Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/0282(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B7-0081/2013

Ingediende teksten :

B7-0081/2013

Debatten :

PV 12/03/2013 - 14
CRE 12/03/2013 - 14
PV 13/03/2013 - 6
CRE 13/03/2013 - 6

Stemmingen :

PV 13/03/2013 - 8.9
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2013)0086

Aangenomen teksten
PDF 1014kWORD 149k
Woensdag 13 maart 2013 - Straatsburg
Steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (Besluit tot opening van interinstitutionele onderhandelingen)
P7_TA(2013)0086B7-0081/2013

Besluit van het Europees Parlement van 13 maart 2013 inzake de opening van en het mandaat voor interinstitutionele onderhandelingen over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (COM(2011)0627/3 – C7-0340/2011 – COM(2012)0553 – C7-0313/2012 – 2011/0282(COD)2013/2530(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling,

–  gezien artikel 70, lid 2, en artikel 70 bis van zijn Reglement,

overwegende dat de in het wetgevingsvoorstel genoemde financiële middelen slechts een indicatie voor de wetgevingsautoriteit vormen en dat deze niet kunnen worden vastgesteld zolang er geen akkoord is bereikt over het voorstel voor een verordening tot vaststelling van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020;

besluit interinstitutionele onderhandelingen te openen op basis van het volgende mandaat:

MANDAAT

Door de Commissie voorgestelde tekst   Amendement
Amendement 1
Voorstel voor een verordening
Visum 1
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 42 en 43,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 42 en 43, lid 2,

Motivering
Ter verduidelijking. De rechtsgrond moet dezelfde zijn voor alle wetgevingshandelingen van het pakket hervormingen.
Amendement 2
Voorstel voor een verordening
Overweging 8
(8)  Om ervoor te zorgen dat de programma's voor plattelandsontwikkeling onverwijld van start gaan en efficiënt worden uitgevoerd, moet de steun uit het ELFPO berusten op het bestaan van een solide administratief kader. De lidstaten moeten daarom de naleving van bepaalde vooraf te vervullen voorwaarden beoordelen. Overeenkomstig het Verdrag moet de EU door middel van haar optreden ten gunste van de plattelandsontwikkeling bijdragen tot de opheffing van ongelijkheden tussen en de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen en tot non-discriminatie. Een lidstaat moet hetzij een enkel nationaal plattelandsontwikkelingsprogramma voor zijn gehele grondgebied, hetzij een reeks regionale programma's voorbereiden. Elk programma moet, naast een selectie van maatregelen, ook een strategie omvatten aan de hand waarvan de streefdoelen die ten aanzien van de EU-prioriteiten zijn vastgesteld, moeten worden gehaald. De programmering dient in overeenstemming te zijn met de EU-prioriteiten, aangepast te zijn aan de nationale context en een aanvulling te vormen op de andere EU-beleidsgebieden, waaronder het landbouwbeleid, het cohesiebeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid. Lidstaten die opteren voor een reeks regionale programma's, moeten tevens in staat zijn een nationaal kader, zonder afzonderlijke begrotingstoewijzing, voor te bereiden teneinde een gecoördineerde aanpak van natiewijde uitdagingen door de regio's te faciliteren.
(8)  Om ervoor te zorgen dat de programma's voor plattelandsontwikkeling onverwijld van start gaan en efficiënt worden uitgevoerd, moet de steun uit het ELFPO berusten op het bestaan van een solide administratief kader. De lidstaten moeten daarom de naleving van bepaalde vooraf te vervullen voorwaarden beoordelen. Overeenkomstig het Verdrag moet de EU door middel van haar optreden ten gunste van de plattelandsontwikkeling bijdragen tot de opheffing van ongelijkheden tussen en de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen en tot non-discriminatie. Een lidstaat moet hetzij een enkel nationaal plattelandsontwikkelingsprogramma voor zijn gehele grondgebied, hetzij een reeks regionale programma's voorbereiden. Elk programma moet, naast een selectie van maatregelen, ook een strategie omvatten aan de hand waarvan de streefdoelen die ten aanzien van de EU-prioriteiten zijn vastgesteld, moeten worden gehaald. De programmering dient in overeenstemming te zijn met de EU-prioriteiten, aangepast te zijn aan de nationale context en een aanvulling te vormen op de andere EU-beleidsgebieden, waaronder het landbouwbeleid, het cohesiebeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid. Lidstaten die opteren voor een reeks regionale programma's, moeten tevens in staat zijn een nationaal programma voor de uitvoering van specifieke maatregelen op nationaal niveau of een nationaal kader voor te bereiden teneinde een gecoördineerde aanpak van natiewijde uitdagingen door de regio's te faciliteren.
Amendement 3
Voorstel voor een verordening
Overweging 12
(12)  Er moeten bepaalde voorschriften voor de programmering en de herziening van plattelandsontwikkelingsprogramma's worden vastgesteld. Voor herzieningen die de strategie van de programma's of de respectieve financiële bijdragen van de Unie onverlet laten, moet een minder zware procedure worden vastgesteld.
(12)  Er moeten bepaalde voorschriften voor de programmering en de herziening van plattelandsontwikkelingsprogramma's worden vastgesteld. Voor herzieningen die de strategie van de programma's of de respectieve financiële bijdragen van de Unie onverlet laten, moet een vereenvoudigde procedure worden vastgesteld.
Amendement 4
Voorstel voor een verordening
Overweging 13
(13)  Om de rechtszekerheid en de duidelijkheid van de procedure voor wijziging van programma's te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van de criteria op basis waarvan voorgestelde wijzigingen van de gekwantificeerde streefdoelen van de programma's als ingrijpend worden beschouwd, in welk geval het betrokken programma moet worden gewijzigd op grond van een uitvoeringshandeling die overeenkomstig artikel 91 van de onderhavige verordening wordt vastgesteld.
(13)  Om de rechtszekerheid en de duidelijkheid van de procedure voor wijziging van programma's te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van de criteria aan de hand waarvan moet worden bepaald of er sprake is van een ingrijpende verandering van gekwantificeerde streefdoelen.
Motivering
Wijzigingen van programma's zijn geen zuiver technische beslissingen.
Amendement 5
Voorstel voor een verordening
Overweging 16
(16)  Bedrijfsadviesdiensten kunnen landbouwers, bosbezitters en kmo's in plattelandsgebieden helpen het duurzame beheer en de globale prestatie van hun landbouwbedrijf of onderneming te verbeteren. Daarom moet zowel de oprichting van dergelijke diensten als het gebruik van het door hen verstrekte advies door landbouwers, bosbezitters en kmo's worden gestimuleerd. Om de kwaliteit en de doeltreffendheid van het verstrekte advies te versterken, moet worden bepaald dat de adviseurs op zijn minst over minimumkwalificaties moeten beschikken en geregeld opleiding moeten volgen. Bedrijfsadviesdiensten, zoals omschreven in Verordening (EU) nr. HV/2012 van het Europees Parlement en de Raad van [...] moeten de landbouwers helpen de prestatie van hun landbouwbedrijf te beoordelen en na te gaan waar verbeteringen moeten worden aangebracht op het gebied van de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, de goede landbouw- en milieucondities, de klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken zoals omschreven in Verordening (EU) nr. RB/2012 van het Europees Parlement en de Raad van […], de voorschriften of acties betreffende matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering, de biodiversiteit, waterbescherming, melding van dierziekten en innovatie op zijn minst zoals bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. HV/2012. Waar relevant dient het advies tevens betrekking te hebben op arbeidsveiligheidsnormen. In het advies mogen ook onderwerpen worden behandeld die te maken hebben met de prestatie van het landbouwbedrijf of de onderneming op economisch, agrarisch of ecologisch vlak. Bedrijfsbeheersdiensten en bedrijfsverzorgingsdiensten moeten de landbouwers helpen hun bedrijf beter en gemakkelijker te beheren.
(16)  Bedrijfsadviesdiensten kunnen landbouwers, bosbezitters en kmo's in plattelandsgebieden helpen het duurzame beheer en de globale prestatie van hun landbouwbedrijf of onderneming te verbeteren. Daarom moet zowel de oprichting van dergelijke diensten als het gebruik van het door hen verstrekte advies door landbouwers, bosbezitters en kmo's worden gestimuleerd. Om de kwaliteit en de doeltreffendheid van het verstrekte advies te versterken, moet worden bepaald dat de adviseurs op zijn minst over minimumkwalificaties moeten beschikken en geregeld opleiding moeten volgen. Bedrijfsadviesdiensten, zoals omschreven in Verordening (EU) nr. …/2013 [HV] van het Europees Parlement en de Raad moeten de landbouwers helpen de prestatie van hun landbouwbedrijf te beoordelen en na te gaan waar verbeteringen moeten worden aangebracht op het gebied van de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, de goede landbouw- en milieucondities, de klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken zoals omschreven in Verordening (EU) nr. …/2013 [RB] van het Europees Parlement en de Raad, de voorschriften of acties betreffende matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering, de biodiversiteit, waterbescherming, melding van dierziekten en innovatie op zijn minst zoals bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. …/2013 [HV]. Waar relevant dient het advies tevens betrekking te hebben op arbeids- of bedrijfsveiligheidsnormen. In het advies mogen ook steun voor de vestiging van jonge landbouwers, duurzame ontwikkeling van de economische activiteiten van het bedrijf, en lokale verwerkings- en afzetonderwerpen worden behandeld die te maken hebben met de prestatie van het landbouwbedrijf of de onderneming op economisch, agrarisch of ecologisch vlak. Bedrijfsbeheersdiensten en bedrijfsverzorgingsdiensten moeten de landbouwers helpen hun bedrijf beter en gemakkelijker te beheren.
Amendement 6
Voorstel voor een verordening
Overweging 19
(19)  Om de economische en de milieuprestatie van landbouwbedrijven en rurale ondernemingen te verbeteren, om de efficiënte werking van de sector verwerking en afzet van landbouwproducten te intensiveren, om de voor de ontwikkeling van de landbouw vereiste infrastructuur ter beschikking te stellen en om de voor de verwezenlijking van de milieudoelstellingen vereiste niet-productieve investeringen te ondersteunen, moet steun worden verleend voor fysieke investeringen die tot deze doelstellingen bijdragen. Gedurende de programmeringsperiode 2007 – 2013 zijn op verschillende gebieden diverse maatregelen ingezet. Om een en ander te vereenvoudigen, maar ook om de begunstigden de kans te geven geïntegreerde projecten met een grotere toegevoegde waarde te ontwerpen en uit te voeren, moeten alle fysieke investeringen in één maatregel worden ondergebracht. De lidstaten moeten bepalen vanaf welke drempel landbouwbedrijven in aanmerking komen voor investeringen ter steun van de rendabiliteit van hun bedrijf en moeten hiertoe gebruik maken van een „SWOT”-analyse (strengths, weaknesses, opportunities and threats – sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen) die moet helpen de steun doelgerichter te maken.
(19)  Om de economische en de milieuprestatie van landbouwbedrijven en rurale ondernemingen te verbeteren, om de efficiënte werking van de sector verwerking en afzet van landbouwproducten te intensiveren, om de voor de ontwikkeling van de landbouw vereiste infrastructuur ter beschikking te stellen en om de voor de verwezenlijking van de milieudoelstellingen vereiste niet-productieve investeringen te ondersteunen, moet steun worden verleend voor fysieke investeringen die tot deze doelstellingen bijdragen. Gedurende de programmeringsperiode 2007 – 2013 zijn op verschillende gebieden diverse maatregelen ingezet. Om een en ander te vereenvoudigen, maar ook om de begunstigden de kans te geven geïntegreerde projecten met een grotere toegevoegde waarde te ontwerpen en uit te voeren, moeten alle fysieke investeringen in één maatregel worden ondergebracht.
Amendement 7
Voorstel voor een verordening
Overweging 21
(21)  Het creëren en ontwikkelen van nieuwe economische bedrijvigheid in de vorm van nieuwe landbouwbedrijven, nieuwe ondernemingen of nieuwe investeringen in andere dan landbouwactiviteiten is van essentieel belang voor de ontwikkeling en het concurrentievermogen van de plattelandsgebieden. Een maatregel voor de ontwikkeling van landbouwbedrijven en ondernemingen moet jonge landbouwers helpen zich voor het eerst te vestigen en hun landbouwbedrijf na deze eerste vestiging structureel aan te passen, moet landbouwers helpen om met het oog op diversifiëring andere dan landbouwactiviteiten te ontplooien en moet bijdragen tot de oprichting en de ontwikkeling van niet-agrarische kmo's in landbouwgebieden. Tevens moet de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven die economisch rendabel kunnen zijn, worden aangemoedigd. Om de rendabiliteit van nieuwe activiteiten waarvoor op grond van deze maatregel steun wordt verleend, te garanderen, moet worden bepaald dat de steun slechts mag worden verleend indien een bedrijfsplan wordt ingediend. Steun voor het opstarten van een onderneming mag slechts voor de eerste fase van het bestaan van de onderneming worden verleend en mag niet de vorm van bedrijfssteun aannemen. Lidstaten die ervoor kiezen deze steun in tranches te betalen, krijgen daarom maximaal vijf jaar de tijd om deze tranches uit te betalen. Naast de steun ter aanmoediging van de herstructurering van de landbouwsector, moet steun in de vorm van jaarlijkse betalingen worden verleend aan landbouwers die deelnemen aan de bij titel V van Verordening (EU) nr. DP/2012 ingestelde regeling voor kleine landbouwers die zich ertoe verbinden hun volledige bedrijf en de corresponderende betalingsrechten over te dragen aan een andere landbouwer die niet aan die regeling deelneemt.
(21)  Het creëren en ontwikkelen van nieuwe economische bedrijvigheid in de vorm van nieuwe landbouwbedrijven, nieuwe bedrijfsactiviteiten, nieuwe land- en bosbouwgerelateerde ondernemingen of nieuwe investeringen in andere dan landbouwactiviteiten, nieuwe investeringen in sociale landbouw en nieuwe investeringen in toeristische activiteiten is van essentieel belang voor de ontwikkeling en het concurrentievermogen van de plattelandsgebieden. Een maatregel voor de ontwikkeling van landbouwbedrijven en ondernemingen moet jonge landbouwers helpen zich voor het eerst te vestigen en hun landbouwbedrijf na deze eerste vestiging structureel aan te passen, en moet ondernemerschap onder vrouwen bevorderen, met inbegrip van diversifiëring door het ontplooien van andere dan landbouwactiviteiten, en de oprichting en de ontwikkeling van niet-agrarische kmo's in landbouwgebieden. Tevens moet de ontwikkeling van kleine bedrijven met betrekking tot de land- en bosbouw die economisch rendabel kunnen zijn, worden aangemoedigd. Om de rendabiliteit van nieuwe activiteiten waarvoor op grond van deze maatregel steun wordt verleend, te garanderen, moet worden bepaald dat de steun slechts mag worden verleend indien een bedrijfsplan wordt ingediend. Steun voor het opstarten van een onderneming mag slechts voor de eerste fase van het bestaan van de onderneming worden verleend en mag niet de vorm van bedrijfssteun aannemen. Lidstaten die ervoor kiezen deze steun in tranches te betalen, krijgen daarom maximaal vijf jaar de tijd om deze tranches uit te betalen. Naast de steun ter aanmoediging van de herstructurering van de landbouwsector, moet steun worden verleend aan landbouwers die zich ertoe verbinden hun volledige bedrijf en de corresponderende betalingsrechten over te dragen aan een andere landbouwer. Om deze maatregel aantrekkelijker te maken, dient deze steun de vorm van een eenmalige betaling te krijgen.
Amendement 8
Voorstel voor een verordening
Overweging 22
(22)  De kmo's zijn de ruggengraat van de plattelandseconomie in de Unie. De ontwikkeling van landbouw- en andere bedrijven moet tot doel hebben de werkgelegenheid en het creëren van degelijke banen in plattelandsgebieden te bevorderen, de reeds bestaande banen te behouden, de seizoensgebonden schommelingen in de werkgelegenheid te verminderen, andere sectoren dan de landbouwsector, de agro-industrie en de voedingsmiddelenindustrie te ontwikkelen en tegelijkertijd de integratie van ondernemingen en de banden tussen de plaatselijke sectoren te stimuleren. Projecten waarin zowel landbouw, agrarisch toerisme door de bevordering van duurzaam en verantwoord toerisme in plattelandsgebieden, als natuurlijk en cultureel erfgoed zijn geïntegreerd, moeten worden aangemoedigd, net als investeringen in hernieuwbare energie.
(22)  Kmo's zijn de ruggengraat van de plattelandseconomie in een duurzame Unie. De ontwikkeling van landbouw- en andere bedrijven moet tot doel hebben de werkgelegenheid te bevorderen en met name voor jongeren degelijke banen in plattelandsgebieden te creëren, alsook reeds bestaande banen te behouden, de seizoensgebonden schommelingen in de werkgelegenheid te verminderen, andere sectoren dan de landbouwsector, de agro-industrie en de voedingsmiddelenindustrie te ontwikkelen en tegelijkertijd de integratie van ondernemingen en de banden tussen de plaatselijke sectoren te stimuleren in overeenstemming met duurzame regionale ontwikkeling. Projecten waarin zowel landbouw, agrarisch toerisme door de bevordering van duurzaam en verantwoord toerisme in plattelandsgebieden, als natuurlijk en cultureel erfgoed zijn geïntegreerd, moeten worden aangemoedigd, net als investeringen in hernieuwbare energie. De duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden moet worden versterkt door de verbanden tussen de stad en het platteland en interregionale samenwerking te bevorderen.
Amendement 9
Voorstel voor een verordening
Overweging 27
(27)  Producentengroeperingen helpen de landbouwers om wat de afzet van hun producten betreft, ook op plaatselijke markten, gezamenlijk de problemen aan te pakken die samenhangen met een toename van de concurrentie en een grotere consolidatie van de stroomafwaartse markten. Daarom dient de oprichting van producentengroeperingen te worden gestimuleerd. Om een optimaal gebruik van de beperkte financiële middelen te garanderen, mag slechts steun worden verleend aan producentengroeperingen die als kmo's worden beschouwd. Om ervoor te zorgen dat een producentengroepering een rendabele entiteit wordt, moet met het oog op de erkenning van deze producentengroepering door de betrokken lidstaat onder meer worden geëist dat deze groepering een bedrijfsplan overlegt. Om de verlening van bedrijfssteun te voorkomen en het stimulerende aspect van de steun te behouden, mag de looptijd van de steunverlening niet langer zijn dan vijf jaar.
(27)  Producentengroeperingen en -organisaties helpen de landbouwers om wat de afzet van hun producten betreft, ook op plaatselijke markten, gezamenlijk de problemen aan te pakken die samenhangen met een toename van de concurrentie en een grotere consolidatie van de stroomafwaartse markten. Daarom dient de oprichting en ontwikkeling van producentengroeperingen te worden gestimuleerd. Om een optimaal gebruik van de beperkte financiële middelen te garanderen, mag slechts steun worden verleend aan producentengroeperingen die als kmo's worden beschouwd. Om ervoor te zorgen dat een producentengroepering een rendabele entiteit wordt, moet met het oog op de erkenning van deze producentengroepering door de betrokken lidstaat onder meer worden geëist dat deze groepering een bedrijfsplan overlegt. Om de verlening van bedrijfssteun te voorkomen en het stimulerende aspect van de steun te behouden, mag de looptijd van de steunverlening niet langer zijn dan vijf jaar.
Amendement 10
Voorstel voor een verordening
Overweging 28
(28)  Agromilieubetalingen moeten een belangrijke rol blijven spelen in de steun voor de duurzame ontwikkeling van de plattelandsgebieden en in het voldoen aan de toenemende vraag van de samenleving naar milieudienstverlening. Deze betalingen moeten landbouwers en andere grondbeheerders ertoe blijven stimuleren de gehele maatschappij van dienst te zijn door de invoering of verdere toepassing van landbouwproductiemethoden die bijdragen aan het matigen van en de aanpassing aan de klimaatverandering en die verenigbaar zijn met de bescherming en verbetering van het milieu, het landschap en de kenmerken daarvan, de natuurlijke hulpbronnen, de bodem en de genetische diversiteit. In dit verband dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de instandhouding van de genetische hulpbronnen in de landbouw en aan de extra behoeften van landbouwsystemen met een hoge natuurwaarde. De betalingen moeten blijven fungeren als een bijdrage in de extra kosten en in de gederfde inkomsten die voortvloeien uit de aangegane verbintenissen, en mogen slechts betrekking hebben op verbintenissen die verder gaan dan de relevante dwingende normen en eisen, overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt. In tal van situaties hebben synergieën die voortvloeien uit verbintenissen die een groep landbouwers gezamenlijk aangaat, een multiplicatoreffect op de milieu- en klimaatvoordelen. Aan een gezamenlijke actie zijn echter ook aanvullende transactiekosten verbonden die op adequate wijze moeten worden vergoed. Om ervoor te zorgen dat landbouwers en andere grondbeheerders door hen aangegane verbintenissen correct ten uitvoer kunnen leggen, moeten de lidstaten ernaar streven deze actoren van de vereiste vaardigheden en kennis te voorzien. De lidstaten moeten trachten de inspanningen die in de programmeringsperiode 2007-2013 zijn gemaakt op hetzelfde niveau te houden en moeten, via de agromilieu- en klimaatmaatregelen en de maatregelen inzake biologische landbouw en betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen, minimaal 25 % van de totale bijdrage uit het ELFPO aan elk plattelandsontwikkelingsprogramma voor de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering en voor landbeheer besteden.
(28)  Agromilieubetalingen moeten een belangrijke rol blijven spelen in de steun voor de duurzame ontwikkeling van de plattelandsgebieden en in het voldoen aan de toenemende vraag van de samenleving naar milieudienstverlening. Deze betalingen moeten landbouwers er, bij wijze van prioriteit, toe stimuleren de gehele maatschappij van dienst te zijn door de invoering of verdere toepassing van landbouwproductiemethoden die bijdragen aan het matigen van en de aanpassing aan de klimaatverandering en die verenigbaar zijn met de bescherming en verbetering van het milieu, het landschap en de kenmerken daarvan, de natuurlijke hulpbronnen, de bodem en de genetische diversiteit. In dit verband dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de instandhouding van de genetische hulpbronnen in de landbouw en aan de extra behoeften van landbouwsystemen met een hoge natuurwaarde. De betalingen moeten fungeren als een bijdrage in de extra kosten en in de gederfde inkomsten die voortvloeien uit de aangegane verbintenissen. De prestaties in de vorm van erkende agromilieumaatregelen moeten in het kader van de rechtstreekse betalingen kunnen worden verrekend met de vergroeningsverplichtingen. In tal van situaties hebben synergieën die voortvloeien uit verbintenissen die een groep landbouwers gezamenlijk aangaat, een multiplicatoreffect op de milieu- en klimaatvoordelen. Aan een gezamenlijke actie zijn echter ook aanvullende transactiekosten verbonden die op adequate wijze moeten worden vergoed. Om ervoor te zorgen dat landbouwers door hen aangegane verbintenissen correct ten uitvoer kunnen leggen, moeten de lidstaten ernaar streven deze actoren van de vereiste vaardigheden en kennis te voorzien. De lidstaten moeten trachten de inspanningen die in de programmeringsperiode 2007-2013 zijn gemaakt op hetzelfde niveau te houden. Daarnaast moeten zij, via de agromilieu- en klimaatmaatregelen en de betalingen inzake biologische landbouw, minimaal 25% van de totale bijdrage uit het ELFPO aan elk plattelandsontwikkelingsprogramma voor de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering en voor landbeheer besteden. Bedrijfsleiders van landbouwbedrijvenmoeten met prioriteit in aanmerking komen voor deze maatregel.
Amendement 11
Voorstel voor een verordening
Overweging 30
(30)  Betalingen voor de omschakeling naar of het behoud van de biologische landbouw moeten de landbouwers ertoe aanmoedigen aan dergelijke regelingen deel te nemen en op die manier tegemoet te komen aan de stijgende vraag van de samenleving naar milieuvriendelijke landbouwpraktijken en hogere dierenwelzijnsnormen. Om de synergie op het gebied van de biodiversiteitsvoordelen die voortvloeien uit de maatregel te vergroten, moeten landbouwers ertoe worden gestimuleerd collectieve contracten te sluiten of samen te werken zodat grotere aan elkaar grenzende gebieden worden afgedekt. Om te voorkomen dat landbouwers op grote schaal weer omschakelen naar de conventionele landbouw, moeten maatregelen voor de omschakeling naar of het behoud van de biologische landbouw worden gesteund. De betalingen moeten fungeren als een bijdrage in de extra kosten en in de gederfde inkomsten die voortvloeien uit de aangegane verbintenissen, en mogen slechts betrekking hebben op verbintenissen die verder gaan dan de relevante dwingende normen en eisen.
(30)  Betalingen voor de omschakeling naar of het behoud van de biologische landbouw moeten de landbouwers ertoe aanmoedigen aan dergelijke regelingen deel te nemen en op die manier tegemoet te komen aan de stijgende vraag van de samenleving naar milieuvriendelijke landbouwpraktijken en hogere dierenwelzijnsnormen. Om de synergie op het gebied van de biodiversiteitsvoordelen die voortvloeien uit de maatregel te vergroten, moeten landbouwers en andere grondbeheerders ertoe worden gestimuleerd collectieve contracten te sluiten of samen te werken zodat grotere aan elkaar grenzende gebieden worden afgedekt. Om te voorkomen dat landbouwers op grote schaal weer omschakelen naar de conventionele landbouw, moeten maatregelen voor de omschakeling naar of het behoud van de biologische landbouw worden gesteund. De betalingen moeten fungeren als een bijdrage in de extra kosten en in de gederfde inkomsten die voortvloeien uit de aangegane verbintenissen, en mogen slechts betrekking hebben op verbintenissen die verder gaan dan de relevante dwingende normen en eisen.
Motivering
Zie overeenkomstig amendement op artikel 30.
Amendement 12
Voorstel voor een verordening
Overweging 33
(33)  Om het doelmatige gebruik van de financiële EU-middelen en de gelijke behandeling van landbouwers in de hele Unie te garanderen, moet overeenkomstig objectieve criteria worden gedefinieerd wat wordt verstaan onder berggebieden en onder gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen. In het geval van gebieden met natuurlijke beperkingen moeten deze criteria van biofysieke aard zijn en berusten op degelijk wetenschappelijk bewijsmateriaal. Om de geleidelijke afschaffing van deze betalingen in gebieden die ten gevolge van de toepassing van deze criteria niet langer als gebieden met natuurlijke beperkingen worden beschouwd, te vergemakkelijken, moeten overgangsregelingen worden vastgesteld.
(33)  Om het doelmatige gebruik van de financiële EU-middelen en de gelijke behandeling van landbouwers in de hele Unie te garanderen, moet overeenkomstig objectieve criteria worden gedefinieerd wat wordt verstaan onder berggebieden en onder gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen. In het geval van gebieden met natuurlijke beperkingen moeten deze criteria van biofysische aard zijn en berusten op degelijk wetenschappelijk bewijsmateriaal. Uiterlijk op 31 december 2014 dient de Commissie een wetgevingsvoorstel met betrekking tot de vaststelling van bindende criteria van biofysische aard en de overeenkomstige drempelwaarden die van toepassing zijn op de toekomstige afgrenzing, alsook van de adequate regels voor het bijstellen en overgangsregelingen.
Amendement 13
Voorstel voor een verordening
Overweging 37
(37)  Als gevolg van de klimaatverandering en de toenemende volatiliteit van de prijzen worden landbouwers momenteel blootgesteld aan steeds grotere economische en ecologische risico's. Een doeltreffend risicobeheer is dan ook steeds belangrijker geworden voor de landbouwers. Daarom moet een risicobeheersmaatregel worden ingevoerd om landbouwers te helpen de meest gebruikelijke risico's waarmee zij te kampen hebben, aan te pakken. Daarom moet op grond van een dergelijke maatregel steun aan landbouwers worden verleend als bijdrage in de premies om de oogst, de dieren en de planten te verzekeren, in de oprichting van onderlinge fondsen en in de vergoeding die uit dergelijke fondsen wordt betaald voor verliezen als gevolg van de uitbraak van dier- en plantenziekten en milieuongevallen. De maatregel dient tevens een inkomensstabiliseringsinstrument te omvatten in de vorm van een onderling fonds voor steunverlening aan landbouwers wier inkomen ernstig is gedaald. Om ervoor te zorgen dat de landbouwers in de hele Unie gelijk worden behandeld, dat de concurrentie niet wordt verstoord en dat de internationale verbintenissen van de Unie worden nageleefd, moeten specifieke voorwaarden voor de steunverlening op grond van deze maatregelen worden vastgesteld. Om te zorgen voor een efficiënt gebruik van de begrotingsmiddelen uit het ELFPO, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van de minimale en de maximale looptijd van commerciële leningen aan onderlinge fondsen.
(37)  Als gevolg van de klimaatverandering en de toenemende volatiliteit van de prijzen worden landbouwers momenteel blootgesteld aan steeds grotere economische en ecologische risico's. Een doeltreffend risicobeheer is dan ook steeds belangrijker geworden voor de landbouwers. Daarom moet een risicobeheersmaatregel worden ingevoerd om landbouwers te helpen de meest gebruikelijke risico's waarmee zij te kampen hebben, aan te pakken. Daarom moet op grond van een dergelijke maatregel steun aan landbouwers of groepen landbouwers worden verleend als bijdrage in de premies om de oogst, de dieren en de planten te verzekeren, in de oprichting van onderlinge fondsen en in de vergoeding die uit dergelijke fondsen wordt betaald voor verliezen als gevolg van de uitbraak van dier- en plantenziekten schadelijke organismen, milieuongevallen of ongunstige weersomstandigheden. De maatregel dient tevens een inkomensstabiliseringsinstrument te omvatten in de vorm van een onderling fonds of verzekeringscontract voor steunverlening aan landbouwers wier inkomen ernstig is gedaald. Om ervoor te zorgen dat de landbouwers in de hele Unie gelijk worden behandeld, dat de concurrentie niet wordt verstoord en dat de internationale verbintenissen van de Unie worden nageleefd, moeten specifieke voorwaarden voor de steunverlening op grond van deze maatregelen worden vastgesteld. Om te zorgen voor een efficiënt gebruik van de begrotingsmiddelen uit het ELFPO, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van de minimale en de maximale looptijd van commerciële leningen aan onderlinge fondsen.
Amendement 14
Voorstel voor een verordening
Overweging 38
(38)  De aanpak van de plaatselijke ontwikkeling in het kader van LEADER – waarbij van onderop ten volle rekening wordt gehouden met de multisectorale behoeften voor endogene plattelandsontwikkeling – heeft al een aantal jaren bewezen vruchten af te werpen op het gebied van de bevordering van de ontwikkeling van plattelandsgebieden. Het LEADER-initiatief moet daarom worden voortgezet en verplicht worden toegepast op alle plattelandsontwikkelingsprogramma's.
(38)  De aanpak van de plaatselijke ontwikkeling in het kader van LEADER – waarbij van onderop ten volle rekening wordt gehouden met de multisectorale behoeften voor endogene plattelandsontwikkeling – heeft al een aantal jaren bewezen vruchten af te werpen op het gebied van de bevordering van de ontwikkeling van plattelandsgebieden. Het LEADER-initiatief moet daarom worden voortgezet en verplicht worden toegepast op alle plattelandsontwikkelingsprogramma's. Mogelijke synergieën moeten nader worden verkend door het bevorderen van samenwerking met lokale ontwikkelingsactoren in ontwikkelingslanden, waarbij traditionele kennis zoals opgenomen in de VN-verklaring over de rechten van inheemse volkeren en het VN-verdrag inzake biologische diversiteit volledig wordt geëerbiedigd, teneinde duurzame landbouwpraktijken te bevorderen die verenigbaar zijn met de bescherming en de verbetering van het milieu, de bodem en de genetische diversiteit.
Motivering
Traditionele en lokale kennis en innovatie vanuit de gemeenschap vormen een uitgebreide verzameling praktische kennis en kennisgenererende capaciteit die noodzakelijk zijn om de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en ontwikkeling te verwezenlijken. Het verkennen van mogelijke synergieën via samenwerking met lokale ontwikkelingsactoren dient bijgevolg aan te sluiten bij de beginselen inzake de bescherming van traditionele kennis en praktijken van inheemse en lokale gemeenschappen die zijn opgenomen in het VN-verdrag inzake biologische diversiteit en de VN-verklaring over de rechten van inheemse volkeren.
Amendement 15
Voorstel voor een verordening
Overweging 40
(40)  De ELFPO-steun voor plaatselijke ontwikkeling in het kader van LEADER moet worden verleend voor alle aspecten van de voorbereiding en de uitvoering van strategieën voor plaatselijke ontwikkeling, voor de werking van plaatselijke groepen en voor de samenwerking tussen gebieden en groepen die de plaatselijke ontwikkeling van onderop aanpakken en door de plaatselijke gemeenschap laten aansturen. Om de partners in plattelandsgebieden die LEADER nog niet toepassen, de kans te geven zich op het ontwerpen en het toepassen van een strategie voor plaatselijke ontwikkeling voor te bereiden en in dit verband een en ander te testen, moet financiering ter beschikking worden gesteld voor een „LEADER-opstartkit”. Om te zorgen voor een efficiënt en doeltreffend gebruik van de begrotingsmiddelen uit het ELFPO, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van de precieze subsidiabele werkings- en dynamiseringskosten van de plaatselijke LEADER-groepen.
(40)  De ELFPO-steun voor plaatselijke ontwikkeling in het kader van LEADER moet worden verleend voor alle aspecten van de voorbereiding en de uitvoering van strategieën voor plaatselijke ontwikkeling, voor de werking van plaatselijke groepen waarin de besluitvorming in handen is van de gemeenschap en geschiedt in samenwerking met andere relevante actoren, en voor de samenwerking tussen gebieden en groepen die de plaatselijke ontwikkeling van onderop aanpakken en door de plaatselijke gemeenschap laten aansturen. Om de partners in plattelandsgebieden die LEADER nog niet toepassen, de kans te geven zich op het ontwerpen en het toepassen van een strategie voor plaatselijke ontwikkeling voor te bereiden en in dit verband een en ander te testen, moet financiering ter beschikking worden gesteld voor een „LEADER-opstartkit”. Om te zorgen voor een efficiënt en doeltreffend gebruik van de begrotingsmiddelen uit het ELFPO en de tenuitvoerlegging van de LEADER-benadering, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van de precieze subsidiabele werkings- en dynamiseringskosten van de plaatselijke LEADER-groepen en om voorschriften vast te stellen waarmee een volledige tenuitvoerlegging door de lidstaten van de door de gemeenschap aangestuurde benadering kan worden gewaarborgd.
Amendement 16
Voorstel voor een verordening
Overweging 50
(50)  In het kader van het ELFPO moet erop worden gewezen dat de wijze waarop de plaatselijke ontwikkeling wordt aangepakt enerzijds en een transnationale dimensie anderzijds elkaar volgens de Unie kunnen versterken, met name wanneer een en ander in een geest van innovatie wordt benaderd. De Unie moet hiertoe bijdragen door prijzen uit te reiken voor een beperkt aantal projecten die op exemplarische wijze aan deze kenmerken voldoen. Deze prijzen moeten een aanvulling vormen op andere financieringsbronnen die in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid beschikbaar zijn, in die zin dat bijzondere erkenning wordt verleend aan een geschikt toonaangevend project, ongeacht of dat project tevens via een plattelandsontwikkelingsprogramma is gefinancierd.
Schrappen

