Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2013 over de situatie in Egypte (2013/2542(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Egypte, met name die van 16 februari 2012 over de recente ontwikkelingen in Egypte(1) en die van 15 maart 2012 over mensenhandel in de Sinaï(2),
– gezien zijn plenaire debatten over Egypte en het Midden-Oosten van 12 juni 2012, 4 juli 2012 en 12 december 2012,
– gezien de verklaringen van de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter (HV/VV) Catherine Ashton en haar woordvoerder in 2012 over Egypte, met name die van 25 mei 2012 over de presidentsverkiezingen in Egypte, van 1 juni 2012 over het opheffen van de noodtoestand in Egypte, van 15 juni 2012 over de uitspraak van het Constitutionele Hooggerechtshof van Egypte, van 20 juni 2012 over de politieke situatie in Egypte, van 24 juni 2012 over de verkiezing van Mohammed Morsi tot president van Egypte, van 13 september 2012 over de nieuwe task force EU-Egypte, van 5 december 2012 waarin zij oproept tot een nationale politieke dialoog, van 25 december 2012 over het referendum in Egypte en van 25 januari 2013 over de doden die in Port Said zijn gevallen,
– gezien de conclusies van de Raad van 27 februari 2012, 25 juni 2012, 19 november 2012 en 10 december 2012 over Egypte en van 31 januari 2013 betreffende EU-steun voor duurzame verandering in samenlevingen in transitie en van 8 februari 2013 over de Arabische Lente,
– gezien het pakket van het Europese nabuurschapsbeleid (ENP), voortgangsverslag voor Egypte, van 15 mei 2012,
– gezien de bijeenkomst van de task force EU-Egypte op 13-14 november 2012 en de conclusies daarvan,
– gezien de „verklaring van Cairo” van de tweede ministersbijeenkomst van de Europese Unie en de Liga van Arabische ministers van buitenlandse Zaken van 13 november 2012,
– gezien Verordening (EU) nr. 1099/2012 van de Raad van 26 november 2012 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 270/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte,
– gezien de verklaringen van de voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy na zijn ontmoetingen met de Egyptische president Mohamed Morsi van 13 september 2012 en13 januari 2013,
– gezien het Commissiememorandum van 8 februari 2013, getiteld „EU's response to the ”Arab Spring’: the state-of-play after two years„, (de reactie van de EU op de Arabische Lente: de stand van zaken na twee jaar),
– gezien de gezamenlijke mededeling van 15 mei 2012 van de Commissie en de VV/HV aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's met als titel „Resultaten boeken voor een nieuw Europees nabuurschapsbeleid”,
– gezien de Associatieovereenkomst EU-Egypte van 2001 (in werking getreden op 1 juni 2004), ondersteund door het in 2007 overeengekomen Actieplan en het Europees nabuurschapsbeleid,
– gezien de verklaringen van de Hoge commissaris voor de mensenrechten van de VN, Navi Pillay, van 7 december 2012 over het geweld in Egypte en de belangrijkste problemen met de ontwerpgrondwet, en van 29 januari 2013 over de behoefte aan een serieuze dialoog en de beëindiging van het buitensporige gebruik van geweld,
– gezien de verklaring van 31 januari 2013 van de uitvoerend directeur van UN Women, Michelle Bachelet, waarin zij uiting geeft aan haar ernstige bezorgdheid over de escalatie van het geweld tegen vrouwen in het openbare leven in Egypte,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, waarbij Egypte partij is, en het Internationale Verdrag betreffende de rechten van het kind van 1989, waarbij Egypte partij zal zijn,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,
– gezien artikel 110, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Egypte een belangrijke partner van de Europese Unie in het zuidelijke Middellandse Zeegebied is; overwegende dat politieke, economische en sociale ontwikkelingen in Egypte verstrekkende gevolgen hebben in de gehele regio en daarbuiten;
