid 1 bedoelde bedrag worden de lonen die de landbouwer daadwerkelijk over het voorgaande jaar heeft betaald en heeft aangegeven, met inbegrip van belastingen en sociale bijdragen die verband houden met de arbeid, in mindering gebracht op het totale bedrag aan rechtstreekse betalingen dat oorspronkelijk aan de landbouwer verschuldigd was zonder rekening te houden met de betalingen die uit hoofde van titel III, hoofdstuk 2, van deze verordening worden toegekend.
2.  Bij de berekening van het in lid 1 bedoelde bedrag worden de lonen die de landbouwer daadwerkelijk over het voorgaande jaar heeft betaald en heeft aangegeven, met inbegrip van belastingen en sociale bijdragen die verband houden met de arbeid, alsook de kosten die gemaakt zijn als gevolg van de inschakeling van loonbedrijven voor specifieke agrarische werkzaamheden, in mindering gebracht op het totale bedrag aan rechtstreekse betalingen dat oorspronkelijk aan de landbouwer verschuldigd was zonder rekening te houden met de betalingen die uit hoofde van titel III, hoofdstuk 2, van deze verordening worden toegekend.
Amendement 45
Voorstel voor een verordening
Artikel 11 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. Financiële middelen uit de progressieve vermindering of plafonnering blijven in de regio of lidstaat waarin zij beschikbaar zijn gekomen en worden daar ingezet voor maatregelen in de tweede pijler.

Amendement 46
Voorstel voor een verordening
Artikel 14
Artikel 14

Artikel 14

Flexibiliteit tussen de pijlers

Flexibiliteit tussen de pijlers

1.  Vóór 1 augustus 2013 mogen de lidstaten besluiten om ten hoogste 10 % van hun in bijlage II bij deze verordening vermelde jaarlijkse nationale maxima voor de kalenderjaren 2014 tot en met 2019 beschikbaar te stellen als aanvullende steun voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EU) nr. [...] [POV] uit het ELFPO worden gefinancierd. Het desbetreffende bedrag is daardoor niet meer beschikbaar voor de toekenning van rechtstreekse betalingen.
1.  Vóór 1 augustus 2013 mogen de lidstaten besluiten om ten hoogste 15 % van hun in bijlage II bij deze verordening vermelde jaarlijkse nationale maxima voor de kalenderjaren 2014 tot en met 2019 beschikbaar te stellen als aanvullende steun voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EU) nr. [...] [POV] uit het ELFPO worden gefinancierd. Het desbetreffende bedrag is daardoor niet meer beschikbaar voor de toekenning van rechtstreekse betalingen.
Het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt uiterlijk op de in die alinea genoemde datum aan de Commissie gemeld.

Het percentage dat overeenkomstig de tweede alinea wordt gemeld, is een en hetzelfde percentage voor de in de eerste alinea genoemde jaren.

1 bis. De lidstaten kunnen niet-toegewezen middelen uit de toepassing van artikel 33 overhevelen ten gunste van de in het eerste lid bedoelde maatregelen in het kader van plattelandsontwikkeling, in de vorm van EU-steun voor agromilieu- en klimaatmaatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EU) nr. […] [POV] uit het ELFPO worden gefinancierd.

2.  Vóór 1 augustus 2013 mogen Bulgarije, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk besluiten om ten hoogste 5 % van het bedrag dat is toegewezen voor steun voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EU) nr. [...] [POV] in de periode 2015-2020 uit het ELFPO worden gefinancierd, beschikbaar te stellen als rechtstreekse betalingen in het kader van deze verordening. Het desbetreffende bedrag is daardoor niet meer beschikbaar voor steunmaatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's.
2.  Vóór 1 augustus 2013 mogen Bulgarije, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk besluiten om ten hoogste 10 % van het bedrag dat is toegewezen voor steun voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EU) nr. [...] [POV] in de periode 2015-2020 uit het ELFPO worden gefinancierd, beschikbaar te stellen als rechtstreekse betalingen in het kader van deze verordening. Het desbetreffende bedrag is daardoor niet meer beschikbaar voor steunmaatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's.
Het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt uiterlijk op de in die alinea genoemde datum aan de Commissie gemeld.

Het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt uiterlijk op de in die alinea genoemde datum aan de Commissie gemeld.

Het percentage dat overeenkomstig de tweede alinea wordt gemeld, is een en hetzelfde percentage voor de in lid 1, eerste alinea, genoemde jaren.

2 bis. Ingeval van regionale tenuitvoerlegging kunnen er voor elke regio verschillende percentages worden gehanteerd.

2 ter. De lidstaten kunnen vóór 1 augustus 2015 of 1 augustus 2017 besluiten om hun in dit artikel bedoelde besluit met ingang van het daaropvolgende jaar te toetsen.

Amendement 47
Voorstel voor een verordening
Artikel 15 – lid -1 (nieuw)
- 1.  Om het nieuwe GLB te evalueren, toetst de Commissie uiterlijk aan het eind van 2017 de tenuitvoerlegging van de hervormingen en het effect daarvan op het milieu en de landbouwproductie.
Amendement 48
Voorstel voor een verordening
Artikel 15
De in bijlage I vermelde steunregelingen zijn van toepassing onverminderd de mogelijkheid deze op elk tijdstip in het licht van de economische ontwikkelingen en de begrotingssituatie te herzien.

De in bijlage I vermelde steunregelingen zijn van toepassing onverminderd de mogelijkheid deze op elk tijdstip in het licht van de economische ontwikkelingen en de begrotingssituatie door middel van een wetgevingshandeling te herzien.

Amendement 49
Voorstel voor een verordening
Artikel 18
Artikel 18

Artikel 18

Betalingsrechten

Betalingsrechten

1.  Er is in het kader van de basisbetalingsregeling steun beschikbaar voor landbouwers die in het kader van deze verordening betalingsrechten verwerven middels een toewijzing krachtens artikel 17 ter, lid 4, een eerste toewijzing krachtens artikel 21, uit de nationale reserve krachtens artikel 23, of middels een overdracht krachtens artikel 27.
1.  Er is in het kader van de basisbetalingsregeling steun beschikbaar voor landbouwers die in het kader van deze verordening betalingsrechten verwerven door middel van een toewijzing krachtens artikel 17 ter, lid 4, een eerste toewijzing krachtens artikel 21, uit de nationale reserve krachtens artikel 23 of door middel van een overdracht krachtens artikel 27.
2.   Toeslagrechten die in het kader van de bedrijfstoeslagregeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1782/2003 en Verordening (EG) nr. 73/2009 zijn verworven, vervallen op 31 december 2013.
2.  In afwijking van lid 1 gelden de volgende bepalingen:
(a) lidstaten die op 31 december 2013 de bedrijfstoeslagregeling toepassen op basis van het regionale model dat in artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is vastgelegd, kunnen voor 1 augustus 2013 beslissen om de betalingsrechten die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1782/2003 en/of Verordening (EG) nr. 73/2009 zijn toegewezen, te handhaven.
(b) lidstaten die op 31 december 2013 de bedrijfstoeslagregeling toepassen, kunnen vóór 1 augustus 2013 beslissen om tot 31 december 2020 vast te houden aan hun bestaande regeling bij wijze van overgangsregeling.
Amendement 50
Voorstel voor een verordening
Artikel 19
Artikel 19

Artikel 19

Maximum voor de basisbetalingsregeling

Maximum voor de basisbetalingsregeling

1.  De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen het jaarlijkse nationale maximum voor de basisbetalingsregeling vast door de jaarlijkse bedragen die overeenkomstig de artikelen 33, 35, 37 en 39 moeten worden vastgesteld, in mindering te brengen op het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
1.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast die voor elke lidstaat het jaarlijkse nationale maximum voor de basisbetalingsregeling bepalen door de jaarlijkse bedragen die overeenkomstig de artikelen 33, 35, 37 en 39 moeten worden vastgesteld, in mindering te brengen op het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
2.  De totale waarde van alle toegewezen betalingsrechten en de nationale reserve is voor elke lidstaat en voor elk jaar gelijk aan het desbetreffende nationale maximum dat de Commissie uit hoofde van lid 1 heeft vastgesteld.
2.  De totale waarde van alle toegewezen betalingsrechten en de nationale reserve is voor elke lidstaat en voor elk jaar gelijk aan het desbetreffende nationale maximum dat de Commissie uit hoofde van lid 1 heeft vastgesteld.
3.  Indien het maximum dat de Commissie uit hoofde van lid 1 heeft vastgesteld ten opzichte van het voorgaande jaar is gewijzigd, verlaagt of verhoogt de betrokken lidstaat de waarde van alle betalingsrechten lineair om aan het bepaalde in lid 2 te voldoen.
3.  Indien het maximum dat de Commissie uit hoofde van lid 1 heeft vastgesteld ten opzichte van het voorgaande jaar is gewijzigd, verlaagt of verhoogt de betrokken lidstaat de waarde van alle betalingsrechten lineair om aan het bepaalde in lid 2 te voldoen.
De eerste alinea is niet van toepassing wanneer een dergelijke wijziging verband houdt met de toepassing van artikel 17 ter, lid 2.

De eerste alinea is niet van toepassing indien de wijziging voortvloeit uit de toepassing van artikel 17 ter, lid 2.

Amendement 51
Voorstel voor een verordening
Artikel 20
Artikel 20

Artikel 20

Regionale toewijzing van de nationale maxima

Regionale toewijzing van de nationale maxima

1.  De lidstaten kunnen vóór 1 augustus 2013 besluiten om de basisbetalingsregeling op regionaal niveau toe te passen. Zij stellen de regio's in dat geval vast op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, zoals de agronomische en economische kenmerken van de regio's en het regionale agrarische potentieel ervan, of de institutionele of administratieve structuur ervan.
1.  De lidstaten kunnen vóór 1 augustus 2013 besluiten om de basisbetalingsregeling op regionaal niveau toe te passen. Zij stellen de regio's in dat geval vast op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, zoals de agronomische, milieu- en sociaal-economische kenmerken van de regio's en het regionale agrarische potentieel ervan, of de institutionele of administratieve structuur ervan.
2.  De lidstaten verdelen het in artikel 19, lid 1, bedoelde nationale maximum op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria over de regio's.
2.  De lidstaten verdelen het in artikel 19, lid 1, bedoelde nationale maximum op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria over de regio's.
3.  De lidstaten kunnen besluiten dat de regionale maxima jaarlijks geleidelijk worden gewijzigd in vooraf vastgestelde jaarlijkse stappen en op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, zoals het landbouwpotentieel of milieucriteria.
3.  De lidstaten kunnen besluiten dat de regionale maxima jaarlijks geleidelijk worden gewijzigd in vooraf vastgestelde jaarlijkse stappen en op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, zoals het landbouwpotentieel of milieucriteria.
4.  De lidstaten passen voor elk van hun regio's telkens een lineaire verlaging of verhoging van de waarde van de betalingsrechten toe voor zover dit nodig is om het toepasselijke regionale maximum in acht te nemen dat overeenkomstig lid 2 of lid 3 is vastgesteld.
4.  De lidstaten passen voor elk van hun regio's telkens een lineaire verlaging of verhoging van de waarde van de betalingsrechten toe voor zover dit nodig is om het toepasselijke regionale maximum in acht te nemen dat overeenkomstig lid 2 of lid 3 is vastgesteld.
5.  De lidstaten melden het in lid 1 bedoelde besluit samen met de maatregelen die voor de toepassing van de leden 2 en 3 zijn genomen, uiterlijk op 1 augustus 2013 aan de Commissie.
5.  De lidstaten melden het in lid 1 bedoelde besluit samen met de maatregelen die voor de toepassing van de leden 2 en 3 zijn genomen, uiterlijk op 1 augustus 2013 aan de Commissie.
Amendementen 52 en 161
Voorstel voor een verordening
Artikel 21
Artikel 21