Amendement 17
Voorstel voor een verordening
Overweging 51
(51)  In de plattelandsontwikkelingsprogramma's moeten met steun van het EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw innovatieve acties worden opgenomen ter bevordering van een landbouwsector die efficiënt gebruik maakt van hulpbronnen, productief is en weinig emissies uitstoot. Het EIP moet tot doel hebben een snellere en meer grootschalige toepassing van innovatieve oplossingen te stimuleren. Het EIP moet toegevoegde waarde creëren door het gebruik en de doeltreffendheid van innovatiegerelateerde instrumenten te verbeteren en de synergieën tussen deze instrumenten te versterken. Het EIP moet lacunes dichten door het onderzoek en de praktische uitoefening van de landbouw beter op elkaar te laten uitsluiten.
(51)  In de plattelandsontwikkelingsprogramma's moeten met steun van het EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw innovatieve acties worden opgenomen ter bevordering van een landbouwsector die efficiënt gebruik maakt van hulpbronnen, productief is en weinig emissies uitstoot. Het EIP moet tot doel hebben een snellere en meer grootschalige toepassing van innovatieve oplossingen te stimuleren. Het EIP moet toegevoegde waarde creëren door het gebruik en de doeltreffendheid van innovatiegerelateerde instrumenten te verbeteren en de synergieën tussen deze instrumenten te versterken. Het EIP moet lacunes dichten door het onderzoek en de praktische uitoefening van de landbouw beter op elkaar te laten aansluiten, om aldus de dialoog te vergemakkelijken.
Amendement 18
Voorstel voor een verordening
Overweging 52
(52)  De innovatieve projecten in het kader van het EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw moeten worden uitgevoerd door operationele groepen waarin landbouwers, onderzoekers, adviseurs, ondernemingen en andere actoren die betrokken zijn bij de innovatie in de landbouwsector, worden samengebracht. De resultaten van dergelijke projecten moeten worden verspreid om ervoor te zorgen dat de hele sector ervan kan profiteren.
(52)  De innovatieve projecten in het kader van het EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw moeten worden uitgevoerd door operationele groepen waarin landbouwers, onderzoekers, adviseurs, ondernemingen en andere actoren die betrokken zijn bij de innovatie in de landbouwsector, worden samengebracht. Om ervoor te zorgen dat de hele sector kan profiteren van de resultaten van dergelijke projecten moet de verspreiding ervan worden gestimuleerd en moeten verspreidingsmaatregelen uit diverse bronnen worden gefinancierd, onder meer in het kader van de technische bijstand. Samenwerking met innovatienetwerken in ontwikkelingslanden die soortgelijke doelstellingen nastreven, moet worden aangemoedigd, met name met netwerken die gedecentraliseerd participatief onderzoek en de verspreiding van kennis over de beste duurzame landbouwpraktijken, met inbegrip van specifiek op vrouwen gerichte stelsels, steunen.
Amendement 19
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – lid 1 – letter d
(d) „concrete actie”: een project, groep van projecten, contract of regeling, of een andere actie die volgens de voor het betrokken plattelandsontwikkelingsprogramma vastgestelde criteria is gekozen en door een of meer begunstigden wordt uitgevoerd ter verwezenlijking van de EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling;
(d) „concrete actie”: een project, groep van projecten, contract of regeling, of een andere actie die volgens de voor het betrokken plattelandsontwikkelingsprogramma vastgestelde criteria is gekozen en door een of meer begunstigden wordt uitgevoerd ter verwezenlijking van de EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling, met inbegrip van de mogelijkheid om de steun uit meerdere gemeenschappelijk strategisch kader (GSK)-fondsen te combineren, ook binnen een enkele prioritaire as van programma's die mede worden gefinancierd uit het EFRO en het ESF, zoals bedoeld in artikel 87, lid 1, van Verordening (EU)…/2013 [GSK];
Amendement 20
Voorstel voor een verordening
Artikel 2– lid 1 – letter f
(f) „monitoring- en evaluatiesysteem”: een door de Commissie en de lidstaten ontwikkelde algemene aanpak die een beperkt aantal gemeenschappelijke indicatoren betreffende de uitgangssituatie en de financiële uitvoering, de output, de resultaten en de impact van de programma's omvat;
(f) „monitoring- en evaluatiesysteem”: een door de Commissie en de lidstaten ontwikkelde algemene aanpak die een beperkt aantal gemeenschappelijke indicatoren betreffende de uitgangssituatie en de financiële uitvoering, de output, de resultaten en de financiële uitvoering van de programma's omvat; dit systeem hoeft niet uitsluitend te worden beperkt tot een kwantitatieve benadering van het programma, maar kan, indien nodig en door gebruik te maken van gepaste methodes, vervangen worden door een kwalitatieve benadering van de programmaresultaten;
Amendement 21
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – lid 1 – letter j bis (nieuw)
(j bis) „overgangsregio's”: regio's waarvan het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking tussen de 75% en de 90% van het gemiddelde bbp van de EU-27 bedraagt;
Motivering
Het is noodzakelijk om de overgangsregio's in overweging te nemen, in overeenstemming met het amendement op artikel 65 met betrekking tot de bijdrage uit het fonds.
Amendement 22
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – lid 1 – letter l
(l) „transactiekosten”: kosten die verband houden met een verbintenis maar niet rechtstreeks kunnen worden toegeschreven aan de uitvoering van die verbintenis;
(l) „transactiekosten”: kosten die verband houden met een verbintenis en die indirect door de uitvoering van die verbintenis ontstaan; deze kosten kunnen worden berekend op basis van standaardkosten;
Amendement 23
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – lid 1 – letter l bis (nieuw)
(l bis) „productiesysteem”: het geheel van land en productiemiddelen onder gemeenschappelijk beheer.
Amendement 143
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – lid 1 – letter m bis (nieuw)
(m bis) „boslandbouw”: een productiesysteem waarbij bomen en gekweekte gewassen of weidegewassen samen worden gekweekt op of aan de rand van dezelfde percelen;
Amendement 24
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – lid 1 – letter o
(o) „ongunstige weersomstandigheden”: weersomstandigheden, zoals vorst, stormen, hagel, ijs, hevige regen of ernstige droogte, die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld;
(o) „ongunstige weersomstandigheden”: weersomstandigheden zoals vorst, stormen, cycloonwinden, hagel, ijs, hevige regen of ernstige droogte, die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld;
Amendement 25
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – lid 1 – letter r
(r) „natuurramp”: een van nature voorkomende gebeurtenis van biotische of abiotische aard die tot belangrijke verstoringen van de landbouwproductiesystemen en bosstructuren leidt, en uiteindelijk belangrijke economische schade aan de landbouw- en bosbouwsector de veroorzaakt;
(r) „natuurramp”: een van nature voorkomende gebeurtenis van biotische of abiotische aard die tot belangrijke verstoringen van de landbouwproductiesystemen en bosstructuren leidt, en uiteindelijk belangrijke economische schade aan de landbouw- of bosbouwsector de veroorzaakt;
Amendement 26
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – lid 1 – letter s
(s) „rampzalige gebeurtenis”: een door menselijke activiteit veroorzaakte onvoorziene gebeurtenis van biotische of abiotische aard die tot belangrijke verstoringen van de landbouwproductiesystemen en bosstructuren leidt, en uiteindelijk belangrijke economische schade aan de landbouw- en de bosbouwsector veroorzaakt;
(s) „rampzalige gebeurtenis”: een door menselijke activiteit veroorzaakte onvoorziene gebeurtenis van biotische of abiotische aard die tot belangrijke verstoringen van de landbouwproductiesystemen en bosstructuren leidt, en uiteindelijk belangrijke economische schade aan de landbouw- of bosbouwsector veroorzaakt;
Amendement 27
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – lid 1 – letter t
(t) „korte voorzieningsketen”: een voorzieningsketen bestaande uit een beperkt aantal marktdeelnemers die zich hebben verbonden tot samenwerking, plaatselijke economische ontwikkeling en nauwe geografische en sociale betrekkingen tussen producenten en consumenten;
(t) „korte voorzieningsketen”: een voorzieningsketen bestaande uit een beperkt aantal marktdeelnemers in de rechtstreekse verkoop, lokale markten en door de gemeenschap gesteunde landbouw, die zich hebben verbonden tot samenwerking, plaatselijke economische ontwikkeling, middels een lokale ontwikkelingsstrategie, en nauwe geografische en sociale betrekkingen tussen producenten, verwerkers en consumenten;
Motivering
Om een holistische benadering van de ontwikkeling van korte voorzieningsketens te kunnen bevorderen en de behoeften van plattelandsgemeenschappen direct te kunnen beantwoorden, zou de definitie van korte voorzieningsketens specifiek moeten verwijzen naar verkoopkanalen zoals rechtstreekse verkoop, lokale markten en door de gemeenschap gesteunde landbouw als manieren voor landbouwers en producenten om hoogwaardige voedingsmiddelen in de handel te brengen.
Amendement 28
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – lid 1 – letter u
(u) „jonge landbouwer”: landbouwer die bij het indienen van de aanvraag jonger is dan 40 jaar, beschikt over adequate vakbekwaamheid en deskundigheid en zich voor het eerst als bedrijfshoofd op een landbouwbedrijf vestigt;
(u) „jonge landbouwer”: landbouwer die bij het indienen van de aanvraag 40 jaar of jonger is, beschikt over adequate vakbekwaamheid en deskundigheid en het bedrijfshoofd van een landbouwbedrijf is;
Amendement 29
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – lid 1 – letter x bis (nieuw)
(x bis) „landbouwer”: een actieve landbouwer in de zin van artikel 4, lid 1, onder a en artikel 9 van Verordening (EU) nr. …/2013 [RB].
Amendement 30
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – lid 1 – letter x ter (nieuw)
(x ter) „door de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkeling”: gedecentraliseerd bestuur volgens het „bottom-up”-principe en partnerschapsacties op lokaal en subregionaal niveau waardoor plattelandsactoren ertoe worden aangemoedigd strategieën voor multisectorale, gebiedsgebonden plaatselijke ontwikkeling op te zetten en uit te voeren en zo collectief eigenaarschap, capaciteitsopbouw en innovatie te bevorderen;
Amendement 31
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. De in artikel 4 van Verordening (EU) nr. …/2013 [RB] vervatte definities zijn ook van toepassing in het kader van deze verordening.

Amendement 32
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – lid 2
2.  Met betrekking tot de in lid 1, onder u), vastgestelde definitie van een jonge landbouwer wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake de voorwaarden onder welke een rechtspersoon als „jonge landbouwer” kan worden aangemerkt, met inbegrip van de vaststelling van een gratieperiode voor de verwerving van vakbekwaamheid.
2.  Met betrekking tot jonge landbouwers en kleine landbouwbedrijven wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen inzake de voorwaarden onder welke een rechtspersoon als „jonge landbouwer” of als „kleine landbouwer” kan worden aangemerkt, met inbegrip van de vaststelling van een gratieperiode voor de verwerving van vakbekwaamheid, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van elke lidstaat.
Amendement 33
Voorstel voor een verordening
Artikel 3
Het ELFPO draagt bij tot de Europa 2020-strategie door de duurzame ontwikkeling van het platteland in de hele Unie te bevorderen via instrumenten die complementair zijn aan de andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (hierna het „GLB” genoemd), het cohesiebeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het ELFPO maakt de landbouwsector in de EU territoriaal en ecologisch evenwichtiger, klimaatvriendelijker en -bestendiger en innovatiever.

In het kader van een Europese strategie voor plattelandsontwikkeling draagt het ELFPO bij tot de Europa 2020-strategie door de duurzame ontwikkeling van het platteland in de hele Unie te bevorderen via instrumenten die complementair zijn aan de andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (hierna het „GLB” genoemd), in coördinatie met en in aanvulling op het cohesiebeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het ELFPO maakt de landbouw- en bosbouwsector in de Unie territoriaal en ecologisch evenwichtiger, klimaatvriendelijker en -bestendiger, concurrerender, productiever en innovatiever, en draagt bij aan de totstandkoming van levenskrachtige plattelandsgebieden.

Motivering
Aangezien de in de artikelen 4 en 5 genoemde doelstellingen van het ELFPO ook betrekking hebben op maatregelen die gericht zijn op niet op landbouw ingestelde plattelandsgebieden, moeten ook die gebieden bij de taken van het ELFPO worden vermeld.
Amendement 34
Voorstel voor een verordening
Artikel 4
In het algemene raamwerk van het GLB draagt de steun voor plattelandsontwikkeling bij tot de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

In het algemene raamwerk van het GLB draagt de steun voor plattelandsontwikkeling bij tot de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

(1) een concurrerende landbouw;
(1) het bevorderen van een concurrerende land- en bosbouw;
(2) een duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie;
(2) het zorgen voor een duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie;
(3) een evenwichtige territoriale ontwikkeling van de plattelandsgebieden.
(3) het realiseren van een evenwichtige territoriale ontwikkeling van de plattelandseconomieën en -gemeenschappen ten behoeve van het scheppen en behouden van werkgelegenheid.
Amendement 35
Voorstel voor een verordening
Artikel 5
De verwezenlijking van de prioriteiten van het plattelandsontwikkelingsbeleid en van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, wordt nagestreefd aan de hand van de volgende zes EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling, die de desbetreffende thematische doelstellingen van het GSK weerspiegelen:

De verwezenlijking van de prioriteiten van het plattelandsontwikkelingsbeleid en van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, wordt nagestreefd aan de hand van de volgende zes EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling, die de desbetreffende thematische doelstellingen van het GSK weerspiegelen:

(1) bevordering van de kennisoverdracht en innovatie in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden, met bijzondere aandacht voor:
(1) bevordering van de kennisoverdracht en innovatie in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden, met bijzondere aandacht voor:
(a) het stimuleren van innovatie en van de kennisbasis in plattelandsgebieden;
(a) het stimuleren van innovatie, nieuwe vormen van samenwerking en de ontwikkeling van de kennisbasis in plattelandsgebieden;
(b) het verstevigen van de banden tussen de landbouw- en de bosbouwsector en onderzoek en innovatie;
(b) het verstevigen van de banden tussen de landbouw- en de bosbouwsector en onderzoek en innovatie;
(c) het stimuleren van een leven lang leren en beroepsopleiding in de landbouw- en de bosbouwsector;
(c) het stimuleren van een leven lang leren en beroepsopleiding in de landbouw- en de bosbouwsector, ook met betrekking tot het bewustzijn van landbouwbedrijfsveiligheid;
(2) versterking van het concurrentievermogen van alle landbouwtypen en verbetering van de rendabiliteit van de landbouwbedrijven, met bijzondere aandacht voor:
(2) verbetering van de rendabiliteit van de landbouwbedrijven en versterking van het concurrentievermogen van alle landbouw- en bosbouwtypen alsook van de voedingssector, met bijzondere aandacht voor:
(a) het faciliteren van de herstructurering van landbouwbedrijven met ernstige structurele problemen, met name landbouwbedrijven met een geringe marktdeelname, marktgerichte landbouwbedrijven in bepaalde sectoren en landbouwbedrijven die hun landbouwactiviteiten moeten diversifiëren;
(a) het stimuleren van investeringen in innoverende landbouwtechnologieën en het faciliteren van de verspreiding en de toepassing ervan;
(b) het faciliteren van de verjonging in de landbouwsector;
(b) het faciliteren van de toetreding van jonge, goed opgeleide personen tot de landbouwsector, onder meer door de overname van landbouwbedrijven door de jongere generatie;
(b bis) het verbeteren van de economische prestaties van alle landbouwbedrijven en het stimuleren van de marktdeelname en -oriëntering en van diversificatie;
(b ter) het faciliteren van de herstructurering en de modernisering van landbouwbedrijven;
(b quater) het handhaven van productieve landbouw in berg- of probleemgebieden, of in ultraperifere gebieden;
(b quinquies) het verbeteren van het concurrentievermogen van de voedselverwerkingssector, ook middels vergroting van de efficiëntie, en van de aan landbouwproducten toegevoegde waarde;
(3) bevordering van de organisatie van de voedselketen en van het risicobeheer in de landbouw, met bijzondere aandacht voor:
(3) bevordering van de organisatie van de voedselketen en van het risicobeheer in de landbouw, met bijzondere aandacht voor:
(a) het beter integreren van de primaire producenten in de voedselketen aan de hand van kwaliteitsregelingen, afzetbevordering op plaatselijke markten en korte voorzieningsketens, producentengroeperingen en brancheorganisaties;
(a) het beter integreren van de primaire producenten in de voedselketen aan de hand van kwaliteitsregelingen, afzetbevordering op plaatselijke markten en korte voorzieningsketens, producentengroeperingen en brancheorganisaties;
(b) het steunen van risicobeheer op landbouwbedrijfsniveau;
(b) het steunen van risicopreventie en -beheer op landbouwbedrijfsniveau;
(4) herstel, instandhouding en verbetering van ecosystemen die aangewezen zijn op de landbouw en de bosbouw, met bijzondere aandacht voor:
(4) herstel, instandhouding en verbetering van ecosystemen die worden beïnvloed door de landbouw en de bosbouw, met bijzondere aandacht voor:
(a) het herstellen en in stand houden van de biodiversiteit, met inbegrip van Natura 2000-gebieden en landbouw met een hoge natuurwaarde, en van de toestand van de Europese landschappen;
(a) het herstellen en in stand houden van de biodiversiteit, met inbegrip van Natura 2000-gebieden en landbouw met een hoge natuurwaarde, en van de toestand van de Europese landschappen;
(a bis) het verbeteren van dierenwelzijn;
(b) het verbeteren van het waterbeheer;
(b) het verbeteren van het waterbeheer;
(c) het verbeteren van het bodembeheer;
(c) het verbeteren van het bodembeheer;
(5) bevordering van het efficiënte gebruik van hulpbronnen en steun voor de omslag naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie in de landbouw-, de voedsel- en de bosbouwsector, met bijzondere aandacht voor:
(5) bevordering van het efficiënte gebruik van hulpbronnen en steun voor de omslag naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie in de landbouw-, de voedsel- en de bosbouwsector, met bijzondere aandacht voor:
(a) het bevorderen van een efficiënter watergebruik in de landbouwsector;
(a) het bevorderen van een efficiënter watergebruik in de landbouwsector;
(b) het bevorderen van een efficiënter energiegebruik in de landbouw- en de voedingssector;
(b) het bevorderen van een efficiënter energiegebruik in de landbouw- en de voedingssector;
(c) het faciliteren van de levering en het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, van bijproducten, afvalmateriaal, residuen en andere non-foodgrondstoffen ten bate van de bio-economie;
(c) het faciliteren van de levering en het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, van bijproducten, afvalmateriaal, residuen en andere non-foodgrondstoffen ten bate van de bio-economie;
(d) het reduceren van de stikstofoxide- en de methaanuitstoot door de landbouw;
(d) het reduceren van de broeikasgas- en de ammoniakuitstoot door de landbouw en het verbeteren van de luchtkwaliteit;
(e) het bevorderen van koolstofopslag in de landbouw- en de bosbouwsector;
(e) het bevorderen van koolstofbehoud en -opslag in de landbouw- en de bosbouwsector;
(e bis) het faciliteren van het gebruik van nieuwe, op onderzoek gebaseerde producten en toepassingsmethoden en -processen in de agrivoedselketen, teneinde het biodiversiteitsbeheer en de hulpbronnenefficiëntie te verbeteren;
(6) bevordering van sociale inclusie, armoedebestrijding en economische ontwikkeling in plattelandsgebieden, met bijzondere aandacht voor:
(6) bevordering van sociale inclusie, armoedebestrijding en economische ontwikkeling in plattelandsgebieden, met bijzondere aandacht voor:
(a) het faciliteren van diversifiëring, de creatie van nieuwe kleine ondernemingen en van extra werkgelegenheid;
(a) het faciliteren van diversifiëring, de creatie van nieuwe kleine ondernemingen en van extra werkgelegenheid;
(b) het stimuleren van de plaatselijke ontwikkeling in plattelandsgebieden;
(b) het stimuleren van de plaatselijke ontwikkeling in plattelandsgebieden;
(c) het verbeteren van de toegankelijkheid, het gebruik en de kwaliteit van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in plattelandsgebieden.
(c) het verbeteren van de toegankelijkheid, het gebruik en de kwaliteit van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in plattelandsgebieden.
Alle prioriteiten dragen bij aan de horizontale doelstellingen inzake innovatie, milieu en het matigen van en de aanpassing aan de klimaatverandering.

Alle prioriteiten dragen bij aan de horizontale doelstellingen inzake innovatie, milieu en het matigen van en de aanpassing aan de klimaatverandering.

Amendement 36
Voorstel voor een verordening
Artikel 6 – lid 1
1.  Er wordt gezorgd voor coherentie tussen steun uit het ELFPO en de maatregelen die worden gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds.
1.  Er wordt gezorgd voor coherentie tussen steun uit het ELFPO en de maatregelen die worden gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds of andere financiële instrumenten van de Unie.
Amendement 173
Voorstel voor een verordening
Artikel 6 bis (nieuw)
Artikel 6 bis

Een samenhangend ontwikkelingsbeleid

De hervorming zorgt ervoor dat, in overeenstemming met artikel 208 van het VWEU, in het GLB rekening wordt gehouden met de doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking, waaronder die welke zijn goedgekeurd in het kader van de Verenigde Naties en andere internationale organisaties. De maatregelen die in het kader van deze verordening worden genomen, brengen de voedselproductiecapaciteit en de voedselvoorzieningszekerheid op de lange termijn van ontwikkelingslanden, en met name van de minst ontwikkelde landen (LDC's), niet in gevaar en dragen bij tot het verwezenlijken van de doelstellingen van de Unie op het gebied van het beperken van de klimaatverandering. Bij de bevordering van duurzame landbouw moet de Unie zich baseren op de conclusies van de Internationale beoordeling van landbouwkennis, wetenschap en technologie voor ontwikkeling (IAASTD).

Amendement 37
Voorstel voor een verordening
Artikel 7
1.  Het ELFPO treedt in de lidstaten op door middel van de programma's voor plattelandsontwikkeling. Aan de hand van deze programma's wordt uitvoering gegeven aan een strategie die moet leiden tot de verwezenlijking van de EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling met behulp van een samenstel van maatregelen die worden omschreven in titel III en voor de verwezenlijking waarvan om steun uit het ELFPO wordt verzocht.
1.  Het ELFPO treedt in de lidstaten op door middel van de programma's voor plattelandsontwikkeling. Aan de hand van deze programma's wordt uitvoering gegeven aan een strategie die moet leiden tot de verwezenlijking van de EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling met behulp van een samenstel van maatregelen die worden omschreven in titel III en voor de verwezenlijking waarvan om steun uit het ELFPO wordt verzocht.
2.  Een lidstaat kan hetzij een enkel programma voor zijn gehele grondgebied, hetzij een reeks regionale programma's indienen.
2.  Een lidstaat kan een enkel programma voor zijn gehele grondgebied, hetzij een reeks regionale programma's indienen, of allebei. Op nationaal niveau ingevoerde maatregelen mogen niet via regionale programma's worden ingevoerd.
3.  Lidstaten met regionale programma's kunnen ook een nationaal kader met gemeenschappelijke elementen voor deze programma's en zonder afzonderlijke begrotingstoewijzing ter goedkeuring voorleggen.
3.  Lidstaten met regionale programma's kunnen ook een nationaal kader met gemeenschappelijke elementen voor deze programma's en zonder afzonderlijke begrotingstoewijzing ter goedkeuring voorleggen.
Amendement 38
Voorstel voor een verordening
Artikel 8
1.  De lidstaten kunnen in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's thematische subprogramma's opnemen die bijdragen tot de verwezenlijking van de EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling en gericht zijn op specifieke behoeften, met name in verband met:
1.  De lidstaten kunnen, als bijdrage aan de verwezenlijking van prioriteiten voor plattelandsontwikkeling, in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's thematische subprogramma's opnemen die gericht zijn op specifieke behoeften. Dergelijke thematische subprogramma's kunnen, onder andere, betrekking hebben op:
(a) jonge landbouwers;
(a) jonge landbouwers;
(b) kleine landbouwbedrijven zoals bedoeld in artikel 20, lid 2, derde alinea;
(b) kleine landbouwbedrijven zoals bedoeld in artikel 20, lid 2, derde alinea;
(c) berggebieden zoals bedoeld in artikel 33, lid 2;
(c) berggebieden zoals bedoeld in artikel 33, lid 2;
(d) korte voorzieningsketens.
(d) korte voorzieningsketens;
(d bis) vrouwen in plattelandsgebieden.
Een indicatieve lijst van maatregelen en soorten concrete acties die bijzonder relevant zijn voor elk thematisch subprogramma, is opgenomen in bijlage III.

Een indicatieve lijst van maatregelen en soorten concrete acties die bijzonder relevant zijn voor elk thematisch subprogramma, is opgenomen in bijlage III.