B. overwegende dat Mohammed Morsi de presidentsverkiezingen van mei en juni 2012 heeft gewonnen met 51,7% van de stemmen en als eerste Islamistische kandidaat tot staatsleider in de Arabische wereld werd verkozen; overwegende dat deze vrije en eerlijke presidentsverkiezingen een mijlpaal vertegenwoordigden in de overgang naar de democratie;
C. overwegende dat op 14 juni 2012 het Egyptische Constitutionele Hooggerechtshof de parlementsverkiezingen van 2012 ongrondwettig heeft verklaard en heeft gesteld dat een derde van de winnaars op ongrondwettige wijze waren verkozen en daarbij de wet op politieke uitsluiting heeft ingetrokken;
D. overwegende dat op 22 november 2012, acht dagen na de bijeenkomst van de task force EU-Egypte en één dag na de door tussenkomst van Egypte tot stand gekomen staakt-het-vuren-overeenkomst tussen Israel en Hamas, president Morsi een constitutionele verklaring heeft afgelegd waarin onder meer het presidentschap aan rechterlijke controle werd onttrokken; overwegende dat de president die verklaring enkele dagen later weer introk, maar dat er toen reeds escalerende betogingen gaande waren;
E. overwegende dat de justitiële instellingen en rechtbanken voortdurend worden blootgesteld aan pressie, aanvallen, intimidatie en obstructie van de zijde van diverse politieke actoren en krachten in Egypte; overwegende dat het Constitutionele Hof in november 2012 zijn werkzaamheden heeft opgeschort nadat het gerechtsgebouw door aanhangers van de president en hun bondgenoten werd belaagd; overwegende dat het gedwongen ontslag van de openbare aanklager in oktober 2012 en de benoeming van zijn opvolger hebben geleid tot felle kritiek en protest van de zijde van rechters, justitiële ambtenaren en andere betrokkenen; overwegende dat deze inmenging in het rechtswezen het vertrouwen van de Egyptische bevolking in de eerlijkheid en onpartijdigheid van het justitiële apparaat ondermijnt;
F. overwegende dat de constituerende assemblee op 30 november 2012 de ontwerpgrondwet heeft aangenomen; overwegende dat bij het op 15 en 22 december 2012 gehouden referendum de ontwerpgrondwet goedgekeurd is met 63,8% van de stemmen maar met een opkomst van slechts 32,9%; overwegende dat het proces van opstelling en goedkeuring van de nieuwe grondwet niet tot een consensus heeft geleid, maar integendeel de interne verdeeldheid in de Egyptische samenleving nog heeft aangescherpt; overwegende dat velen, zowel in als buiten Egypte, zich bezorgd hebben getoond over een aantal artikelen in de nieuwe grondwet, waaronder het statuut van de sharia in de binnenlandse wetgeving, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de rol van militaire rechtbanken, de fundamentele vrijheden en de rechten van vrouwen;
G. overwegende dat vervroegde parlementsverkiezingen uitgeschreven zijn voor eind april 2013; overwegende dat het Hoogste comité voor de verkiezingen in Egypte ermee heeft ingestemd dat vier niet-gouvernementele organisaties, alsmede de Europese Unie, de Liga van Arabische staten en de Afrikaanse Unie, de verkiezingen „gadeslaan”; overwegende dat het Constitutionele Hooggerechtshof op 18 februari 2013 verschillende artikelen van deze kieswet ongrondwettelijk heeft verklaard en aan de Sjoera-raad heeft gevraagd deze te wijzigen; overwegende dat de oppositiekrachten onder leiding van het Front voor Nationale Redding uit protest tegen het gebrek aan wettelijke garanties voor vrije en eerlijke verkiezingen een boycot van de komende parlementsverkiezingen hebben aangekondigd; overwegende dat de Egyptische Verkiezingscommissie op 7 maart 2013 de komende parlementsverkiezingen heeft opgeschort na de beslissing van het Administratieve Hof van Cairo om ze stop te zetten omdat de Sjoera-raad, na veranderingen te hebben aangebracht in de kieswet, deze niet heeft teruggestuurd naar het Constitutionele Hooggerechtshof voor een laatste toetsing;