Artikel 21

Eerste toewijzing van betalingsrechten

Eerste toewijzing van betalingsrechten

1.  Onverminderd lid 2 worden betalingsrechten toegewezen aan landbouwers die uiterlijk op 15 mei 2014 een aanvraag tot toewijzing van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling indienen, tenzij er sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.
1.  Behoudens lid 2 van dit artikel, en zonder afbreuk te doen aan artikel 18, lid 2, worden betalingsrechten toegewezen aan landbouwers die uiterlijk op 15 mei 2014 een aanvraag tot toewijzing van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling indienen, tenzij er sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.
2.  Landbouwers die in 2011 of - in het geval van Kroatië - in 2013 in het kader van de bedrijfstoeslagregeling ten minste één toeslagrecht hebben geactiveerd of in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling steun hebben aangevraagd, in beide gevallen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009, ontvangen betalingsrechten voor het eerste jaar van toepassing van de basisbetalingsregeling, mits zij overeenkomstig artikel 9 recht hebben op de toekenning van rechtstreekse betalingen.
2.  Landbouwers die:
- in een van de drie, door de lidstaten te kiezen, jaren 2009, 2010 of 2011 of - in het geval van Kroatië - in 2013 in het kader van de bedrijfstoeslagregeling ten minste één toeslagrecht hebben geactiveerd of in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling steun hebben aangevraagd, in beide gevallen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009, ontvangen betalingsrechten voor het eerste jaar van toepassing van de basisbetalingsregeling, mits zij overeenkomstig artikel 9 recht hebben op de toekenning van rechtstreekse betalingen; of
- in 2012 betalingsrechten hebben ontvangen op grond van de artikelen 41 en 63 van Verordening (EG) nr. 73/2009; of
- bewijs hebben overgelegd dat zij zich bezighouden met actieve landbouwproductie en die in 2011 landbouwproducten hebben gefokt of geteeld, inclusief oogsten, en het melken, fokken en houden van dieren voor landbouwdoeleinden, ontvangen betalingsrechten voor het eerste jaar waarin de basisbetalingsregeling van toepassing is, mits zij overeenkomstig artikel 9 recht hebben op de toekenning van rechtstreekse betalingen.
In afwijking van de eerste alinea ontvangen landbouwers betalingsrechten voor het eerste jaar waarin de basisbetalingsregeling van toepassing is, mits zij overeenkomstig artikel 9 recht hebben op de toekenning van rechtstreekse betalingen en zij in 2011:

In afwijking van de eerste alinea ontvangen landbouwers betalingsrechten voor het eerste jaar waarin de basisbetalingsregeling van toepassing is, mits zij overeenkomstig artikel 9 recht hebben op de toekenning van rechtstreekse betalingen en zij in 2011:

(a) in het kader de bedrijfstoeslagregeling geen rechten hebben geactiveerd, maar uitsluitend fruit of groenten hebben geteeld en/of een wijngaard hebben geëxploiteerd;
(a) in het kader de bedrijfstoeslagregeling geen rechten hebben geactiveerd, maar uitsluitend fruit of groenten, poot- en consumptieaardappelen en siergewassen hebben geteeld en/of een wijngaard hebben geëxploiteerd;
(b) in het kader van de bedrijfstoeslagregeling geen steun hebben aangevraagd en alleen landbouwgrond hadden die op 30 juni 2003 niet in een goede landbouwconditie verkeerde als bedoeld in artikel 124, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009.
(b) in het kader van de bedrijfstoeslagregeling geen steun hebben aangevraagd en alleen landbouwgrond hadden die op 30 juni 2003 niet in een goede landbouwconditie verkeerde als bedoeld in artikel 124, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009.
Het aantal per landbouwer toegewezen betalingsrechten is gelijk aan het aantal subsidiabele hectaren in de zin van artikel 25, lid 2, dat de betrokken landbouwer overeenkomstig artikel 26, lid 1, aangeeft voor 2014, tenzij er sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.

Het aantal per landbouwer toegewezen betalingsrechten is gelijk aan het aantal subsidiabele hectaren in de zin van artikel 25, lid 2, dat de betrokken landbouwer overeenkomstig artikel 26, lid 1, aangeeft voor 2014, tenzij er sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.

In afwijking van de vorige alinea kunnen de lidstaten, wanneer het totale aantal hectaren dat in een lidstaat overeenkomstig artikel 26, lid 1, voor 2014 wordt aangegeven een verhoging inhoudt met meer dan 45% van het totale aantal subsidiabele hectaren dat overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EG) nr. 73/2009 in 2009 is aangegeven, het aantal toeslagrechten dat in 2014 moet worden toegewezen beperken tot 145% van het totale aantal hectaren dat in 2009 overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EG) nr. 73/2009 is aangegeven.

Wanneer hiervoor wordt geopteerd wijzen de lidstaten een verminderd aantal toeslagrechten aan landbouwers toe, dat wordt berekend door een proportionele verlaging toe te passen op het door elke landbouwer in 2014 aangegeven aanvullende aantal subsidiabele hectaren ten opzichte van het aantal subsidiabele hectaren overeenkomstig artikel 34, lid 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 dat hij in zijn steunaanvraag overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 73/2009 in 2011 heeft opgegeven.

3.  Bij verkoop of verhuur van hun bedrijf of een gedeelte ervan kunnen natuurlijke of rechtspersonen die voldoen aan lid 2, het recht op toeslagrechten als bedoeld in lid 1, middels een vóór 15 mei 2014 ondertekend contract overdragen aan slechts één landbouwer, mits deze landbouwer voldoet aan de voorwaarden van artikel 9.
3.  Bij de verkoop, fusie, splitsing of het verhuur van hun bedrijf of een gedeelte ervan kunnen landbouwers die voldoen aan lid 2, het recht op betalingsrechten als bedoeld in lid 1, middels een vóór 15 mei 2014 ondertekend contract overdragen aan de landbouwers die het bedrijf of een deel ervan ontvangen, mits deze landbouwers voldoen aan de voorwaarden van artikel 9.
4.  De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften vast voor aanvragen tot toewijzing van betalingsrechten die in het jaar van toewijzing van betalingsrechten worden ingediend, in gevallen waarin deze betalingsrechten nog niet definitief zijn vastgesteld en in gevallen waarin de toewijzing door bijzondere omstandigheden wordt beïnvloed. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
4.  De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften vast voor aanvragen tot toewijzing van betalingsrechten die in het jaar van toewijzing van betalingsrechten worden ingediend, in gevallen waarin deze betalingsrechten nog niet definitief zijn vastgesteld en in gevallen waarin de toewijzing door bijzondere omstandigheden wordt beïnvloed. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Amendement 53
Voorstel voor een verordening
Artikel 22
Artikel 22

Artikel 22

Waarde van betalingsrechten en convergentie

Waarde van betalingsrechten en convergentie

1.  De waarde per eenheid van de betalingsrechten wordt voor elk betrokken jaar berekend door het nationale of regionale maximum dat op grond van artikel 19 of artikel 20 is vastgesteld, na de toepassing van de lineaire verlaging als bedoeld in artikel 23, lid 1, te delen door het aantal betalingsrechten dat voor 2014 op nationaal of regionaal niveau is toegewezen overeenkomstig artikel 21, lid 2.
1.  De waarde per eenheid van de betalingsrechten wordt voor elk betrokken jaar berekend door het nationale of regionale maximum dat op grond van artikel 19 of artikel 20 is vastgesteld, na de toepassing van de lineaire verlaging als bedoeld in artikel 23, lid 1, te delen door het aantal betalingsrechten dat voor 2014 op nationaal of regionaal niveau is toegewezen overeenkomstig artikel 21, lid 2.
2.  De lidstaten die de bij Verordening (EG) nr. 73/2009 ingestelde bedrijfstoeslagregeling hebben toegepast, kunnen de berekening van de waarde per eenheid van de betalingsrechten zoals voorgeschreven in lid 1, beperken tot een bedrag van ten minste 40 % van het nationale of regionale maximum dat op grond van artikel 19 of artikel 20 is vastgesteld, zulks na toepassing van de lineaire verlaging als bedoeld in artikel 23, lid 1.
2.  De lidstaten die de bij Verordening (EG) nr. 73/2009 ingestelde bedrijfstoeslagregeling hebben toegepast, kunnen de berekening van de waarde per eenheid van de betalingsrechten zoals voorgeschreven in lid 1, beperken tot een bedrag van ten minste 10 % van het nationale of regionale maximum dat op grond van artikel 19 of artikel 20 is vastgesteld, zulks na toepassing van de lineaire verlaging als bedoeld in artikel 23, lid 1.
3.  De lidstaten die gebruikmaken van de in lid 2 geboden mogelijkheid, gebruiken het deel van het maximum dat na de toepassing van het bepaalde in dat lid resteert, om de waarde van de betalingsrechten te verhogen wanneer de overeenkomstig lid 2 berekende totale waarde van de betalingsrechten waarover een landbouwer in het kader van de basisbetalingsregeling beschikt, lager is dan de totale waarde van de toeslagrechten, inclusief de bijzondere toeslagrechten, waarover de landbouwer op 31 december 2013 in het kader van de bedrijfstoeslagregeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 beschikte. Daartoe wordt de nationale of regionale waarde per eenheid van elk betalingsrecht van de betrokken landbouwer verhoogd met een percentage van het verschil tussen de overeenkomstig lid 2 berekende totale waarde van de betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling en de totale waarde van de toeslagrechten, inclusief de bijzondere toeslagrechten, waarover de landbouwer op 31 december 2013 in het kader van de bedrijfstoeslagregeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 beschikte.
3.  De lidstaten die gebruikmaken van de in lid 2 geboden mogelijkheid, gebruiken het deel van het maximum dat na de toepassing van het bepaalde in dat lid resteert, om de waarde van de betalingsrechten te verhogen wanneer de overeenkomstig lid 2 berekende totale waarde van de betalingsrechten waarover een landbouwer in het kader van de basisbetalingsregeling beschikt, lager is dan de totale waarde van de betalingsrechten, inclusief de bijzondere betalingsrechten, waarover de landbouwer op 31 december 2013 in het kader van de bedrijfstoeslagregeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 beschikte. Daartoe wordt de nationale of regionale waarde per eenheid van elk betalingsrecht van de betrokken landbouwer verhoogd met een percentage van het verschil tussen de overeenkomstig lid 2 berekende totale waarde van de betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling en de totale waarde van de betalingsrechten, inclusief de bijzondere betalingsrechten, waarover de landbouwer op 31 december 2013 in het kader van de bedrijfstoeslagregeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 beschikte.
Bij de berekening van de verhoging mag een lidstaat ook rekening houden met de steun die uit hoofde van artikel 52, artikel 53, lid 1, en artikel 68, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 73/2009 voor kalenderjaar 2013 is verleend, mits de lidstaat heeft besloten om de vrijwillige gekoppelde steun uit hoofde van titel IV van deze verordening niet toe te passen op de desbetreffende sectoren.