2.  In de thematische subprogramma's kan tevens worden ingespeeld op specifieke behoeften in verband met de herstructurering van landbouwsectoren met een aanzienlijke impact op de ontwikkeling van een specifiek plattelandsgebied.
2.  In de thematische subprogramma's kan tevens worden ingespeeld op specifieke behoeften in verband met de herstructurering van landbouwsectoren met een aanzienlijke impact op de ontwikkeling van een specifiek plattelandsgebied of andere specifieke behoeften van de lidstaat.
3.  De in bijlage I vastgestelde steunpercentages mogen met 10 procentpunten worden verhoogd wanneer sprake is van concrete acties waarvoor steun wordt verleend in het kader van thematische subprogramma's betreffende kleine landbouwbedrijven en korte voorzieningsketens. De maximale steunpercentages betreffende jonge landbouwers en berggebieden mogen overeenkomstig bijlage I worden verhoogd. De som van beide steunpercentages mag echter niet meer dan 90 % bedragen.
3.  De in bijlage I vastgestelde steunpercentages mogen met 10 procentpunten worden verhoogd wanneer sprake is van concrete acties waarvoor steun wordt verleend in het kader van thematische subprogramma's betreffende kleine landbouwbedrijven en korte voorzieningsketens. De maximale steunpercentages betreffende onder andere jonge landbouwers en berggebieden mogen overeenkomstig bijlage I worden verhoogd. De som van beide steunpercentages mag echter niet meer dan 90% bedragen.
Amendement 39
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 – lid 1 – letter c – alinea 2 – punt vii
vii) dat initiatieven worden gepland om de bewustmaking te bevorderen, innovatieve acties te stimuleren en operationele groepen in het kader van het EIP voor de duurzaamheid en productiviteit in de landbouw op te richten;
vii) dat initiatieven worden gepland om de bewustmaking te bevorderen, innovatieve acties te stimuleren en operationele groepen in het kader van het EIP voor de landbouwproductie, economische levensvatbaarheid en duurzaamheid op te richten;
Amendement 40
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 – lid 1 – letter d
(d) de beoordeling van de vooraf te vervullen voorwaarden en, in voorkomend geval, de in artikel 17, lid 4, van Verordening (EU) nr. [GSK/2012] bedoelde acties en de voor de toepassing van artikel 19 van Verordening (EU) nr. [GSK/2012] vastgestelde mijlpalen;
(d) de beoordeling van de vooraf te vervullen voorwaarden met betrekking tot plattelandsontwikkeling zoals bedoeld in bijlage IV die relevant zijn voor het programma en, in voorkomend geval, de in artikel 17, lid 4, van Verordening (EU) nr. …/2013 [GSK] bedoelde acties;
Motivering
De vooraf te vervullen voorwaarden met betrekking tot programma's voor plattelandsontwikkeling mogen geen negatieve gevolgen hebben voor gebieden die niet onder het beleid inzake plattelandsontwikkeling vallen en moeten alleen worden gebruikt voor het beoordelen van voorwaarden die rechtstreeks met werk in het kader van het programma verband houden.
Amendement 41
Voorstel voor een verordening
Artikel 9– lid 1 – letter f
(f) met betrekking tot plaatselijke ontwikkeling, een specifieke beschrijving van de mechanismen voor coördinatie tussen de strategiëën voor plaatselijke ontwikkeling, van de in artikel 36 bedoelde maatregel inzake samenwerking, van de in artikel 21 bedoelde maatregel inzake basisdiensten en dorpsvernieuwing in plattelandsgebieden en van de steun voor niet-agrarische activiteiten in plattelandsgebieden in het kader van de in artikel 20 bedoelde maatregelen inzake de ontwikkeling van landbouwbedrijven en ondernemingen in plattelandsgebieden;
(f) met betrekking tot plaatselijke ontwikkeling, een specifieke beschrijving van de mechanismen voor coördinatie tussen de strategieën voor plaatselijke ontwikkeling, van de in artikel 36 bedoelde maatregel inzake samenwerking, van de in artikel 21 bedoelde maatregel inzake basisdiensten en dorpsvernieuwing in plattelandsgebieden, met inbegrip van verbanden tussen de stad en het platteland en interregionale samenwerking, en van de steun voor niet-agrarische activiteiten in plattelandsgebieden in het kader van de in artikel 20 bedoelde maatregelen inzake de ontwikkeling van landbouwbedrijven en ondernemingen in plattelandsgebieden;
Amendement 42
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 – lid 1 – letter g
(g) een beschrijving van de aanpak van innovatie met het oog op een hogere productiviteit en een duurzaam beheer van de hulpbronnen, en de bijdrage tot de verwezenlijking van de in artikel 61 bedoelde doelstellingen van het EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw;
(g) een beschrijving van de aanpak van innovatie met het oog op een hogere productie van landbouwbedrijven, hun economische levensvatbaarheid en een duurzaam beheer van de hulpbronnen, en de bijdrage tot de verwezenlijking van de in artikel 61 bedoelde doelstellingen van het EIP voor de landbouwproductie, economische levensvatbaarheid en duurzaamheid;
Amendement 43
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 – lid 1 – letter j
(j) een indicatorenplan, met voor elk van de in het programma opgenomen EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling, de indicatoren en de geselecteerde maatregelen met de geplande resultaten en de geplande uitgaven, uitgesplitst naar openbare en particuliere uitgaven;
(j) een indicatorenplan, met voor elk van de in het programma opgenomen EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling, de indicatoren en de geselecteerde maatregelen met de geplande proces- en beleidsgerichte resultaten en de geplande uitgaven, uitgesplitst naar openbare en particuliere uitgaven;
Motivering
Om een duidelijk verband te leggen tussen de beleidsdoelstellingen voor plattelandsontwikkeling en verwijzingen in de programmeringsdocumenten naar specifieke doelstellingen waarvoor actie noodzakelijk is, moet gekeken worden naar de proces- en beleidsgerichte resultaten.
Amendement 44
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 – lid 1 – letter m
(m) informatie over de complementariteit met maatregelen die worden gefinancierd op grond van andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, op grond van het cohesiebeleid of op grond van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij;
(m) informatie over de complementariteit met maatregelen die worden gefinancierd op grond van andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, over de mechanismen die zorgen voor coördinatie met maatregelen die uit andere GSK-fondsen worden gefinancierd, en over de toepassing van de in Titel IV van Verordening (EU) nr. …/2013 [GSK] bedoelde financieringsinstrumenten;
Amendement 45
Voorstel voor een verordening
Artikel 9 – lid 2 – letter c
(c) een afzonderlijk, specifiek indicatorenplan, met de geplande resultaten en de geplande uitgaven, uitgesplitst naar openbare en particuliere uitgaven.
(c) een afzonderlijk, specifiek indicatorenplan, met de geplande proces- en beleidsgerichte resultaten en de geplande uitgaven, uitgesplitst naar openbare en particuliere uitgaven.
Motivering
Om een duidelijk verband te leggen tussen de beleidsdoelstellingen voor plattelandsontwikkeling en verwijzingen in de programmeringsdocumenten naar specifieke doelstellingen waarvoor actie noodzakelijk is, moet gekeken worden naar de proces- en beleidsgerichte resultaten.
Amendement 46
Voorstel voor een verordening
Artikel 10
Naast de in bijlage IV bedoelde vooraf te vervullen voorwaarden, zijn de algemene vooraf te vervullen voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage IV bij Verordening (EU) nr. [GSK/2012] van toepassing voor het ELFPO.

De in bijlage IV bedoelde vooraf te vervullen voorwaarden, zijn van toepassing voor het ELFPO indien zij relevant zijn en kunnen worden toegepast op de specifieke doelstellingen van de prioriteiten van het programma.

Motivering
Het landbouwontwikkelingsbeleid mag geen negatieve gevolgen hebben voor de verwezenlijking van doelstellingen op andere beleidsterreinen. Vooraf te vervullen voorwaarden mogen alleen voor essentiële prioriteiten van dit beleid een vereiste zijn.
Amendement 47
Voorstel voor een verordening
Artikel 11 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De Commissie kan reeds vóór het sluiten van een partnerschapscontract met een lidstaat goedkeuring aan een plattelandsontwikkelingsprogramma hechten indien zij van oordeel is dat alle onderdelen van dat programma in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze verordening en met die onderdelen van het partnerschapscontract die betrekking hebben op het ELFPO.

Amendement 48
Voorstel voor een verordening
Artikel 12 – lid 1 – letter a – punt ii
ii) een verandering van het ELFPO-steunpercentage voor één of meer maatregelen;
Schrappen

Amendement 49
Voorstel voor een verordening
Artikel 12 – lid 1 – letter a – punt iv
iv) een overheveling van financiële middelen tussen maatregelen die met toepassing van verschillende ELFPO-steunpercentages worden uitgevoerd.
Schrappen

Amendement 50
Voorstel voor een verordening
Artikel 12 – lid 1 – letter a – punt iv bis (nieuw)
iv bis) een overheveling van middelen tussen programma's om te voorkomen dat ELFPO-middelen verloren gaan.
Motivering
Om te voorkomen dat EU-middelen voor lidstaten verloren gaan, kunnen binnen één lidstaat financiële middelen van het ene plattelandsontwikkelingsprogramma naar het andere worden overgeheveld wanneer uit de analyse van de tenuitvoerlegging blijkt dat er een risico bestaat dat de middelen automatisch worden geannuleerd.
Amendement 51
Voorstel voor een verordening
Artikel 12 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. De Commissie keurt de in lid 1 vermelde wijzigingsverzoeken goed binnen twee maanden na ontvangst van het desbetreffende verzoek.

Amendement 52
Voorstel voor een verordening
Artikel 13 – alinea 1 – inleidende formule
De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften vast inzake de procedures en de tijdschema's voor:

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake de procedures en de tijdschema's voor:

Motivering
Dit is niet een zuiver technisch besluit.
Amendement 53
Voorstel voor een verordening
Artikel 13 – alinea 2
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 91 bedoelde onderzoeksprocedure.

Schrappen

Amendement 54
Voorstel voor een verordening
Artikel 14 – alinea 1 bis (nieuw)
Alleen „actieve landbouwers” zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. .../2013 [RB] mogen profiteren van de voor landbouwbedrijven bedoelde maatregelen.

Amendement 55
Voorstel voor een verordening
Artikel 15
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend voor acties op het gebied van beroepsopleiding en verwerving van deskundigheid, voor demonstratieactiviteiten en voor voorlichtingsacties. Acties op het gebied van beroepsopleiding en verwerving van deskundigheid kunnen opleidingscursussen, workshops en coaching omvatten.
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend voor acties op het gebied van beroepsopleiding en verwerving van deskundigheid, voor demonstratieactiviteiten en voor voorlichtingsacties. Acties op het gebied van beroepsopleiding en verwerving van deskundigheid kunnen opleidingscursussen, workshops en coaching omvatten.
Er kan tevens steun worden verleend voor korte uitwisselingen op bedrijfsbeheersniveau korte bedrijfsbezoeken.

Er kan tevens steun worden verleend voor korte uitwisselingen op landbouw- en bosbouwbeheersniveau en voor bezoeken aan landbouw- en bosbouwbedrijven.

2.  De in het kader van deze maatregel verleende steun komt ten gunste van personen die actief zijn in de landbouw-, de voedingsmiddelen- en de bosbouwsector, aan grondbeheerders en aan andere marktdeelnemers, met name kmo's die actief zijn in plattelandsgebieden.
2.  De in het kader van deze maatregel verleende steun komt ten gunste van personen die actief zijn in de landbouw-, de voedingsmiddelen- en de bosbouwsector, aan grondbeheerders en aan andere marktdeelnemers, met name kmo's die actief zijn in plattelandsgebieden. Wanneer in het kader van deze maatregel steun aan kmo's wordt verstrekt, mag prioriteit worden gegeven aan kmo's die verband houden met de landbouw- en bosbouwsector.
De verlener van de diensten op het gebied van opleiding, andere vormen van kennisoverdracht of voorlichting is de begunstigde van de steun.

De verlener van de diensten op het gebied van opleiding, andere vormen van kennisoverdracht of voorlichting, die een openbare instantie kan zijn, is de begunstigde van de steun.

3.  In het kader van deze maatregel wordt geen steun verleend voor cursussen of stages die deel uitmaken van normale programma's of leergangen van het middelbaar of hoger onderwijs.
3.  In het kader van deze maatregel wordt geen steun verleend voor cursussen of stages die deel uitmaken van normale programma's of leergangen van het middelbaar of hoger onderwijs.
De organisaties die kennisoverdrachtsdiensten en voorlichtingsdiensten aanbieden, beschikken over hiertoe gekwalificeerd en geregeld opgeleid personeel.

De organisaties die kennisoverdrachtsdiensten en voorlichtingsdiensten aanbieden, beschikken over hiertoe gekwalificeerd en geregeld opgeleid personeel.

4.  In het kader van deze maatregel worden de kosten voor het organiseren en uitvoeren van de kennisoverdrachtsacties en de voorlichtingsacties gesubsidieerd. In het geval van demonstratieprojecten mag tevens steun worden verleend ter dekking van de betrokken investeringskosten. De kosten in verband met de reis-, verblijfs- en dagvergoedingen van de deelnemers, alsmede de kosten voor de vervanging van de landbouwers worden eveneens gesubsidieerd.
4.  In het kader van deze maatregel worden de kosten voor het organiseren en uitvoeren van de kennisoverdrachtsacties en de voorlichtingsacties gesubsidieerd. In het geval van demonstratieprojecten mag tevens steun worden verleend ter dekking van de betrokken investeringskosten. De kosten in verband met de reis-, verblijfs- en dagvergoedingen van de deelnemers, alsmede de kosten voor de vervanging van de landbouwers worden eveneens gesubsidieerd.
5.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd om overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de nadere omschrijving van de subsidiabele kosten, de minimumkwalificaties van de organisaties die kennisoverdrachtsdiensten aanbieden, en de looptijd en inhoud van de regelingen voor uitwisselingen op bedrijfsbeheersniveau en bezoeken.
5.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd om overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de nadere omschrijving van de subsidiabele kosten, de minimumkwalificaties van de organisaties die kennisoverdrachtsdiensten aanbieden, en de looptijd en inhoud van de regelingen voor uitwisselingen op bedrijfsbeheersniveau en bezoeken.
Amendement 56
Voorstel voor een verordening
Artikel 16
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend om:
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend om:
(a) landbouwers, bosbezitters en kmo's in plattelandsgebieden te helpen profiteren van adviesdiensten om de economische en ecologische prestatie alsook de klimaatvriendelijkheid en –bestendigheid van hun bedrijf, onderneming en/of investering te verbeteren;
(a) landbouwers, bosbezitters en kmo's in plattelandsgebieden te helpen profiteren van adviesdiensten om de economische en ecologische prestatie alsook de klimaatvriendelijkheid en –bestendigheid van hun bedrijf, onderneming en/of investering te verbeteren;
(b) de oprichting van bedrijfsbeheersdiensten, bedrijfsverzorgingsdiensten en bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw en van bedrijfsadviesdiensten voor de bosbouw te stimuleren, met inbegrip van het in de artikelen 12, 13 en 14 van Verordening (EU) nr. HV/2012 bedoelde bedrijfsadviseringssysteem;
(b) de oprichting van bedrijfsbeheersdiensten, bedrijfsverzorgingsdiensten en bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw en van bedrijfsadviesdiensten voor de bosbouw te stimuleren, met inbegrip van het in de artikelen 12, 13 en 14 van Verordening (EU) nr. …/2013 [HV] bedoelde bedrijfsadviseringssysteem;
(c) de opleiding van de adviseurs te bevorderen.
(c) de opleiding van de adviseurs te bevorderen.
(c bis) de vestiging van jonge landbouwers te steunen.
2.  De verlener van de advies- of opleidingsdiensten is de begunstigde van de in lid 1, onder a) en c), bedoelde steun. De in lid 1, onder b), bedoelde steun wordt verleend aan de autoriteit of de organisatie die wordt geselecteerd om de bedrijfsbeheersdiensten, bedrijfsverzorgingsdiensten en bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw en de bedrijfsadviesdiensten voor de bosbouw op te richten.
2.  De verlener van de advies- of opleidingsdiensten is de begunstigde van de in lid 1, onder a), c) en c bis), bedoelde steun. De in lid 1, onder b), bedoelde steun wordt verleend aan de autoriteit of de organisatie die wordt geselecteerd om de bedrijfsbeheersdiensten, bedrijfsverzorgingsdiensten en bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw en de bedrijfsadviesdiensten voor de bosbouw op te richten.
3.  De autoriteiten of organisaties die worden geselecteerd om advies te verstrekken, beschikken over gekwalificeerd en regelmatig bijgeschoold personeel, alsmede over ervaring op het gebied van adviesverstrekking, en zijn betrouwbaar gebleken op de gebieden waarover zij advies verstrekken. De begunstigden worden geselecteerd aan de hand van een uitnodiging tot het indienen van voorstellen. De selectieprocedure is objectief en staat open voor zowel openbare als particuliere organisaties.
3.  De autoriteiten of organisaties die worden geselecteerd om advies te verstrekken, beschikken over gekwalificeerd en regelmatig bijgeschoold personeel, alsmede over ervaring op het gebied van adviesverstrekking, en zijn onafhankelijk en betrouwbaar gebleken op de gebieden waarover zij advies verstrekken. De selectieprocedure valt onder het publiekrecht en staat open voor zowel openbare als particuliere organisaties. De selectieprocedure is objectief en sluit kandidaten met belangenconflicten uit.
Bij het verstrekken van advies nemen de adviesdiensten de in artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. HV/2012 bedoelde vertrouwelijkheidsvoorschriften in acht.

Bij het verstrekken van advies nemen de adviesdiensten de in artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) nr. …/2013 [HV] bedoelde vertrouwelijkheidsvoorschriften in acht.

3 bis. Het bedrijfsadviseringssysteem voldoet aan de bepalingen van artikel 12 van Verordening (EU) nr. …/2013 [HV]. Aanvullende steun voor adviesdiensten wordt alleen toegekend als de lidstaat een bedrijfsadviseringssysteem volgens artikel 12 van Verordening (EU) nr. …/2013 [HV] heeft opgezet.

4.  Het aan landbouwers te verstrekken advies staat in verband met ten minste één EU-prioriteit voor plattelandsontwikkeling en heeft betrekking op ten minste één van de volgende elementen:
4.  Het aan landbouwers te verstrekken advies staat in verband met twee of meer prioriteiten van de Unie voor plattelandsontwikkeling en heeft betrekking op twee of meer van de volgende elementen:
(a) een of meer uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen en/of normen inzake een goede landbouw- en milieuconditie zoals bedoeld in titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. HV/2012;
(a) een of meer uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen en/of normen inzake een goede landbouw- en milieuconditie zoals bedoeld in titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. …/2013 [HV];
(b) in voorkomend geval, de klimaat- en milieuvriendelijke praktijken zoals bedoeld in titel III, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) RB/2012 en het onderhoud van het landbouwgebied zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. RB/2012;
(b) in voorkomend geval, de klimaat- en milieuvriendelijke praktijken zoals bedoeld in titel III, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. …/2013 [RB] en het onderhoud van het landbouwgebied zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. …/2013 [RB];
(c) de voorschriften en acties betreffende matiging van en aanpassing van de klimaatverandering, biodiversiteit, bescherming van water en bodem, melding van dierziekten en innovatie zoals bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. HV/2012;
(c) de voorschriften en acties betreffende matiging van en aanpassing van de klimaatverandering, biodiversiteit, bescherming van water en bodem, melding van dierziekten en innovatie zoals bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. …/2013 [HV];
(d) de duurzame ontwikkeling van de economische activiteit van de kleine landbouwbedrijven zoals vastgesteld door de lidstaten en ten minste van de landbouwbedrijven die deelnemen aan de in titel V van Verordening (EU) nr. RB/2012 bedoelde regeling voor kleine landbouwers; or
(d) de duurzame ontwikkeling van de economische activiteit van de kleine landbouwbedrijven zoals vastgesteld door de lidstaten en ten minste van de landbouwbedrijven die deelnemen aan de in titel V van Verordening (EU) nr. …/2013 [RB] bedoelde regeling voor kleine landbouwers; of
(e) in voorkomend geval, op EU-wetgeving gebaseerde arbeidsveiligheidsnormen.
(e) in voorkomend geval, op Unierecht of nationaal recht gebaseerde arbeids- of bedrijfsveiligheidsnormen;
(e bis) steun voor de vestiging van jonge landbouwers of nieuwe landbouwers, toegang tot grond en/of leningen voor het oprichten van een bedrijf;
(e ter) de duurzame ontwikkeling van de economische activiteiten van landbouwbedrijven, in overeenstemming met alle in de programma's voor plattelandsontwikkeling aanbevolen maatregelen, met inbegrip van bedrijfsmodernisering, verbetering van het concurrentievermogen, sectorintegratie en de ontwikkeling van biologische landbouw;
(e quater) specifieke adviesdiensten ter ondersteuning van de plaatselijke verwerking en het op de markt brengen over geringe afstanden, met inbegrip van de opleiding en de uitvoering van aangepaste hygiënische voorschriften en voedselveiligheidsnormen;
(e quinquies) de „one health”-aspecten van de veehouderij.
Het advies kan ook betrekking hebben op andere thema's die verband houden met de economische, agrarische en ecologische prestatie van het landbouwbedrijf.

Het advies kan ook betrekking hebben op andere thema's die verband houden met de economische, agrarische en ecologische prestatie van het landbouwbedrijf.

5.  Het advies voor bosbezitters heeft op zijn minst betrekking op de ter zake relevante vereisten in het kader van de Richtlijnen 92/43/EEG, 2009/147/EG en 2000/60/EG. Het advies kan ook betrekking hebben op thema's die verband houden met de economische en ecologische prestatie van het bosbouwbedrijf.
5.  Het advies voor bosbezitters heeft op zijn minst betrekking op de ter zake relevante vereisten in het kader van de Richtlijnen 92/43/EEG, 2009/147/EG en 2000/60/EG. Het advies kan ook betrekking hebben op thema's die verband houden met de economische en ecologische prestatie van het bosbouwbedrijf.
6.  Het advies voor kmo's kan betrekking hebben op thema's die verband houden met de economische en ecologische prestatie van de onderneming.
6.  Het advies voor kmo's kan betrekking hebben op thema's die verband houden met de economische en ecologische prestatie van de onderneming. De prioriteit kan worden gegeven aan micro-ondernemingen en aan kmo's die een band hebben met de landbouw- en de bosbouwsector.
7.  Wanneer dat gerechtvaardigd en steekhoudend is, kan het advies gedeeltelijk in groep worden verstrekt, met dien verstande dat rekening wordt gehouden met de omstandigheden van de individuele gebruiker van de adviesdiensten.
7.  Wanneer dat gerechtvaardigd en steekhoudend is, kan het advies gedeeltelijk in groep worden verstrekt, met dien verstande dat rekening wordt gehouden met de omstandigheden van de individuele gebruiker van de adviesdiensten.
8.  De in het kader van lid 1, onder a) en c), verleende steun mag de in bijlage I vastgestelde maximumbedragen niet overschrijden. De in het kader van lid 1, onder b), verleende steun dient over een periode van vijf jaar na de oprichting geleidelijk te worden verlaagd.
8.  De in het kader van lid 1, onder a) en c), verleende steun mag de in bijlage I vastgestelde maximumbedragen niet overschrijden. De in het kader van lid 1, onder b), verleende steun dient over een periode van vijf jaar na de oprichting geleidelijk te worden verlaagd.
9.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd om overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de nadere omschrijving van de minimumkwalificaties van de adviesverstrekkende autoriteiten of organisaties.
9.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd om overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de nadere omschrijving van de minimumkwalificaties van de adviesverstrekkende autoriteiten of organisaties.
Amendement 57
Voorstel voor een verordening
Artikel 17
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend aan landbouwers die toetreden tot:
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend aan landbouwers, producentengroeperingen en producentenorganisaties die toetreden tot:
(a) een bij de EU-wetgeving ingestelde kwaliteitsregeling voor landbouwproducten, katoen of levensmiddelen;
(a) een bij het Unierecht ingestelde kwaliteitsregeling voor landbouwproducten, katoen of levensmiddelen;
(b) een door de lidstaten erkende kwaliteitsregeling voor landbouwproducten die aan de volgende criteria voldoet:
(b) een door de lidstaten erkende kwaliteitsregeling voor landbouwproducten die aan de volgende criteria voldoet:
(i) de specificiteit van het eindproduct in het kader van dergelijke regelingen vloeit voort uit duidelijke verplichtingen die het volgende garanderen:
(i) de specificiteit van het eindproduct in het kader van dergelijke regelingen vloeit voort uit duidelijke verplichtingen die het volgende garanderen:
specifieke productkenmerken, of
– specifieke productkenmerken, of
– specifieke landbouw- of productiemethoden, of
– specifieke landbouw- of productiemethoden, of
– een kwaliteit van het eindproduct die uit het oogpunt van de gezondheid van mens, dier of plant, het dierenwelzijn of milieubescherming veel verder gaat dan de voor het handelsproduct geldende normen;
– een kwaliteit van het eindproduct die uit het oogpunt van de gezondheid van mens, dier of plant, het dierenwelzijn of milieubescherming veel verder gaat dan de voor het handelsproduct geldende normen; of
– korte en lokale voedselvoorzieningsketens,
(ii) de regeling staat open voor alle producenten;
(ii) de regeling staat open voor alle producenten;
(iii) de regeling behelst het opstellen van een bindend productdossier en de naleving daarvan wordt geverifieerd door de openbare autoriteiten of door een onafhankelijk inspectieorganisatie;
(iii) de regeling behelst het opstellen van een bindend productdossier en de naleving daarvan wordt geverifieerd door de openbare autoriteiten of door een onafhankelijk inspectieorganisatie;
(iv) de regeling is doorzichtig en staat borg voor de integrale traceerbaarheid van de producten;
(iv) de regeling is doorzichtig en staat borg voor de integrale traceerbaarheid van de producten;
of
of
(c) een door de lidstaten erkende vrijwillige certificeringsregeling voor landbouwproducten die voldoet aan de EU-richtsnoeren betreffende de beste praktijken voor de toepassing vrijwillige certificeringsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen.
(c) een door de lidstaten erkende vrijwillige certificeringsregeling voor landbouwproducten en landbouwbedrijven die voldoet aan de EU-richtsnoeren betreffende de beste praktijken voor de toepassing vrijwillige certificeringsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen.
1 bis. De steun kan ook dienen ter financiering van kosten voor landbouwers of producentengroeperingen en producentenorganisaties die voortvloeien uit informatie- en promotieactiviteiten betreffende producten die vallen onder de kwaliteitsregelingen als bedoeld in lid 1, onder a) en b).

2.  De steun wordt gedurende maximaal vijf jaar verleend in de vorm van een jaarlijkse financiële stimulans waarvan het niveau wordt bepaald op basis van de hoogte van de vaste kosten die zijn gemoeid met deelneming aan de regelingen waarvoor de steun wordt verleend.
2.  De steun wordt gedurende maximaal vijf jaar verleend in de vorm van een jaarlijkse financiële stimulans waarvan het niveau wordt bepaald op basis van de hoogte van de vaste kosten die zijn gemoeid met deelneming aan de regelingen waarvoor de steun wordt verleend.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan tevens steun worden verleend aan begunstigden die in de programmeringsperiode 2007-2013 aan een soortgelijke regeling hebben deelgenomen, mits dubbele betalingen worden uitgesloten en de totale maximumduur van vijf jaar wordt nageleefd. De steun wordt jaarlijks betaald na overlegging van documenten die deelname aan de regeling staven. De producent hoeft echter één enkele aanvraag voor een periode van vijf jaar te doen.

Met het oog op de toepassing van dit lid wordt onder „vaste kosten” verstaan de kosten die worden gemaakt om tot een kwaliteitsregeling waarvoor steun wordt verleend, toe te treden, en de jaarlijkse bijdrage voor deelneming aan die regeling, inclusief, in voorkomend geval, de kosten voor verificatie van de naleving van het productdossier.

Met het oog op de toepassing van dit lid wordt onder „vaste kosten” verstaan de kosten die worden gemaakt om tot een kwaliteitsregeling waarvoor steun wordt verleend, toe te treden, en de jaarlijkse bijdrage voor deelneming aan die regeling, inclusief, in voorkomend geval, de kosten voor verificatie van de naleving van het productdossier.

3.  De steun mag het in bijlage I vastgestelde maximumbedrag niet overschrijden.
3.  De steun mag het in bijlage I vastgestelde maximumbedrag niet overschrijden. Wanneer in overeenstemming met lid 1, onder a), steun wordt verleend aan producentengroeperingen, kunnen de lidstaten een ander maximumbedrag vaststellen.
4.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de specifieke EU-kwaliteitsregelingen die onder lid 1, onder a), vallen.
4.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de specifieke EU-kwaliteitsregelingen die onder lid 1, onder a), vallen.
Amendement 58
Voorstel voor een verordening
Artikel 18
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend voor roerende en/of onroerende investeringen die:
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend voor roerende en/of onroerende investeringen die:
(a) leiden tot een verbetering van de algehele prestatie van het landbouwbedrijf;
(a) leiden tot een verbetering van de algehele prestatie en duurzaamheid van het landbouwbedrijf, met inbegrip van zijn energie-efficiëntie en zijn broeikasgasbalans;
(b) betrekking hebben op de verwerking, de afzet en/of de ontwikkeling van in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten of katoen. Het productieproces mag een product opleveren dat niet in die bijlage wordt vermeld;
(b) betrekking hebben op de verwerking, de afzet, bewaring en/of de ontwikkeling van in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten of katoen, met inbegrip van dergelijke producten die onder de in artikel 17 bedoelde kwaliteitsregelingen vallen; het productieproces mag een product opleveren dat niet in die bijlage wordt vermeld; steun kan worden verleend voor de oprichting of ontwikkeling van kleinschalige slachthuizen;
(c) betrekking hebben op infrastructuur voor de ontwikkeling en aanpassing van de landbouw, inclusief op het gebied van de toegankelijkheid van landbouw- en bosgrond, landinrichting en verbetering van land, energievoorziening en waterbeheer; of
(c) betrekking hebben op infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van de landbouw, inclusief op het gebied van de toegankelijkheid van landbouw- en bosgrond, landinrichting en verbetering van land, voorziening en besparing van energie en water alsmede collectief land- en waterbeheer; of
(d) worden beschouwd als niet-productieve investeringen met het oog op de nakoming van de agro- en de bosmilieuverbintenissen, de staat van instandhouding van de biodiversiteit op het gebied van soorten en habitats alsook met het oog op de vergroting van de maatschappelijke belevingswaarde van een Natura 2000-gebied of van een ander in het programma te omschrijven gebied met een hoge natuurwaarde.
(d) worden beschouwd als niet-productieve investeringen met het oog op de nakoming van de agro- en de bosmilieuverbintenissen, de staat van instandhouding van de biodiversiteit op het gebied van soorten en habitats, het duurzame beheer van de jachtbestanden en genetische hulpbronnen alsook met het oog op de vergroting van de maatschappelijke belevingswaarde van een Natura 2000-gebied of van een ander in het programma te omschrijven gebied met een hoge natuurwaarde.
2.  De in lid 1, onder a), bedoelde steun wordt verleend aan landbouwbedrijven. Investeringssteun van de herstructurering van landbouwbedrijven mag slechts worden verleend aan landbouwbedrijven van een omvang die niet groter is dan de specifieke omvang die de lidstaten in het programma moeten vaststellen op basis van de SWOT-analyse betreffende de EU-prioriteit voor plattelandsontwikkeling „versterking van het concurrentievermogen van alle soorten landbouw en verbetering van de rendabiliteit van de landbouwbedrijven”.
2.  De in lid 1, onder a), bedoelde steun wordt verleend aan landbouwbedrijven of aan producentengroeperingen en -organisaties.
3.  De in het kader van deze maatregel verleende steun mag de in bijlage I vastgestelde maximale steunpercentages niet overschrijden. Deze maximale steunpercentages mogen overeenkomstig de in bijlage I vastgestelde steunpercentages worden verhoogd wanneer het gaat om jonge landbouwers, collectieve investeringen en geïntegreerde projecten in het kader waarvan uit hoofde van meer dan één maatregel steun wordt verleend, investeringen in gebieden met natuurlijke beperkingen zoals bedoeld in artikel 33, lid 3, en concrete acties die worden gesteund in het kader van het EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw. De som van beide steunpercentages mag echter niet meer dan 90 % bedragen.
3.  De in het kader van deze maatregel verleende steun mag de in bijlage I vastgestelde maximale steunpercentages niet overschrijden. Deze maximale steunpercentages mogen overeenkomstig de in bijlage I vastgestelde steunpercentages worden verhoogd wanneer het gaat om jonge landbouwers, voor samenwerkingsprojecten tussen kleine landbouwers om de duurzame productiviteit van hun bedrijven te verbeteren en hen aan te moedigen te diversifiëren naar alternatieve bronnen van inkomsten, met inbegrip van verwerking, voor landbouwers of groepen van landbouwers die in agro-ecologische productiesystemen investeren, voor collectieve investeringen en geïntegreerde projecten in het kader waarvan uit hoofde van meer dan één maatregel steun wordt verleend, voor investeringen in gebieden met natuurlijke beperkingen zoals bedoeld in artikel 33, lid 3, en voor concrete acties die worden gesteund in het kader van het EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw. De som van beide steunpercentages mag echter niet meer dan 90% bedragen.
4.  Lid 3 is niet van toepassing op in lid 1, onder d), bedoelde niet-productieve investeringen.
4.  Lid 3 is niet van toepassing op in lid 1, onder d), bedoelde niet-productieve investeringen.
4 bis. Er kan steun worden verleend voor investeringen door landbouwers met als doel aanpassing aan nieuwe normen en voorschriften van de EU op het vlak van de milieubescherming, de volksgezondheid, dieren- en plantengezondheid, dierenwelzijn en arbeidsveiligheid, die na de inwerkingtreding van deze verordening zijn vastgesteld.

Amendement 59
Voorstel voor een verordening
Artikel 19 – lid 1 – letter a
(a) investeringen in preventieve acties om de impact van natuurrampen en rampzalige gebeurtenissen die zich waarschijnlijk zullen voordoen, te reduceren;
(a) investeringen in preventieve acties om de impact van natuurrampen, negatieve omgevingsfactoren en rampzalige gebeurtenissen die zich waarschijnlijk zullen voordoen, te reduceren;
Amendement 60
Voorstel voor een verordening
Artikel 19 – lid 1 – letter b
(b) investeringen voor het herstel van door natuurrampen en rampzalige gebeurtenissen beschadigde landbouwgrond en door natuurrampen en rampzalige gebeurtenissen beschadigd landbouwproductiepotentieel.
(b) investeringen voor het herstel van door natuurrampen en rampzalige gebeurtenissen beschadigde landbouwgrond en door natuurrampen, negatieve omgevingsfactoren en rampzalige gebeurtenissen beschadigd landbouwproductiepotentieel.
Amendement 61
Voorstel voor een verordening
Artikel 20
1.  Deze maatregel heeft betrekking op:
1.  Deze maatregel heeft betrekking op:
(a) aanloopsteun ten bate van:
(a) aanloopsteun ten bate van:
(i) jonge landbouwers;
(i) jonge landbouwers;
(ii) niet-agrarische activiteiten in plattelandsgebieden;
(ii) niet-agrarische activiteiten en landbouwdienstverlening in plattelandsgebieden;
(iii) de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven;
(iii) de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven;
(b) investeringen in niet-agrarische activiteiten;
(b) investeringen in niet-agrarische activiteiten;
(c) jaarlijkse betalingen voor landbouwers die deelnemen aan de bij titel V van Verordening (EU) nr. DP/2012 ingestelde regeling voor kleine landbouwers (hierna „regeling voor kleine landbouwers” genoemd) die hun bedrijf definitief aan een andere landbouwer overdragen.
(c) eenmalige betalingen voor landbouwers die deelnemen aan de bij titel V van Verordening (EU) nr. …/2013 [RB] ingestelde regeling voor kleine landbouwers (hierna „regeling voor kleine landbouwers” genoemd) die hun bedrijf definitief aan een andere landbouwer overdragen;
(c bis) betalingen voor landbouwers die hun bedrijf definitief aan een andere landbouwer overdragen met de bedoeling levensvatbare economische eenheden te creëren.
2.  De in lid 1, onder a) i), bedoelde steun wordt verleend aan jonge landbouwers.
2.  De in lid 1, onder a) i), bedoelde steun wordt verleend aan jonge landbouwers.
De in lid 1, onder a) ii), bedoelde steun wordt verleend aan landbouwers of leden van het landbouwershuishouden die diversifiëren naar niet-agrarische activiteiten en naar niet-agrarische kleine en micro-ondernemingen in plattelandsgebieden.