H. overwegende dat naar aanleiding van gewelddadige confrontaties tussen betogers en veiligheidstroepen, waarbij tientallen doden zijn gevallen, aan de vooravond van en in de weken na de tweede verjaardag van de revolutie van 25 januari, die in de hand werden gewerkt door de toenemende wetteloosheid in Egypte, de snelle achteruitgang van de Egyptische economie en de tientallen doodvonnissen tegen burgers die betrokken waren bij de bloedige voetbalrellen van 2012 in Port Said, president Morsi in diverse Egyptische steden de noodtoestand heeft uitgeroepen, waarop het leger waarschuwde voor „ een ineenstorting van de staat”; overwegende dat de leiders van de oppositie president Morsi op 30 januari 2013 gezamenlijk verzochten een einde te maken aan het geweld tegen de betogers, een regering van nationale eenheid te vormen en een nationale dialoog te starten als de enige manier om de huidige politieke en maatschappelijke verdeeldheid en spanningen te overwinnen; overwegende dat president Morsi het verzoek om een regering van nationale eenheid van de hand wees; overwegende dat president Morsi op 26 februari 2013 een nationale dialoog op gang heeft gebracht die door vooraanstaande oppositiekrachten werd geboycot;
I. overwegende dat 42 personen, onder wie twee politieambtenaren, het leven lieten bij ongeregeldheden nadat een rechtbank op 26 januari 2013 adviseerde 21 inwoners van Port Said ter dood te veroordelen wegens de dodelijke slachtoffers die een jaar daarvoor na een voetbalwedstrijd vielen; overwegende dat op 9 maart 2013 dit vonnis werd bevestigd en tegen de overige 52 beklaagden een uitspraak werd uitgebracht; overwegende dat Europees Parlement in zijn resolutie van 16 februari 2012 heeft opgeroepen tot een onafhankelijk onderzoek naar de gebeurtenissen die tot deze tragedie hebben geleid en tot de berechting van degenen die ervoor verantwoordelijk waren; overwegende dat de Europese Unie de doodstraf in alle gevallen en in alle omstandigheden afwijst en in het kader van de bescherming van de menselijke waardigheid steeds heeft geijverd voor de wereldwijde afschaffing daarvan;
J. overwegende dat de toenemende politieke spanningen de interne verdeeldheid in de Egyptische samenleving nog hebben versterkt en aanleiding hebben gegeven tot aanhoudende straatprotesten en gewelddadige confrontaties, waarbij willekeurige vrijheidsberoving, intimidatie, kidnapping en foltering worden gebruikt; overwegende dat gevallen van buitensporig en dodelijk geweld van de politie, veiligheidskrachten en niet-geïdentificeerde groepen tegen vreedzame betogers vaak ongestraft blijven; overwegende dat de veiligheid en de openbare orde met beleid en onder algehele eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden moeten worden gehandhaafd;
K. overwegende dat de publieke opinie in Egypte zeer kritisch staat tegenover beperkingen van de vrijheid van meningsuiting; overwegende dat het wetboek van strafrecht en de zojuist aangenomen grondwet een serieuze beknotting kunnen betekenen van de vrijheid van meningsuiting, zowel online als via andere media; overwegende dat de digitale vrijheden de uitoefening van de universele mensenrechten mogelijk maken en te allen tijde gehandhaafd moeten blijven; overwegende dat fysiek geweld en intimidatie tegen journalisten fors zijn toegenomen; overwegende dat er tegen oppositionele media een aantal gerechtelijke procedures zijn ingesteld wegens belediging van de president; overwegende dat strafvervolging van journalisten, met name van oppositionele media, en komieken zoals Gamal Fahmy, Bassem Youssef en Okasha Tawfiq, wordt voortgezet; overwegende dat er, naar bericht wordt, 24 zaken aanhangig zijn gemaakt wegens belediging van de president; overwegende dat het aantal blasfemiezaken is toegenomen sinds het aantreden van president Morsi;