Bij de berekening van de verhoging mag een lidstaat ook rekening houden met de steun die uit hoofde van artikel 52, artikel 53, lid 1, en artikel 68, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 73/2009 voor kalenderjaar 2013 is verleend, mits de lidstaat heeft besloten om de vrijwillige gekoppelde steun uit hoofde van titel IV van deze verordening niet toe te passen op de desbetreffende sectoren.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt een landbouwer geacht op 31 december 2013 over toeslagrechten te beschikken wanneer uiterlijk op die datum toeslagrechten aan hem waren toegewezen of definitief aan hem waren overgedragen.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt een landbouwer geacht op 31 december 2013 over betalingsrechten te beschikken wanneer uiterlijk op die datum betalingsrechten aan hem waren toegewezen of definitief aan hem waren overgedragen.

4.  Voor de toepassing van lid 3 kan een lidstaat op basis van objectieve criteria bepalen dat, in geval van verkoop, afstaan of verstrijken van de huur van landbouwarealen of een gedeelte daarvan na de uit hoofde van artikel 35 van Verordening (EG) nr. 73/2009 vastgestelde datum en vóór de uit hoofde van artikel 26 van deze verordening vastgestelde datum, de toename van de waarde van de betalingsrechten die aan de desbetreffende landbouwer zouden worden toegewezen, geheel of gedeeltelijk aan de nationale reserve moet worden toegevoegd wanneer de toename tot onverhoopte winst voor de landbouwer in kwestie zou leiden.
4.  Voor de toepassing van lid 3 kan een lidstaat op basis van objectieve criteria bepalen dat, in geval van verkoop, afstaan of verstrijken van de huur van landbouwarealen of een gedeelte daarvan na de uit hoofde van artikel 35 van Verordening (EG) nr. 73/2009 vastgestelde datum en vóór de uit hoofde van artikel 26 van deze verordening vastgestelde datum, de toename van de waarde van de betalingsrechten die aan de desbetreffende landbouwer zouden worden toegewezen, geheel of gedeeltelijk aan de nationale reserve moet worden toegevoegd wanneer de toename tot onverhoopte winst voor de landbouwer in kwestie zou leiden.
Deze objectieve criteria worden op zodanige wijze vastgesteld dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden vermeden, en omvatten ten minste:

Deze objectieve criteria worden op zodanige wijze vastgesteld dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden vermeden, en omvatten ten minste:

(a) de minimumtermijn voor de huur;
(a) de minimumtermijn voor de huur;
(b) het aandeel in de ontvangen betaling dat aan de nationale reserve moet worden toegevoegd.
(b) het aandeel in de ontvangen betaling dat aan de nationale reserve moet worden toegevoegd.
5.  Alle betalingsrechten in een lidstaat of, bij toepassing van artikel 20, in een regio hebben vanaf aanvraagjaar 2019 een uniforme waarde per eenheid.
5.  Alle betalingsrechten in een lidstaat of, bij toepassing van artikel 20, in een regio hebben vanaf aanvraagjaar 2019:
(a) een uniforme waarde per eenheid;
(b) de mogelijkheid om maximaal 20 % af te wijken van de gemiddelde waarde per eenheid.
Bij de toepassing van de leden 2 en 3 en van dit lid kunnen de lidstaten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat, wanneer de betalingsrechten op boerderijniveau worden verlaagd, de rechten die in 2019 worden geactiveerd hooguit 30 % lager liggen dan in 2014.

6.  Bij de toepassing van de leden 2 en 3 brengen de lidstaten, met inachtneming van de algemene beginselen van het EU-recht, de waarden van de betalingsrechten op nationaal of regionaal niveau dichter bij elkaar. Daartoe stellen zij uiterlijk op 1 augustus 2013 de nodige maatregelen vast. Deze maatregelen bestaan onder meer in een jaarlijkse geleidelijke wijziging van de betalingsrechten op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria.
6.  Bij de toepassing van de leden 2 en 3 brengen de lidstaten, met inachtneming van de algemene beginselen van het EU-recht, de waarden van de betalingsrechten op nationaal of regionaal niveau dichter bij elkaar. Daartoe stellen zij uiterlijk op 1 augustus 2013 de nodige maatregelen vast. Deze maatregelen bestaan onder meer in een jaarlijkse geleidelijke wijziging van de betalingsrechten op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria.
De in de eerste alinea bedoelde maatregelen worden uiterlijk op de in die alinea genoemde datum aan de Commissie gemeld.

De in de eerste alinea bedoelde maatregelen worden uiterlijk op de in die alinea genoemde datum aan de Commissie gemeld.

Amendement 54
Voorstel voor een verordening
Artikel 22 bis (nieuw)
Artikel 22 bis

Interne convergentie

1.  In afwijking van artikel 22 kunnen de lidstaten de waarde van de betalingsrechten op nationaal en regionaal niveau dusdanig laten convergeren dat de waarde per eenheid van de betalingsrechten gedeeltelijk, maar niet geheel, opschuift in de richting van uniforme nationale of regionale waarden vanaf aanvraagjaar 2021. Wanneer zij deze mogelijkheid benutten, mogen de lidstaten de formule voor externe convergentie tussen lidstaten toepassen. Deze convergentie wordt gefinancierd door de verlaging van de betalingsrechten van 2013 boven een door de lidstaten vastgestelde drempelwaarde of boven het nationale gemiddelde.
2.  De lidstaten die gebruik maken van de in lid 1 bedoelde afwijking, mogen besluiten dat de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken als bedoeld in titel III, hoofdstuk 2, die overeenkomstig artikel 33, lid 1, 30 % van de nationale middelen vertegenwoordigt, aan landbouwers wordt uitbetaald als een percentage ten opzichte van hun basisbetaling.
3.  Bij de toepassing van de afwijking uit lid 1 leggen de lidstaten voor 1 augustus 2013 de te nemen maatregelen vast, waarbij ze handelen in overeenstemming met de algemene beginselen van de EU-wetgeving. Deze maatregelen omvatten onder meer progressieve wijzigingen van de betalingsrechten aan de hand van objectieve en niet-discriminerende criteria.
De in de eerste alinea bedoelde maatregelen worden uiterlijk op 1 augustus 2013 aan de Commissie gemeld.

Amendement 55
Voorstel voor een verordening
Artikel 23
Artikel 23

Artikel 23

Vorming en gebruik van de nationale reserve

Vorming en gebruik van de nationale reserve

1.  Elke lidstaat vormt een nationale reserve. Daartoe gaan de lidstaten in het eerste jaar van toepassing van de basisbetalingsregeling over tot een lineaire procentuele verlaging van het maximum van de basisbetalingsregeling op nationaal niveau om de nationale reserve te vormen. Deze verlaging bedraagt niet meer dan 3 %, tenzij het nodig is om in de bij lid 4 vastgestelde toewijzingsbehoeften voor 2014 te voorzien.
1.  Elke lidstaat vormt een nationale reserve. Daartoe gaan de lidstaten in het eerste jaar van toepassing van de basisbetalingsregeling over tot een lineaire procentuele verlaging van het maximum van de basisbetalingsregeling op nationaal niveau om de nationale reserve te vormen. Voor 2014 bedraagt deze verlaging niet meer dan 3 %, tenzij het nodig is om in de bij lid 4 vastgestelde toewijzingsbehoeften te voorzien. Voor de daaropvolgende jaren kunnen de lidstaten elk jaar een maximale verlaging vaststellen, op basis van de toewijzingsbehoeften.
2.  De lidstaten mogen de nationale reserve op regionaal niveau beheren.
2.  De lidstaten mogen de nationale reserve op regionaal niveau beheren.
3.  De lidstaten stellen betalingsrechten van de nationale reserve vast op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden vermeden.
3.  De lidstaten stellen betalingsrechten van de nationale reserve vast op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden vermeden.
4.  De lidstaten gebruiken de nationale reserve om bij voorrang betalingsrechten toe te wijzen aan jonge landbouwers die met hun landbouwactiviteiten beginnen.
4.  De lidstaten gebruiken de nationale reserve om bij voorrang betalingsrechten toe te wijzen aan jonge landbouwers en aan nieuwe landbouwers die met hun landbouwactiviteiten beginnen.
Voor de toepassing van de eerste alinea wordt onder „jonge landbouwers die met hun landbouwactiviteiten beginnen” verstaan: landbouwers in de zin van artikel 36, lid 2, die in de vijf jaar voorafgaand aan het opstarten van de nieuwe landbouwactiviteiten geen landbouwactiviteiten hebben verricht in eigen naam en voor eigen risico en evenmin de controle hebben gehad over een rechtspersoon die landbouwactiviteiten uitoefende. In het geval van een rechtspersoon mag (mogen) de natuurlijke persoon (personen) die de controle over de rechtspersoon heeft (hebben), in de vijf jaar voorafgaand aan het opstarten van de landbouwactiviteiten door de rechtspersoon geen landbouwactiviteiten hebben verricht in eigen naam en voor eigen risico en evenmin de controle hebben gehad over een rechtspersoon die landbouwactiviteiten uitoefende in die periode.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt onder „jonge landbouwers die met hun landbouwactiviteiten beginnen” verstaan: landbouwers in de zin van artikel 36, lid 2, die in de vijf jaar voorafgaand aan het opstarten van de nieuwe landbouwactiviteiten geen landbouwactiviteiten hebben verricht in eigen naam en voor eigen risico en evenmin de controle hebben gehad over een rechtspersoon die landbouwactiviteiten uitoefende. In het geval van een rechtspersoon mag (mogen) de natuurlijke persoon (personen) die de controle over de rechtspersoon heeft (hebben), in de vijf jaar voorafgaand aan het opstarten van de landbouwactiviteiten door de rechtspersoon geen landbouwactiviteiten hebben verricht in eigen naam en voor eigen risico en evenmin de controle hebben gehad over een rechtspersoon die landbouwactiviteiten uitoefende in die periode.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt onder „nieuwe landbouwers die met hun landbouwactiviteiten beginnen” verstaan: natuurlijke personen aan wie nog nooit betalingsrechten zijn toegekend. De lidstaten kunnen aanvullende objectieve en niet-discriminerende criteria vaststellen waaraan nieuwe landbouwers moeten voldoen, met name als het gaat om eisen op het gebied van relevante vaardigheden, ervaring en/of opleiding.