De in lid 1, onder a) ii), bedoelde steun wordt verleend aan landbouwers of leden van een landbouwershuishouden die diversifiëren naar niet-agrarische activiteiten en naar niet-agrarische kleine en micro-ondernemingen in plattelandsgebieden, zoals degenen die actief zijn op het gebied van toerisme.

De in lid 1, onder a) iii), bedoelde steun wordt verleend aan kleine landbouwbedrijven zoals omschreven door de lidstaten.

De in lid 1, onder a) iii), bedoelde steun wordt verleend aan kleine landbouwbedrijven zoals omschreven door de lidstaten.

De in lid 1, onder b), bedoelde steun wordt verleend aan niet-agrarische kleine en micro-ondernemingen in plattelandsgebieden en aan landbouwers of leden van het landbouwershuishouden.

De in lid 1, onder b), bedoelde steun wordt verleend aan niet-agrarische kleine en micro-ondernemingen in plattelandsgebieden en aan landbouwers of leden van het landbouwershuishouden.

De in lid 1, onder c), bedoelde steun wordt verleend aan landbouwers die op het ogenblik van de indiening van hun aanvraag ten minste een jaar deelnemen aan de regeling voor kleine landbouwers en die zich ertoe verbinden hun volledige bedrijf en de corresponderende betalingsrechten definitief aan een andere landbouwer over te dragen. De steun wordt betaald vanaf de datum van de overdracht tot en met 31 december 2020.

De in lid 1, onder c), bedoelde steun wordt verleend aan landbouwers die op het ogenblik van de indiening van hun aanvraag ten minste een jaar deelnemen aan de regeling voor kleine landbouwers en die zich ertoe verbinden hun volledige bedrijf en de corresponderende betalingsrechten definitief aan een andere landbouwer over te dragen. De steun wordt berekend vanaf de datum van de overdracht tot en met 31 december 2020.

De in lid 1, onder c bis), bedoelde steun wordt verleend aan landbouwers op voorwaarde dat zij:

a) het beroep ten minste tien jaar hebben uitgeoefend,
b) zich ertoe verbinden hun volledige bedrijf met de permanente overdracht van alle corresponderende betalingsrechten definitief aan een andere landbouwer over te dragen en
c) alle commerciële landbouwactiviteiten definitief stopzetten.
De lidstaten stellen aanvullende criteria vast voor de levensvatbaarheid van economische eenheden, die in aanmerking kunnen komen voor steun overeenkomstig lid 1, onder c bis).

2 bis. Wanneer steun wordt verleend in overeenstemming met lid 1, onder a) ii), of onder b), kan de prioriteit worden gegeven aan niet-agrarische activiteiten die verband houden met de landbouw en de bosbouw alsook aan activiteiten die worden ontwikkeld door vanuit de gemeenschap geleide lokale partnerschappen.

3.  Onder „lid van het landbouwhuishouden” wordt verstaan een natuurlijke of rechtspersoon dan wel een groep natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht, uitgezonderd werknemers in de landbouw. Wanneer een rechtspersoon dan wel een groep van rechtspersonen als een lid van het landbouwhuishouden wordt beschouwd, moet dit lid ten tijde van het aanvragen van de steun een landbouwactiviteit op het landbouwbedrijf uitoefenen.
3.  Onder „lid van het landbouwhuishouden” wordt verstaan een natuurlijke of rechtspersoon dan wel een groep natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht, uitgezonderd werknemers in de landbouw. Wanneer een rechtspersoon dan wel een groep van rechtspersonen als een lid van het landbouwhuishouden wordt beschouwd, moet dit lid ten tijde van het aanvragen van de steun een landbouwactiviteit op het landbouwbedrijf uitoefenen.
4.  De in lid 1, onder a), bedoelde steun wordt slechts verleend wanneer een bedrijfsplan wordt overgelegd. Uiterlijk zes maanden na de datum van het besluit tot verlening van de steun moet de uitvoering van het bedrijfsplan van start gaan.
4.  De in lid 1, onder a), bedoelde steun wordt slechts verleend wanneer een bedrijfsplan wordt overgelegd. Uiterlijk zes maanden na de datum van het besluit tot verlening van de steun moet de uitvoering van het bedrijfsplan van start gaan.
De lidstaten stellen boven- en benedengrenzen vast voor de toegang van landbouwbedrijven tot de respectievelijk in lid 1, onder a) i), en in lid 1, onder a) iii), bedoelde steun. De benedengrens voor steunverlening in het kader van lid 1, onder a) i), dient aanzienlijk hoger te liggen dan de bovengrens voor steunverlening in het kader van lid 1, onder a) iii). De steun mag uitsluitend worden verleend aan kleine en micro-ondernemingen.

De lidstaten stellen boven- en benedengrenzen vast voor de toegang van landbouwbedrijven tot de respectievelijk in lid 1, onder a) i), en in lid 1, onder a) iii), bedoelde steun. De benedengrens voor steunverlening in het kader van lid 1, onder a) i), dient aanzienlijk hoger te liggen dan de bovengrens voor steunverlening in het kader van lid 1, onder a) iii). De steun mag uitsluitend worden verleend aan kleine en micro-ondernemingen.

De in lid 1, onder a) i), bedoelde steun kan ook worden verleend voor het pachten van land door jonge landbouwers en kan de vorm aannemen van een bankwaarborg voor landpachtovereenkomsten en rentesubsidie.

5.  De in lid 1, onder a) bedoelde steun wordt verleend in de vorm van een forfaitaire betaling die gedurende een periode van maximaal vijf jaar kan worden betaald in ten minste twee tranches. De tranches kunnen degressief zijn. De laatste tranche van de in lid 1, onder a i) en ii), bedoelde steun mag slechts worden betaald indien het bedrijfsplan correct wordt uitgevoerd.
5.  De in lid 1, onder a) bedoelde steun wordt verleend in de vorm van een forfaitaire betaling die gedurende een periode van maximaal vijf jaar kan worden betaald in ten minste twee tranches. De tranches kunnen degressief zijn. De laatste tranche van de in lid 1, onder a i) en ii), bedoelde steun mag slechts worden betaald indien het bedrijfsplan correct wordt uitgevoerd.
6.  Het maximale steunbedrag voor lid 1, onder a), is vastgesteld in bijlage I. De lidstaten stellen het bedrag van de in lid 1, onder a) i) en ii), bedoelde steun vast en houden daarbij onder meer rekening met de sociaaleconomische toestand in het programmagebied.
6.  Het maximale steunbedrag voor lid 1, onder a), is vastgesteld in bijlage I. De lidstaten stellen het bedrag van de in lid 1, onder a) i) en ii), bedoelde steun vast en houden daarbij onder meer rekening met de sociaaleconomische toestand in het programmagebied.
7.  De in lid 1, onder c), bedoelde steun bedraagt 120 % van de jaarlijkse betaling die de begunstigde heeft ontvangen in het kader van de regeling voor kleine landbouwers.
7.  De in lid 1, onder c), bedoelde steun bedraagt 120% van de jaarlijkse betaling die de begunstigde heeft ontvangen in het kader van de regeling voor kleine landbouwers, berekend voor de periode tussen de datum van de overdracht en 31 december 2020. Het overeenkomstige bedrag wordt in één keer uitbetaald.
7 bis. De in het kader van lid 1, onder (c bis), verleende steun wordt in één keer uitbetaald en mag het in bijlage I vastgestelde maximumbedrag niet overschrijden.

8.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de minimuminhoud van bedrijfsplannen, en met betrekking tot de criteria die de lidstaten moeten gebruiken voor de vaststelling van de in lid 4 bedoelde grenzen.
8.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de minimuminhoud van bedrijfsplannen, en met betrekking tot de criteria die de lidstaten moeten gebruiken voor de vaststelling van de in lid 4 bedoelde grenzen.
Amendement 62
Voorstel voor een verordening
Artikel 21
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend voor:
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend voor:
(a) het opstellen en bijwerken van plannen voor de ontwikkeling van gemeenten in plattelandsgebieden en hun gemeentelijke basisdiensten, alsmede van beschermings- en beheersplannen betreffende Natura 2000-gebieden en andere gebieden met een hoge natuurwaarde;
(a) het opstellen en bijwerken van plannen voor de ontwikkeling van gemeenten in plattelandsgebieden en hun gemeentelijke basisdiensten, alsmede van beschermings- en beheersplannen betreffende Natura 2000-gebieden en andere gebieden met een hoge natuurwaarde;
(b) investeringen in het opzetten, verbeteren en uitbreiden van alle soorten kleinschalige infrastructuur, inclusief investeringen in hernieuwbare energie;
(b) investeringen in het opzetten, verbeteren en uitbreiden van alle soorten kleinschalige infrastructuur, inclusief de ontwikkeling en uitbreiding van plaatselijke markten en landbouwtoerisme, alsmede investeringen in hernieuwbare energie, energiezuinige systemen en duurzame systemen voor hulpbronnen- en afvalbeheer;
(c) breedbandinfrastructuur, inclusief het opzetten, verbeteren en uitbreiden ervan, passieve breedbandinfrastructuur en de verlening van toegang tot breedband en openbare e-overheidsoplossingen;
(c) breedbandinfrastructuur, inclusief het opzetten, verbeteren en uitbreiden ervan, passieve breedbandinfrastructuur en de verlening van toegang tot breedband en openbare e-overheidsoplossingen;
(d) investeringen in het opzetten, verbeteren en uitbreiden van plaatselijke basisdiensten voor de plattelandsbevolking, met inbegrip van vrije tijd en cultuur, en de desbetreffende infrastructuur;
(d) investeringen in het opzetten, verbeteren en uitbreiden van plaatselijke basisdiensten voor de plattelandsbevolking, met inbegrip van vrije tijd en cultuur, en de desbetreffende infrastructuur;
(e) investeringen door openbare instanties in recreatie-infrastructuur, toeristische informatie en de bewegwijzering voor toeristische bestemmingen;
(e) investeringen van algemeen nut in recreatie-infrastructuur, toeristische informatie, kleinschalige toeristische infrastructuur, marketing van diensten op het gebied van plattelandstoerisme en de bewegwijzering voor toeristische bestemmingen;
(f) studies en investeringen met betrekking tot het onderhoud, het herstel en de opwaardering van het natuurlijke en culturele erfgoed van dorpen en rurale landschappen, met inachtneming van daarmee verbonden sociaaleconomische aspecten;
(f) studies en investeringen met betrekking tot het onderhoud, het herstel en de opwaardering van het natuurlijke en culturele erfgoed van dorpen en rurale landschappen, met inachtneming van daarmee verbonden sociaaleconomische aspecten;
(g) investeringen voor het verplaatsen van activiteiten en het verbouwen van gebouwen of andere voorzieningen die dichtbij rurale woongebieden gelegen zijn, met als doel de levenskwaliteit te verbeteren of de milieuprestatie van deze woongebieden te verbeteren.
(g) investeringen voor het verplaatsen van activiteiten en het verbouwen van gebouwen of andere voorzieningen die dichtbij rurale woongebieden gelegen zijn, met als doel de levenskwaliteit te verbeteren of de milieuprestatie van deze woongebieden te verbeteren.
De prioriteit kan worden gegeven aan investeringen in door de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkelingsinitiatieven en investeringsprojecten die in handen van de gemeenschap zijn en door haar worden gecontroleerd.

2.  In het kader van deze maatregel wordt slechts steun verleend voor kleinschalige infrastructuur zoals door elke lidstaat in het programma wordt omschreven. In de plattelandsontwikkelingsprogramma's mogen echter specifieke afwijkingen van dit voorschrift worden opgenomen wanneer sprake is van investeringen in breedband en hernieuwbare energie. In dat geval moeten duidelijke criteria worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de hier bedoelde steun complementair is aan de steun die in het kader van andere EU-instrumenten wordt verstrekt.
2.  In het kader van deze maatregel wordt slechts steun verleend voor kleinschalige infrastructuur zoals door elke lidstaat in het programma wordt omschreven. In de plattelandsontwikkelingsprogramma's mogen echter specifieke afwijkingen van dit voorschrift worden opgenomen wanneer sprake is van investeringen in breedband en hernieuwbare energie. In dat geval moeten duidelijke criteria worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de hier bedoelde steun complementair is aan de steun die in het kader van andere EU-instrumenten wordt verstrekt.
3.  In lid 1 bedoelde investeringen komen voor steun in aanmerking wanneer de betrokken concrete acties overeenkomstig de plannen voor de ontwikkeling van de gemeenten in plattelandsgebieden en de gemeentelijke basisdiensten worden uitgevoerd, voor zover dergelijke plannen voorhanden zijn en consistent zijn met de eventueel voorhanden zijne plaatselijke ontwikkelingsstrategie.
3.  In lid 1 bedoelde investeringen komen voor steun in aanmerking wanneer de betrokken concrete acties overeenkomstig de plannen voor de ontwikkeling van de gemeenten in plattelandsgebieden en de gemeentelijke basisdiensten worden uitgevoerd, voor zover dergelijke plannen voorhanden zijn en consistent zijn met de eventueel voorhanden zijnde plaatselijke ontwikkelingsstrategie.
4.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de omschrijving van de types infrastructuur voor hernieuwbare energie die voor steun op grond van deze maategel in aanmerking komen.
4.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de omschrijving van de types infrastructuur voor hernieuwbare energie die voor steun op grond van deze maategel in aanmerking komen.
Amendement 63
Voorstel voor een verordening
Artikel 22
Artikel 22

Artikel 22

Investeringen in de ontwikkeling van het bosareaal en verbetering van de rendabiliteit van de bossen

Investeringen in de duurzame ontwikkeling van het bosareaal en verbetering van de rendabiliteit van de bossen

1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend voor:
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend voor:
(a) bebossing en de aanleg van beboste gebieden;
(a) bebossing en de aanleg van beboste gebieden;
(b) de invoering van boslandbouwsystemen;
(b) de invoering van boslandbouwsystemen;
(c) de preventie en het herstel van schade die aan bossen wordt toegebracht door bosbranden en natuurrampen, met inbegrip van uitbraken van plagen en ziekten, rampzalige gebeurtenissen en klimaatgerelateerde bedreigingen;
(c) de preventie en het herstel van schade die aan bossen wordt toegebracht door bosbranden en natuurrampen, met inbegrip van uitbraken van plagen en ziekten, rampzalige gebeurtenissen en klimaatgerelateerde bedreigingen;
(d) investeringen ter verbetering van de veerkracht en de milieuwaarde alsook van het mitigatiepotentieel van bosecosystemen;
(d) investeringen ter verbetering van de veerkracht en de milieuwaarde alsook van het mitigatiepotentieel van bosecosystemen;
(e) investeringen in nieuwe bosbouwtechnologieën en in de verwerking en de afzet van bosproducten.
(e) investeringen in betere bosbouwtechnologieën en in de verwerking, het transport en de afzet van bosproducten.
2.  Beperkingen op de eigendom van bossen zoals bedoeld in de artikelen 36 tot en met 40, zijn niet van toepassing op de tropische en subtropische bossen en op de beboste gebieden op de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden, de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EEG) nr. 2019/93, en in de Franse overzeese departementen.
2.  Beperkingen op de eigendom van bossen zoals bedoeld in de artikelen 23 tot en met 27, zijn niet van toepassing op de tropische en subtropische bossen en op de beboste gebieden op de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden, de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EEG) nr. 2019/93 van 19 juli 1993 houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee, en in de Franse overzeese departementen.
Voor landbouwbedrijven vanaf een bepaalde door de lidstaten in het programma vast te stellen omvang, is steun afhankelijk van de indiening van een bosbeheersplan of een gelijkwaardig instrument in overeenstemming met duurzaam bosbeheer zoals vastgesteld in de ministeriële conferentie over de bescherming van de bossen in Europa van 1993 (hierna: „duurzaam bosbeheer”).

Voor landbouwbedrijven vanaf een bepaalde door de lidstaten in het programma vast te stellen omvang, is steun afhankelijk van de presentatie van de relevante gegevens van een bosbeheerplan of een gelijkwaardig instrument in overeenstemming met duurzaam bosbeheer zoals vastgesteld in de ministeriële conferentie over de bescherming van de bossen in Europa van 1993 (hierna: „duurzaam bosbeheer”).

3.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de voorwaarden op grond waarvan wordt bepaald of een natuurramp of een uitbraak van een plaag of een ziekte heeft plaatsgevonden, en met betrekking tot de omschrijving van de soorten preventieve acties die voor steun in aanmerking komen.
3.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de voorwaarden op grond waarvan wordt bepaald of een natuurramp of een uitbraak van een plaag of een ziekte heeft plaatsgevonden, en met betrekking tot de omschrijving van de soorten preventieve acties die voor steun in aanmerking komen.
Amendement 64
Voorstel voor een verordening
Artikel 23
1.  In het kader van artikel 22, lid 1, onder a), wordt aan particuliere en in een vereniging georganiseerde grondeigenaren, pachters en gemeenten gedurende maximaal 10 jaar steun ter dekking van de aanlegkosten verleend, alsmede een jaarlijkse premie voor de kosten van onderhoudsactiviteiten zoals zuivering en dunning.
1.  In het kader van artikel 22, lid 1, onder a), wordt aan particuliere en in een vereniging georganiseerde grondeigenaren, pachters en gemeenten gedurende maximaal vijftien jaar steun ter dekking van de aanlegkosten verleend, alsmede een jaarlijkse premie voor de kosten van onderhoudsactiviteiten zoals zuivering en dunning.
2.  Zowel landbouwgrond als andere dan landbouwgrond komt voor steun in aanmerking. De aangeplante soorten zijn aangepast aan de plaatselijke milieu- en klimaatomstandigheden en beantwoorden aan de minimale milieuvereisten. Er wordt geen steun verleend voor de aanplant van hakhout met korte omlooptijd, kerstbomen en snelgroeiende soorten die bestemd zijn voor de energieproductie. In gebieden waar de bebossing bemoeilijkt wordt door moeilijke bodem- en klimaatomstandigheden, kan steun worden verleend voor de aanplant van andere meerjarige houtachtige planten, zoals struiken die bestand zijn tegen de plaatselijke omstandigheden.
2.  Zowel landbouwgrond als andere dan landbouwgrond komt voor steun in aanmerking. De aangeplante soorten zijn aangepast aan de plaatselijke milieu- en klimaatomstandigheden en voldoen aan de minimale milieuvereisten. Er wordt geen steun verleend voor de aanplant van bomen voor hakhout met korte omlooptijd, kerstbomen en snelgroeiende soorten die bestemd zijn voor de energieproductie. In gebieden waar de bebossing bemoeilijkt wordt door moeilijke bodem- en klimaatomstandigheden, kan steun worden verleend voor de aanplant van andere meerjarige houtachtige planten, zoals struiken die bestand zijn tegen de plaatselijke omstandigheden. Teneinde schadelijke effecten op het milieu of de biodiversiteit te vermijden, kunnen de lidstaten bepaalde gebieden aanwijzen als ongeschikt voor bebossing.
3.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van de in lid 2 bedoelde de minimale milieuvereisten.
3.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot bepaling van de vaststelling van de in lid 2 bedoelde de minimale milieuvereisten, waarbij rekening wordt gehouden met de diversiteit van bosecosystemen in de gehele Unie.
Amendement 65 en 169
Voorstel voor een verordening
Artikel 24
1.  In het kader van artikel 22, lid 1, onder b), wordt aan individuele of in een vereniging georganiseerde particuliere grondeigenaren, pachters en gemeenten gedurende maximaal drie jaar steun ter dekking van de invoeringskosten verleend, alsmede een jaarlijkse premie per hectare voor de kosten van onderhoudsactiviteiten.
1.  In het kader van artikel 22, lid 1, onder b), wordt aan individuele of in een vereniging georganiseerde particuliere grondeigenaren, pachters en gemeenten gedurende maximaal vijf jaar steun ter dekking van de invoeringskosten verleend, alsmede een jaarlijkse premie per hectare voor de kosten van onderhoudsactiviteiten.
2. „Boslandbouwsystemen” zijn systemen voor grondgebruik waarbij de teelt van bomen wordt gecombineerd met extensieve landbouw op dezelfde grond. Het maximale aantal per hectare aan te planten bomen wordt door de lidstaten bepaald met inachtneming van de plaatselijke bodem- en klimaatgesteldheid, de bosbouwgewassoorten en de noodzaak het gebruik van de grond voor landbouwdoeleinden te waarborgen.
2. „Boslandbouwsystemen” zijn systemen voor grondgebruik waarbij de teelt van bomen wordt gecombineerd met landbouw op dezelfde grond. Het maximale aantal per hectare aan te planten bomen wordt door de lidstaten bepaald met inachtneming van de plaatselijke bodem- en klimaatgesteldheid, de bosbouwgewassoorten en de noodzaak het gebruik van de grond voor landbouwdoeleinden te waarborgen.
3.  De steun mag het in bijlage I vastgestelde maximale steunpercentage niet overschrijden.
3.  De steun mag het in bijlage I vastgestelde maximale steunpercentage niet overschrijden.
Motivering
Voor het toekomstgericht beheer van bossen en wouden, ongeacht de grootte van de bosbedrijven, bestaan al voldoende voorschriften op nationaal niveau. Als bosbedrijven ook nog eens gedwongen zouden worden om beheersplannen in te dienen, zou dat nog meer administratieve rompslomp betekenen.
Amendement 66
Voorstel voor een verordening
Artikel 25
1.  In het kader van artikel 22, lid 1, onder c), wordt aan individuele en in een vereniging georganiseerde particuliere, semiopenbare en openbare bosbezitters en gemeenten, alsmede voor staatsbossen steun verleend voor:
1.  In het kader van artikel 22, lid 1, onder c), wordt aan individuele en in een vereniging georganiseerde particuliere, semiopenbare en openbare bosbezitters en gemeenten, alsmede voor staatsbossen steun verleend voor:
(a) de aanleg van beschermingsinfrastructuur. De steun voor brandstroken kan tevens steun voor de betrokken onderhoudskosten omvatten. Er wordt geen steun verleend voor landbouwgerelateerde activiteiten in gebieden waarop agromilieuverbintenissen van toepassing zijn;
(a) de aanleg van beschermingsinfrastructuur. De steun voor brandstroken kan tevens steun voor de betrokken onderhoudskosten omvatten. Er wordt geen steun verleend voor landbouwgerelateerde activiteiten in gebieden waarop agromilieuverbintenissen van toepassing zijn. Steun kan worden verleend aan veehouders wier vee door te grazen brand voorkomt;
(b) plaatselijke, kleinschalige activiteiten ter preventie van brand of andere natuurrisico's;
(b) plaatselijke, kleinschalige activiteiten ter preventie van brand of andere natuurrisico's;
(c) de aanleg en de verbetering van voorzieningen voor het monitoren van bosbranden, plagen en ziekten, en de installatie en verbetering van de betrokken communicatieapparatuur;
(c) de aanleg en de verbetering van voorzieningen voor het monitoren van bosbranden, plagen en ziekten, en de installatie en verbetering van de betrokken communicatieapparatuur; en
(d) het herstel van het bosbouwpotentieel dat is beschadigd ten gevolge van brand of andere natuurrampen zoals plagen, ziekten alsook rampzalige gebeurtenissen en aan de klimaatverandering gerelateerde gebeurtenissen.
(d) het herstel van het bosbouwpotentieel dat is beschadigd ten gevolge van brand of andere natuurrampen zoals plagen, ziekten alsook rampzalige gebeurtenissen en aan de klimaatverandering gerelateerde gebeurtenissen.
In gebieden die zijn aangemerkt als gebieden met een hoog risico, is de invoering van uitrusting om bosbranden te voorkomen een voorwaarde voor steun;

2.  Wat preventieve acties tegen plagen en ziekten betreft, moet het risico dat zich een ramp in dit verband voordoet, worden aangetoond aan de hand van wetenschappelijk bewijs en worden bevestigd door wetenschappelijke overheidsorganisaties. In voorkomend geval moet de lijst van soorten organismen die schadelijk zijn voor planten en een ramp kunnen veroorzaken, in het programma worden opgenomen.
2.  Wat preventieve acties tegen plagen en ziekten betreft, moet het risico dat zich een ramp in dit verband voordoet, worden aangetoond aan de hand van wetenschappelijk bewijs en worden bevestigd door wetenschappelijke overheidsorganisaties. In voorkomend geval moet de lijst van soorten organismen die schadelijk zijn voor planten en een ramp kunnen veroorzaken, in het programma worden opgenomen.
De gesubsidieerde concrete acties moeten consistent zijn met het door de betrokken lidstaat opgestelde bosbeschermingsplan. Bedrijven met een omvang die groter is dan een bepaalde, door de lidstaat in het programma vast te stellen omvang, krijgen slechts steun indien zij een bosbeheersplan overleggen waarin de preventiedoelstellingen zijn opgenomen.

De gesubsidieerde concrete acties moeten consistent zijn met het door de betrokken lidstaat opgestelde bosbeschermingsplan. Bedrijven met een omvang die groter is dan een bepaalde, door de lidstaat in het programma vast te stellen omvang, krijgen slechts steun indien zij een bosbeheersplan overleggen waarin de preventiedoelstellingen zijn opgenomen.

Bosgebieden die overeenkomstig het door de lidstaat opgestelde bosbeschermingsplan als middelmatig tot zeer brandgevaarlijk worden aangemerkt, komen in aanmerking voor steun in verband met de bosbrandpreventie. Bosgebieden die overeenkomstig het door de lidstaat opgestelde bosbeschermingsplan als middelmatig tot zeer brandgevaarlijk worden aangemerkt, komen in aanmerking voor steun in verband met de bosbrandpreventie.

Bosgebieden die overeenkomstig het door de lidstaat opgestelde bosbeschermingsplan als middelmatig tot zeer brandgevaarlijk worden aangemerkt, komen in aanmerking voor steun in verband met de bosbrandpreventie. Bosgebieden die overeenkomstig het door de lidstaat opgestelde bosbeschermingsplan als middelmatig tot zeer brandgevaarlijk worden aangemerkt, komen in aanmerking voor steun in verband met de bosbrandpreventie.

3.  In het kader van lid 1, onder d), mag slechts steun worden verleend indien de bevoegde openbare autoriteiten van de lidstaten officieel bevestigen dat een natuurramp heeft plaatsgevonden en dat die natuurramp of de overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG vastgestelde maatregelen om een plantenziekte of plaag uit te roeien of in te dammen heeft geleid tot de vernieling van ten minste 30 % van het betrokken bosbouwpotentieel. Het betrokken percentage wordt bepaald hetzij op basis van het gemiddelde bosbouwpotentieel in de laatste drie jaar vóór de ramp, hetzij op basis van het gemiddelde bosbouwpotentieel in de laatste vijf jaar vóór de ramp, het hoogste en het laagste cijfer niet meegerekend.
3.  In het kader van lid 1, onder d), mag slechts steun worden verleend indien de bevoegde openbare autoriteiten van de lidstaten officieel bevestigen dat een natuurramp heeft plaatsgevonden en dat die natuurramp of de overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG vastgestelde maatregelen om een plantenziekte of plaag uit te roeien of in te dammen hebben geleid tot de significante vernieling van het betrokken bosbouwpotentieel overeenkomstig een door de lidstaten te bepalen drempel. De omvang van de schade wordt bepaald hetzij op basis van het gemiddelde bosbouwpotentieel in de laatste drie jaar vóór de ramp, hetzij op basis van het gemiddelde bosbouwpotentieel in de laatste vijf jaar vóór de ramp, het hoogste en het laagste cijfer niet meegerekend.
4.  In het kader van deze maatregel wordt geen steun verleend voor inkomensverlies ten gevolge van de natuurramp.
4.  In het kader van deze maatregel wordt geen steun verleend voor inkomensverlies ten gevolge van de natuurramp.
De lidstaten voorkomen overcompensatie door erop toe te zien dat de begunstigden naast de in het kader van deze maatregel verleende steun geen andere steun op grond van andere nationale of uniale steuninstrumenten of op grond van particuliere verzekeringsregelingen ontvangen.

De lidstaten voorkomen overcompensatie door erop toe te zien dat de begunstigden naast de in het kader van deze maatregel verleende steun geen andere steun op grond van andere nationale of uniale steuninstrumenten of op grond van particuliere verzekeringsregelingen ontvangen.

Amendement 67
Voorstel voor een verordening
Artikel 27
Artikel 27

Artikel 27

Investeringen in nieuwe bosbouwtechnologieën en in de verwerking en de afzet van bosproducten

Investeringen in betere bosbouwtechnologieën en in de verwerking, het transport en de afzet van bosproducten

1.  In het kader van artikel 22, lid 1, onder e), wordt aan individuele of in een vereniging georganiseerde particuliere bosbezitters en gemeenten, alsmede aan kmo's steun verleend voor investeringen die betrekking hebben op het verbetering van het bosbouwpotentieel of op waarde toevoegende verwerking en afzet van bosproducten. Wat de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden, de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EEG) nr. 2019/93, en de Franse overzeese departementen betreft, kan ook steun worden verleend aan andere bedrijven dan kmo's.
1.  In het kader van artikel 22, lid 1, onder e), wordt aan individuele of in een vereniging georganiseerde particuliere bosbezitters en gemeenten, alsmede aan kmo's steun verleend voor investeringen die betrekking hebben op het verbeteren van het bosbouwpotentieel of op verwerking, transport en afzet met een toevoegende waarde voor bosproducten. Wat de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden, de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EEG) nr. 2019/93, en de Franse overzeese departementen betreft, kan ook steun worden verleend aan andere bedrijven dan kmo's.
Steun wordt alleen verleend voor investeringen en technologieën die aan Verordening nr. (EU) 995/2010 voldoen en niet schadelijk zijn voor de biodiversiteit of andere ecosysteemdiensten in bossen.