L. overwegende dat het wetsvoorstel inzake de bescherming van het recht om vreedzaam in het openbaar te demonstreren grote beperkingen stelt aan het recht om vreedzaam in het openbaar te vergaderen;
M. overwegende dat de Egyptische vrouwen zich in de huidige overgangsperiode in een bijzonder kwetsbare situatie bevinden; overwegende dat vrouwelijke demonstranten volgens rapporten van Egyptische en internationale mensenrechtenorganisaties vaak het slachtoffer zijn van geweld, seksuele aanranding, maagdelijkheidstests en andere vernederende behandelingen door de veiligheidskrachten, terwijl vrouwenrechtenactivisten worden bedreigd en geïntimideerd; overwegende dat vrouwen zwaar zijn gediscrimineerd op het stuk van politieke medezeggenschap; overwegende dat de Egyptische Nationale raad voor vrouwen (National Council for Women, NCW) en het maatschappelijk midden kritiek hebben geleverd op het zwijgen van de autoriteiten die het geweld tegen vrouwen niet hebben veroordeeld, waardoor een verkeerd signaal ten aanzien van de eerbiediging in Egypte van de rechten van de vrouw is gegeven;
N. overwegende dat maatschappelijke organisaties en internationale ngo's in Egypte worden geconfronteerd met toenemende druk en steeds meer ernstige moeilijkheden ondervinden om in Egypte te kunnen werken; overwegende dat diverse ontwerpen van een nieuwe wet op burgerlijke verenigingen en stichtingen aanleiding hebben gegeven tot bezorgdheid onder maatschappelijke activisten en organisaties, aangezien erin strikte beperkingen worden gesteld aan de financiering van ngo's, met name vanuit het buitenland, opdringerige controle door de autoriteiten mogelijk wordt gemaakt en alle vormen van sociale activiteit of vereniging worden beperkt; overwegende dat deze ook zal leiden tot een beperking van fact finding bezoeken en andere essentiële activiteiten in geheel Egypte, en in de praktijk maatschappelijke organisaties zal beletten hun werk te doen;
O. overwegende dat de EU de voornaamste economische partner van Egypte is en de belangrijkste bron van buitenlandse investeringen en ontwikkelingssamenwerking; overwegende dat op 13 en 14 november 2012 de task force EU-Egypte, met als covoorzitters de HV/VV en de Egyptische minister van buitenlandse zaken Kamel Amr, in Cairo bijeenkwam en instemde met een belangrijk pakket economische en politieke steunmaatregelen om Egypte bij het overgangsproces te helpen, en dat de EU in totaal bijna 5 miljard EUR zal bijdragen in de vorm van leningen en subsidies voor de periode 2012-2013; overwegende dat de financiële bijstand voor een deel afhangt van de vraag of Egypte erin slaagt met het Internationaal Monetair Fonds een financieel akkoord te sluiten en ook tot overeenkomst te komen over punten als de mensenrechten, democratie en een goed economisch beheer; overwegende dat de nakoming van deze toezeggingen en de versnelde levering van EU-steun voor Egypte van cruciaal belang zijn;
P. overwegende dat de Task force zich nadrukkelijk heeft verplicht tot de bevordering en eerbiediging van de mensenrechten (inclusief de rechten van vrouwen en gendergelijkheid met het oog op de emancipatie van vrouwen op alle terreinen), van de vrijheid van meningsuiting en vereniging en de vrijheid van godsdienst of overtuiging, en dat zij alle vormen van aansporing tot religieuze haat, onverdraagzaamheid, vijandigheid of geweld heeft veroordeeld;
Q. overwegende dat het succes van het Europese nabuurschapsbeleid, en de hervormingen op het gebied van de mensenrechten, met name vrouwenrechten, zal afhangen van de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties bij de uitvoering van het relevante beleid;