5.  De lidstaten kunnen de nationale reserve gebruiken om:
5.  De lidstaten kunnen de nationale reserve gebruiken om:
(a) betalingsrechten toe te wijzen aan landbouwers in gebieden waar aan een vorm van overheidssteun gekoppelde herstructurerings- en ontwikkelingsprogramma's lopen om te voorkomen dat de grond wordt verlaten, en/of om landbouwers te compenseren voor specifieke nadelen in deze gebieden;
(a) betalingsrechten toe te wijzen aan landbouwers in gebieden waar aan een vorm van overheidssteun gekoppelde herstructurerings- en ontwikkelingsprogramma's lopen om te voorkomen dat de grond wordt verlaten, en/of om landbouwers te compenseren voor specifieke nadelen in deze gebieden;
(a bis) betalingsrechten toe te wijzen aan landbouwers van wie het bedrijf gevestigd is in een lidstaat die besloten heeft om de in artikel 18, lid 2, vastgestelde mogelijkheid toe te passen en die geen betalingsrechten verworven hebben in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1782/2003 en/of Verordening (EG) nr. 73/2009, wanneer zij voor het jaar 2014 subsidiabel landbouwareaal aangeven;
(a ter) betalingsrechten toe te wijzen aan landbouwers die na 2011 begonnen zijn met hun landbouwactiviteiten en die actief zijn in specifieke landbouwsectoren die door de lidstaten moeten worden vastgesteld op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria;
(a quater) de waarde van de betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling te verhogen tot de nationale of regionale gemiddelde waarde per eenheid van de betalingsrechten aan landbouwers die zich ten gevolge van de overgang naar de basisbetalingsregeling in een bijzondere situatie bevinden op grond van de lage waarde van hun historische betalingsrechten waarover zij beschikten in het kader van de basisbetalingsregeling in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 73/2009, of de waarde van de betalingsrechten te verhogen voor landbouwers die op 31 december 2013 over bijzondere rechten beschikten;
(a quinquies) landbouwers een jaarlijkse compensatie te verlenen – die kan worden verhoogd met een aanvullende betaling voor kleine landbouwers – voor het verlies van de in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 vastgestelde toeslag van 5 000 EUR.
(b) als de nationale reserve in een bepaald jaar meer dan 3 % bedraagt, de waarde van de betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling op nationaal of regionaal niveau lineair te verhogen, mits voldoende bedragen beschikbaar blijven voor toewijzingen op grond van lid 4, van dit lid, onder a), en van lid 7.
(b) als de nationale reserve in een bepaald jaar meer dan 3 % bedraagt, de waarde van de betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling op nationaal of regionaal niveau lineair te verhogen, mits voldoende bedragen beschikbaar blijven voor toewijzingen op grond van lid 4, van dit lid, onder a), en van lid 7. Wanneer de lidstaten echter de waarde van de betalingsrechten uit hoofde van dit punt verhogen, kunnen zij besluiten om een andere methode dan de lineaire methode toe te passen.
6.  Bij de toepassing van lid 4 en lid 5, onder a), stellen de lidstaten de waarde van de aan landbouwers toegewezen betalingsrechten vast op basis van de nationale of regionale gemiddelde waarde van de betalingsrechten in het jaar van toewijzing.
6.  Bij de toepassing van lid 4 en lid 5, onder a), stellen de lidstaten de waarde van de aan landbouwers toegewezen betalingsrechten vast op basis van de nationale of regionale gemiddelde waarde van de betalingsrechten in het jaar van toewijzing.
7.  Een landbouwer die op grond van een definitieve gerechtelijke uitspraak of een definitief bestuursrechtelijk besluit van de bevoegde autoriteit van een lidstaat recht heeft op de toewijzing van betalingsrechten of op een verhoging van de waarde van de reeds bestaande betalingsrechten, ontvangt het aantal betalingsrechten en de waarde daarvan die in die uitspraak of dat besluit zijn vastgesteld, op een door de lidstaat te bepalen datum. Deze datum mag evenwel niet later zijn dan de uiterste datum voor de indiening van een aanvraag in het kader van de basisbetalingsregeling na de datum van de gerechtelijke uitspraak of het bestuursrechtelijke besluit, waarbij rekening wordt gehouden met de toepassing van de artikelen 25 en 26.
7.  Een landbouwer die op grond van een definitieve gerechtelijke uitspraak of een definitief bestuursrechtelijk besluit van de bevoegde autoriteit van een lidstaat recht heeft op de toewijzing van betalingsrechten of op een verhoging van de waarde van de reeds bestaande betalingsrechten, ontvangt het aantal betalingsrechten en de waarde daarvan die in die uitspraak of dat besluit zijn vastgesteld, op een door de lidstaat te bepalen datum. Deze datum mag evenwel niet later zijn dan de uiterste datum voor de indiening van een aanvraag in het kader van de basisbetalingsregeling na de datum van de gerechtelijke uitspraak of het bestuursrechtelijke besluit, waarbij rekening wordt gehouden met de toepassing van de artikelen 25 en 26.
Amendement 56
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 1
1.  De steun in het kader van de basisbetalingsregeling wordt aan landbouwers verleend na activering, middels aangifte overeenkomstig artikel 26, lid 1, van een betalingsrecht per subsidiabele hectare in de lidstaat waar het is toegewezen. Elk geactiveerd betalingsrecht geeft recht op de jaarlijkse betaling van het in het kader van dat betalingsrecht vastgestelde bedrag, zulks onverminderd de toepassing van de financiële discipline, de geleidelijke verlaging en plafonnering, de lineaire verlagingen overeenkomstig artikel 7, artikel 37, lid 2, en artikel 51, lid 1, en de verlagingen en uitsluitingen die uit hoofde van Verordening (EU) nr. [...] [HZV] worden opgelegd.
1.  De steun in het kader van de basisbetalingsregeling wordt aan landbouwers verleend na activering, middels aangifte overeenkomstig artikel 26, lid 1, van een betalingsrecht per subsidiabele hectare in de lidstaat waar het is toegewezen. Elk geactiveerd betalingsrecht geeft recht op de jaarlijkse betaling van het in het kader van dat betalingsrecht vastgestelde bedrag, zulks onverminderd de toepassing van de financiële discipline, de geleidelijke verlaging en plafonnering, de lineaire verlagingen overeenkomstig artikel 7, artikel 37, lid 2, en artikel 51, lid 1, en de verlagingen en uitsluitingen die uit hoofde van Verordening (EU) nr. [...] [HZV] worden opgelegd. In afwijking van de eerste zin kunnen lidstaten die de bedrijfstoeslagregeling toepassen in 2013 het model voor de uitvoering van de basisbetalingsregeling handhaven.
Amendement 57
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 2 – alinea 3 bis (nieuw)
Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), kunnen de lidstaten, op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, bij het bepalen van de grootte van het in aanmerking komende landbouwareaal een verminderingscoëfficiënt toepassen voor arealen met een lager opbrengstpotentieel of een specifieke productie.

Amendement 58
Voorstel voor een verordening
Artikel 27 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. Indien betalingsrechten zonder grond verkocht worden, kunnen de lidstaten, met inachtneming van de algemene beginselen van het recht van de Unie, beslissen dat een deel van de verkochte betalingsrechten terugvloeien naar de nationale reserve of dat de waarde per eenheid daarvan ten gunste van de nationale reserve verminderd wordt.

Amendement 59
Voorstel voor een verordening
Artikel 28 – lid 1 – letter e
(e) door de lidstaten te hanteren criteria voor de toewijzing van betalingsrechten aan landbouwers die in 2011 geen rechten hebben geactiveerd of steun hebben aangevraagd in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, als bedoeld in artikel 21, lid 2, en voor de toewijzing van betalingsrechten in geval van de toepassing van de contractclausule, als bedoeld in artikel 21, lid 3;
(e) door de lidstaten te hanteren criteria voor de toewijzing van betalingsrechten aan landbouwers, met uitzondering van nieuwe landbouwers en jonge landbouwers, die noch in 2009, noch in 2010, noch in 2011 rechten hebben geactiveerd of steun hebben aangevraagd in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, als bedoeld in artikel 21, lid 2, en voor de toewijzing van betalingsrechten in geval van de toepassing van de contractclausule, als bedoeld in artikel 21, lid 3;
Amendement 60
Voorstel voor een verordening
Artikel 28 – letter g
(g) de aangifte en activering van betalingsrechten;
(g) de inhoud van de aangifte en de voorschriften voor de activering van betalingsrechten;
Amendement 61
Voorstel voor een verordening
Hoofdstuk 1 bis (nieuw)
HOOFDSTUK I BIS

AANVULLENDE BETALING VOOR DE EERSTE HECTAREN

Artikel 28 bis

Algemene voorschriften

1.  De lidstaten kunnen ertoe besluiten een aanvullende jaarlijkse betaling toe te kennen aan landbouwers die recht hebben op een betaling in het kader van de in hoofdstuk 1 bedoelde basisbetalingsregeling.
2.  De lidstaten bepalen het aantal eerste hectaren dat voor deze bepaling in aanmerking komt en dat overeenkomt met het aantal door de landbouwer in overeenstemming met artikel 26, lid 1, geactiveerde betalingsrechten, met een maximum van 50 hectare.
3.  De lidstaten gebruiken maximaal 30 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum voor de financiering van de in deze bepaling bedoelde betaling.
4.  De lidstaten berekenen elk jaar het bedrag van de aanvullende betaling voor de eerste hectaren door het in lid 3 bedoelde bedrag te delen door het totaal aantal hectaren waarvoor deze betaling kan worden ontvangen.
5.  De lidstaten zorgen ervoor dat geen betalingen worden gedaan aan landbouwers van wie na de publicatie van het door de Commissie gedane voorstel voor deze verordening vast komt te staan dat zij kunstmatig de voorwaarden hebben gecreëerd om de in dit artikel bedoelde betaling te ontvangen.
6.  De lidstaten melden hun in de leden 1, 2 en 3 bedoelde besluiten uiterlijk op 1 augustus 2013 aan de Commissie.
Amendement 63
Voorstel voor een verordening
Artikel 30
Artikel 30

Artikel 30

Gewasdiversificatie

Gewasdiversificatie

1.  Wanneer het bouwland van de landbouwer meer dan drie hectaren omvat en een aanzienlijk deel van het jaar niet volledig wordt gebruikt voor de productie van (ingezaaid of natuurlijk) gras, niet volledig braak ligt of niet volledig wordt beteeld met gewassen die onder water staan, worden ten minste drie verschillende gewassen op dit bouwland geteeld. Geen van deze drie gewassen bestrijkt minder dan 5 % van het bouwland en het hoofdgewas bestrijkt niet meer dan 70 % van het bouwland.
1.  Wanneer het bouwland van de landbouwer tussen 10 en 30 hectaren omvat, worden ten minste twee verschillende gewassen op dit bouwland geteeld. Geen van deze gewassen bestrijkt meer dan 80 % van het bouwland.
Wanneer het bouwland van de landbouwer meer dan 30 hectaren omvat, worden ten minste drie verschillende gewassen op dit bouwland geteeld, behalve voor bedrijven die zich ten noorden van 62° NB bevinden. Het hoofdgewas mag niet meer dan 75 % van het bouwland bestrijken en de twee hoofdgewassen mogen samen niet meer dan 95 % van het bouwland bestrijken.