2.  Investeringen om de economische waarde van bossen te vergroten, moeten op het niveau van het bosbedrijf worden gedaan en kunnen betrekking hebben op bodemvriendelijke, zuinige oogstmachines en praktijken.
2.  Investeringen om de economische waarde van bossen te vergroten, moeten op het niveau van het bosbedrijf worden gedaan en kunnen betrekking hebben op bodemvriendelijke, zuinige oogstmachines en praktijken.
3.  Voor investeringen met betrekking tot het gebruik van hout als grondstof of energiebron geldt een beperking tot alle handelingen die aan industriële verwerking voorafgaan.
3.  Voor investeringen met betrekking tot het gebruik van hout als grondstof of energiebron geldt een beperking tot alle handelingen die aan industriële verwerking voorafgaan.
4.  De steun mag de in bijlage I vastgestelde maximale steunpercentages niet overschrijden.
4.  De steun mag de in bijlage I vastgestelde maximale steunpercentages niet overschrijden.
Amendement 68
Voorstel voor een verordening
Artikel 28
Artikel 28

Artikel 28

Oprichting van producentengroeperingen

Oprichting van producentengroeperingen en -organisaties

1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend ter bevordering van de oprichting van producentengroeperingen in de landbouw- en de bosbouwsector, met als doel:
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend ter bevordering van de oprichting en ontwikkeling van producentengroeperingen en -organisaties in de landbouw- en de bosbouwsector, met als doel:
(a) de productie van de aangesloten producenten aan te passen aan de markteisen;
(a) de productie van de aangesloten producenten aan te passen aan de markteisen;
(b) goederen gezamenlijk op de markt te brengen, met inbegrip van de voorbereiding voor de verkoop, de centralisatie van de verkoop en de levering aan bulkkopers;
(b) goederen gezamenlijk op de markt te brengen, met inbegrip van de voorbereiding voor de verkoop, de centralisatie van de verkoop en de levering aan bulkkopers;
(c) gemeenschappelijke regels vast te stellen voor de verstrekking van informatie over de productie, en vooral over de oogst en de beschikbaarheid van producten; and
(c) gemeenschappelijke regels vast te stellen voor de verstrekking van informatie over de productie, en vooral over de oogst en de beschikbaarheid van producten; and
(d) eventueel andere activiteiten te verrichten, onder meer op het gebied van de ontwikkeling van bedrijfsvoerings- en marketingvaardigheden en de organisatie en bevordering van innovatieprocessen.
(d) eventueel andere activiteiten te verrichten, onder meer op het gebied van de ontwikkeling van bedrijfsvoerings- en marketingvaardigheden en de organisatie en bevordering van innovatieprocessen.
2.  De steun wordt verleend aan producentengroeperingen die op basis van een bedrijfsplan officieel door de bevoegde autoriteit van de lidstaat zijn erkend. De steun mag uitsluitend worden verleend aan producentengroeperingen die onder de definitie van kmo's vallen.
2.  De steun wordt verleend aan producentengroeperingen die op basis van een bedrijfsplan officieel door de bevoegde autoriteit van de lidstaat zijn erkend. De prioriteit kan worden gegeven aan producentengroeperingen van kwaliteitsproducten als bedoeld in artikel 17 alsmede aan micro-ondernemingen. De steun wordt niet verleend aan producentengroeperingen die niet beantwoorden aan de criteria in de definitie van kmo's.
De lidstaten verifiëren of de doelstellingen van het bedrijfsplan uiterlijk vijf jaar na de erkenning van de producentengroepering zijn bereikt.

De lidstaten verifiëren of de doelstellingen van het bedrijfsplan uiterlijk vijf jaar na de erkenning van de producentengroepering zijn bereikt.

3.  De steun wordt op forfaitaire basis in jaartranches verleend voor de eerste vijf jaren na de datum waarop de producentengroepering op basis van zijn bedrijfsplan is erkend. Het steunbedrag wordt berekend op basis van de jaarlijkse door de groepering afgezette productie. De lidstaten betalen de laatste tranche pas wanneer zij hebben geverifieerd dat het bedrijfsplan correct is uitgevoerd.
3.  De steun wordt op forfaitaire basis in jaartranches verleend voor de eerste vijf jaren na de datum waarop de producentengroepering op basis van zijn bedrijfsplan is erkend. Het steunbedrag wordt berekend op basis van de jaarlijkse door de groepering afgezette productie. De lidstaten betalen de laatste tranche pas wanneer zij hebben geverifieerd dat het bedrijfsplan correct is uitgevoerd.
Gedurende het eerste jaar kunnen de lidstaten steun aan de producentengroeperingen betalen die wordt berekend op basis van de gemiddelde jaarlijkse waarde van de productie die de aangesloten leden gedurende een periode van drie jaar vóór hun toetreding tot de groepering hebben afgezet. Wat producentengroeperingen in de bosbouwsector betreft, wordt de steun berekend op basis van de gemiddelde productie die de aangesloten leden gedurende een periode van vijf jaar vóór de erkenning hebben afgezet, de hoogste en de laagste waarde niet meegerekend.

Gedurende het eerste jaar kunnen de lidstaten steun aan de producentengroeperingen betalen die wordt berekend op basis van de gemiddelde jaarlijkse waarde van de productie die de aangesloten leden gedurende een periode van drie jaar vóór hun toetreding tot de groepering hebben afgezet. Wat producentengroeperingen in de bosbouwsector betreft, wordt de steun berekend op basis van de gemiddelde productie die de aangesloten leden gedurende een periode van vijf jaar vóór de erkenning hebben afgezet, de hoogste en de laagste waarde niet meegerekend.

4.  De steun mag de in bijlage I vastgestelde maximumpercentages en -bedragen niet overschrijden.
4.  De steun mag de in bijlage I vastgestelde maximumpercentages en -bedragen niet overschrijden.
Amendement 144
Voorstel voor een verordening
Artikel 29
1.  De lidstaten stellen de in het kader van deze maatregel verleende steun overeenkomstig hun specifieke nationale, regionale of plaatselijke behoeften en prioriteiten ter beschikking op hun hele grondgebied. Opname van deze maatregel in de plattelandsontwikkelingsprogramma's is verplicht.
1.  De lidstaten stellen de in het kader van deze maatregel verleende steun overeenkomstig hun specifieke nationale, regionale of plaatselijke behoeften en prioriteiten ter beschikking op hun hele grondgebied. Deze maatregel is gericht op het behoud en de bevordering van de nodige veranderingen in de landbouwpraktijken die een positieve bijdrage leveren aan het milieu en het klimaat. Opname van deze maatregel in de plattelandsontwikkelingsprogramma's is verplicht.
2.  De agromilieu- en klimaatbetalingen worden verleend aan landbouwers, groepen van landbouwers of groepen van landbouwers en andere grondbeheerders die zich er op vrijwillige basis toe verbinden concrete acties uit te voeren die bestaan uit een of meer agromilieu- en klimaatverbintenissen voor landbouwgrond. Agromilieu- en klimaatbetalingen kunnen aan andere grondbeheerders of groepen van andere grondbeheerders worden verleend wanneer dit naar behoren gerechtvaardigd is om milieudoelstellingen te bereiken.
2.  De agromilieu- en klimaatbetalingen worden verleend aan landbouwers, groepen van landbouwers of groepen van landbouwers en andere grondbeheerders die zich er op vrijwillige basis toe verbinden concrete acties uit te voeren die bestaan uit een of meer agromilieu- en klimaatverbintenissen voor landbouwgrond of voor de landbouw geschikte grond. In het kader van de agromilieuprogramma's moet worden gefocust op voorbeelden van beste praktijken (volgens het „voorlopersbeginsel”), met inbegrip van die op het gebied van grondbeheer, waterbeheer, biodiversiteit, recyclage van nutriënten en de instandhouding van het ecosysteem, en moet de prioriteit worden gegeven aan investeringen in deze technieken. Daarnaast moet worden gestreefd naar een verspreiding van de beste praktijken over het hele grondgebied van het programma. Klimaatbetalingen kunnen gericht zijn op de verbetering van de prestaties die het gehele landbouwbedrijf of landbouwsysteem levert in verband met de vermindering van broeikasgassen. Agromilieu- en klimaatbetalingen kunnen aan andere grondbeheerders of groepen van andere grondbeheerders worden verleend wanneer dit naar behoren gerechtvaardigd is om milieudoelstellingen te bereiken.
3.  De agromilieu- en klimaatbetalingen mogen slechts worden verricht indien de betrokken verbintenissen verder gaan dan de ter zake relevante dwingende normen zoals bedoeld in titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. HV/2012, andere ter zake relevante verplichtingen zoals bedoeld in titel III, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. RB/2012, ter zake relevante minimumvereisten voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en andere ter zake relevante dwingende voorschriften die bij de nationale wetgeving zijn vastgesteld. Al deze dwingende voorschriften worden in het programma omschreven.
3.  De agromilieu- en klimaatbetalingen mogen slechts worden verricht indien de betrokken verbintenissen verder gaan dan de ter zake relevante dwingende normen zoals bedoeld in titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. HV/2012, alle ter zake relevante verplichtingen zoals bedoeld in titel III, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. RB/2012, ter zake relevante minimumvereisten voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en andere ter zake relevante dwingende voorschriften die bij de nationale wetgeving zijn vastgesteld. Al deze dwingende voorschriften worden in het programma omschreven.
4.  De lidstaten spannen zich in om personen die zich ertoe verbinden concrete acties in het kader van deze maatregel uit te voeren, te voorzien van de voor de uitvoering ervan vereiste kennis en informatie, onder meer door voor de verbintenis relevant deskundigenadvies beschikbaar te stellen en/of door de steunverlening in het kader van deze maatregel te koppelen aan de eis voor relevante opleiding te zorgen.
4.  De lidstaten spannen zich in om personen die zich ertoe verbinden concrete acties in het kader van deze maatregel uit te voeren, te voorzien van de voor de uitvoering ervan vereiste kennis en informatie, onder meer door voor de verbintenis relevant deskundigenadvies beschikbaar te stellen en/of door de steunverlening in het kader van deze maatregel te koppelen aan de eis voor relevante opleiding te zorgen.
5.  De onder deze maatregel vallende verbintenissen worden aangegaan voor een periode van vijf tot zeven jaar. Wanneer dat nodig is om de nagestreefde milieuvoordelen te bereiken of te behouden, kunnen de lidstaten in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's echter een langere periode vaststellen voor bepaalde soorten verbintenissen, onder meer door te voorzien in een jaarlijkse verlenging ervan na afloop van de eerste periode.
5.  De onder deze maatregel vallende verbintenissen worden aangegaan voor een periode van vijf tot zeven jaar. Wanneer dat nodig is om de nagestreefde milieuvoordelen te bereiken of te behouden, kunnen de lidstaten in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's echter een langere periode vaststellen voor bepaalde soorten verbintenissen, onder meer door te voorzien in een jaarlijkse verlenging ervan na afloop van de eerste periode. Voor nieuwe verbintenissen die rechtstreeks volgen op de verbintenis van de initiële periode, kunnen de lidstaten in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's in een kortere periode voorzien.
6.  De betalingen worden jaarlijks verleend en vergoeden de begunstigden geheel of gedeeltelijk voor de extra kosten en de gederfde inkomsten die voortvloeien de aangegane verbintenissen. In voorkomend geval kunnen de betalingen ook worden gebruikt ter dekking van transactiekosten ter waarde van maximaal 20 % van de premie die voor de agromilieu- en klimaatverbintenissen wordt betaald. Indien de verbintenissen worden aangegaan door groepen van landbouwers, bedraagt dit maximum 30 %.
6.  De betalingen worden jaarlijks verleend en vergoeden de begunstigden geheel of gedeeltelijk voor de extra kosten en de gederfde inkomsten die voortvloeien de aangegane verbintenissen. In voorkomend geval kunnen de betalingen ook worden gebruikt ter dekking van transactiekosten ter waarde van maximaal 20 % van de premie die voor de agromilieu- en klimaatverbintenissen wordt betaald. Indien de verbintenissen deel uitmaken van een collectieve actie, bedraagt dit maximum 30 %.
Uit het ELFPO wordt geen steun verleend voor verbintenissen bedoeld in hoofdstuk 2 van titel III van Verordening (EU) nr. RB/2012.

6 bis. Voor acties inzake milieubehoud kunnen de lidstaten, in naar behoren gemotiveerde gevallen, in afwijking van lid 6, steun verlenen in de vorm van een vast bedrag of een eenmalige betaling per eenheid voor verbintenissen om af te zien van het commerciële gebruik van gebieden. Deze steun wordt berekend op basis van de extra kosten en de gederfde inkomsten.

7.  Indien dat vereist is om de doeltreffende toepassing van de maatregel te waarborgen, kunnen de lidstaten voor de selectie van de begunstigden gebruik maken van de in artikel 49, lid 3, bedoelde procedure.
7.  Indien dat vereist is om de doeltreffende toepassing van de maatregel te waarborgen, kunnen de lidstaten voor de selectie van de begunstigden gebruik maken van de in artikel 49, lid 3, bedoelde procedure.
8.  De steun mag de in bijlage I vastgestelde maximumbedragen niet overschrijden.
8.  De steun mag de in bijlage I vastgestelde maximumbedragen niet overschrijden.
In het kader van deze maatregel mag geen steun worden verleend voor verbintenissen die onder de maatregel biologische landbouw vallen.

In het kader van deze maatregel mag geen steun worden verleend voor verbintenissen die onder de maatregel biologische landbouw vallen.

9.  Er kan steun voor de instandhouding van genetische hulpbronnen in de landbouw worden verleend voor niet onder de leden 1 tot en met 8 vallende concrete acties.
9.  Er kan steun voor de instandhouding, het duurzame gebruik en de duurzame ontwikkeling van genetische hulpbronnen in de landbouw worden verleend voor niet onder de leden 1 tot en met 8 vallende concrete acties.
10.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de jaarlijkse verlenging van de verbintenissen na de eerste periode van de concrete acties, de voorwaarden voor verbintenissen op het gebied van de extensivering of het alternatieve beheer van de veehouderij, op het gebied van de beperking van het gebruik van meststoffen, plantbeschermingsmiddelen of andere productiemiddelen, op het gebied van het fokken van plaatselijke rassen die voor de landbouw verloren dreigen te gaan en op het gebied van de instandhouding van de plantaardige genetische hulpbronnen, alsmede gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de omschrijving van de concrete acties die op grond van lid 9 voor steun in aanmerking komen.
10.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de jaarlijkse verlenging van de verbintenissen na de eerste periode van de concrete acties, de voorwaarden voor verbintenissen op het gebied van de extensivering of het alternatieve beheer van de veehouderij, op het gebied van de beperking van het gebruik van meststoffen, plantbeschermingsmiddelen of andere productiemiddelen, op het gebied van het fokken van plaatselijke rassen die voor de landbouw verloren dreigen te gaan en op het gebied van de instandhouding van de plantaardige genetische hulpbronnen, alsmede gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de omschrijving van de concrete acties die op grond van lid 9 voor steun in aanmerking komen.
Amendement 70 en 145
Voorstel voor een verordening
Artikel 30
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend, per hectare OCG, aan landbouwers of groepen van landbouwers die zich op vrijwillige basis verbinden tot de omschakeling naar of het behoud van biologische landbouwpraktijken en -methoden zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad.
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend, per hectare OCG, aan landbouwers of groepen van landbouwers die zich op vrijwillige basis verbinden tot de omschakeling naar of het behoud van biologische landbouwpraktijken en -methoden zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten.
2.  De steun wordt slechts verleend voor verbintenissen die verder gaan dan de ter zake relevante dwingende normen zoals bedoeld in titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. HV/2012, de ter zake relevante minimumvereisten voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en andere ter zake relevante voorschriften die bij de nationale wetgeving zijn vastgesteld. Al deze voorschriften worden in het programma omschreven.
2.  De steun wordt slechts verleend voor verbintenissen die verder gaan dan de ter zake relevante dwingende normen zoals bedoeld in titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. HV/2012, de ter zake relevante verplichtingen zoals bedoeld in titel III, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. RB/2012, de ter zake relevante minimumvereisten voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en andere ter zake relevante voorschriften die bij de nationale wetgeving zijn vastgesteld. Al deze voorschriften worden in het programma omschreven.
3.  De onder deze maatregel vallende verbintenissen worden aangegaan voor een periode van vijf tot zeven jaar. Indien steun wordt verleend voor het behoud van de biologische landbouw, kunnen de lidstaten in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's voorzien in een jaarlijkse verlenging na afloop van de eerste periode.
3.  De onder deze maatregel vallende verbintenissen worden aangegaan voor een periode van vijf tot zeven jaar. Om het gebruik van deze maatregel ook na 2015 in de hand te werken, kunnen de lidstaten een mechanisme vaststellen om landbouwers te steunen door een follow-upmaatregel na 2020. Indien steun wordt verleend voor het behoud van de biologische landbouw, kunnen de lidstaten in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's voorzien in een jaarlijkse verlenging na afloop van de eerste periode.
4.  De betalingen worden jaarlijks verleend en vergoeden de begunstigden geheel of gedeeltelijk voor de extra kosten en de gederfde inkomsten die voortvloeien de aangegane verbintenissen. In voorkomend geval kunnen de betalingen ook worden gebruikt ter dekking van transactiekosten ter waarde van maximaal 20 % van de premie die voor de verbintenis wordt betaald. Indien de verbintenissen worden aangegaan door groepen van landbouwers, bedraagt dit maximum 30 %.
4.  De betalingen worden jaarlijks verleend en vergoeden de begunstigden geheel of gedeeltelijk voor de extra kosten en de gederfde inkomsten die voortvloeien de aangegane verbintenissen. In voorkomend geval kunnen de betalingen ook worden gebruikt ter dekking van transactiekosten ter waarde van maximaal 20% van de premie die voor de verbintenis wordt betaald. Indien de verbintenissen worden aangegaan door groepen van landbouwers of groepen van andere grondbeheerders, bedraagt dit maximum 30%.
5.  De steun mag de in bijlage I vastgestelde maximumbedragen niet overschrijden.
5.  De steun mag de in bijlage I vastgestelde maximumbedragen niet overschrijden.
5 bis. De lidstaten zetten in hun programma's voor plattelandsontwikkeling uiteen hoe deze maatregel gecombineerd kan worden met andere maatregelen, en met name met de maatregelen in de artikelen 17, 18, 28, 29, 31 en 36 voor de uitbreiding van biologische landbouw en de verwezenlijking van de milieu- en plattelandsdoelstellingen op het gebied van economie.

Amendement 71 en 146
Voorstel voor een verordening
Artikel 31
1.  In het kader van deze maatregel wordt jaarlijks steun per hectare OCG of per hectare bos verleend om de begunstigden te vergoeden voor de gemaakte kosten en de gederfde inkomsten als gevolg van nadelen die in de betrokken gebieden worden ondervonden door de uitvoering van de Richtlijnen 92/43/EEG, 2009/147/EG en 2000/60/EG.
1.  In het kader van deze maatregel wordt jaarlijks steun per hectare OCG of per hectare bos verleend om de begunstigden te vergoeden voor de gemaakte kosten en de gederfde inkomsten als gevolg van nadelen die in de betrokken gebieden worden ondervonden door de uitvoering van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna¹, Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand² en Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid³.
Voor permanente verbintenissen kan de betaling de vorm aannemen van een forfaitair bedrag per hectare OCG of per hectare bos dat de volledige vergoeding omvat. In dat geval worden de vereisten in de vorm van erfdienstbaarheden op het toekomstige gebruik van de grond in een nationaal grondboek geregistreerd. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de steun tevens worden verleend op basis van andere kosten per eenheid dan hectare, bijvoorbeeld per aantal kilometers waterloop.

De steun kan roerende en/of onroerende niet-productieve investeringen bestrijken die nodig zijn om te voldoen aan de vereisten in verband met de Richtlijnen 2009/147/EG, 92/43/EEG en 2000/60/EG.

2.  De steun wordt respectievelijk verleend aan landbouwers en aan particuliere bosbezitters en verenigingen van bosbezitters. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de steun tevens worden verleend aan andere grondbeheerders.
2.  De steun wordt respectievelijk verleend aan landbouwers en aan particuliere bosbezitters en verenigingen van bosbezitters. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de steun tevens worden verleend aan andere grondbeheerders.
3.  In de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG bedoelde steun wordt slechts aan landbouwers verleend indien zij nadelen ondervinden als gevolg van voorschriften die verder gaan dan de in artikel 94 en bijlage II van Verordening (EU) nr. HV/2012 bedoelde goede landbouw- en milieuconditie.
3.  In de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG bedoelde steun wordt slechts aan landbouwers verleend indien zij nadelen ondervinden als gevolg van voorschriften die verder gaan dan de in artikel 94 en bijlage II van Verordening (EU) nr. HV/2013 bedoelde goede landbouw- en milieuconditie en de ter zake relevante verplichtingen zoals bedoeld in titel III, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. RB/2013. In het plattelandsontwikkelingsprogramma kan in specifieke bepalingen worden voorzien voor gevallen waarin deze verplichtingen in het betrokken bedrijf niet verenigbaar zijn met de doelstellingen van die richtlijnen.
4.  In Richtlijn 2000/60/EG bedoelde steun wordt slechts verleend in verband met specifieke voorschriften die:
4.  In Richtlijn 2000/60/EG bedoelde steun wordt slechts verleend in verband met specifieke voorschriften die:
(a) zijn ingevoerd bij Richtlijn 2000/60/EG, in overeenstemming zijn met de maatregelenprogramma's van het stroomgebiedsbeheersplan om de milieudoelstellingen van die richtlijn te verwezenlijken, en verder gaan dan de maatregelen die nodig zijn voor de toepassing van andere EU-waterbeschermingswetgeving;
(a) zijn ingevoerd bij Richtlijn 2000/60/EG, in overeenstemming zijn met de maatregelenprogramma's van het stroomgebiedsbeheersplan om de milieudoelstellingen van die richtlijn te verwezenlijken, en verder gaan dan de maatregelen die nodig zijn voor de toepassing van andere EU-waterbeschermingswetgeving;
(b) verder gaan dan de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen en de goede landbouw- en milieuconditie zoals bedoeld in titel VI, hoofdstuk 1 van Verordening (EU) nr. HV/2012 en de verplichtingen die zijn vastgesteld in titel III, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. RB/2012;
(b) verder gaan dan de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen en de goede landbouw- en milieuconditie zoals bedoeld in titel VI, hoofdstuk 1 van Verordening (EU) nr …./2013 [HV] en de verplichtingen die zijn vastgesteld in titel III, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. …/2013 [RB];
(c) overeenkomstig artikel 4, lid 9, van Richtlijn 2000/60/EG verder gaan dan het beschermingsniveau dat werd geboden in de ten tijde van de vaststelling van Richtlijn 2000/60/EG al bestaande EU-wetgeving; en
(c) overeenkomstig artikel 4, lid 9, van Richtlijn 2000/60/EG verder gaan dan het beschermingsniveau dat werd geboden in de ten tijde van de vaststelling van Richtlijn 2000/60/EG al bestaande EU-wetgeving; en
(d) ingrijpende wijzigingen in het bodemgebruik voorschrijven en/of ingrijpende beperkingen opleggen aan de landbouw die resulteren in een aanzienlijk verlies van inkomsten.
(d) ingrijpende wijzigingen in het bodemgebruik voorschrijven en/of ingrijpende beperkingen opleggen aan de landbouw die resulteren in een aanzienlijk verlies van inkomsten.
5.  De in de leden 3 en 4 bedoelde voorschriften worden in het programma omschreven.
5.  De in de leden 3 en 4 bedoelde voorschriften worden in het programma omschreven.
6.  De volgende gebieden komen in aanmerking voor de betalingen:
6.  De volgende gebieden komen in aanmerking voor de betalingen:
(a) overeenkomstig de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG aangewezen Natura 2000-landbouwgebieden en Natura 2000-bosbouwgebieden;
(a) overeenkomstig de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG aangewezen Natura 2000-landbouwgebieden en Natura 2000-bosbouwgebieden;
(b) andere afgebakende natuurbeschermingsgebieden met specifieke beperkingen op milieugebied voor landbouw of bossen, die bijdragen tot de uitvoering van artikel 10 van Richtlijn 92/43/EEG. De oppervlakte van deze gebieden mag per plattelandsontwikkelingsprogramma niet groter zijn dan 5 % van de oppervlakte van de aangewezen Natura 2000-gebieden die onder de territoriale reikwijdte van het betrokken programma vallen;
(b) andere afgebakende natuurbeschermingsgebieden met specifieke beperkingen op milieugebied voor landbouw of bossen, die bijdragen tot de verbetering van de populaties van soorten in bijlage IV van Richtlijn 92/43/EEG, tot de uitvoering van artikel 10 van Richtlijn 92/43/EEG en tot alle vogelsoorten in overeenstemming met artikel 1 van Richtlijn 2009/147/EG. De oppervlakte van deze gebieden mag per plattelandsontwikkelingsprogramma niet groter zijn dan 7% van de oppervlakte van de aangewezen Natura 2000-gebieden die onder de territoriale reikwijdte van het betrokken programma vallen;
(c) landbouwgebieden die zijn opgenomen in stroomgebiedsbeheersplannnen overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG.
(c) landbouw- en bosbouwgebieden die zijn opgenomen in stroomgebiedsbeheersplannen overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG.
7.  De steun mag de in bijlage I vastgestelde maximumbedragen niet overschrijden.
7.  De steun mag de in bijlage I vastgestelde maximumbedragen niet overschrijden.
De lidstaten kunnen, in hun financieringsplannen, afzonderlijke begrotingen voorleggen voor betalingen voor Natura 2000-landbouwgebieden, Natura 2000-bosbouwgebieden en betalingen in het kader van de waterrichtlijn.

–––––––––––––––
1 PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.
2 PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7.
3 PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.
Amendement 72
Voorstel voor een verordening
Artikel 32
1.  Aan landbouwers in berggebieden en andere gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen worden jaarlijks betalingen per hectare OCG toegekend om hen te vergoeden voor de extra kosten en de gederfde inkomsten die voortvloeien uit de beperkingen waarmee de landbouwproductie in het betrokken gebied wordt geconfronteerd.
1.  Aan landbouwers in berggebieden en andere gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen worden jaarlijks betalingen per hectare OCG toegekend om hen te vergoeden voor de extra kosten en de gederfde inkomsten die voortvloeien uit de beperkingen waarmee de landbouwproductie in het betrokken gebied wordt geconfronteerd.
Voor de berekening van de extra kosten en de gederfde inkomsten wordt een vergelijking gemaakt met gebieden die niet met natuurlijke of andere specifieke beperkingen worden geconfronteerd en hierbij wordt tevens rekening gehouden met de betalingen op grond van titel III, hoofdstuk 3, van Verordening (EU) nr. RB/2012.

Voor de berekening van de extra kosten en de gederfde inkomsten wordt een vergelijking gemaakt met gebieden die niet met natuurlijke of andere specifieke beperkingen worden geconfronteerd. De lidstaten voorkomen overcompensatie door erop toe te zien dat de begunstigden naast de in het kader van deze maatregel verleende steun geen andere steun op grond van andere nationale steuninstrumenten of steuninstrumenten van de Unie ontvangen.

Bij de berekening van de extra kosten en de gederfde inkomsten kunnen de lidstaten, indien dit gerechtvaardigd is, een onderscheid maken zodat rekening wordt gehouden met:

– de specifieke situatie en ontwikkelingsdoelstellingen van de betrokken regio;
– de ernst van permanente natuurlijke belemmeringen voor landbouwactiviteiten;
– het type productie en in voorkomend geval de economische structuur van de bedrijven.
2.  De betalingen worden toegekend aan landbouwers die zich ertoe verbinden hun landbouwactiviteit in de overeenkomstig artikel 33 aangewezen gebieden voort te zetten.
2.  De betalingen worden toegekend aan landbouwers die zich ertoe verbinden hun landbouwactiviteit in de overeenkomstig artikel 33 aangewezen gebieden voort te zetten.
3.  De betalingen worden vastgesteld op een niveau tussen het minimumbedrag en het maximumbedrag die in bijlage I worden vermeld.
3.  De betalingen worden vastgesteld op een niveau tussen het minimumbedrag en het maximumbedrag die in bijlage I worden vermeld.
De lidstaten kunnen, wanneer dit gerechtvaardigd is, individuele betalingen toekennen boven het in bijlage I bepaalde maximumbedrag, mits het maximumbedrag op programmeringsniveau gemiddeld in acht wordt genomen.

4.  Betalingen die een in het programma vast te stellen drempelniveau van de oppervlakte per bedrijf overschrijden, worden door de lidstaten geleidelijk verlaagd.
4.  Betalingen die een in het programma vast te stellen drempelniveau van de oppervlakte per bedrijf overschrijden, worden door de lidstaten geleidelijk verlaagd.
5.  De lidstaten kunnen in het kader van deze maatregel in de periode 2014-2017 betalingen toekennen aan landbouwers in gebieden die tijdens de programmeringsperiode 2007-2013 in aanmerking kwamen voor steun op grond van artikel 36, onder a) ii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005, maar niet langer voor steun in aanmerking komen na de nieuwe in artikel 33, lid 3, bedoelde afbakening. Deze betalingen zijn degressief, met een eerste verlaging in 2014 en een laatste verlaging in 2017, tot respectievelijk 80 % en 20 % van de in 2013 ontvangen betaling.
5.  De lidstaten kunnen in het kader van deze maatregel gedurende een periode van vier jaar betalingen toekennen aan landbouwers in gebieden die tijdens de programmeringsperiode 2007-2013 in aanmerking kwamen voor steun op grond van artikel 36, onder a) ii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005, maar niet langer voor steun in aanmerking komen na een nieuwe in artikel 33, lid 3, bedoelde afbakening. Deze betalingen zijn degressief, met een eerste verlaging in het eerste jaar en een laatste verlaging in het vierde jaar, tot respectievelijk 80% en 20% van de gedurende de programmeringsperiode 2007-2013 ontvangen betaling.
6.  In lidstaten die de in artikel 33, lid 3, bedoelde afbakening vóór 1 januari 2014 niet hebben voltooid, is lid 5 van toepassing op betalingen ontvangende landbouwers in gebieden die tijdens de programmeringsperiode 2007-2013 in aanmerking kwamen voor steun. Na de afbakening ontvangen landbouwers in gebieden die voor steun in aanmerking blijven komen, volledige betalingen in het kader van deze maatregel. Landbouwers in gebieden die niet langer voor steun in aanmerking komen, blijven betalingen ontvangen overeenkomstig lid 5.
Amendement 73
Voorstel voor een verordening
Artikel 33
1.  De lidstaten wijzen op basis van de leden 2, 3 en 4 de gebieden aan die in aanmerking komen voor in artikel 32 bedoelde betalingen en delen deze in in de volgende categorieën:
1.  De lidstaten wijzen op basis van de leden 2, 3 en 4 de gebieden aan die in aanmerking komen voor in artikel 32 bedoelde betalingen en delen deze in in de volgende categorieën:
(a) berggebieden;
(a) berggebieden;
(b) andere dan berggebieden die worden geconfronteerd met ernstige natuurlijke beperkingen; and
(b) andere dan berggebieden die worden geconfronteerd met ernstige natuurlijke beperkingen; and
(c) andere gebieden met specifieke beperkingen;
(c) andere gebieden met specifieke beperkingen;
2.  Om voor in artikel 32 bedoelde betalingen in aanmerking te komen, moeten de berggebieden worden gekenmerkt door in aanzienlijke mate beperkte mogelijkheden voor grondgebruik en merkbaar hogere productiekosten als gevolg van:
2.  Om voor in artikel 32 bedoelde betalingen in aanmerking te komen, moeten de berggebieden worden gekenmerkt door in aanzienlijke mate beperkte mogelijkheden voor grondgebruik en merkbaar hogere productiekosten als gevolg van:
(a) hetzij zeer ongunstige klimatologische omstandigheden ten gevolge van de hoogteligging waardoor de groeiperiode er aanzienlijk korter is;
(a) hetzij zeer ongunstige klimatologische omstandigheden ten gevolge van de hoogteligging waardoor de groeiperiode er aanzienlijk korter is;
(b) hetzij, op geringere hoogte, het voorkomen van steile hellingen over het grootste deel van de betrokken oppervlakte waardoor geen machines kunnen worden gebruikt of het gebruik van zeer duur speciaal materieel vereist is, dan wel een combinatie van de vorige twee factoren als elke factor afzonderlijk een minder grote beperking tot gevolg heeft, maar de combinatie van de twee tot een beperking van vergelijkbare omvang leidt.
(b) hetzij, op geringere hoogte, het voorkomen van steile hellingen over het grootste deel van de betrokken oppervlakte waardoor geen machines kunnen worden gebruikt of het gebruik van zeer duur speciaal materieel vereist is, dan wel een combinatie van de vorige twee factoren als elke factor afzonderlijk een minder grote beperking tot gevolg heeft, maar de combinatie van de twee tot een beperking van vergelijkbare omvang leidt.
Gebieden ten noorden van 62° NB en sommige aangrenzende gebieden worden als berggebieden beschouwd.