R. overwegende dat Egypte zich in een rampzalige economische situatie bevindt waarin de reserves aan buitenlandse valuta zeer geslonken zijn en het Egyptische pond de laagste wisselkoers sinds 2004 kent; overwegende dat economische vooruitgang van het land zal afhangen van een politieke en sociale stabiliteit op de lange termijn; overwegende dat Egypte een kritieke overgangsperiode doormaakt en aanzienlijke uitdagingen en moeilijkheden het hoofd moet bieden in dit proces op weg naar democratie; overwegende dat deze overgang moet zijn gebaseerd op de kernwaarden zoals sociale rechtvaardigheid, de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de rechtsstaat en goed bestuur;
S. overwegende dat de teruggave van bezittingen die door het voormalige regime zijn ontvreemd niet alleen economisch belang heeft, maar ook een positieve bijdrage kan leveren uit een oogpunt van rechtvaardigheid en verantwoording jegens het Egyptische volk, en dat dit derhalve een belangrijke politieke aangelegenheid van hoge symbolische betekenis is in de betrekkingen tussen de EU en Egypte; overwegende dat de bezittingen in de EU van 19 personen die verantwoordelijk waren voor het verduisteren van Egyptische overheidsgelden, onder wie voormalig president Mubarak, sinds maart 2011 zijn bevroren; overwegende dat de Raad op 26 november 2012 een nieuwe verordening heeft aangenomen om de teruggave van deze onwettig verkregen middelen te vergemakkelijken; overwegende dat de Task force heeft toegezegd binnen drie maanden de laatste hand te zullen leggen aan een stappenplan dat onder meer de oprichting van een door de EDEO gecoördineerde groep voor de terugvordering van vermogen kan omvatten;
1. betuigt zijn solidariteit met het Egyptische volk in deze cruciale periode van overgang naar democratie in het land; dringt er bij de Egyptische autoriteiten op aan volledig garant te staan voor de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting en vreedzame vereniging, de pers- en mediavrijheid, de rechten van de vrouw, de vrijheid van godsdienst, geweten en denken, de bescherming van minderheden en de strijd tegen discriminatie op grond van seksuele geaardheid, en in te staan voor toepassing van de regels van de rechtsstaat, de scheiding der machten, onafhankelijkheid van het justitiële apparaat, de strijd tegen straffeloosheid en een eerlijke rechtsgang, omdat het hier gaat om essentiële componenten van een vrije, democratische samenleving;
2. uit zijn diepe bezorgdheid over de toenemende interne verdeeldheid in de Egyptische samenleving en de aanhoudende gewelddadige incidenten; herinnert de Egyptische overheid en veiligheidskrachten eraan dat zij de plicht hebben de veiligheid en orde in het land te herstellen en te handhaven; vraagt alle politieke actoren zich terughoudend op te stellen om verder geweld in het belang van het land te voorkomen; pleit ook voor een ernstig, onafhankelijk en transparant onderzoek naar de moorden, folteringen, vernederende behandelingen en intimidatie van vreedzame betogers, met name vrouwen, en dringt erop aan dat de verantwoordelijken worden berecht; dringt er bij de autoriteiten op aan internationale normen bij hun optreden strikt na te leven; betreurt ten zeerste het aanzienlijke verlies aan mensenlevens en het grote aantal gewonden gedurende de recente ongeregeldheden en betuigt zijn medeleven aan de familieleden van de slachtoffers;
3. wijst eens te meer op het krachtige en principiële verzet van de EU tegen de doodstraf en roept op tot de instelling van een algeheel verbod op de voltrekking van de doodstraf in Egypte; dringt er bij Egypte op aan het Tweede Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, gericht op de afschaffing van de doodstraf, te ratificeren; dringt erop aan dat de doodstraffen die op 26 januari 2013 zijn uitgesproken tegen 21 supporters van de voetbalclub Al-Masry in gevangenisstraffen worden omgezet;