2.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van de definitie van „gewas” en van de voorschriften voor de precieze berekening van de percentages voor de verschillende gewassen.
2.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van de definitie van „gewas” en van de voorschriften voor de precieze berekening van de percentages voor de verschillende gewassen.
Amendement 64
Voorstel voor een verordening
Artikel 31
Artikel 31

Artikel 31

Blijvend grasland

Blijvend grasland en blijvend weiland

1.  De landbouwers houden de arealen van hun bedrijf die voor aanvraagjaar 2014 als blijvend grasland zijn aangegeven in de aanvraag die uit hoofde van artikel 74, lid 1, van Verordening (EU) nr. XXX (HZR) is ingediend, hierna „als blijvend grasland gebruikte referentiearealen” genoemd, als zodanig in stand.
1.  De lidstaten zorgen ervoor dat het aandeel blijvend grasland en blijvend weiland van het totale landbouwareaal in stand gehouden wordt. De lidstaten mogen deze verplichting op nationaal, regionaal of subregionaal niveau toepassen.
Voor de toepassing van de eerste alinea worden de als blijvend grasland en als blijvend weiland gebruikte arealen geacht overeen te stemmen met de arealen van de bedrijven die voor aanvraagjaar 2014 als zodanig zijn aangegeven in de aanvraag die uit hoofde van artikel 74, lid 1, van Verordening (EU) nr. XXX (HZR) is ingediend, en worden deze hierna „als blijvend grasland en blijvend weiland gebruikte referentiearealen” genoemd.

De als blijvend grasland gebruikte referentiearealen worden verhoogd wanneer de landbouwer op grond van artikel 93 van Verordening (EU) nr. [...] [HZV] verplicht is om arealen in 2014 en/of in 2015 weer om te zetten in blijvend grasland.

De als blijvend grasland en blijvend weiland gebruikte referentiearealen worden verhoogd wanneer de landbouwer op grond van artikel 93 van Verordening (EU) nr. [...] [HZV] verplicht is om arealen in 2014 en/of in 2015 weer om te zetten in blijvend grasland.

2.  Het wordt landbouwers toegestaan om ten hoogste 5 % van hun als blijvend grasland gebruikte referentiearealen om te zetten. Deze bovengrens geldt niet als er sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.
2.  Omzetting van ten hoogste 5 % van de als blijvend grasland en blijvend weiland gebruikte referentiearealen is toegestaan, behalve voor koolstofrijke bodems, waterrijke gebieden en halfnatuurlijk grasland en weiland. Als er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden kan dit percentage worden verhoogd tot 7 %.
3.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van voorschriften voor de verhoging van de als blijvend grasland gebruikte referentiearealen op grond van lid 1, tweede alinea, voor de vernieuwing van blijvend grasland, voor de heromzetting van een landbouwareaal in blijvend grasland bij overschrijding van de in lid 2 bedoelde toegestane vermindering en voor de wijziging van de als blijvend grasland gebruikte referentiearealen in geval van overdracht van grond.
3.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van voorschriften voor de verhoging van de als blijvend grasland en blijvend weiland gebruikte referentiearealen op grond van lid 1, derde alinea, voor de vernieuwing van blijvend grasland en blijvend weiland, voor de heromzetting van een landbouwareaal in blijvend grasland en blijvend weiland bij overschrijding van de in lid 2 bedoelde toegestane vermindering, de in lid 2 bedoelde uitzonderlijke omstandigheden en voor de wijziging van de als blijvend grasland en blijvend weiland gebruikte referentiearealen in het geval van overdracht van grond.
Amendement 65
Voorstel voor een verordening
Artikel 32
Artikel 32

Artikel 32

Ecologisch aandachtsgebied

Ecologisch aandachtsgebied

1.  De landbouwers zorgen ervoor dat ten minste 7 % van hun subsidiabele hectaren in de zin van artikel 25, lid 2, exclusief de als blijvend grasland gebruikte arealen, ecologisch aandachtsgebied is, zoals braakland, terrassen, landschapselementen, bufferstroken en beboste gebieden als bedoeld in artikel 25, lid 2, onder b), punt ii).
1.  Als hun landbouwgrond meer dan 10 hectaren omvat, zorgen landbouwers ervoor dat, tijdens het eerste jaar van tenuitvoerlegging van deze verordening, ten minste 3 % van hun subsidiabele hectaren in de zin van artikel 25, lid 2, exclusief de als blijvend grasland en blijvend weiland en voor blijvende gewassen gebruikte arealen, ecologisch aandachtsgebied is, zoals braakland, terrassen, landschapselementen, zoals heggen, sloten, stenen muren, op het veld groeiende bomen, vijvers, grond die is beplant met stikstofbindende gewassen, bufferstroken en beboste gebieden als bedoeld in artikel 25, lid 2, onder b), punt ii). Landbouwers mogen deze maatregel toepassen op hun hele bedrijf.
Landbouwers mogen een ecologisch aandachtsgebied gebruiken voor productie zonder gebruik van pesticiden of meststoffen.

Vanaf 1 januari 2016 wordt het in de eerste alinea vermelde percentage verhoogd naar 5 %.

1 bis. Uiterlijk 31 maart 2017 presenteert de Commissie een evaluatieverslag van de in lid 1 bedoelde maatregelen aan het Europees Parlement en de Raad, samen met de vereiste wetgevingsvoorstellen, om zo nodig het in lid 1 vermelde percentage voor het jaar 2018 op te trekken tot 7 %, na rekening te hebben gehouden met de effecten op het milieu en de landbouwproductie.

1 ter. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten vanaf 1 januari 2016 besluiten maximaal drie procentpunten van de ecologische aandachtsgebieden op regionaal niveau in acht te nemen, teneinde aanpalende ecologische aandachtsgebieden te creëren.

1 quater. Landbouwers kunnen een landbouwareaal met een hoge natuurwaarde dat zich in staatseigendom bevindt ten gevolge van ruilverkaveling of gelijkwaardige procedures opnieuw pachten van de lokale overheden en dit als ecologisch aandachtsgebied aanmerken op voorwaarde dat het voldoet aan de in lid 1 vermelde criteria.

1 quinquies. Ecologische aandachtsgebieden kunnen worden gewogen op basis van hun ecologisch belang. De Commissie keurt de door de lidstaten ingediende reeks wegingscoëfficiënten goed met inachtneming van gelijkwaardige criteria op het gebied van milieu- en klimaatprestatie.

2.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot nadere definiëring van de soorten ecologische aandachtsgebieden als bedoeld in lid 1, en tot aanvulling en definiëring van andere soorten ecologische aandachtsgebieden die mogen worden meegeteld voor de inachtneming van het in dat lid genoemde percentage.
2.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot nadere definiëring van de soorten ecologische aandachtsgebieden als bedoeld in lid 1, tot vaststelling van een Unie-breed kader voor wegingscoëfficiënten voor de berekening van de hectaren bestreken door de verschillende soorten ecologische aandachtsgebieden vermeld in lid 1 quater van dit artikel, en tot aanvulling en definiëring van andere soorten ecologische aandachtsgebieden die mogen worden meegeteld tijdens de beoordeling van het in lid 1 van dit artikel genoemde percentage en de vaststelling van het in lid 1 ter van dit artikel bedoelde regionale niveau.
Amendement 66
Voorstel voor een verordening
Artikel 34 – lid 4
4.  De in lid 1 bedoelde betaling per hectare wordt berekend door het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 35, te delen door het overeenkomstig artikel 26, lid 1, aangegeven aantal subsidiabele hectaren in de gebieden waaraan de lidstaten bij besluit overeenkomstig lid 2 deze betaling hebben toegewezen.
4.  De in lid 1 bedoelde betaling per hectare wordt berekend door het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 35, te delen door het overeenkomstig artikel 26, lid 1, aangegeven aantal subsidiabele hectaren waaraan de lidstaten bij besluit overeenkomstig lid 2 deze betaling hebben toegewezen.
Amendement 67
Voorstel voor een verordening
Artikel 34 – lid 4 – alinea 1 bis (nieuw)
De lidstaten kunnen de betaling per hectare op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria aanpassen.

Amendement 68
Voorstel voor een verordening
Artikel 34 – lid 4 – alinea 1 ter (nieuw)
Bij het toepassen van de eerste alinea kunnen de lidstaten het maximale aantal hectaren per bedrijf bepalen dat voor de betaling in aanmerking moet worden genomen.

Amendement 69
Voorstel voor een verordening
Artikel 35 – lid 2
2.  De Commissie stelt jaarlijks middels uitvoeringshandelingen op basis van het percentage van het nationale maximum dat de lidstaten uit hoofde van lid 1 willen gebruiken, het overeenkomstige maximum voor deze betaling vast. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
2.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om jaarlijks op basis van het percentage van het nationale maximum dat de lidstaten uit hoofde van lid 1 willen gebruiken, het overeenkomstige maximum voor deze betaling vast te stellen.
Amendement 70
Voorstel voor een verordening
Artikel 36
Artikel 36

Artikel 36

Algemene voorschriften

Algemene voorschriften

1.  De lidstaten kennen een jaarlijkse betaling toe aan jonge landbouwers die recht hebben op een betaling in het kader van de in hoofdstuk 1 bedoelde basisbetalingsregeling.
1.  De lidstaten kennen, met inachtneming van de in dit hoofdstuk vermelde voorwaarden, een jaarlijkse betaling toe aan jonge landbouwers die recht hebben op een betaling in het kader van de in hoofdstuk 1 bedoelde basisbetalingsregeling.
2.  In dit hoofdstuk wordt onder „jonge landbouwers” verstaan:
2.  In dit hoofdstuk wordt onder „jonge landbouwers” verstaan:
(a) natuurlijke personen die zich voor het eerst als bedrijfshoofd op een landbouwbedrijf vestigen of die zich al op zo'n bedrijf gevestigd hebben in de periode van vijf jaar voorafgaande aan de eerste indiening van een aanvraag in het kader van de basisbetalingsregeling als bedoeld in artikel 73, lid 1, van Verordening (EU) nr. [...] [HZV], en
(a) natuurlijke personen die zich voor het eerst als bedrijfshoofd op een landbouwbedrijf vestigen of die zich al op zo'n bedrijf gevestigd hebben in de periode van vijf jaar voorafgaande aan de eerste indiening van een aanvraag in het kader van de basisbetalingsregeling als bedoeld in artikel 73, lid 1, van Verordening (EU) nr. [...] [HZV], en
(b) die jonger zijn dan 40 jaar op het moment van indiening van de onder a) bedoelde aanvraag.
(b) die jonger zijn dan 40 jaar op het moment van indiening van de onder a) bedoelde aanvraag.
(b bis)  De lidstaten kunnen aanvullende objectieve en niet-discriminerende criteria vaststellen waaraan jonge landbouwers moeten voldoen, met name als het gaat om eisen op het gebied van relevante vaardigheden, ervaring en/of opleiding.
3.  Onverminderd de toepassing van de financiële discipline, de geleidelijke verlaging en de plafonnering, de lineaire verlagingen als bedoeld in artikel 7, en de verlagingen en uitsluitingen die uit hoofde van artikel 65 van Verordening (EU) nr.[…] [HZV] worden opgelegd, wordt de in lid 1 bedoelde betaling jaarlijks toegekend na activering van de betalingsrechten door de landbouwer.
3.  Onverminderd de toepassing van de financiële discipline, de geleidelijke verlaging en de plafonnering, de lineaire verlagingen als bedoeld in artikel 7, en de verlagingen en uitsluitingen die uit hoofde van artikel 65 van Verordening (EU) nr.[…] [HZV] worden opgelegd, wordt de in lid 1 bedoelde betaling jaarlijks toegekend na activering van de betalingsrechten door de landbouwer.
4.  De in lid 1 bedoelde betaling wordt per landbouwer gedurende een periode van ten hoogste vijf jaar toegekend. Deze periode wordt verminderd met het aantal jaren dat verstreken is tussen de vestiging en de eerste indiening van de aanvraag als bedoeld in lid 2, onder a).
4.  De in lid 1 bedoelde betaling wordt per landbouwer gedurende een periode van ten hoogste vijf jaar toegekend. Deze periode wordt verminderd met het aantal jaren dat verstreken is tussen de vestiging en de eerste indiening van de aanvraag als bedoeld in lid 2, onder a).
5.  De lidstaten berekenen elk jaar het bedrag van de in lid 1 bedoelde betaling door een getal dat gelijk is aan 25 % van de gemiddelde waarde van de betalingsrechten waarover de landbouwer beschikt, te vermenigvuldigen met het aantal betalingsrechten dat hij overeenkomstig artikel 26, lid 1, heeft geactiveerd.
5.  De lidstaten berekenen elk jaar het bedrag van de in lid 1 bedoelde betaling door een getal dat gelijk is aan 25 % van de gemiddelde waarde van de betalingsrechten in de betrokken lidstaat of regio, te vermenigvuldigen met het aantal betalingsrechten dat de landbouwer overeenkomstig artikel 26, lid 1, heeft geactiveerd.
Bij de toepassing van de eerste alinea nemen de lidstaten de volgende bovengrenzen voor het aantal in aanmerking te nemen geactiveerde betalingsrechten in acht:

Bij de toepassing van de eerste alinea stellen de lidstaten een grens vast van ten hoogste 100 hectare.

(a) in de lidstaten waarin de in bijlage VI vermelde gemiddelde omvang van de landbouwbedrijven lager is dan of gelijk is aan 25 hectare: maximaal 25;
(b) in de lidstaten waarin de in bijlage VI vermelde gemiddelde omvang van de landbouwbedrijven hoger is dan 25 hectare: minimaal 25 en maximaal het met deze gemiddelde omvang overeenkomende getal.
6.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake de voorwaarden waaronder een rechtspersoon geacht mag worden in aanmerking te komen voor de in lid 1 bedoelde betaling, en met name de toepassing van de in lid 2, onder b), genoemde leeftijdsgrens op een of meer natuurlijke personen die in de rechtspersoon participeren.
6.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake de voorwaarden waaronder een rechtspersoon geacht mag worden in aanmerking te komen voor de in lid 1 bedoelde betaling, en met name de toepassing van de in lid 2, onder b), genoemde leeftijdsgrens op een of meer natuurlijke personen die in de rechtspersoon participeren.
Amendement 71
Voorstel voor een verordening
Artikel 37
Artikel 37

Artikel 37

Financiële bepalingen

Financiële bepalingen

1.  De lidstaten gebruiken voor de financiering van de in artikel 36 bedoelde betaling ten hoogste 2 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum. Zij melden uiterlijk op 1 augustus 2013 aan de Commissie welk percentage zij volgens hun ramingen nodig hebben voor de financiering van deze betaling.
1.  De lidstaten gebruiken voor de financiering van de in artikel 36 bedoelde betaling 2 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum.
Wanneer het geraamde percentage dat nodig is om de in artikel 36 bedoelde betaling te financieren lager is dan 2 %, mogen de lidstaten de resterende respectieve bedragen toewijzen om de waarde van de betalingsrechten van de nationale reserve lineair te verhogen, waarbij jonge landbouwers en nieuwe landbouwers in overeenstemming met artikel 23, lid 4, voorrang krijgen.

In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria het percentage waarvan sprake is in die alinea verhogen om voorrang te geven aan bepaalde begunstigden op nationaal niveau. Een dergelijk besluit wordt vóór 1 augustus 2013 ter kennis van de Commissie gebracht.

De lidstaten mogen dit geraamde percentage uiterlijk op 1 augustus 2016 herzien en deze herziening wordt van toepassing met ingang van 1 januari 2017. Zij melden het herziene percentage uiterlijk op 1 augustus 2016 aan de Commissie.

De lidstaten mogen dit geraamde percentage dat nodig is om de in artikel 36 bedoelde betaling te financieren uiterlijk op 1 augustus 2016 herzien en deze herziening wordt van toepassing met ingang van 1 januari 2017. Zij melden het herziene percentage uiterlijk op 1 augustus 2016 aan de Commissie.

2.  Onverminderd het op grond van lid 1 vastgestelde maximum van 2 % passen de lidstaten, wanneer het totaalbedrag van de betaling dat in een lidstaat in een bepaald jaar wordt aangevraagd, hoger is dan het uit hoofde van lid 4 vastgestelde maximum, en wanneer dat maximum lager is dan 2 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum, een lineaire verlaging toe op alle betalingen die overeenkomstig artikel 25 aan alle landbouwers moeten worden toegekend.
2.  Onverminderd het op grond van lid 1 vastgestelde maximum van 2 % passen de lidstaten, wanneer het totaalbedrag van de betaling dat in een lidstaat in een bepaald jaar wordt aangevraagd, hoger is dan het uit hoofde van lid 4 vastgestelde maximum, en wanneer dat maximum lager is dan 2 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum, een lineaire verlaging toe op alle betalingen die overeenkomstig artikel 25 aan alle landbouwers moeten worden toegekend.
3.  Wanneer het totaalbedrag van de betaling die in een lidstaat in een bepaald jaar wordt aangevraagd, hoger is dan het uit hoofde van lid 4 vastgestelde maximum, en wanneer dat maximum 2 % bedraagt van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum, passen de lidstaten op alle overeenkomstig artikel 36 te betalen bedragen een lineaire verlaging toe om dat maximum in acht te nemen.
3.  Wanneer het totaalbedrag van de betaling die in een lidstaat in een bepaald jaar wordt aangevraagd, hoger is dan het uit hoofde van lid 4 vastgestelde maximum, en wanneer dat maximum 2 % bedraagt van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum, passen de lidstaten op alle overeenkomstig artikel 36 te betalen bedragen een lineaire verlaging toe om dat maximum in acht te nemen.
4.  Op basis van het geraamde percentage dat de lidstaten uit hoofde van lid 1 hebben gemeld, stelt de Commissie middels uitvoeringshandelingen het overeenkomstige maximum voor de in artikel 36 bedoelde betaling jaarlijks vast. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
4.  Op basis van het geraamde percentage dat de lidstaten uit hoofde van lid 1 hebben gemeld, stelt de Commissie middels uitvoeringshandelingen het overeenkomstige maximum voor de in artikel 36 bedoelde betaling jaarlijks vast. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Amendement 72
Voorstel voor een verordening
Artikel 38 – lid 1 – alinea 2
Gekoppelde steun kan worden verleend voor de volgende sectoren en teelten: granen, oliehoudende zaden, durumtarwe, eiwithoudende gewassen, zaaddragende leguminosen, vlas, hennep, rijst, noten, zetmeelaardappelen, melk en zuivelproducten, zaaizaad, schapen- en geitenvlees, rundvlees, olijfolie, zijderupsen, gedroogde voedergewassen, hop, suikerbieten, suikerriet en cichorei, groenten en fruit, en hakhout met korte omlooptijd.

Gekoppelde steun kan worden verleend voor de in bijlage I bij het Verdrag bedoelde sectoren en teelten, met uitzondering van visserijproducten.

Amendement 73
Voorstel voor een verordening
Artikel 38 – lid 1 – alinea 2 bis (nieuw)
De kredieten die bestemd zijn voor gekoppelde betalingen worden prioritair gebruikt voor producten waarvoor in de periode 2010-2013 krachtens de artikelen 68, 101 en 111 van Verordening (EG) nr. 73/2009 gekoppelde betalingen zijn uitgevoerd.

Amendement 74
Voorstel voor een verordening
Artikel 38 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. De lidstaten kunnen landbouwers met bijzondere rechten in 2010 gekoppelde steun toekennen in overeenstemming met de artikelen 60 en 65 van Verordening (EG) nr. 73/2009 en ongeacht de basisbetaling waarvan sprake is in titel III, hoofdstuk 1 van deze verordening.

Amendement 75
Voorstel voor een verordening
Artikel 38 – lid 3 ter (nieuw)
3 ter. Lidstaten kunnen gekoppelde steun toekennen aan veehouders die het grootste deel van de grond die ze gebruiken om hun landbouwactiviteiten te ontplooien niet zelf in bezit hebben.

Amendement 76
Voorstel voor een verordening
Artikel 38 – lid 3 quater (nieuw)
3 quater. De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 55 inzake de overgangsmaatregelen die op deze landbouwers moeten worden toegepast.

Amendement 77
Voorstel voor een verordening
Artikel 38 – lid 4 – alinea 1 bis (nieuw)
In afwijking van de eerste alinea kan de limiet voor het toewijzen van gekoppelde steun worden uitgebreid tot meer dan het vereiste op peil houden van de huidige productieniveaus, mits de gekoppelde steun het milieu ten goede komt. De betrokken lidstaat stelt deze limiet vast in overeenstemming met de concrete milieudoelstellingen of -uitdagingen. De vastgestelde limiet wordt aan de Commissie meegedeeld in overeenstemming met artikel 40, en wordt goedgekeurd in overeenstemming met artikel 41.

Amendement 78
Voorstel voor een verordening
Artikel 39 – lid 1
1.  De lidstaten kunnen uiterlijk op 1 augustus van het jaar voorafgaande aan het eerste jaar van toepassing van vrijwillige gekoppelde steun besluiten om ten hoogste 5 % van hun in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum te gebruiken voor de financiering van deze steun.
1.  De lidstaten kunnen uiterlijk op 1 augustus van het jaar voorafgaande aan het eerste jaar van toepassing van vrijwillige gekoppelde steun besluiten om ten hoogste 15 % van hun in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum te gebruiken voor de financiering van deze steun.
Amendement 79
Voorstel voor een verordening
Artikel 39 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Het percentage van het in lid 1 bedoelde nationale maximum kan met drie procentpunten worden verhoogd voor de lidstaten die besluiten om minstens 3 % van hun in bijlage II vermelde nationale maximum te gebruiken om krachtens dit hoofdstuk de productie van eiwithoudende gewassen te bevorderen.