Gebieden ten noorden van 62° NB en sommige aangrenzende gebieden worden als berggebieden beschouwd.

3.   Om voor in artikel 32 bedoelde betalingen in aanmerking te komen, worden andere dan berggebieden beschouwd als gebieden die met ernstige natuurlijke beperkingen worden geconfronteerd, indien ten minste 66 % van de OCG voldoet aan ten minste één van de in bijlage II opgenomen criteria en de daar aangegeven bijbehorende drempelwaarde. De naleving van deze voorwaarde wordt gegarandeerd op het passende niveau van de lokale bestuurlijke eenheden („LBE-2”-niveau).
3.   De lidstaten wijzen de andere dan berggebieden aan als gebieden die met ernstige natuurlijke beperkingen worden geconfronteerd en voor betalingen uit hoofde van artikel 32 in aanmerking komen. Deze gebieden moeten worden gekenmerkt door ernstige natuurlijke beperkingen, in het bijzonder lage bodemproductiviteit of slechte klimaatomstandigheden, alsook door het feit dat instandhouding van extensieve landbouw van belang is voor het grondbeheer.
Bij de afbakening van de onder dit lid vallende gebieden passen de lidstaten een extra, op objectieve criteria gebaseerde selectie toe om gebieden uit te sluiten die aantoonbaar met ernstige natuurlijke beperkingen zoals bedoeld in de eerste alinea zijn geconfronteerd maar die deze dankzij investeringen of economische bedrijvigheid te boven zijn gekomen.

Uiterlijk op 31 december 2014 dient de Commissie een wetgevingsvoorstel in voor bindende criteria van biofysische aard en de overeenkomstige drempelwaarden die van toepassing zijn op de toekomstige afgrenzing, evenals adequate regels voor het „finetunen” en overgangsbepalingen.

4.  Andere dan in de leden 2 en 3 bedoelde gebieden komen in aanmerking voor in artikel 32 bedoelde betalingen indien zij worden geconfronteerd met specifieke beperkingen en de voortzetting van landbeheer er noodzakelijk is voor milieubehoud of -verbetering, instandhouding van het platteland, handhaving van de toeristische mogelijkheden of kustbescherming.
4.  Andere dan in de leden 2 en 3 bedoelde gebieden komen in aanmerking voor in artikel 32 bedoelde betalingen indien zij worden geconfronteerd met specifieke beperkingen, met inbegrip van een zeer geringe bevolkingsdichtheid, en de voortzetting van landbeheer er noodzakelijk is voor milieubehoud of -verbetering, instandhouding van het platteland, handhaving van de toeristische mogelijkheden of kustbescherming.
Deze gebieden met specifieke beperkingen omvatten landbouwgebieden die homogeen zijn uit het oogpunt van de natuurlijke productieomstandigheden en hun totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van de betrokken lidstaat.

Deze gebieden met specifieke beperkingen omvatten landbouwgebieden die homogeen zijn uit het oogpunt van de natuurlijke productieomstandigheden en hun totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van de betrokken lidstaat.

5.  De lidstaten hechten het volgende aan hun plattelandsontwikkelingsprogramma's:
5.  De lidstaten hechten de bestaande of gewijzigde afbakening zoals bedoeld in de leden 2, 3 en 4 aan hun plattelandsontwikkelingsprogramma's.
(a) de bestaande of gewijzigde afbakening zoals bedoeld in de leden 2 en 4;
(b) de nieuwe afbakening van de gebieden zoals bedoeld in lid 3.
Amendement 74
Voorstel voor een verordening
Artikel 34 – lid 2
2.  Dierenwelzijnsbetalingen worden slechts toegekend voor verbintenissen die verder gaan dan de ter zake relevante dwingende normen zoals bedoeld in titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. HV/2012 en andere ter zake relevante voorschriften die bij de nationale wetgeving zijn vastgesteld. Deze ter zake relevante voorschriften worden in het programma omschreven.
2.  Dierenwelzijnsbetalingen worden slechts toegekend voor verbintenissen die verder gaan dan de ter zake relevante dwingende normen zoals bedoeld in titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. …/2013 [HV] en andere ter zake relevante voorschriften die bij het Unierecht zijn vastgesteld. Deze ter zake relevante voorschriften worden in het programma omschreven.
Deze verbintenissen worden aangegegaan voor een verlengbare periode van één jaar.

Deze verbintenissen worden aangegaan voor een verlengbare periode van één tot zeven jaar.

Amendement 75
Voorstel voor een verordening
Artikel 35 – lid 1 – alinea 1
1.  In het kader van deze maatregel wordt per hectare bos steun verleend aan individuele of in een vereniging georganiseerde bosbezitters en gemeenten die zich er op vrijwillige basis toe verbinden concrete acties uit te voeren die bestaan uit een of meer bosmilieuverbintenissen. Er kan tevens steun worden verleend aan organisaties die bossen die in overheidsbezit zijn, beheren, op voorwaarde dat deze organisaties niet afhankelijk zijn van de overheidsbegroting.
1.  In het kader van deze maatregel wordt per hectare bos uitsluitend steun verleend aan individuele of in een vereniging georganiseerde bosbezitters en gemeenten die zich er op vrijwillige basis toe verbinden concrete acties uit te voeren die bestaan uit een of meer bosmilieuverbintenissen. Er kan tevens steun worden verleend aan organisaties die bossen die in overheidsbezit zijn, beheren, op voorwaarde dat deze organisaties niet afhankelijk zijn van de overheidsbegroting.
Amendement 76
Voorstel voor een verordening
Artikel 35 – lid 1 – alinea 2
Bosbedrijven boven een bepaalde, door de lidstaten in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's vast te stellen drempel, krijgen de in lid 1 bedoelde steun slechts indien zij een bosbeheersplan of een gelijkwaardig instrument dat in overeenstemming is met duurzaam bosbeheer, indienen.

Schrappen

Motivering
In bosecosystemen is het vaak doeltreffender om via diverse projecten te financieren dan via op omvang gebaseerde financiering. Een eenvormig forfaitair tarief van 200 euro per hectare lijkt niet voldoende om de werkelijke kosten te dekken, aangezien bossen een lange vegetatietijd hebben.
Amendement 77
Voorstel voor een verordening
Artikel 35 – lid 3
3.  De betalingen vergoeden de begunstigden geheel of gedeeltelijk voor de extra kosten en de gederfde inkomsten die voortvloeien uit de aangegane verbintenissen. Indien nodig kunnen zij ook transactiekosten tot een waarde van 20 % van de voor de bosmilieuverbintenissen betaalde premie dekken. De steun mag het in bijlage I vastgestelde maximumbedrag niet overschrijden.
3.  De betalingen vergoeden de begunstigden geheel of gedeeltelijk voor de extra kosten en de gederfde inkomsten die voortvloeien uit de aangegane verbintenissen. Indien nodig kunnen zij ook transactiekosten tot een waarde van 20% van de voor de bosmilieuverbintenissen betaalde premie dekken. De steun mag het in bijlage I vastgestelde maximumbedrag niet overschrijden. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan steun voor verbintenissen tot het niet gebruiken van bomen of bestanden ook worden toegekend in de vorm van eenmalige of forfaitaire betalingen per project, berekend op basis van de desbetreffende extra kosten en inkomstenderving.
Motivering
Artikel 34 vermeldt ook transactiekosten die, net als de kosten van andere maatregelen, in deze context moeten worden genoemd.
Amendement 78
Voorstel voor een verordening
Artikel 36
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend ter bevordering van vormen van samenwerking waarbij ten minste twee organisaties betrokken zijn, met name:
1.  In het kader van deze maatregel wordt steun verleend ter bevordering van vormen van samenwerking waarbij ten minste twee organisaties betrokken zijn, met name:
(a) wijzen van samenwerking tussen verschillende actoren in de landbouwsector, de voedselketen en de bosbouwsector, en tussen andere actoren die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen en prioriteiten van het plattelandsontwikkelingsbeleid, waaronder brancheorganisaties;
(a) wijzen van samenwerking tussen verschillende actoren in de landbouwsector, de voedselketen en de bosbouwsector, en tussen andere actoren die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen en prioriteiten van het plattelandsontwikkelingsbeleid, waaronder producentengroeperingen, coöperaties en brancheorganisaties;
(b) de oprichting van clusters en netwerken;
(b) de oprichting van clusters, netwerken en coördinatiepunten;
(c) de oprichting en werking van operationele groepen in het kader van het EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw, zoals bedoeld in artikel 62.
(c) de oprichting en werking van operationele groepen in het kader van het EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw, zoals bedoeld in artikel 62.
(c bis) innovatie en samenwerking via jumelage van netwerken in de Unie en in derde landen.
2.  De in lid 1 bedoelde samenwerking heeft met name betrekking op:
2.  De in lid 1 bedoelde samenwerking heeft met name betrekking op:
(a) proefprojecten;
(a) proefprojecten, demonstratieprojecten en vlaggenschipprojecten;
(b) de ontwikkeling van nieuwe producten, praktijken, processen en technologieën in de landbouw-, de voedingsmiddelen- en de bosbouwsector;
(b) de ontwikkeling van nieuwe producten, praktijken, processen en technologieën in de landbouw-, de voedingsmiddelen- en de bosbouwsector, met inbegrip van die voor de vermindering van afvalproducten;
(c) samenwerking tussen kleinschalige marktdeelnemers met als doel gemeenschappelijke werkprocedés te organiseren en voorzieningen en hulpbronnen te delen;
(c) samenwerking tussen kleinschalige marktdeelnemers met als doel gemeenschappelijke werkprocedés te organiseren en voorzieningen en hulpbronnen te delen;
(d) horizontale en verticale samenwerking tussen actoren in de voorzieningsketen met het oog op de oprichting van logistieke platforms om korte voorzieningsketens en plaatselijke markten te stimuleren;
(d) horizontale en verticale samenwerking tussen actoren in de voorzieningsketen met het oog op de oprichting van logistieke platforms om korte voorzieningsketens en plaatselijke en regionale markten te stimuleren;
(e) afzetbevorderingsactiviteiten in een plaatselijke context met betrekking tot de ontwikkeling van korte voorzieningsketens en plaatselijke markten;
(e) afzetbevorderingsactiviteiten in een plaatselijke context met betrekking tot de ontwikkeling van korte voorzieningsketens, plaatselijke en regionale markten en producten die onder een kwaliteitsregeling vallen;
(f) gezamenlijke actie ter matiging van of ter aanpassing aan de klimaatverandering;
(f) gezamenlijke actie ter matiging van of ter aanpassing aan de klimaatverandering;
(g) collectieve benaderingen van milieuprojecten en geldende milieupraktijken;
(g) gecoördineerde benaderingen van milieuprojecten en geldende milieupraktijken, met inbegrip van efficiënt waterbeheer, gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de instandhouding van het landbouwlandschap;
(h) horizontale en verticale samenwerking tussen actoren in de voorzieningsketen in de duurzame productie van biomassa voor gebruik in voeding, energieproductie en industriële processen;
(h) horizontale en verticale samenwerking tussen actoren in de voorzieningsketen in de duurzame productie van biomassa voor gebruik in voeding, energieproductie en industriële processen;
(i) de uitvoering, met name door andere dan de in artikel 28, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. [GSK/2012] omschreven publiekprivate partnerschappen, van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën waarin één of meer EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling aan bod komen;
(i) de uitvoering, met name door andere dan de in artikel 28, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. …/2013 [GSK] omschreven publiekprivate partnerschappen, van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën waarin één of meer EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling aan bod komen;
(j) het opstellen van bosbeheersplannen of gelijkwaardige instrumenten.
(j) het opstellen van bosbeheersplannen of gelijkwaardige instrumenten.
(j bis) de ontwikkeling, inclusief marketing, van toeristische diensten die betrekking hebben op plattelandstoerisme;
(j ter) de ontwikkeling van projecten voor „sociale landbouw”.
2 bis. Bij het toewijzen van steun kan de prioriteit worden gegeven aan samenwerking tussen organisaties waarbij primaire producenten zijn betrokken.

3.   Steun in het kader van lid 1, onder b), mag slechts worden verleend voor pas opgerichte clusters en netwerken en voor netwerken en clusters die een activiteit beginnen die nieuw is voor hen.
Steun voor concrete acties in het kader van lid 2, onder b), mag tevens aan individuele actoren worden verleend indien het plattelandsontwikkelingsprogramma in deze mogelijkheid voorziet.

3.  Steun voor concrete acties in het kader van lid 2, onder b), mag tevens aan individuele actoren worden verleend indien het plattelandsontwikkelingsprogramma in deze mogelijkheid voorziet.
4.  De resultaten van proefprojecten en concrete acties die in het kader van lid 2, onder b), door individuele actoren worden uitgevoerd, worden verspreid.
4.  De resultaten van proefprojecten en concrete acties die in het kader van lid 2, onder b), door individuele actoren worden uitgevoerd, worden verspreid.
5.  De volgende kosten, die verband houden met de in lid 1 bedoelde vormen van samenwerking, komen in aanmerking voor steun in het kader van deze maatregel:
5.  De volgende kosten, die verband houden met de in lid 1 bedoelde vormen van samenwerking, komen in aanmerking voor steun in het kader van deze maatregel:
(a) kosten van studies van het betrokken gebied, kosten van haalbaarheidsstudies en kosten voor het opstellen van een bedrijfsplan of een bosbeheersplan of een gelijkwaardig instrument of van een andere dan de in artikel 29 van Verordening (EU) nr. [GSK/2012] bedoelde plaatselijke ontwikkelingsstrategie;
(a) kosten van studies van het betrokken gebied, kosten van haalbaarheidsstudies en kosten voor het opstellen van een bedrijfsplan of een bosbeheersplan of een gelijkwaardig instrument of van een andere dan de in artikel 29 van Verordening (EU) nr. …/2013 [GSK] bedoelde plaatselijke ontwikkelingsstrategie;
(b) dynamisering van het betrokken gebied met als doel een collectief territoriaal project haalbaar te maken. In het geval van clusters kan dynamisering tevens betrekking hebben op de organisatie van opleidingen, netwerkvorming tussen de leden en de werving van nieuwe leden;
(b) dynamisering van het betrokken gebied met als doel een collectief territoriaal project haalbaar te maken. In het geval van clusters kan dynamisering tevens betrekking hebben op de organisatie van opleidingen, netwerkvorming tussen de leden en de werving van nieuwe leden;
(c) de beheerskosten die met de samenwerking gepaard gaan;
(c) de beheerskosten die met de samenwerking gepaard gaan;
(d) de rechtstreekse kosten van specifieke projecten die verband houden met de uitvoering van een bedrijfsplan, een andere dan de in artikel 29 van Verordening (EU) nr. [GSK/2012] bedoelde plaatselijke ontwikkelingsstrategie of een innovatiegerichte actie;
(d) de rechtstreekse kosten van specifieke projecten die verband houden met de uitvoering van een bedrijfsplan, een andere dan de in artikel 29 van Verordening (EU) nr. …/2013 [GSK] bedoelde plaatselijke ontwikkelingsstrategie of een innovatiegerichte actie;
(e) de kosten van afzetbevorderingsactiviteiten.
(e) de kosten van afzetbevorderingsactiviteiten.
6.  Wanneer een bedrijfsplan, een bosbeheersplan of een gelijkwaardig instrument, of een ontwikkelingsstrategie wordt uitgevoerd, kunnen de lidstaten de steun verlenen in de vorm van een forfaitair bedrag dat de kosten van de samenwerking en de kosten van de uitvoering van de projecten dekt, of kunnen zij steun verlenen die slechts de kosten van de samenwerking dekt en dan voor de uitvoering van de projecten gebruik maken van financiële middelen die beschikbaar zijn in het kader van andere maatregelen of andere fondsen.
6.  Wanneer een bedrijfsplan, een bosbeheersplan of een gelijkwaardig instrument, of een ontwikkelingsstrategie wordt uitgevoerd, kunnen de lidstaten de steun verlenen in de vorm van een forfaitair bedrag dat de kosten van de samenwerking en de kosten van de uitvoering van de projecten dekt, of kunnen zij steun verlenen die slechts de kosten van de samenwerking dekt en dan voor de uitvoering van de projecten gebruik maken van financiële middelen die beschikbaar zijn in het kader van andere maatregelen of andere fondsen.
7.  Samenwerking tussen actoren die in verschillende regio's of lidstaten zijn gevestigd, komt eveneens in aanmerking voor steun.
7.  Samenwerking tussen actoren die in verschillende regio's of lidstaten zijn gevestigd en samenwerking met actoren uit ontwikkelingslanden komen eveneens in aanmerking voor steun.
8.  De looptijd van de steun mag niet meer dan zeven jaar bedragen, behalve wanneer er sprake is van collectieve milieuacties, en dan nog alleen in naar behoren gemotiveerde gevallen.
8.  De looptijd van de steun mag niet meer dan zeven jaar bedragen, behalve wanneer er sprake is van collectieve milieuacties, en dan nog alleen in naar behoren gemotiveerde gevallen.
9.  De samenwerking in het kader van deze maatregel kan worden gecombineerd met projecten in hetzelfde gebied die worden gesteund uit andere EU-fondsen dan het ELFPO. De lidstaten voorkomen overcompensatie door erop toe te zien dat de begunstigden naast de in het kader van deze maatregel verleende steun geen andere steun op grond van andere nationale of uniale steuninstrumenten ontvangen.
9.  De samenwerking in het kader van deze maatregel kan worden gecombineerd met projecten in hetzelfde gebied die worden gesteund uit andere EU-fondsen dan het ELFPO. De lidstaten voorkomen overcompensatie door erop toe te zien dat de begunstigden naast de in het kader van deze maatregel verleende steun geen andere steun op grond van andere nationale of uniale steuninstrumenten ontvangen.
10.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de verdere specificatie van de kenmerken van proefprojecten, clusters, netwerken, korte voorzieningsketens en plaatselijke markten die in aanmerking komen voor steun, alsook met betrekking tot de voorwaarden voor de verlening van steun voor de in lid 2 genoemde soorten concrete acties.
10.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de verdere specificatie van de kenmerken van proefprojecten, clusters, netwerken, korte voorzieningsketens en plaatselijke markten die in aanmerking komen voor steun, alsook met betrekking tot de voorwaarden voor de verlening van steun voor de in lid 2 genoemde soorten concrete samenwerking.
Amendement 79
Voorstel voor een verordening
Artikel 37
1.  Deze maatregel heeft betrekking op:
1.  Deze maatregel heeft betrekking op:
(a) rechtstreeks aan de landbouwers betaalde bijdragen in premies om de oogst, de dieren en de planten te verzekeren tegen economische verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden en van dier- of plantenziekten of plagen;
(a) rechtstreeks aan de landbouwers of groepen van landbouwers betaalde bijdragen in premies om de oogst, de dieren en de planten te verzekeren tegen economische verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden en van dier- of plantenziekten of plagen;
(b) financiële bijdragen in onderlinge fondsen waaruit landbouwers financieel worden vergoed voor economische verliezen als gevolg van uitbraken van dier- of plantenziekten of milieuongevallen;
(b) financiële bijdragen in onderlinge fondsen waaruit landbouwers financieel worden vergoed voor economische verliezen als gevolg van uitbraken van dier- of plantenziekten, schadelijke organismen, milieuongevallen of ongunstige weersomstandigheden, zoals droogte;
(c) financiële bijdragen in onderlinge fondsen die fungeren als inkomensstabiliseringsinstrument en waaruit landbouwers wier inkomen ernstig is gedaald, worden vergoed.
(c) financiële bijdragen in onderlinge fondsen of aan verzekeringen die fungeren als inkomensstabiliseringsinstrument en waaruit landbouwers wier inkomen ernstig is gedaald, worden vergoed of rechtstreeks aan landbouwers uitgekeerde financiële bijdragen voor de betaling van premies van verzekeringen die hen indekken tegen ernstige inkomstendaling.
2.  Voor de toepassing van lid 1, onder b) en c), wordt onder „onderling fonds” verstaan een door de lidstaten overeenkomstig de nationale wetgeving geaccrediteerd systeem dat de aangesloten landbouwers in de gelegenheid stelt zich te verzekeren en compensatiebetalingen te doen aan aangesloten landbouwers die als gevolg van de uitbraak van een dier- of plantenziekte of een milieuongeval economische verliezen of hebben geleden of wier inkomen ernstig is gedaald.
2.  Voor de toepassing van lid 1, onder b) en c), wordt onder „onderling fonds” verstaan een door de lidstaten overeenkomstig de nationale wetgeving geaccrediteerd systeem dat de aangesloten landbouwers in de gelegenheid stelt zich te verzekeren en compensatiebetalingen te doen aan aangesloten landbouwers die als gevolg van de uitbraak van een dier- of plantenziekte, schadelijke organismen, een milieuongeval of ongunstige weersomstandigheden economische verliezen of hebben geleden of wier inkomen ernstig is gedaald.
3.  De lidstaten voorkomen overcompensatie door erop toe te zien dat de begunstigden naast de in het kader van deze maatregel verleende steun geen andere steun op grond van andere nationale of uniale steuninstrumenten of op grond van particuliere verzekeringsregelingen ontvangen. Bij de raming van het inkomensniveau van landbouwers wordt ook rekening gehouden met in het kader van het Europees Fonds voor de aanpassing aan de mondialisering (hierna „EFM”) ontvangen rechtstreekse inkomenssteun.
3.  De lidstaten voorkomen overcompensatie door erop toe te zien dat de begunstigden naast de in het kader van deze maatregel verleende steun geen andere steun op grond van andere nationale of uniale steuninstrumenten of op grond van particuliere verzekeringsregelingen ontvangen.
4.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de minimale en de maximale looptijd van in artikel 39, lid 3, onder b), en in artikel 40, lid 4, bedoelde commerciële leningen aan onderlinge fondsen.
4.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de minimale en de maximale looptijd van in artikel 39, lid 3, onder b), en in artikel 40, lid 4, bedoelde commerciële leningen aan onderlinge fondsen.
De Commissie voert een tussentijdse evaluatie uit met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de maatregel voor risicobeheer en legt vervolgens een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad. Het verslag gaat, indien nodig, vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen ter verbetering van de tenuitvoerlegging van de maatregel voor risicobeheer.

Amendement 80
Voorstel voor een verordening
Artikel 38
1.  In het kader van artikel 37, lid 1, onder a), wordt slechts steun verleend voor verzekeringscontracten ter dekking van door ongunstige weersomstandigheden, dier- of plantenziekten of plagen of overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG vastgestelde maatregelen om een plantenziekte of plaag uit te roeien of in te dammen veroorzaakte verliezen die overeenstemmen met meer dan 30 % van de gemiddelde jaarproductie van de betrokken landbouwer in de laatste drie jaar of van de gemiddelde productie van drie van de laatste vijf jaren, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend.
1.  In het kader van artikel 37, lid 1, onder a), wordt slechts steun verleend voor verzekeringscontracten ter dekking van door ongunstige weersomstandigheden, dier- of plantenziekten of plagen of overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG vastgestelde maatregelen om een plantenziekte of plaag uit te roeien of in te dammen veroorzaakte verliezen die overeenstemmen met een daling van meer dan 30% van de jaarproductie vergeleken met de gemiddelde jaarproductie van de betrokken landbouwer. De gemiddelde jaarproductie wordt berekend op basis van de cijfers voor de laatste drie jaar of voor de laatste vijf jaar, de hoogste en de laagste waarden niet meegerekend, of, in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden, op basis van de cijfers voor een specifiek jaar uit de laatste vijf jaar.
De meting van de omvang van het geleden verlies kan worden afgestemd op de specifieke kenmerken van elk afzonderlijk type product, op basis van:

a) biologische indexen (hoeveelheid verloren gegane biomassa) of equivalente oogstdalingsindexen, vastgesteld op het niveau van het bedrijf of op plaatselijk, regionaal of nationaal niveau, of
b) weerindices (waaronder hoeveelheid neerslag en temperatuur) op lokaal, regionaal of nationaal niveau.
2.  De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat moet officieel erkennen dat ongunstige weersomstandigheden hebben geheerst of dat een dier- of plantenziekte of een plaag is uitgebroken.
2.  De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat moet officieel erkennen dat ongunstige weersomstandigheden hebben geheerst of dat een dier- of plantenziekte of een plaag is uitgebroken.
De lidstaten stellen in voorkomend geval vooraf criteria vast op grond waarvan formele erkenning wordt geacht te zijn verleend.

De lidstaten stellen in voorkomend geval vooraf criteria vast op grond waarvan formele erkenning wordt geacht te zijn verleend.

3.  De verzekeringsbetalingen zijn bestemd ter vergoeding van niet meer dan de totale kosten van de vervanging van de in lid 37, lid 1, onder a), bedoelde verliezen en zijn niet gekoppeld aan eisen inzake wat of hoeveel in de toekomst moet worden geproduceerd.
3.  De verzekeringsbetalingen zijn bestemd ter vergoeding van niet meer dan de totale kosten van de vervanging van de in lid 37, lid 1, onder a), bedoelde verliezen en zijn niet gekoppeld aan eisen inzake wat of hoeveel in de toekomst moet worden geproduceerd.
De lidstaten kunnen het bedrag van de voor steun in aanmerking komende premie koppelen aan een adequaat maximum.

De lidstaten kunnen het bedrag van de voor steun in aanmerking komende premie koppelen aan een adequaat maximum.

4.  De steun mag het in bijlage I vastgestelde maximale steunpercentage niet overschrijden.
4.  De steun mag het in bijlage I vastgestelde maximale steunpercentage niet overschrijden.
Amendement 81
Voorstel voor een verordening
Artikel 39
Artikel 39

Artikel 39

Onderlinge fondsen voor dier- en plantenziekten en milieuongevallen

Onderlinge fondsen voor dier- en plantenziekten, schadelijke organismen, milieuongevallen en ongunstige weersomstandigheden

1.  Om voor steun in aanmerking te komen, moet het onderlinge fonds:
1.  Om voor steun in aanmerking te komen, moet het onderlinge fonds:
(a) door de bevoegde autoriteit overeenkomstig de nationale wetgeving zijn geaccrediteerd;
(a) door de bevoegde autoriteit overeenkomstig de nationale wetgeving zijn geaccrediteerd;
(b) betalingen aan en afboekingen van het betrokken fonds transparant behandelen;
(b) betalingen aan en afboekingen van het betrokken fonds transparant behandelen;
(c) beschikken over duidelijke voorschriften inzake de toewijzing van verantwoordelijkheid voor schulden.
(c) beschikken over duidelijke voorschriften inzake de toewijzing van verantwoordelijkheid voor schulden.
2.  De lidstaten stellen de voorschriften vast voor de oprichting en het beheer van de onderlinge fondsen, met name met betrekking tot de verlening van compensatiebetalingen aan landbouwers in crisissituaties en met betrekking tot het beheer en de monitoring van de naleving van deze voorschriften.
2.  De lidstaten stellen de voorschriften vast voor de oprichting en het beheer van de onderlinge fondsen, met name met betrekking tot de verlening van compensatiebetalingen aan landbouwers in crisissituaties en met betrekking tot het beheer en de monitoring van de naleving van deze voorschriften. De lidstaten kunnen besluiten om de onderlinge fondsen aan te vullen met verzekeringsstelsels.
Landbouwers komen alleen in aanmerking voor compensatiebetalingen indien zij alle voorzorgsmaatregelen hebben genomen om hun bedrijf te beschermen tegen verslechtering van het milieu, dier- en plantenziekten, schadelijke organismen en aan de klimaatverandering gerelateerde gebeurtenissen.

3.  De in artikel 37, lid 1, onder b), bedoelde financiële bijdragen hebben slechts betrekking op:
3.  De in artikel 37, lid 1, onder b), bedoelde financiële bijdragen hebben slechts betrekking op:
(a) de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen, met dien verstande dat zij over maximaal drie jaar worden gespreid en geleidelijk worden verlaagd;
(a) de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen, met dien verstande dat zij over maximaal drie jaar worden gespreid en geleidelijk worden verlaagd;
(b) de bedragen die de onderlinge fondsen in de vorm van vergoedingen aan de landbouwers betalen. De financiële bijdragen mogen tevens betrekking hebben op rente voor commerciële leningen die het onderlinge fonds heeft afgesloten om de vergoeding voor landbouwers die zich in een crisissituatie bevinden, te betalen.
(b) de bedragen die de onderlinge fondsen in de vorm van vergoedingen aan de landbouwers betalen. De financiële bijdragen mogen tevens betrekking hebben op rente voor commerciële leningen die het onderlinge fonds heeft afgesloten om de vergoeding voor landbouwers die zich in een crisissituatie bevinden, te betalen of op de verzekeringspremies voor polissen die het onderlinge fonds tegen marktprijzen heeft afgesloten.
Initieel kapitaal wordt niet gefinancierd met openbare middelen.

Initieel kapitaal wordt niet gefinancierd met openbare middelen.

4.  Wat dierziekten betreft, wordt alleen financiële compensatie op grond van artikel 37, lid 1, onder b), toegekend voor de ziekten die zijn vermeld in de lijst van dierziekten die is opgesteld door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) en/of in de lijst van dierziekten die is opgenomen in de bijlage bij Beschikking 90/424/EEG.
4.  Wat dierziekten betreft, wordt financiële compensatie op grond van artikel 37, lid 1, onder b), toegekend voor de ziekten die zijn vermeld in de lijst van dierziekten die is opgesteld door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) of in de lijst van dierziekten die is opgenomen in de bijlage bij Beschikking 90/424/EEG, en voor bijenziekten.
5.  De steun mag het in bijlage I vastgestelde maximale steunpercentage niet overschrijden.
5.  De steun mag het in bijlage I vastgestelde maximale steunpercentage niet overschrijden.
De lidstaten kunnen de voor steun in aanmerking komende kosten beperken aan de hand van:

De lidstaten kunnen de voor steun in aanmerking komende kosten beperken aan de hand van:

(a) maxima per fonds;
(a) maxima per fonds;
(b) adequate maxima per eenheid.
(b) adequate maxima per eenheid.
Amendement 82
Voorstel voor een verordening
Artikel 40
1.  In artikel 37, lid 1, onder c), bedoelde steun wordt slechts verleend indien het inkomen van een individuele landbouwer is gedaald met meer dan 30 % van het gemiddelde jaarinkomen van die landbouwer in de laatste drie jaar of het gemiddelde inkomen van drie jaren van de laatste vijf jaren, het hoogste en het laagste inkomen niet meegerekend. Voor de toepassing van artikel 37, lid 1, onder c), wordt onder inkomen verstaan de som van de inkomsten die de landbouwer van de markt ontvangt, inclusief overheidssteun en exclusief de kosten van de productiemiddelen. Niet meer dan 70 % van het inkomensverlies van de landbouwer mag met betalingen uit het onderlinge fonds worden vergoed.
1.  In artikel 37, lid 1, onder c), bedoelde steun wordt slechts verleend indien het inkomen van een individuele landbouwer is gedaald met meer dan 30% van het gemiddelde jaarinkomen van die landbouwer in de laatste drie jaar of het gemiddelde inkomen van drie jaren van de laatste vijf jaren, het hoogste en het laagste inkomen niet meegerekend. Voor de toepassing van artikel 37, lid 1, onder c), wordt onder inkomen verstaan de som van de inkomsten die de landbouwer van de markt ontvangt, inclusief overheidssteun en exclusief de kosten van de productiemiddelen. Niet meer dan 70% van het inkomensverlies van de landbouwer mag met betalingen uit het onderlinge fonds of de verzekering worden vergoed.
2.  Om voor steun in aanmerking te komen, moet het onderlinge fonds:
2.  Om voor steun in aanmerking te komen, moet het onderlinge fonds:
(a) door de bevoegde autoriteit overeenkomstig de nationale wetgeving zijn geaccrediteerd;
(a) door de bevoegde autoriteit overeenkomstig de nationale wetgeving zijn geaccrediteerd;
(b) betalingen aan en afboekingen van het betrokken fonds transparant behandelen;
(b) betalingen aan en afboekingen van het betrokken fonds transparant behandelen;
(c) beschikken over duidelijke voorschriften inzake de toewijzing van verantwoordelijkheid voor schulden.
(c) beschikken over duidelijke voorschriften inzake de toewijzing van verantwoordelijkheid voor schulden.
3.  De lidstaten stellen de voorschriften vast voor de oprichting en het beheer van de onderlinge fondsen, met name met betrekking tot de verlening van compensatiebetalingen aan landbouwers in crisissituaties en met betrekking tot het beheer en de monitoring van de naleving van deze voorschriften.
3.  De lidstaten stellen de voorschriften vast voor de oprichting en het beheer van de onderlinge fondsen, met name met betrekking tot de verlening van compensatiebetalingen aan landbouwers in crisissituaties en met betrekking tot het beheer en de monitoring van de naleving van deze voorschriften.
4.  De in artikel 37, lid 1, onder c), bedoelde financiële bijdragen mogen slechts betrekking hebben op de bedragen die de onderlinge fondsen als vergoeding aan landbouwers betalen. De financiële bijdragen mogen tevens betrekking hebben op rente voor commerciële leningen die het onderlinge fonds heeft afgesloten om de vergoeding voor landbouwers die zich in een crisissituatie bevinden, te betalen.
4.  De in artikel 37, lid 1, onder c), bedoelde financiële bijdragen worden slechts toegekend voor verzekeringspolissen ter dekking van de in lid 1 bedoelde inkomensdaling, of hebben anders slechts betrekking hebben op de bedragen die de onderlinge fondsen als vergoeding aan landbouwers betalen. De financiële bijdragen mogen tevens betrekking hebben op rente voor commerciële leningen die het onderlinge fonds heeft afgesloten om de vergoeding voor landbouwers die zich in een crisissituatie bevinden, te betalen.
Initieel kapitaal wordt niet gefinancierd met openbare middelen.