4. neemt kennis van het besluit van de Egyptische Verkiezingscommissie om de komende parlementsverkiezingen te annuleren en roept de Egyptische regering op deze periode te benutten om een op consensus en gedeelde verantwoordelijkheid gebaseerd politiek proces op gang te brengen via een waarachtige nationale dialoog waaraan alle democratische politieke krachten op zinvolle wijze kunnen deelnemen; roept alle politieke krachten in Egypte op hieraan mee te werken; spoort de EU en haar lidstaten aan om de Egyptische autoriteiten, politieke partijen en het maatschappelijk middenveld te blijven steunen en bij te staan in hun inspanningen om dit doel te bereiken; is verheugd dat de Egyptische autoriteiten de EU hebben uitgenodigd om als waarnemer bij de komende parlementsverkiezingen op te treden ongeacht de annulering van de verkiezingen; herinnert aan zijn aanbod om een volledige waarnemingsmissie naar de verkiezingen te sturen;
5. is gealarmeerd door de toeneming van het geweld tegen vrouwen, in het bijzonder vrouwelijke betogers en vrouwenrechtenactivisten, en door het feit dat de autoriteiten niet bij machte zijn gebleken dit geweld te voorkomen en te veroordelen of de geweldplegers ter verantwoording te roepen; doet een beroep op president Morsi en op de leiders van de regerings- en oppositiepartijen blijk te geven van een sterk politiek leiderschap bij de aanpak van het gendergerelateerde geweld en ervoor te zorgen dat alle incidenten waarbij sprake was van tegen vrouwen gerichte seksuele misdrijven en intimidaties daadwerkelijk worden onderzocht, dat de plegers van deze misdrijven voor de rechter worden gebracht en te waarborgen dat de slachtoffers een gepaste schadeloosstelling krijgen; dringt er bij president Morsi op aan iets te doen tegen deze chronische, tegen vrouwen gerichte geweldpleging en discriminatie door aanneming van de anti- intimidatiewetgeving die door vrouwenrechtenactivisten is voorgesteld; vraagt de Egyptische autoriteiten alle vormen van geweld en agressie tegen vrouwen te veroordelen; dringt er bij de regering op aan politieke participatie van vrouwen te bevorderen en te ondersteunen door de huidige negatieve tendens op dit gebied te doen keren;
6. wenst dat de Egyptische autoriteiten de politie en veiligheidskrachten hervormen, alle wetten die het onbeperkt gebruik van geweld door de politie en veiligheidskrachten tegen burgers toestaan, afschaffen; benadrukt de noodzaak om in overleg met het maatschappelijk middenveld, een afzonderlijk juridisch kader te ontwikkelen dat het recht om vreedzaam te demonstreren en in het openbaar te vergaderen waarborgt en maatschappelijke organisaties de mogelijkheid geeft om ongehinderd te functioneren en gebruik te maken van financiële bijdragen uit het buitenland;
7. schaart zich volledig achter de door maatschappelijke organisaties getoonde inzet vanwege het belang en de hoge kwaliteit van hun werkzaamheden ter bevordering van vrede, democratie en mensenrechten en dringt erop aan dat onmiddellijk een einde wordt gemaakt aan alle vormen van pressie, intimidatie of pesterijen tegen vakbonden, journalisten of bloggers;
8. is bezorgd over de situatie van het Egyptische justitiële apparaat; dringt er bij de Egyptische regering en de politieke krachten van het land op aan de onafhankelijkheid en integriteit van de justitiële instellingen in het land ten volle te eerbiedigen, te ondersteunen en te bevorderen; benadrukt de behoefte aan de voortzetting van de hervormingen van het strafrechtsysteem om een toereikend juridisch kader te waarborgen waarin straffeloosheid en foltering worden tegengaan en grondrechten worden geëerbiedigd; spoort de Egyptische autoriteiten ertoe aan een proces van waarachtige justitiële transitie op gang te brengen teneinde de aansprakelijkheidskwesties met betrekking tot de vóór, tijdens en na de revolutie van 2011 begane mensenrechtenschendingen te regelen;