Amendement 80
Voorstel voor een verordening
Artikel 39 – lid 2
2.  In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten besluiten om ten hoogste 10 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum te gebruiken, mits:
Schrappen

(a) zij tot en met 31 december 2013 de bij titel V van Verordening (EG) nr. 73/2009 ingestelde regeling inzake een enkele areaalbetaling toepasten of maatregelen op grond van artikel 111 van die verordening financierden of onder de afwijking vielen die was vastgesteld bij artikel 69, lid 5, of in het geval van Malta bij artikel 69, lid 1, van die verordening, en/of
(b) zij in de periode 2010-2013 ten minste één jaar meer dan 5 % van hun bedrag dat beschikbaar was voor de toekenning van de rechtstreekse betalingen waarin was voorzien in de titels III, IV en V, met uitzondering van titel IV, hoofdstuk 1, afdeling 6, van Verordening (EG) nr. 73/2009 hebben toegewezen aan de financiering van de maatregelen die waren vastgesteld bij titel III, hoofdstuk 2, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009, de steun waarin was voorzien in artikel 68, lid 1, onder a), punten i) tot en met iv), en lid 1, onder b) en e), van die verordening, of de maatregelen op grond van titel IV, hoofdstuk 1, met uitzondering van afdeling 6, van die verordening.
Amendement 82
Voorstel voor een verordening
Artikel 39 – lid 4 – inleidende formule
4.  De lidstaten mogen uiterlijk op 1 augustus 2016 hun uit hoofde van de leden 1, 2 en 3, genomen besluit herzien en besluiten om met ingang van 1 januari 2017:
4.  De lidstaten mogen uiterlijk op 1 augustus 2016 hun uit hoofde van de leden 1 en 1 bis genomen besluit herzien en besluiten om met ingang van 2017:
Amendement 83
Voorstel voor een verordening
Artikel 39 – lid 4 – letter a
(a) het uit hoofde van de leden 1 en 2 vastgestelde percentage te verhogen, in voorkomend geval met inachtneming van de daarin vastgestelde grenzen, en de voorwaarden voor de verlening van de steun zo nodig te wijzigen;
(a) het uit hoofde van de leden 1 en 1 bis vastgestelde percentage te verhogen, in voorkomend geval met inachtneming van de daarin vastgestelde grenzen, en de voorwaarden voor de verlening van de steun zo nodig te wijzigen;
Amendement 84
Voorstel voor een verordening
Artikel 39 – lid 5
5.  De Commissie stelt jaarlijks middels uitvoeringshandelingen op basis van het door elke lidstaat uit hoofde van de leden 1 tot en met 4 genomen besluit over het te gebruiken percentage van het nationale maximum het overeenkomstige maximum voor de steun vast. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
5.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om jaarlijks op basis van het door elke lidstaat uit hoofde van de leden 1, 1 bis en 4 genomen besluit over het te gebruiken percentage van het nationale maximum het overeenkomstige maximum voor de steun te bepalen.
Amendement 85
Voorstel voor een verordening
Artikel 39 bis (nieuw)
Artikel 39 bis

Vrijwillige aanvullende nationale steun

1.  Lidstaten die besluiten in de sector van de zoogkoeien overeenkomstig artikel 38 vrijwillige gekoppelde steun in te voeren, kunnen aan landbouwers een extra nationale premie toekennen als aanvulling op het bedrag van de gekoppelde steun die zij voor datzelfde kalenderjaar ontvangen.
2.  De lidstaten stellen de landbouwers op hetzelfde moment en met gebruikmaking van dezelfde regelingen als voor de gekoppelde steun op de hoogte van de voorwaarden voor de toekenning van deze aanvullende nationale steun.
Amendement 86
Voorstel voor een verordening
Artikel 41 – lid 1 – inleidende formule
1.  De Commissie keurt middels een uitvoeringshandeling het in artikel 39, lid 3, of in voorkomend geval in artikel 39, lid 4, onder a), bedoelde besluit goed wanneer voor de betrokken regio of sector een van de volgende behoeften wordt aangetoond:
1.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om het in artikel 39, lid 4, onder a), bedoelde besluit goed te keuren wanneer voor de betrokken regio of sector een van de volgende behoeften wordt aangetoond:
Amendement 87
Voorstel voor een verordening
Artikel 47
Artikel 47

Artikel 47

Algemene voorschriften

Algemene voorschriften

1.  Landbouwers die over uit hoofde van artikel 21 voor 2014 toegewezen betalingsrechten beschikken en die voldoen aan de in artikel 10, lid 1, vastgestelde minimumeisen, kunnen kiezen voor deelname aan een vereenvoudigde regeling, hierna de „regeling voor kleine landbouwers” genoemd, onder de in deze titel vastgestelde voorwaarden.
1.  De lidstaten kunnen een vereenvoudigde regeling voor kleine landbouwers instellen, in overeenstemming met de in deze titel vastgestelde voorwaarden. Indien een lidstaat een dergelijke regeling toepast, nemen landbouwers die over uit hoofde van artikel 21 voor 2014 toegewezen betalingsrechten beschikken en die voldoen aan de in artikel 10, lid 1, vastgestelde minimumeisen, deel aan een vereenvoudigde regeling onder de in deze titel vastgestelde voorwaarden („regeling voor kleine landbouwers”).
Landbouwer die uit hoofde van titel III en IV recht hebben op betalingen van minder dan 1 500 EUR worden automatisch opgenomen in een dergelijke regeling voor kleine landbouwers.

2.  De betalingen in het kader van de regeling voor kleine landbouwers treden in de plaats van de betalingen die uit hoofde van de titels III en IV worden toegekend.
2.  De betalingen in het kader van de regeling voor kleine landbouwers treden in de plaats van de betalingen die uit hoofde van de titels III en IV worden toegekend.
3.  Landbouwers die aan de regeling voor kleine landbouwers deelnemen, worden vrijgesteld van de landbouwpraktijken waarin titel III, hoofdstuk 2, voorziet.
3.  Landbouwers die aan de regeling voor kleine landbouwers deelnemen, worden vrijgesteld van de landbouwpraktijken waarin titel III, hoofdstuk 2, voorziet.
4.  De lidstaten zorgen ervoor dat geen betalingen worden gedaan aan landbouwers van wie vast komt te staan dat zij vanaf de datum van bekendmaking van het door de Commissie gedane voorstel voor deze verordening hun bedrijf hebben opgesplitst met als enig doel in aanmerking te komen voor de regeling voor kleine landbouwers. Dit geldt ook voor landbouwers wier bedrijf uit deze opsplitsing is ontstaan.
4.  De lidstaten zorgen ervoor dat geen betalingen worden gedaan aan landbouwers van wie vast komt te staan dat zij vanaf de datum van bekendmaking van het door de Commissie gedane voorstel voor deze verordening hun bedrijf hebben opgesplitst met als enig doel in aanmerking te komen voor de regeling voor kleine landbouwers. Dit geldt ook voor landbouwers wier bedrijf uit deze opsplitsing is ontstaan.
Amendement 88
Voorstel voor een verordening
Artikel 48
Artikel 48

Artikel 48

Deelname

Deelname

Landbouwers die aan de regeling voor kleine landbouwers willen deelnemen, dienen daarvoor uiterlijk op 15 oktober 2014 een aanvraag in.

De in artikel 47, lid 1, bedoelde lijst van landbouwers wordt uiterlijk op 15 oktober 2014 door de nationale autoriteiten aan de Commissie verstrekt.

Landbouwers die op 15 oktober 2014 nog geen aanvraag voor deelname aan de regeling voor kleine landbouwers hebben ingediend of die besluiten om er na 2014 uit te stappen of die op grond van artikel 20, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. [...] [POV] voor steun zijn geselecteerd, hebben geen recht meer op deelname aan deze regeling.

De in artikel 47, lid 1, bedoelde landbouwers die besluiten om na die datum uit de regeling voor kleine landbouwers te stappen of die op grond van artikel 20, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. [...] [POV] voor steun zijn geselecteerd, hebben geen recht meer op deelname aan deze regeling.

Amendement 89
Voorstel voor een verordening
Artikel 49
Artikel 49

Artikel 49

Bedrag van de betaling

Bedrag van de betaling

1.  De lidstaten stellen, met inachtneming van het bepaalde in de leden 2 en 3, het bedrag van de jaarlijkse betaling in het kader van de regeling voor kleine landbouwers vast op een van de volgende niveaus:
1.  De lidstaten stellen, met inachtneming van het bepaalde in de leden 2 en 3, het bedrag van de jaarlijkse betaling in het kader van de regeling voor kleine landbouwers vast op een van de volgende niveaus:
(a) een bedrag van ten hoogste 15 % van de nationale gemiddelde betaling per begunstigde;
(a) een bedrag van ten hoogste 25 % van de nationale gemiddelde betaling per begunstigde;
(b) een bedrag bestaande uit de nationale gemiddelde betaling per hectare, vermenigvuldigd met het aantal hectaren, maar ten hoogste met drie.
(b) een bedrag bestaande uit de nationale gemiddelde betaling per hectare, vermenigvuldigd met het aantal hectaren, maar ten hoogste met vijf.
In afwijking van alinea 1 mogen de lidstaten besluiten om het bedrag van de jaarlijkse betaling gelijk te stellen aan het bedrag waarop een landbouwer krachtens de artikelen 18, 29, 34, 36 en 38 recht zou hebben gehad in het jaar van toetreding tot de regeling, maar dat bedrag mag niet hoger zijn dan 1 500 euro.

De lidstaten stellen het in de eerste alinea, onder a), bedoelde nationale gemiddelde vast op basis van het nationale maximum dat in bijlage II voor kalenderjaar 2019 is vastgesteld, en het aantal landbouwers dat uit hoofde van artikel 21, lid 1, betalingsrechten heeft verworven.

De lidstaten stellen het in de eerste alinea, onder a), bedoelde nationale gemiddelde vast op basis van het nationale maximum dat in bijlage II voor kalenderjaar 2019 is vastgesteld, en het aantal landbouwers dat uit hoofde van artikel 21, lid 1, betalingsrechten heeft verworven.

De lidstaten stellen het in de eerste alinea, onder b), bedoelde nationale gemiddelde vast op basis van het nationale maximum dat in bijlage II voor kalenderjaar 2019 is vastgesteld, en het aantal subsidiabele hectaren dat in 2014 overeenkomstig artikel 26 is aangegeven.

De lidstaten stellen het in de eerste alinea, onder b), bedoelde nationale gemiddelde vast op basis van het nationale maximum dat in bijlage II voor kalenderjaar 2019 is vastgesteld, en het aantal subsidiabele hectaren dat in 2014 overeenkomstig artikel 26 is aangegeven.