Initieel kapitaal wordt niet gefinancierd met openbare middelen.

5.  De steun mag het in bijlage I vastgestelde maximale steunpercentage niet overschrijden.
5.  De steun mag het in bijlage I vastgestelde maximale steunpercentage niet overschrijden.
Amendement 83
Voorstel voor een verordening
Artikel 41 – alinea 1 – letter c
(c) de afbakening ten opzichte van andere maatregelen, de omschakeling naar andere dan de in bijlage I gebruikte eenheden, de berekening van transactiekosten en de omzetting of aanpassing van verbintenissen in het kader van de in artikel 29 bedoelde maatregel inzake agromilieu- en klimaatsteun, de in artikel 30 bedoelde maatregel inzake biologische landbouw en de in artikel 35 bedoelde maatregel inzake bosmilieu- en klimaatdiensten en bosinstandhouding;
(c) de afbakening ten opzichte van andere maatregelen, de omschakeling naar andere dan de in bijlage I gebruikte eenheden, de berekening van transactiekosten en de omzetting of aanpassing van verbintenissen in het kader van de in artikel 29 bedoelde maatregel inzake agromilieu- en klimaatsteun, de in artikel 30 bedoelde maatregel inzake biologische landbouw, de in artikel 34 bedoelde maatregel inzake dierenwelzijn en de in artikel 35 bedoelde maatregel inzake bosmilieu- en klimaatdiensten en bosinstandhouding;
Motivering
Er wordt voorgesteld om plaatselijke groepen de mogelijkheid te geven tot de onafhankelijke tenuitvoerlegging van projecten in het kader van de lokale ontwikkelingsstrategie met een breed territoriaal bereik, in samenwerking met partners op het gebied van lokale ontwikkeling. Volgens de huidige regelgeving beperkt de rol van plaatselijke groepen zich tot die van intermediair bij de overdracht van financiële middelen en tot die van katalysator. De mogelijkheid om vlaggenschipprojecten uit te voeren in het kader van een strategie zal naar verwachting een significante meerwaarde opleveren. Bovendien blijkt uit de in Polen opgedane ervaringen dat er een grote behoefte bestaat aan kleinschalige projecten met een korte looptijd. Helaas haken echter veel aanvragers af omdat zij de reguliere administratieve aanvraagprocedure moeten volgen. Dankzij dit amendement zouden dergelijke partners alleen contact hoeven op te nemen met een plaatselijke groep, zodat zij de ingewikkelde administratieve weg niet hoeven te bewandelen.
Amendement 84
Voorstel voor een verordening
Artikel 42 – lid 1
1.  Plaatselijke groepen mogen, naast de in artikel 30 van Verordening (EU) nr. [GSK/2012] bedoelde taken, ook extra taken uitvoeren die door de beheersautoriteit en/of het betaalorgaan aan hen zijn gedelegeerd.
1.  Plaatselijke groepen mogen, naast de in artikel 30 van Verordening (EU) nr. …/2013 [GSK] bedoelde taken, ook:
a) extra taken uitvoeren die door de beheersautoriteit en/of het betaalorgaan aan hen zijn gedelegeerd, of
b) alleen of in samenwerking met partners activiteiten met een brede territoriale dimensie, zogenoemde „overkoepelende projecten”, uitvoeren in het kader van een lokale ontwikkelingsstrategie.
Motivering
Een samenhangend ontwikkelingsbeleid gaat verder dan „geen schade berokkenen”, wat inhoudt dat ook moet worden gekeken naar mogelijke synergie tussen interne beleidsvormen van de EU en de doelstellingen inzake ontwikkelingssamenwerking. In de mededeling van de Commissie en de conclusies van de Raad betreffende een beleidskader voor voedselzekerheid wordt benadrukt dat essentiële groepen belanghebbenden, zoals groepen die zich inzetten voor de ontwikkeling van gemeenschappen, landbouwersorganisaties en vrouwenverenigingen, moeten worden betrokken bij de beleidsvorming betreffende plattelands- en landbouwontwikkeling. Dit kan ook worden gesteund via transnationale uitwisselingen in het kader van LEADER-projecten.
Amendement 85
Voorstel voor een verordening
Artikel 43 – lid 1 – letter b
(b) capaciteitsopbouw, opleiding en netwerkvorming met het oog op de voorbereiding en de uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie.
(b) capaciteitsopbouw, opleiding en netwerkvorming met het oog op de voorbereiding en de uitvoering van een plaatselijke, door de plaatselijke gemeenschappen geleide ontwikkelingsstrategie.
Amendement 86
Voorstel voor een verordening
Artikel 43 – lid 1 – letter b bis (nieuw)
(b bis) de nodige studies en planning van gemeenschapsprojecten door reeds opgerichte plaatselijke groepen met het oog op de kandidaatstelling van nieuwe gebieden voor LEADER.
Amendement 87
Voorstel voor een verordening
Artikel 44 – lid 1 – letter a – alinea 1
(a) interterritoriale en transnationale samenwerkingsprojecten;
(a) interterritoriale en transnationale samenwerkingsprojecten, met inbegrip van samenwerkingsprojecten met ontwikkelingslanden;
Motivering
Steun in de vorm van maatregelen die bestemd zijn voor landbouwbedrijven moet alleen worden toegekend aan actieve landbouwers in de zin van de voorgestelde verordening inzake rechtstreekse GLB-betalingen. Als dit onderscheid in de eerste pijler wordt gemaakt, moet dat ook in de tweede pijler gebeuren.
Amendement 88
Voorstel voor een verordening
Artikel 44 – lid 2 – letter b bis (nieuw)
(b bis) instanties die ontwikkelingsdoelstellingen nastreven welke in overeenstemming zijn met de prioriteiten van artikel 5 van deze verordening.
Amendement 89
Voorstel voor een verordening
Artikel 45 – lid 2
2.  De in artikel 31, onder d), van Verordening (EU) nr. [GSK/2012] bedoelde kosten van de dynamisering van het gebied zijn kosten van acties betreffende voorlichting over de plaatselijke ontwikkelingsstrategie en kosten die samenhangen met projectontwikkelingstaken.
2.  De in artikel 31, onder d), van Verordening (EU) nr. .../2013 [GSK] bedoelde kosten van de dynamisering van het gebied zijn kosten die gemaakt worden om de uitwisseling tussen belanghebbenden te vergemakkelijken, voorlichting te geven over de plaatselijke ontwikkelingsstrategie en die te bevorderen, en om potentiële begunstigden te steunen bij het opzetten van projecten en het voorbereiden van aanvragen.
Amendement 90
Voorstel voor een verordening
Artikel 46
1.  Om voor ELFPO-steun in aanmerking te komen, moeten de concrete investeringsacties worden voorafgegaan door een beoordeling van de verwachte milieueffecten overeenkomstig wetgeving die specifiek is voor deze soort investering, in gevallen waarin de investering waarschijnlijk nadelige gevolgen zal hebben voor het milieu.
1.  De lidstaten kunnen ervoor zorgen dat investeringsacties alleen in aanmerking komen indien zij worden voorafgegaan door een beoordeling van de verwachte milieueffecten overeenkomstig nationale en Uniewetgeving die specifiek is voor dat soort investering. De lidstaten kunnen de prioriteit geven aan investeringen die:
a) leiden tot aanzienlijke verbetering van de prestaties van de bedrijven op het gebied van milieu, klimaat en dierenwelzijn;
b) de bronnen van inkomsten van landbouwers helpen diversifiëren; of
c) uit gezamenlijke acties bestaan.
2.  Uitsluitend de volgende uitgaven worden als subsidiabel beschouwd:
2.  Uitsluitend de volgende uitgaven worden als subsidiabel beschouwd:
(a) uitgaven voor de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen;
(a) uitgaven voor de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen;
(b) uitgaven voor de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties, met inbegrip van computerprogrammatuur, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
(b) uitgaven voor de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties, met inbegrip van computerprogrammatuur, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
(c) algemene kosten in verband met de onder a) en b) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs, het uitvoeren van haalbaarheidsstudies en het verkrijgen van octrooien en licenties.
(c) algemene kosten in verband met de onder a) en b) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs, advies over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied, met inbegrip van het uitvoeren van haalbaarheidsstudies, en het verkrijgen van octrooien en licenties.
3.  In het geval van irrigatie worden alleen uitgaven die leiden tot een reductie van het vorige waterverbruik met ten minste 25 %, als subsidiabel beschouwd. Bij wijze van afwijking kunnen investeringen in nieuwe irrigatie-installaties in de lidstaten die met ingang van 2004 tot de Unie zijn toegetreden, als subsidiabele uitgaven worden beschouwd wanneer uit een milieuanalyse blijkt dat de betrokken investeringen duurzaam zijn en geen nadelige milieueffecten hebben.
3.  In het geval van irrigatie worden nieuwe investeringen, met inbegrip de modernisering van bestaande systemen voor een efficiënter waterverbruik en betere energie-efficiëntie, als subsidiabel beschouwd. In gebieden waar stroomgebiedsbeheerplannen, met bijbehorende tenuitvoerleggingsprogramma's, volgens Richtlijn 2000/60/EG zijn opgesteld, worden deze investeringen alleen als subsidiabele uitgaven beschouwd indien zij voldoen aan de milieudoelstellingen van dergelijke plannen.
4.  In het geval van investeringen in de landbouw komen de aankoop van landbouwproductierechten, betalingsrechten, dieren en zaai- en pootgoed van eenjarige gewassen alsook het planten daarvan niet in aanmerking voor investeringssteun. In geval van het herstel van door een natuurramp beschadigd landbouwproductiepotentieel zoals bedoeld in artikel 19, onder 1, onder b), kunnen de uitgaven voor aankoop van dieren als subsidiabele uitgaven worden beschouwd.
4.  In het geval van investeringen in de landbouw komen de aankoop van landbouwproductierechten, betalingsrechten, dieren en zaai- en pootgoed van eenjarige gewassen alsook het planten daarvan niet in aanmerking voor investeringssteun. In geval van het herstel van door een natuurramp beschadigd landbouwproductiepotentieel zoals bedoeld in artikel 19, onder 1, onder b), kunnen de uitgaven voor aankoop van dieren als subsidiabele uitgaven worden beschouwd.
5.  De begunstigden van investeringsgerelateerde steun kunnen de bevoegde betaalorganen verzoeken om betaling van een voorschot ten bedrage van maximaal 50% van de investeringsgerelateerde overheidssteun, indien die optie in het plattelandsontwikkelingsprogramma is opgenomen.
5.  De begunstigden van investeringsgerelateerde steun kunnen de bevoegde betaalorganen verzoeken om betaling van een voorschot ten bedrage van maximaal 50% van de investeringsgerelateerde overheidssteun, indien die optie in het plattelandsontwikkelingsprogramma is opgenomen.
6.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de voorwaarden waaronder andere kosten in verband met leasingcontracten, tweedehands materieel en gewone vervangingsinvesteringen als subsidiabele uitgaven kunnen worden beschouwd.
6.  De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de voorwaarden waaronder andere kosten in verband met leasingcontracten, tweedehands materieel en gewone vervangingsinvesteringen als subsidiabele uitgaven kunnen worden beschouwd.
Amendement 91
Voorstel voor een verordening
Artikel 49 – lid 1
1.  De voor het plattelandsontwikkelingsprogramma bevoegde beheersautoriteit stelt na overleg met het monitoringcomité criteria vast voor de selectie van concrete acties in het kader van alle maatregelen. De selectiecriteria staan borg voor de gelijke behandeling van de aanvragers, voor een beter gebruik van de financiële middelen en voor het afstemmen van de maatregelen overeenkomstig de EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling. Bij de vaststelling van de selectiecriteria wordt het evenredigheidsbeginsel toegepast wanneer er sprake is van kleine subsidies.
1.  De voor het plattelandsontwikkelingsprogramma bevoegde beheersautoriteit stelt na overleg met het monitoringcomité criteria vast voor de selectie van concrete acties in het kader van alle maatregelen. De selectiecriteria zorgen ervoor dat de voor landbouwbedrijven bedoelde maatregelen alleen worden toegepast voor „actieve landbouwers” zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. .../2013 [RB]. Bovendien staan deze criteria borg voor een beter gebruik van de financiële middelen en voor het afstemmen van de maatregelen overeenkomstig de EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling. Bij de vaststelling en toepassing van deze selectiecriteria wordt het evenredigheidsbeginsel toegepast.
Motivering
Dit is geen louter technische aangelegenheid.
Amendement 92
Voorstel voor een verordening
Artikel 50 – alinea 1
Met het oog op de toepassing van deze verordening stelt de beheersautoriteit op programmaniveau een definitie van „plattelandsgebied” vast.

Met het oog op de toepassing van deze verordening stelt de beheersautoriteit op programmaniveau een definitie van „plattelandsgebied” vast. De beheersautoriteit kan ook meerdere specifieke gebieden aanwijzen binnen een specifieke maatregel, indien daar een objectieve reden voor bestaat.

Amendement 93
Voorstel voor een verordening
Artikel 51 – lid 2
2.  Op de in lid 1 bedoelde toewijzing wordt een som van 30 miljoen euro uitgetrokken voor de financiering van de in artikel 56 bedoelde prijs voor innovatieve plaatselijke samenwerking.
Schrappen

Amendement 94
Voorstel voor een verordening
Artikel 51 – lid 3 – alinea 1
3.  Op initiatief van de lidstaten kan tot 4 % van het per plattelandsontwikkelingsprogramma beschikbare totaalbedrag worden besteed aan de in artikel 52 van Verordening (EG) nr. [GSK/2012] bedoelde taken en aan kosten van de werkzaamheden ter voorbereiding van de in artikel 33, lid 3, bedoelde afbakening van gebieden met natuurlijke beperkingen.
3.  Op initiatief van de lidstaten kan tot 4% van het per plattelandsontwikkelingsprogramma beschikbare totaalbedrag worden besteed aan de in artikel 52 van Verordening (EUnr. …/2013[GSK] bedoelde taken en aan kosten van de werkzaamheden ter voorbereiding van de in artikel 33 bedoelde afbakening van gebieden met natuurlijke en andere specifieke beperkingen.
Amendement 95
Voorstel voor een verordening
Artikel 52 – lid 2 – letter a
(a) de betrokkenheid van belanghebbende partijen bij de tenuitvoerlegging van het plattelandsontwikkelingsbeleid te vergroten;
(a) de betrokkenheid van belanghebbende partijen in de land- en bosbouw en van andere actoren op het platteland bij de tenuitvoerlegging van het plattelandsontwikkelingsbeleid te vergroten;
Amendement 96
Voorstel voor een verordening
Artikel 52 – lid 4
4.  De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de organisatiestructuur en de werking van het Europese netwerk voor plattelandsontwikkeling vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 91 bedoelde onderzoeksprocedure.
4.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de organisatiestructuur en de werking van het Europese netwerk voor plattelandsontwikkeling.
Motivering
Dit is geen louter technische aangelegenheid.
Amendement 97
Voorstel voor een verordening
Artikel 53
1.  Het EIP-netwerk wordt overeenkomstig artikel 51, lid 1, ingevoerd ter ondersteuning van het in artikel 61 bedoelde EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw. Het maakt de vorming van een netwerk van operationele groepen, adviesdiensten en onderzoekers mogelijk.
1.  Het EIP-netwerk wordt overeenkomstig artikel 51, lid 1, ingevoerd ter ondersteuning van het in artikel 61 bedoelde EIP voor de productie, economische levensvatbaarheid en duurzaamheid in de landbouw. Het maakt de vorming van een netwerk van operationele groepen, adviesdiensten en onderzoekers mogelijk.
2.  Het EIP-netwerk heeft tot taak:
2.  Het EIP-netwerk heeft tot taak:
(a) een helpdeskfunctie ter beschikking te stellen en belangrijke actoren informatie over het EIP te verstrekken;
(a) een helpdeskfunctie ter beschikking te stellen en belangrijke actoren, met name primaire producenten en hun toeleveranciers en afnemers, informatie over het EIP te verstrekken;
(b) discussies op gang te brengen op het niveau van het programma teneinde de oprichting van operationele groepen aan te moedigen;
(c) onderzoeksresultaten en kennis die betrekking hebben op het EIP, te screenen en er verslag over uit te brengen;
(d) goede praktijken met betrekking tot innovatie te verzamelen, consolideren en verspreiden;
(d) wetenschappelijke informatie en nieuwe technologieën met betrekking tot innovatie en uitwisseling van kennis te verzamelen, consolideren en verspreiden;
(d bis) een dialoog tot stand te brengen tussen landbouwers en de onderzoekswereld;
(e) conferenties en workshops te organiseren en informatie over het EIP te verspreiden.
3.  De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de organisatiestructuur en de werking van het EIP-netwerk vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 91 bedoelde onderzoeksprocedure.
3.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de organisatiestructuur en de werking van het EIP-netwerk.
Amendement 98
Voorstel voor een verordening
Artikel 54 – lid 3
3.  De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de organisatiestructuur en de werking van het Europees evaluatienetwerk voor plattelandsontwikkeling vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 91 bedoelde onderzoeksprocedure.
3.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de organisatiestructuur en de werking van het Europese evaluatienetwerk voor plattelandsontwikkeling.
Motivering
Dit is geen louter technische aangelegenheid.
Amendement 99
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 2 – letter c
(c) het grote publiek en potentiële begunstigden voor te lichten over het plattelandsontwikkelingsbeleid;
(c) het grote publiek en potentiële begunstigden voor te lichten over het plattelandsontwikkelingsbeleid en financieringsmogelijkheden;
Amendement 100
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 2 – letter d
(d) innovatie in de landbouw te bevorderen.
(d) innovatie in de land- en bosbouw te bevorderen.
Amendement 101
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 3 – letter b – inleidende formule
(b) voor het opstellen en uitvoeren van een actieplan waarin ten minste de volgende zaken aan bod komen:
(b) voor het opstellen en uitvoeren van een actieplan waarin de volgende zaken aan bod kunnen komen:
Amendement 102
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 3 – letter b – punt iii
iii) steun voor monitoring, met name door het verzamelen en delen van relevante feedback, aanbevelingen en analyse, met name van de in artikel 41 van Verordening (EU) nr. [GSK/2012] bedoelde monitoringcomités. Plaatselijke groepen worden bij de monitoring en evaluatie van de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën ook ondersteund door het nationale netwerk voor het platteland;
Schrappen

Amendement 103
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 3 – letter b – punt v
v) verzameling van voorbeelden van projecten die alle prioriteiten van de programma's voor plattelandsontwikkeling beslaan;
Schrappen

Amendement 104
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 3 – letter b – punt vi
vi) lopende onderzoeken en analysen;
Schrappen

Amendement 105
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 3 – letter b – punt vii
vii) netwerkvormingsactiviteiten voor plaatselijke groepen en met name technische ondersteuning voor interterritoriale en transnationale samenwerking, het faciliteren van samenwerking tussen plaatselijke groepen en het zoeken naar partners voor de in artikel 36 bedoelde maatregel;
Schrappen

Amendement 106
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 3 – letter b – punt vii bis (nieuw)
vii bis) een plan ter aanmoediging van plaatselijke digitale of fysieke aanspreekpunten zodat potentiële begunstigden lokaal toegang hebben tot informatie over plattelandsontwikkelingsprogramma's en de andere uit de GSK-fondsen gefinancierde programma's.
Amendement 107
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 3 – letter c
c) voor de oprichting van een preselectiecommissie van onafhankelijke deskundigen en voor het preselectieproces van aanvragen voor de in artikel 58, lid 2, bedoelde prijs voor innovatieve, plaatselijke samenwerking.
Schrappen

Amendement 108
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 4
4.  De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen regels vast voor het opzetten en het functioneren van de nationale netwerken voor het platteland. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 91 bedoelde onderzoeksprocedure.
4.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het opzetten en het functioneren van de nationale netwerken voor het platteland.
Motivering
Deze aanpassing vloeit voort uit de problemen die de Rekenkamer heeft vastgesteld bij de bepaling van steunbedragen (zie paragraaf 97 van het speciaal verslag nr. 7/2011).
Amendement 109
Voorstel voor een verordening
Artikel 56
Artikel 56

Schrappen

Prijs voor innovatieve plaatselijke samenwerking in plattelandsgebieden

De in artikel 51, lid 2, bedoelde middelen worden gebruikt ter financiering van de toekenning van een prijs aan samenwerkingsprojecten waarbij ten minste twee in verschillende lidstaten gevestigde entiteiten zijn betrokken die een innovatief plaatselijk concept verwezenlijken.

Amendement 110
Voorstel voor een verordening
Artikel 57
Artikel 57

Schrappen

Oproep tot het indienen van voorstellen

1.  Ten laatste vanaf 2015 en elk jaar daarna doet de Commissie een oproep tot het indienen van voorstellen met het oog op de toekenning van de in artikel 56 bedoelde prijs. De laatste oproep tot het indienen van voorstellen wordt uiterlijk in 2019 gedaan.
2.  In de oproep tot het indienen van voorstellen wordt een thema voor de voorstellen aangegeven dat samenhangt met een van de EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling. Het thema is ook geschikt voor uitvoering via samenwerking op transnationaal niveau.
3.  De oproep tot het indienen van voorstellen staat open voor zowel plaatselijke groepen als voor afzonderlijke entiteiten die samenwerken ten behoeve van het specifieke project.
Amendement 111
Voorstel voor een verordening
Artikel 58
Artikel 58

Schrappen

Selectieprocedure

1.  Aanvragen voor de prijs worden door aanvragers in alle lidstaten ingediend bij het respectieve nationale netwerk voor het platteland, dat belast is met de preselectie van de inschrijvingen.
2.  Nationale netwerken voor het platteland stellen uit hun leden een preselectiecommissie van onafhankelijke deskundigen samen om aanvragen te preselecteren. De preselectie van aanvragen geschiedt op basis van de in de oproep tot het indienen van voorstellen vastgestelde uitsluitings-, selectie- en gunningscriteria. Elk nationaal netwerk voor het platteland preselecteert niet meer dan 10 aanvragen en zendt deze door aan de Commissie.
3.  De Commissie is verantwoordelijk voor de selectie van vijftig winnende projecten uit de in alle lidstaten gepreselecteerde aanvragen. De Commissie richt een uit onafhankelijke deskundigen samengestelde ad-hocstuurgroep op. Deze stuurgroep bereidt de selectie van de winnende aanvragen voor op basis van de in de oproep tot het indienen van voorstellen vastgestelde uitsluitings-, selectie- en gunningscriteria.
4.  De Commissie besluit over de lijst van projecten waaraan de prijs wordt toegekend.
Amendement 112
Voorstel voor een verordening
Artikel 59
Artikel 59

Schrappen

Financiële prijs – voorwaarden en betaling

1.  Projecten komen enkel in aanmerking voor de prijs indien zij kunnen worden voltooid binnen twee jaar na de datum van de vaststelling van de uitvoeringshandeling waarbij de prijs wordt toegekend. Het tijdskader voor de verwezenlijking van het project wordt beschreven in de aanvraag.
2.  De prijs wordt toegekend in de vorm van een forfaitair bedrag. Het bedrag van de betaling wordt door de Commissie bepaald middels uitvoeringshandelingen, overeenkomstig de in de oproep tot het indienen van voorstellen vastgestelde criteria en rekening houdend met de in de aanvraag aangegeven geraamde kosten van de verwezenlijking van het project. De maximumprijs per project bedraagt 100 000 euro.
3.  De lidstaten betalen de prijs aan de winnende aanvragers nadat zij hebben geverifieerd dat het project is voltooid. De desbetreffende uitgaven worden door de Unie terugbetaald aan de lidstaten overeenkomstig de bepalingen van titel IV, hoofdstuk II, sectie 4, van Verordening (EU) nr. HV/2012. De lidstaten mogen besluiten om het bedrag van de prijs geheel of gedeeltelijk aan de winnende aanvragers te betalen vóór zij hebben geverifieerd dat het project is voltooid, maar zij dragen in dit geval de verantwoordelijkheid voor de uitgaven tot de voltooiing van het project is geverifieerd.
Amendement 113
Voorstel voor een verordening
Artikel 60
Artikel 60

Schrappen

Voorschriften inzake de procedure, tijdschema's en de oprichting van de stuurgroep

De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen nadere bepalingen vast inzake de procedure en de tijdschema's voor de selectie van projecten en regels inzake de oprichting van de in artikel 58, lid 3, bedoelde stuurgroep van onafhankelijke deskundigen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 91 bedoelde onderzoeksprocedure.

Amendement 114
Voorstel voor een verordening
Titel IV
EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw

EIP voor productie, economische levensvatbaarheid en duurzaamheid in de landbouw

Amendement 115
Voorstel voor een verordening
Artikel 61
1.  Het EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw
1.  Het EIP voor productie, economische levensvatbaarheid en duurzaamheid in de landbouw
(a) bevordert een hulpbronnenefficiënte, productieve, emissiearme en klimaatvriendelijke en -bestendige landbouwsector, die harmonieus gebruik maakt van de essentiële natuurlijke hulpbronnen waarvan de landbouw afhankelijk is;
(a) bevordert een hulpbronnenefficiënte, productieve, concurrerende, emissiearme en klimaatvriendelijke en -bestendige land- en bosbouwsector, die harmonieus gebruik maakt van de essentiële natuurlijke hulpbronnen waarvan de land- en bosbouw afhankelijk is;
(b) helpt te zorgen voor een constante voorziening met zowel bestaande als nieuwe levensmiddelen, voeders en biomaterialen;
(b) helpt de productiviteit van de Europese landbouw duurzaam te vergroten en te zorgen voor een constante voorziening met zowel bestaande als nieuwe levensmiddelen, voeders en biomaterialen;
(c) verbetert processen ter behoud van het milieu en ter aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering;
(c) verbetert processen ter behoud van het milieu, ter bevordering van agro-ecologische productiesystemen en ter aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering; en
(d) slaat bruggen tussen kennis en technologie met betrekking tot het meest geavanceerde onderzoek enerzijds en landbouwers, bedrijven en adviesdiensten anderzijds.
(d) slaat bruggen tussen kennis en technologie met betrekking tot het meest geavanceerde onderzoek enerzijds en landbouwers, bosbeheerders, plattelandsgemeenschappen, bedrijven, ngo's en adviesdiensten anderzijds.
(d bis) bevordert de uitwisseling op het gebied van onderzoek, kennis en technologie die relevant zijn voor de landbouwproductiviteit en duurzame betrekkingen tussen de Unie en ontwikkelingslanden, waarbij specifiek aandacht wordt besteed aan de behoeften van kleine landbouwers.
2.  Het EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw tracht zijn doelstellingen te halen door
2.  Het EIP voor productie, economische levensvatbaarheid en duurzaamheid in de landbouw tracht zijn doelstellingen te halen door:
(a) toegevoegde waarde te creëren door het onderzoek en de landbouwpraktijk beter op elkaar af te stemmen en het op bredere schaal gebruiken van beschikbare innovatiemaatregelen aan te moedigen;
(a) toegevoegde waarde te creëren door het onderzoek en de landbouwpraktijk beter op elkaar af te stemmen en het op bredere schaal gebruiken van beschikbare innovatiemaatregelen aan te moedigen via een aanpak die op inspraak van de belanghebbenden berust;
(b) het sneller en ruimer in praktijk brengen van innovatieve oplossingen te bevorderen; en
(b) het sneller en ruimer in praktijk brengen van innovatieve oplossingen te bevorderen;
(c) de wetenschappelijke gemeenschap te informeren over de onderzoeksbehoeften van de landbouwpraktijk.
(c) de wetenschappelijke wereld te informeren over de onderzoeksbehoeften van de landbouwpraktijk; en
(c bis) samen te werken met relevante netwerken en instellingen in ontwikkelingslanden.
(c ter) knelpunten in de regelgeving in kaart te brengen die innovatie en investeringen in onderzoek en ontwikkeling belemmeren, overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in de mededelingen van de Commissie over „Betere regelgeving met het oog op economische groei en meer banen in de Europese Unie”¹ en over „Slimme regelgeving in de Europese Unie”².
3.  Het ELFPO draagt bij aan de doelen van het EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw via steun, overeenkomstig artikel 36, aan de in artikel 62 bedoelde operationele groepen van het EIP en het in artikel 53 bedoelde EIP-netwerk.
3.  Het ELFPO draagt bij aan de doelen van het EIP voor productie, economische levensvatbaarheid en duurzaamheid in de landbouw via steun, overeenkomstig artikel 36, aan de in artikel 62 bedoelde operationele groepen van het EIP en het in artikel 53 bedoelde EIP-netwerk.
Amendement 116
Voorstel voor een verordening
Artikel 62
1.  De operationele groepen van het EIP maken deel uit van het EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw. Zij worden opgericht door belanghebbende actoren zoals landbouwers, onderzoekers, adviseurs en bedrijven die betrokken zijn bij de landbouw- en voedingssector.
1.  De operationele groepen van het EIP maken deel uit van het EIP voor productie, economische levensvatbaarheid en duurzaamheid in de landbouw. Zij worden opgericht door belanghebbende actoren zoals landbouwers, onderzoekers, adviseurs en bedrijven die betrokken zijn bij de landbouw- en voedingssector. Tot de oprichting van een operationele groep wordt middels consensus besloten door de belanghebbenden, die het brede spectrum van belangen op het gebied van landbouw, plattelandsontwikkeling en onderzoek vertegenwoordigen. Operationele groepen mogen niet worden opgericht door één belanghebbende of een groep belanghebbenden die slechts één soort belangen vertegenwoordigen. Operationele groepen kunnen binnen de grenzen van een lidstaat werken, leden in meer dan één lidstaat en in derde landen hebben.
2.  De operationele groepen van het EIP stellen interne procedures vast die hun transparante werking garanderen en belangenconflicten voorkomen.
2.  De operationele groepen van het EIP stellen interne procedures vast die hun transparante werking garanderen en belangenconflicten voorkomen.
Amendement 117
Voorstel voor een verordening
Artikel 63
1.  De operationele groepen van het EIP stellen een plan op dat het volgende omvat:
1.  De operationele groepen van het EIP stellen een plan op dat het volgende omvat:
(a) een beschrijving van het te ontwikkelen, te testen, aan te passen of uit te voeren innovatieve project;
(a) een beschrijving van het te ontwikkelen, te testen, aan te passen of uit te voeren innovatieve project;
(b) een beschrijving van de verwachte resultaten en de bijdrage aan de EIP-doelstelling om de productiviteit en het duurzame beheer van hulpbronnen te verbeteren.
(b) een beschrijving van de verwachte resultaten en de bijdrage aan de EIP-doelstelling om de productiviteit en het duurzame beheer van hulpbronnen te verbeteren.
2.  Bij het uitvoeren van hun innovatieve projecten:
2.  Bij het uitvoeren van hun innovatieve projecten:
(a) nemen de operationele groepen besluiten over de uitwerking en de uitvoering van innovatieve acties; and
(a) nemen de operationele groepen besluiten over de uitwerking en de uitvoering van innovatieve acties; and
(b) voeren zij innovatieve acties uit via door de programma's voor plattelandsontwikkeling gefinancierde maatregelen.
(b) voeren zij innovatieve acties uit via door de programma's voor plattelandsontwikkeling of de Horizon 2020- en andere EU-onderzoeksprogramma's gefinancierde maatregelen om de praktische toepassing van de resultaten van onderzoek door landbouwers te bevorderen.
3.  De operationele groepen verspreiden de resultaten van hun project, met name via het EIP-netwerk.
3.  De operationele groepen verspreiden de resultaten van hun project, met name via het EIP-netwerk.
Amendement 118
Voorstel voor een verordening
Artikel 64
1.  Het totale bedrag van de steun van de Unie voor plattelandsontwikkeling in het kader van deze verordening voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020, de jaarlijkse verdeling ervan en het op minder ontwikkelde regio's te concentreren minimumbedrag worden vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad, op voorstel van de Commissie, overeenkomstig het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014 tot en met 2020 en het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer voor dezelfde periode.
1.  Het totale bedrag van de steun van de Unie voor plattelandsontwikkeling in het kader van deze verordening voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020, de jaarlijkse verdeling ervan en het op minder ontwikkelde regio's te concentreren minimumbedrag worden vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad, op voorstel van de Commissie, overeenkomstig het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014 tot en met 2020 en het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer voor dezelfde periode.
2.  Van de in lid 1 genoemde middelen wordt 0,25 % bestemd voor de technische ondersteuning voor de Commissie als bedoeld in artikel 51, lid 1.
2.  Van de in lid 1 genoemde middelen wordt 0,25% bestemd voor de technische ondersteuning voor de Commissie als bedoeld in artikel 51, lid 1.
3.  Voor de programmering van de in lid 1 genoemde bedragen en de daaropvolgende opvoering ervan op de algemene begroting van de Unie worden die bedragen met 2% per jaar geïndexeerd.
3.  Voor de programmering van de in lid 1 genoemde bedragen en de daaropvolgende opvoering ervan op de algemene begroting van de Unie worden die bedragen met 2% per jaar geïndexeerd.
4.   Door de Commissie wordt middels een uitvoeringshandeling een verdeling per lidstaat en per jaar verricht van de in lid 1 genoemde bedragen, na aftrek van het in lid 2 genoemde bedrag en rekening houdend met de in artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) nr. RB/2012 bedoelde overdracht van middelen. Bij het maken van de jaarlijkse verdeling houdt de Commissie rekening met:
4.   De verdeling per lidstaat en per jaar van de in lid 1 genoemde bedragen, na aftrek van het in lid 2 genoemde bedrag en rekening houdend met de in artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) nr. …/2013 [RB] bedoelde overdracht van middelen, wordt uiteengezet in bijlage I bis.
(a) objectieve criteria die gekoppeld zijn aan de in artikel 4 bedoelde doelstellingen; and
(b) in het verleden behaalde resultaten.
4 bis. De Commissie wordt gemachtigd om gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 90 vast te stellen om, indien nodig, bijlage I bis in die zin te wijzigen dat ook de op grond van artikel 7, lid 2, en artikel 14 van Verordening (EU) nr. …/2013 [RB] naar het ELFPO overgedragen middelen erin zijn vervat.

5.  Naast de in lid 4 bedoelde bedragen omvat de in dat lid bedoelde uitvoeringshandeling ook de op grond van artikel 7, lid 2, en artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. RB/2012 aan het ELFPO overgedragen middelen en de middelen die met betrekking tot het kalenderjaar 2013 aan het ELFPO worden overgedragen op grond van de artikelen 10 ter en 136 van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad.
6.   Voor de toepassing van de toewijzing van de in artikel 20, lid 2, van Verordening (EU) nr. [GSK/2012] bedoelde prestatiereserve worden de beschikbare bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EU) nr. HR/2012 voor het ELFPO zijn geïnd, toegevoegd aan de in artikel 18 van Verordening (EU) nr. [GSK/2012] bedoelde bedragen. De prestatiereserve wordt aan de lidstaten toegewezen in verhouding tot hun aandeel in het totale steunbedrag uit het ELFPO.
6.   De beschikbare bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EU) nr. …/2013 [HV] voor het ELFPO zijn geïnd, worden aan de lidstaten toegewezen in verhouding tot hun aandeel in het totale steunbedrag uit het ELFPO.
(De door de Commissie voorgestelde tekst in lid 5 van artikel 64 wordt vervangen door tekst uit COM(2012)0553))
Amendement 119
Voorstel voor een verordening
Artikel 65
1.  In het besluit tot goedkeuring van een plattelandsontwikkelingsprogramma wordt de maximumbijdrage uit het ELFPO aan het programma vastgesteld. In voorkomend geval worden de kredieten die worden toegewezen aan minder ontwikkelde regio's, in de beschikking duidelijk als zodanig vermeld.
1.  In het besluit tot goedkeuring van een plattelandsontwikkelingsprogramma wordt de maximumbijdrage uit het ELFPO aan het programma vastgesteld. In voorkomend geval worden de kredieten die worden toegewezen aan minder ontwikkelde regio's, in de beschikking duidelijk als zodanig vermeld.
2.  De bijdrage uit het ELFPO wordt berekend op basis van het bedrag aan subsidiabele overheidsuitgaven.
2.  De bijdrage uit het ELFPO wordt berekend op basis van het bedrag aan subsidiabele overheidsuitgaven.
3.  De plattelandsontwikkelingsprogramma's stellen één procentuele ELFPO-bijdrage vast die op alle maatregelen van toepassing is. Waar van toepassing wordt een afzonderlijke procentuele ELFPO-bijdrage vastgesteld voor de minder ontwikkelde regio's en voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EEG) nr. 2019/93. De maximale procentuele ELFPO-bijdrage bedraagt:
3.  De plattelandsontwikkelingsprogramma's stellen één procentuele ELFPO-bijdrage vast die op alle maatregelen van toepassing is. Waar van toepassing wordt een afzonderlijke procentuele ELFPO-bijdrage vastgesteld voor de minder ontwikkelde regio's en voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EEG) nr. 2019/93. De maximale procentuele ELFPO-bijdrage bedraagt:
(a) 85 % van de subsidiabele overheidsuitgaven in de minder ontwikkelde regio's en in de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EEG) nr. 2019/93;
(a) 85% van de subsidiabele overheidsuitgaven in de minder ontwikkelde regio's en in de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EEG) nr. 2019/93;
(b) 50 % van de subsidiabele overheidsuitgaven in de overige regio's.
(b) 50% van de subsidiabele overheidsuitgaven in de overige regio's.
De minimale procentuele ELFPO-bijdrage bedraagt 20%.

De minimale procentuele ELFPO-bijdrage bedraagt 20%.

4.  In afwijking van lid 3 bedraagt de maximale procentuele ELFPO-bijdrage:
4.  In afwijking van lid 3 bedraagt de maximale procentuele ELFPO-bijdrage:
(a) 80 % voor de in de artikelen 15, 28 en 36 bedoelde maatregelen, voor de in artikel 28 van Verordening (EU) nr. [GSK/2012] bedoelde plaatselijke ontwikkeling in het kader van LEADER en voor acties overeenkomstig artikel 20, lid 1, onder a), punt i). Ze kan worden verhoogd tot 90 % voor de programma's van de minder ontwikkelde regio's, de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EEG) nr. 2019/93;
(a) 80% voor de in de artikelen 15, 28 en 36 bedoelde maatregelen, voor de in artikel 28 van Verordening (EU) nr. …/2013 [GSK] bedoelde plaatselijke ontwikkeling in het kader van LEADER en voor acties overeenkomstig artikel 20, lid 1, onder a), punt i). Ze kan worden verhoogd tot 90% voor de programma's van de minder ontwikkelde regio's, de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EEG) nr. 2019/93;
(b) 100 % voor concrete acties die middelen ontvangen overeenkomstig artikel 66.
(c) 55% voor de in artikel 29 genoemde agromilieu- en klimaatmaatregelen. Ze kan worden verhoogd tot 90% voor de programma's van de minder ontwikkelde regio's, de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EEG) nr. 2019/93;
In afwijking van lid 3, onder b), van dit artikel mogen de lidstaten, om te zorgen voor samenhang met de medefinancieringspercentages van andere GSK-fondsen in overgangsregio's, de maximale ELFPO-bijdrage verhogen voor maatregelen in het kader van de meerfondsenaanpak in de programma's die worden uitgevoerd in overgangsregio's zoals gedefinieerd in artikel 82, lid 2, van Verordening (EU) nr. …/2013 [GSK].

In afwijking van lid 3 kan voor de middelen die naar het ELFPO worden overgedragen in overeenstemming met artikel 14 van Verordening (EU) nr. …/2013 [RB] een ELFPO-bijdrage van 95% gelden als een lidstaat aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

i) aan de lidstaat is financiële bijstand van de Unie ter beschikking gesteld krachtens Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme¹;
ii) aan dat land is financiële bijstand voor de middellange termijn beschikbaar gesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten²; of
iii) aan de lidstaat is financiële bijstand in de vorm van een ESM-lening ter beschikking gesteld overeenkomstig het Verdrag tot instelling van het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM).
4 bis. De middelen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 14, lid 1 bis, van Verordening (EU) nr. …/2013 [RB] worden voorbehouden voor de in artikel 29 genoemde maatregelen.

5.  Ten minste 5 %, en in het geval van Kroatië 2,5 %, van de totale ELFPO-bijdrage aan het plattelandsontwikkelingsprogramma is voorbehouden voor LEADER.
5.  Ten minste 5%, en in het geval van Kroatië 2,5%, van de totale ELFPO-bijdrage aan het plattelandsontwikkelingsprogramma is voorbehouden voor LEADER.
5 bis. Ten minste 25% van de totale ELFPO-bijdrage aan het plattelandsontwikkelingsprogramma wordt voorbehouden voor de in de artikelen 29 en 30 genoemde maatregelen.

6.  Voor uitgaven die worden meegefinancierd uit het ELFPO, vindt geen medefinanciering plaats in de vorm van bijdragen uit de Structuurfondsen, het Cohesiefonds of enig ander financieringsinstrument van de Unie.
6.  Voor uitgaven die worden meegefinancierd uit het ELFPO, vindt geen medefinanciering plaats in de vorm van bijdragen uit de Structuurfondsen, het Cohesiefonds of enig ander financieringsinstrument van de Unie. Dit vormt geen beperking dan wel belemmering voor de programmering waarbij de steun uit meerdere GSK-fondsen op coherente wijze wordt gecombineerd, teneinde de thematische doelstellingen die zijn bepaald in artikel 9 van Verordening (EU) nr. …/2013 [GSK] te kunnen verwezenlijken.
6 bis. De nationale bijdrage aan de subsidiabele overheidsuitgaven mag door niet-commerciële particuliere bijdragen worden vervangen.

7.  Tenzij in deze verordening anders is bepaald, blijven overheidsuitgaven voor steun aan ondernemingen binnen de steunmaxima die voor staatssteun zijn vastgesteld.
7.  Tenzij in deze verordening anders is bepaald, blijven overheidsuitgaven voor steun aan ondernemingen binnen de steunmaxima die voor staatssteun zijn vastgesteld.
1 PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1.
2 PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1.
(De door de Commissie voorgestelde tekst in lid 5 van artikel 65 wordt vervangen door tekst uit COM(2012)0553))
Amendement 120
Voorstel voor een verordening
Artikel 66
Artikel 66

Schrappen

Financiering voor concrete acties met een significante bijdrage aan innovatie

De overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. RB/2012 aan het ELFPO overgedragen middelen worden voorbehouden voor concrete acties die een significante bijdrage leveren aan innovatie met betrekking tot de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw, met inbegrip van de matiging van of de aanpassing aan de klimaatverandering.

Amendement 121
Voorstel voor een verordening
Artikel 67 – lid 2 – alinea 1
2.  Uitgaven komen slechts voor een bijdrage uit het ELFPO in aanmerking indien zij worden gedaan voor concrete acties waartoe door of onder verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit van het betrokken programma is besloten, overeenkomstig de in artikel 49 bedoelde selectiecriteria.
2.  Uitgaven komen slechts voor een bijdrage uit het ELFPO in aanmerking indien zij worden gedaan voor concrete acties waartoe door of onder verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit van het betrokken programma is besloten, overeenkomstig de in artikel 49 bedoelde selectiecriteria, met uitzondering van voorstellen die tijdens de overgangsperiode tussen de twee programma's zijn ingediend, om hiaten te voorkomen die investeringen kunnen belemmeren.
Amendement 181
Voorstel voor een verordening
Artikel 67 – lid 4 bis (nieuw)
4 bis. Met betrekking tot uitgaven komen btw-bedragen in aanmerking wanneer ze niet terugvorderbaar zijn uit hoofde van nationale btw-wetgeving.

Amendement 122
Voorstel voor een verordening
Artikel 69 – lid 2
2.  Wanneer steun wordt verleend op basis van standaardkosten of extra kosten en gederfde inkomsten zorgen de lidstaten ervoor dat de betrokken berekeningen deugdelijk en nauwkeurig zijn en op voorhand zijn vastgesteld op basis van een eerlijke, evenwichtige en verifieerbare berekening. Hiertoe verstrekt een orgaan dat onafhankelijk is van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de berekeningen en over de nodige deskundigheid beschikt, een certificaat waarin de deugdelijkheid en de nauwkeurigheid van de berekeningen wordt bevestigd. Het certificaat wordt opgenomen in het plattelandsontwikkelingsprogramma.
2.  Wanneer steun wordt verleend op basis van standaardkosten of extra kosten en gederfde inkomsten zorgen de lidstaten ervoor dat de betrokken berekeningen deugdelijk en nauwkeurig zijn en op voorhand zijn vastgesteld op basis van een eerlijke, evenwichtige en verifieerbare berekening. Hiertoe verstrekt een orgaan dat onafhankelijk is van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de berekeningen en over de nodige deskundigheid beschikt, een certificaat waarin de deugdelijkheid en de nauwkeurigheid van de berekeningen wordt bevestigd. Het certificaat wordt opgenomen in het plattelandsontwikkelingsprogramma. De Commissie garandeert dat voordat programma's worden goedgekeurd, alle relevante elementen zijn opgenomen in de berekeningen, dat de belangrijkste veronderstellingen redelijk zijn en dat de parameters adequaat zijn.
Motivering
In het kader van het plattelandsontwikkelingsprogramma kunnen zowel investerings- als niet-investeringsacties (opleiding, adviesdiensten, voorlichtings- en promotieactiviteiten, samenwerking, …) worden uitgevoerd, en daarom is het niet passend om enkel voorschotten in te voeren voor investeringsacties, aangezien dit leidt tot de ongelijke behandeling van begunstigden. Om de voorschotten op een zo transparant mogelijke manier te reguleren, stellen we voor om alle bepalingen hierover onder te brengen in artikel 70.
Amendement 183
Voorstel voor een verordening
Artikel 70 – lid -1 (nieuw)
-1.  De begunstigden van steun, met inbegrip van plaatselijke actiegroepen, kunnen verzoeken om betaling van een voorschot ten bedrage van maximaal 50% van de overheidssteun, indien die optie in het plattelandsontwikkelingsprogramma is opgenomen.
Amendement 123
Voorstel voor een verordening
Artikel 73 – lid 1 – letter b
(b) de Commissie op kwartaalbasis relevante indicatorgegevens ontvangt over de voor financiering geselecteerde concrete acties, met inbegrip van de belangrijke kenmerken van de begunstigde en het project;
(b) de Commissie jaarlijks relevante indicatorgegevens ontvangt over de voor financiering geselecteerde concrete acties, met inbegrip van informatie over outputindicatoren en financiële indicatoren;
Motivering
Een kwartaalverslag doet de administratieve belasting enorm toenemen, hetgeen indruist tegen alle inspanningen ter vereenvoudiging.
Amendement 124
Voorstel voor een verordening
Artikel 73 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. Wanneer een lidstaat meer dan één programma heeft, kan een coördinerende instantie worden aangewezen met als doel op zijn minst de samenhang in het beheer van de fondsen te waarborgen en als schakel te fungeren tussen de Commissie en de nationale beheersautoriteiten.

Motivering
Zoals voorgesteld in overweging 5 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, is het belangrijk te erkennen dat er behoefte is aan een instantie die de betaalorganen coördineert.
Amendement 125
Voorstel voor een verordening
Artikel 75 – alinea 1 – letter a
(a) de vorderingen en resultaten van het plattelandsontwikkelingsbeleid aan te tonen en de effecten, de doeltreffendheid, de doelmatigheid en het belang van interventies in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid te beoordelen;
(a) de vorderingen en resultaten van het plattelandsontwikkelingsbeleid kritisch en objectief te evalueren en de effecten, de doeltreffendheid, de doelmatigheid en het belang van interventies in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid te beoordelen;
Motivering
De oorspronkelijke formulering is te normatief.
Amendement 126
Voorstel voor een verordening
Artikel 76 – lid 1
1.  Om aggregatie van gegevens op het niveau van de Unie mogelijk te maken wordt in het in artikel 74 bedoelde monitoring- en evaluatiesysteem een lijst vastgesteld van gemeenschappelijke indicatoren die betrekking hebben op zowel de uitgangssituatie als de financiële uitvoering, de outputs, de resultaten en de effecten van het programma en die op elk programma toepasbaar zijn.
1.  Om aggregatie van gegevens op het niveau van de Unie mogelijk te maken wordt in het in artikel 74 bedoelde monitoring- en evaluatiesysteem een lijst vastgesteld van gemeenschappelijke indicatoren die betrekking hebben op zowel de uitgangssituatie als de financiële uitvoering, de outputs en de resultaten van het programma en die op elk programma toepasbaar zijn.
Amendement 127
Voorstel voor een verordening
Artikel 78 – alinea 1
Begunstigden van steun in het kader van plattelandsontwikkelingsmaatregelen en plaatselijke groepen verbinden zich ertoe de beheersautoriteit en/of de aangewezen evaluatoren of andere instanties die zijn aangewezen om namens haar functies uit te oefenen, alle nodige informatie te verstrekken om monitoring- en evaluatie van het programma mogelijk te maken, met name met betrekking tot het halen van gestelde doelen en prioriteiten.

Begunstigden van steun in het kader van plattelandsontwikkelingsmaatregelen en plaatselijke groepen verbinden zich ertoe de beheersautoriteit en/of de aangewezen evaluatoren of andere instanties die zijn aangewezen om namens haar functies uit te oefenen, alle nodige informatie te verstrekken om monitoring- en evaluatie van het programma mogelijk te maken, met name met betrekking tot het halen van gestelde doelen en prioriteiten, waarbij ervoor wordt gezorgd dat het recht op vertrouwelijkheid en het recht op bescherming van persoonsgegevens, verankerd in nationale en Uniewetgeving, worden geëerbiedigd.

Amendement 128
Voorstel voor een verordening
Artikel 81 – lid 1 – letter b
(b) het onderzoekt de activiteiten en outputs met betrekking tot het evaluatieplan van het programma
(b) het onderzoekt het door de beheersautoriteit ingediende evaluatieplan en de vooruitgang in de uitvoering ervan;
Amendement 129
Voorstel voor een verordening
Artikel 82 – lid 1
1.  Uiterlijk op 31 mei 2016 en 31 mei van elk daaropvolgend jaar tot en met 2023 dient de lidstaat bij de Commissie een jaarlijks uitvoeringsverslag in over de uitvoering van het plattelandsontwikkelingsprogramma in het vorige kalenderjaar. Het in 2016 ingediende verslag heeft betrekking op de kalenderjaren 2014 en 2015.
1.  Uiterlijk op 30 juni 2016 en 30 juni van elk daaropvolgend jaar tot en met 2022 dient de lidstaat bij de Commissie een jaarlijks uitvoeringsverslag in over de uitvoering van het plattelandsontwikkelingsprogramma in het vorige kalenderjaar. Het eindverslag over de uitvoering wordt door de lidstaat uiterlijk op 31 december 2023 ingediend. Het in 2016 ingediende verslag heeft betrekking op de kalenderjaren 2014 en 2015.
Amendement 130
Voorstel voor een verordening
Artikel 85
In 2023 stellen de lidstaten voor elk van hun plattelandsontwikkelingsprogramma's een verslag over de evaluatie achteraf op. Dat verslag wordt uiterlijk op 31 december 2023 bij de Commissie ingediend.

In 2023 stellen de lidstaten voor elk van hun plattelandsontwikkelingsprogramma's een verslag over de evaluatie achteraf op. Dat verslag wordt uiterlijk op 31 december 2023 voltooid.

Amendement 131
Voorstel voor een verordening
Artikel 88 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. Wanneer de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag van toepassing zijn, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de bepalingen inzake vrijstelling van de staatssteunregels voor alle op grond van deze verordening getroffen maatregelen die niet binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen.

Amendement 132
Voorstel voor een verordening
Artikel 89 – titel
Aanvullende nationale financiering

Aanvullende nationale financiering en steun die niet binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU valt.

Amendement 133
Voorstel voor een verordening
Artikel 89 – alinea 1
Betalingen die door de lidstaten worden gedaan met betrekking tot binnen de werkingssfeer van artikel 42 van het Verdrag vallende concrete acties die tot doel hebben te voorzien in aanvullende financiering voor plattelandsontwikkeling waarvoor steun van de Unie wordt verleend, worden overeenkomstig deze verordening door de lidstaten gemeld en door de Commissie goedgekeurd als onderdeel van de in artikel 7 bedoelde programmering. Bij de beoordeling van deze betalingen past de Commissie mutatis mutandis de voor de toepassing van artikel 107 van het Verdrag vastgestelde criteria toe. De betrokken lidstaat laat de voorgestelde aanvullende financiering voor plattelandsontwikkeling niet van kracht worden voordat deze is goedgekeurd.

Betalingen die door de lidstaten worden gedaan met betrekking tot binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallende concrete acties die tot doel hebben te voorzien in aanvullende financiering voor plattelandsontwikkeling waarvoor steun van de Unie wordt verleend, en betalingen die door de lidstaten worden gedaan met betrekking tot niet binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallende concrete acties, worden overeenkomstig deze verordening door de lidstaten gemeld en door de Commissie goedgekeurd als onderdeel van de in artikel 7 bedoelde programmering. Bij de beoordeling van deze betalingen past de Commissie mutatis mutandis de voor de toepassing van artikel 107 VWEU vastgestelde criteria toe. De betrokken lidstaat laat de voorgestelde aanvullende financiering voor plattelandsontwikkeling niet van kracht worden voordat deze is goedgekeurd.

Amendement 134
Voorstel voor een verordening
Artikel 90 – lid 2
2.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen als bedoeld in deze verordening wordt voor onbepaalde duur aan de Commissie overgedragen vanaf de datum van de inwerkingtreding van deze verordening.
2.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen als bedoeld in deze verordening wordt aan de Commissie overgedragen voor een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn bezwaar maakt tegen een dergelijke verlenging.
.
Motivering
Het Europees Parlement moet de bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie actief bekrachtigen, zodat het Parlement bij twijfel geen strijd hoeft te leveren om zijn wetgevingsbevoegdheden terug te krijgen.
Amendement 135
Voorstel voor een verordening
BIJLAGE I – artikel 18 – lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

18(3)

Investering in materiële activa

50 %

75 %

65 %

40 %

50 %

75 %

65 %

40 %

Landbouwsector

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de minder ontwikkelde regio's

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de ultraperifere gebieden

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in andere regio's

Op voorwaarde dat de som van de steunpercentages niet meer dan 90 % bedraagt, mogen de bovenstaande percentages met 20 % worden verhoogd voor:

– de vestiging van jonge landbouwers

– collectieve investeringen en geïntegreerde projecten

– gebieden met natuurlijke beperkingen als bedoeld in artikel 33

– acties die worden gesteund in het kader van het EIP

De verwerking en de afzet van bijlage I-producten

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de minder ontwikkelde regio's

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de ultraperifere gebieden

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in andere regio's

Op voorwaarde dat de som van de steunpercentages niet meer dan 90 % bedraagt, mogen de bovenstaande percentages met 20 % worden verhoogd voor in het kader van het EIP gesteunde concrete acties.

Amendement

18(3)

Investering in materiële activa

50 %

75 %

75 %

40 %

50 %

75 %

75 %

40 %

Landbouwsector

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de minder ontwikkelde regio's

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de ultraperifere gebieden

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in andere regio's

Op voorwaarde dat de som van de steunpercentages niet meer dan 90 % bedraagt, mogen de bovenstaande percentages met 20 % worden verhoogd voor:

– de vestiging van jonge landbouwers

– collectieve investeringen en geïntegreerde projecten

– gebieden met natuurlijke beperkingen als bedoeld in artikel 33

– acties die worden gesteund in het kader van het EIP

– biologische landbouwers

– maatregelen om aan de Natura 2000-richtlijn en de kaderrichtlijn betreffende water te voldoen

– agromilieuregelingen

De verwerking en de afzet van bijlage I-producten

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de minder ontwikkelde regio's

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de ultraperifere gebieden

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in andere regio's

Op voorwaarde dat de som van de steunpercentages niet meer dan 90 % bedraagt mogen de bovenstaande percentages met 20 % worden verhoogd voor in het kader van het EIP gesteunde concrete acties, alsmede voor collectieve investeringen en geïntegreerde projecten.

Amendement 136
Voorstel voor een verordening
BIJLAGE I – artikel 24 – lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

24(3)

Invoering van boslandbouwsystemen

80 %

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen voor de invoering van boslandbouwsystemen

Amendement

24(3)

Invoering van boslandbouwsystemen

100 %

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen voor de invoering van boslandbouwsystemen

Amendement 137
Voorstel voor een verordening
BIJLAGE I – artikel 27 – lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

27(5)

Investeringen in nieuwe bosbouwtechnologieën en in de verwerking en de afzet van bosproducten

50 %

75 %

65 %

40 %

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de minder ontwikkelde regio's

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de ultraperifere gebieden

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in andere regio's

Amendement

27(5)

Investeringen in nieuwe bosbouwtechnologieën en in de verwerking en de afzet van bosproducten

50 %

75 %

75 %

40 %

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de minder ontwikkelde regio's

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de ultraperifere gebieden

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

Van het bedrag aan subsidiabele investeringen in andere regio's

Amendement 138
Voorstel voor een verordening
BIJLAGE I – artikel 32 – lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Art. 32(3)

Betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen

25

250(*)

300(*)

Minimum per ha per jaar

Maximum per ha per jaar

Maximum per ha per jaar in berggebieden zoals gedefinieerd in artikel 46, lid 2

Amendement

Art. 32(3)

Betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen

25

250(*)

450(*)

Minimum per ha per jaar

Maximum per ha per jaar

Maximum per ha per jaar in berggebieden zoals gedefinieerd in artikel 46, lid 2

Amendement 139
Voorstel voor een verordening
Bijlage I bis

Amendement

BIJLAGE I bis

Nationale totaalbedragen overeenkomstig artikel 64

(mln EUR)

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

België

73.838

73.838

73.838

73.838

73.838

73.838

73.838

Bulgarije

400.215

400.215

400.215

400.215

400.215

400.215

400.215

Tsjechië

432.820

432.820

432.820

432.820

432.820

432.820

432.820

Denemarken

87.536

87.536

87.536

87.536

87.536

87.536

87.536

Duitsland

1.355.922

1.355.922

1.355.922

1.355.922

1.355.922

1.355.922

1.355.922

Estland

109.623

109.623

109.623

109.623

109.623

109.623

109.623

Ierland

377.842

377.842

377.842

377.842

377.842

377.842

377.842

Griekenland

595.667

595.667

595.667

595.667

595.667

595.667

595.667

Spanje

1.219.781

1.219.781

1.219.781

1.219.781

1.219.781

1.219.781

1.219.781

Frankrijk

1.148.806

1.148.806

1.148.806

1.148.806

1.148.806

1.148.806

1.148.806

Italië

1.361.055

1.361.055

1.361.055

1.361.055

1.361.055

1.361.055

1.361.055

Cyprus

24.926

24.926

24.926

24.926

24.926

24.926

24.926

Letland

159.703

159.703

159.703

159.703

159.703

159.703

159.703

Litouwen

267.461

267.461

267.461

267.461

267.461

267.461

267.461

Luxemburg

14.383

14.383

14.383

14.383

14.383

14.383

14.383

Hongarije

584.679

584.679

584.679

584.679

584.679

584.679

584.679

Malta

11.762

11.762

11.762

11.762

11.762

11.762

11.762

Nederland

89.850

89.850

89.850

89.850

89.850

89.850

89.850

Oostenrijk

609.744

609.744

609.744

609.744

609.744

609.744

609.744

Polen

2.029.504

2.029.504

2.029.504

2.029.504

2.029.504

2.029.504

2.029.504

Portugal

614.811

614.811

614.811

614.811

614.811

614.811

614.811

Roemenië

1.435.645

1.435.645

1.435.645

1.435.645

1.435.645

1.435.645

1.435.645

Slovenië

138.743

138.743

138.743

138.743

138.743

138.743

138.743

Slowakije

302.467

302.467

302.467

302.467

302.467

302.467

302.467

Finland

326.416

326.416

326.416

326.416

326.416

326.416

326.416

Zweden

291.736

291.736

291.736

291.736

291.736

291.736

291.736

Verenigd Koninkrijk

362.465

362.465

362.465

362.465

362.465

362.465

362.465

Amendement 140
Voorstel voor een verordening
Bijlage II
Bijlage schrappen

Amendement 141
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – Thematisch subprogramma 1 – punt 1 bis (nieuw)
Publiek-private partnerschappen om de overdracht tussen generaties te vergemakkelijken

Motivering
Een van de grootste kwesties waarmee jonge landbouwers kampen wanneer zij besluiten hun activiteit te gaan ontplooien betreft de kosten en de administratieve lasten van het overnemen van de landbouwactiviteiten van hun voorgangers. Deze verschillende aspecten bemoeilijken de overdracht tussen generaties en zij vormen een van de redenen waarom de gemiddelde leeftijd van landbouwers in de EU boven de vijftig jaar ligt. Het vergemakkelijken van de overdracht tussen generaties door middel van publiek-private partnerschappen moet worden opgenomen in de indicatieve lijst van maatregelen en concrete acties die van bijzonder belang zijn voor thematische subcategorieën, opdat dit element in overweging wordt genomen bij de ontwikkeling van instrumenten voor plattelandsontwikkeling op nationaal niveau.
Amendement 142
Voorstel voor een verordening
Bijlage V – afdeling 3
Artikel 17 Kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

Artikel 17 Kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

Artikel 32-33 Betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen

Artikel 32-33 Betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen

Artikel 34 Dierenwelzijn

Motivering
Landbouwers die in hun productie rekening houden met goed dierenwelzijn beantwoorden aan de vraag van de markt en kunnen een meerprijs ontvangen voor hun producten, waardoor hun concurrentiekracht verbetert. Ze moeten steun krijgen om over te schakelen naar deze productiesystemen.
Juridische mededeling - Privacybeleid