2.  Het in lid 1 bedoelde bedrag is niet lager dan 500 euro en niet hoger dan 1 000 euro. Wanneer de toepassing van lid 1 resulteert in een bedrag dat lager is dan 500 euro of hoger is dan 1 000 euro, wordt het bedrag respectievelijk naar boven of naar beneden afgerond op het minimum- of het maximumbedrag, zulks onverminderd artikel 51, lid 1.
2.  Het in lid 1 bedoelde bedrag is niet lager dan 500 euro en niet hoger dan 1 500 euro. Wanneer de toepassing van lid 1 resulteert in een bedrag dat lager is dan 500 euro of hoger is dan 1 500 euro, wordt het bedrag respectievelijk naar boven of naar beneden afgerond op het minimum- of het maximumbedrag, zulks onverminderd artikel 51, lid 1.
3.  In afwijking van lid 2 mag het in lid 1 bedoelde bedrag in Kroatië en op Cyprus en Malta worden vastgesteld op minder dan 500 euro, maar niet minder dan 200 euro.
3.  In afwijking van lid 2 mag het in lid 1 bedoelde bedrag in Kroatië en op Cyprus en Malta worden vastgesteld op minder dan 500 euro, maar niet minder dan 200 euro.
Amendement 90
Voorstel voor een verordening
Artikel 51
Artikel 51

Artikel 51

Financiële bepalingen

Financiële bepalingen

1.  Voor de financiering van de in deze titel bedoelde betaling brengen de lidstaten de bedragen waarop de kleine landbouwers recht zouden hebben gehad in de vorm van de basisbetaling als bedoeld in titel III, hoofdstuk 1, de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken als bedoeld in titel III, hoofdstuk 2, de betaling, voor zover van toepassing, voor gebieden met natuurlijke beperkingen als bedoeld in titel III, hoofdstuk 3, de betaling voor jonge landbouwers als bedoeld in titel III, hoofdstuk 4, en de gekoppelde steun als bedoeld in titel IV, in mindering op de totaalbedragen die voor de desbetreffende betalingen beschikbaar zijn.
1.  Voor de financiering van de in deze titel bedoelde betaling brengen de lidstaten de bedragen waarop de kleine landbouwers recht zouden hebben gehad in de vorm van de basisbetaling als bedoeld in titel III, hoofdstuk 1, de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken als bedoeld in titel III, hoofdstuk 2, de betaling, voor zover van toepassing, voor gebieden met natuurlijke beperkingen als bedoeld in titel III, hoofdstuk 3, de betaling voor jonge landbouwers als bedoeld in titel III, hoofdstuk 4, en de gekoppelde steun als bedoeld in titel IV, in mindering op de totaalbedragen die voor de desbetreffende betalingen beschikbaar zijn.
Het verschil tussen de som van alle betalingen die in het kader van de regeling voor kleine landbouwers verschuldigd zijn, en het totale bedrag dat overeenkomstig de eerste alinea wordt gefinancierd, wordt gefinancierd door een lineaire verlaging toe te passen op alle betalingen die overeenkomstig artikel 25 moeten worden toegekend.

Het verschil tussen de som van alle betalingen die in het kader van de regeling voor kleine landbouwers verschuldigd zijn, en het totale bedrag dat overeenkomstig de eerste alinea wordt gefinancierd, wordt gefinancierd door een lineaire verlaging toe te passen op alle betalingen die overeenkomstig artikel 25 moeten worden toegekend.

De lidstaten die gebruik maken van de mogelijkheid uit artikel 20, lid 1, kunnen op regionaal niveau andere verlagingspercentages toepassen.

De elementen op basis waarvan de in de eerste alinea bedoelde bedragen worden vastgesteld, blijven voor de gehele duur van de deelneming van de landbouwer aan de regeling hetzelfde.

De elementen op basis waarvan de in de eerste alinea bedoelde bedragen worden vastgesteld, blijven voor de gehele duur van de deelneming van de landbouwer aan de regeling hetzelfde.

2.  Indien het totale bedrag aan betalingen dat in het kader van de regeling voor kleine landbouwers verschuldigd is, meer dan 10 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum bedraagt, passen de lidstaten een lineaire verlaging toe op de overeenkomstig deze titel te betalen bedragen om ervoor te zorgen dat dit percentage alsnog in acht wordt genomen.
2.  Indien het totale bedrag aan betalingen dat in het kader van de regeling voor kleine landbouwers verschuldigd is, meer dan 15 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum bedraagt, passen de lidstaten een lineaire verlaging toe op de overeenkomstig deze titel te betalen bedragen om ervoor te zorgen dat dit percentage alsnog in acht wordt genomen.
Amendement 91
Voorstel voor een verordening
Artikel 53 – lid 2 – letter d bis (nieuw)
(d bis) regelingen voor het beheer van mee te delen informatie, alsmede voorschriften betreffende de inhoud, vorm, termijnen en frequentie van de meldingen;
Amendement 92
Voorstel voor een verordening
Artikel 53 – lid 3 – alinea 1 – letter b
(b) regelingen voor het beheer van de te melden informatie, alsmede voorschriften betreffende de inhoud en het format en de termijnen en de frequentie van de meldingen;
Schrappen

Amendement 93
Voorstel voor een verordening
Artikel 54 – lid 1
1.  De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de maatregelen vast die in een spoedeisende situatie noodzakelijk en te rechtvaardigen zijn om specifieke problemen op te lossen. Die maatregelen mogen van deze verordening afwijken, doch slechts voor zover en zolang dat strikt noodzakelijk is. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
1.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen die in een spoedeisende situatie noodzakelijk en te rechtvaardigen zijn om specifieke problemen op te lossen. Die gedelegeerde handelingen mogen van deze verordening afwijken, doch slechts voor zover en zolang dat strikt noodzakelijk is.
Amendement 94
Voorstel voor een verordening
Artikel 54 – lid 2
2.  De Commissie neemt om dwingende en gegronde redenen van urgentie die verband houden met de in lid 1 bedoelde maatregelen, onmiddellijk van toepassing zijnde uitvoeringshandelingen aan overeenkomstig de in artikel 56, lid 3, bedoelde procedure.
2.  Indien dit in geval van de in lid 1 bedoelde maatregelen om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 55 bis neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.
Amendement 95
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 2
2.  De bevoegdheid tot vaststelling van de in deze verordening bedoelde gedelegeerde handelingen wordt met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleend.
2.  De in de artikelen (...) bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de gedelegeerde bevoegdheid. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met perioden van gelijke duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor afloop van iedere periode verzet tegen een dergelijke verlenging.
Amendement 96
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 bis (nieuw)
Artikel 55 bis

Spoedprocedure

1.  Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.
2.  Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 55, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.
Amendement 97
Voorstel voor een verordening
Artikel 58 bis (nieuw)
Artikel 58 bis

Verslaglegging

Uiterlijk 1 maart 2017 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de tenuitvoerlegging van deze verordening, dat zo nodig vergezeld gaat van passende wetgevingsvoorstellen.

Amendement 98
Voorstel voor een verordening
Bijlage II

Door de Commissie voorgestelde tekst

(in duizend euro)

Kalenderjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019 en volgende jaren

België

553 521

544 065

534 632

525 205

525 205

525 205

Bulgarije

655 661

737 164

810 525

812 106

812 106

812 106

Tsjechië

892 698

891 875

891 059

890 229

890 229

890 229

Denemarken

942 931

931 719

920 534

909 353

909 353

909 353

Duitsland

5 275 876

5 236 176

5 196 585

5 156 970

5 156 970

5 156 970

Estland

108 781

117 453

126 110

134 749

134 749

134 749

Ierland

1 240 652

1 239 027

1 237 413

1 235 779

1 235 779

1 235 779

Griekenland

2 099 920

2 071 481

2 043 111

2 014 751

2 014 751

2 014 751

Spanje

4 934 910

4 950 726

4 966 546

4 988 380

4 988 380

4 988 380

Frankrijk

7 732 611

7 694 854

7 657 219

7 619 511

7 619 511

7 619 511

Kroatië

111 900

130 550

149 200

186 500

223 800

261 100

Italië

4 023 865

3 963 007

3 902 289

3 841 609

3 841 609

3 841 609

Cyprus

52 273

51 611

50 950

50 290

50 290

50 290

Letland

163 261

181 594

199 895

218 159

218 159

218 159

Litouwen

396 499

417 127

437 720

458 267

458 267

458 267

Luxemburg

34 313

34 250

34 187

34 123

34 123

34 123

Hongarije

1 298 104

1 296 907

1 295 721

1 294 513

1 294 513

1 294 513

Malta

5 316

5 183

5 050

4 917

4 917

4 917

Nederland

806 975

792 131

777 320

762 521

762 521

762 521

Oostenrijk

707 503

706 850

706 204

705 546

705 546

705 546

Polen

3 038 969

3 066 519

3 094 039

3 121 451

3 121 451

3 121 451

Portugal

573 046

585 655

598 245

610 800

610 800

610 800

Roemenië

1 472 005

1 692 450

1 895 075

1 939 357

1 939 357

1 939 357

Slovenië

141 585

140 420

139 258

138 096

138 096

138 096

Slowakije

386 744

391 862

396 973

402 067

402 067

402 067

Finland

533 932

534 315

534 700

535 075

535 075

535 075

Zweden

710 853

711 798

712 747

713 681

713 681

713 681

Verenigd Koninkrijk

3 624 384

3 637 210

3 650 038

3 662 774

3 662 774

3 662 774

Amendement

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019 en volgende jaren

België

554.701

548.646

542.261

535.640

535.640

535.640

Bulgarije

657.571

735.055

805.495

814.887

814.887

814.887

Tsjechië

891.307

892.742

893.686

894.054

894.054

894.054

Denemarken

940.086

929.824

919.002

907.781

907.781

907.781

Duitsland

5.237.224

5.180.053

5.119.764

5.057.253

5.057.253

5.057.253

Estland

113.168

125.179

137.189

149.199

149.199

149.199

Ierland

1.236.214

1.235.165

1.233.425

1.230.939

1.230.939

1.230.939

Griekenland

2.098.834

2.075.923

2.051.762

2.026.710

2.026.710

2.026.710

Spanje

4.939.152

4.957.834

4.973.833

4.986.451

4.986.451

4.986.451

Frankrijk

7.655.794

7.572.222

7.484.090

7.392.712

7.392.712

7.392.712

Kroatië

111 900

130 550

149 200

186 500

223 800

261 100

Italië

4.024.567

3.980.634

3.934.305

3.886.268

3.886.268

3.886.268

Cyprus

52.155

51.585

50.985

50.362

50.362

50.362

Letland

176.500

206.565

236.630

266.695

266.695

266.695

Litouwen

402.952

426.070

449.189

472.307

472.307

472.307

Luxemburg

33.943

33.652

33.341

33.015

33.015

33.015

Hongarije

1.295.776

1.297.535

1.298.579

1.298.791

1.298.791

1.298.791

Malta

5.365

5.306

5.244

5.180

5.180

5.180

Nederland

809.722

800.883

791.561

781.897

781.897

781.897

Oostenrijk

706.071

706.852

707.242

707.183

707.183

707.183

Polen

3.079.652

3.115.887

3.152.121

3.188.356

3.188.356

3.188.356

Portugal

582.466

598.550

614.635

630.719

630.719

630.719

Roemenië

1.485.801

1.707.131

1.928.460

2.002.237

2.002.237

2.002.237

Slovenië

140.646

139.110

137.491

135.812

135.812

135.812

Slowakije

391.608

397.576

403.543

409.511

409.511

409.511

Finland

533.451

535.518

537.295

538.706

538.706

538.706

Zweden

709.922

712.820

715.333

717.357

717.357

717.357

Verenigd Koninkrijk

3.652.541

3.655.113

3.657.684

3.660.255

3.660.255

3.660.255

Juridische mededeling - Privacybeleid