9. uit zijn bezorgdheid over de beperkingen die aan de vrijheid van godsdienst, geweten en levensovertuiging worden gesteld; is in dit verband verheugd over de oprichting op 18 februari 2013 van een Egyptische Raad van Kerken, die bestaat uit de vijf grootste christelijke stromingen in het land en een mandaat heeft om onder meer een dialoog tussen moslims en christenen te bevorderen; is van mening dat inspanningen nodig zijn om de uittocht van christenen uit Egypte tot staan te brengen, omdat die niet alleen het voortbestaan van een van de oudste Egyptische gemeenschappen in gevaar brengt, maar ook schadelijk is voor de Egyptische economie doordat geschoolde krachten het land verlaten;
10. vraagt de Egyptische autoriteiten over te gaan tot ondertekening en ratificering van het Statuut van Rome tot instelling van het Internationaal strafhof in Den Haag en geen staatshoofden uit te nodigen tegen wie het Internationaal strafhof een arrestatiebevel heeft uitgevaardigd;
11. betuigt zijn welgemeende steun aan de hervormingen die moeten leiden tot democratie, toepassing van de regels van de rechtsstaat en sociale gerechtigheid in Egypte, zoals tot uiting gebracht door het Egyptische volk; herhaalt zijn oproep om na te gaan of het mogelijk is de noodtoestand in het land op te heffen; dringt aan op onmiddellijke beëindiging van de vervolging van burgers door militaire rechtbanken;
12. spreekt opnieuw zijn blijvende bezorgdheid uit over de voortdurende mensensmokkel en mensenhandel en omtrent de situatie van illegale migranten in het land, met name in de Sinaï-regio; dringt bij de Egyptische autoriteiten aan op een verdere intensivering van hun inspanningen om deze problemen het hoofd te bieden, met name middels volledige tenuitvoerlegging van de nationale vluchtelingenwetgeving en door VN-agentschappen en mensenrechtenorganisaties volledige toegang tot de betrokken personen in de Sinaï te verlenen;
13. is uiterst bezorgd over de snel verslechterende economische situatie van Egypte en de langdurige onderhandelingen met het IMF over een leningovereenkomst; is ingenomen met de hernieuwde inspanningen van de regering om deze onderhandelingen nieuw leven in te blazen; moedigt de ontwikkeling aan van een economische samenwerking tussen de EU en Egypte met een versterkte bilaterale dialoog over de economische hervormingen, die een belangrijke stap zou betekenen naar het aankweken van vertrouwen onder investeerders;
14. dringt er bij de HV/VV en de Commissie op aan het beginsel „meer voor meer” coherenter en meer op de praktijk afgestemd te ontwikkelen, met een bijzondere nadruk op maatschappelijke organisaties, rechten van vrouwen en minderheden, zodat het duidelijke voorwaarden en ijkpunten omvat voor het geval dat de Egyptische regering afstand zou nemen van de democratische hervormingen en de eerbiediging van mensenrechten en vrijheden en zodat het de hoeksteen vormt van het herziene Europese nabuurschapsbeleid van de EU, in de betrekkingen van de EU met de Egyptische regering, zonder dat dit ten koste mag gaan van de leefomstandigheden van de bevolking;
15. dringt er bij de HV/VV op aan de Egyptische autoriteiten en president Morsi te houden aan hun verplichting de mensenrechten en fundamentele vrijheden te eerbiedigen; vraagt de EU geen enkele begrotingssteun aan de Egyptische autoriteiten te verlenen indien geen aanzienlijke vooruitgang is geboekt met betrekking tot de eerbiediging van mensenrechten en vrijheden, een democratisch bestuur en respect voor de regels van de rechtsstaat;
16. betuigt zijn volledige steun aan een intensivering van de samenwerking tussen de EU en Egypte, met betrekking tot de Associatieovereenkomst en haar actieplannen, een geslaagde voortzetting van de task force EU- Egypte, regelmatige dialogen over de mensenrechten, een toegenomen commerciële samenwerking, een mobiliteitsverbetering voor Egyptenaren – met name studenten – voor reizen naar de EU, de onderhandelingen over een verstrekkende en alomvattende vrijhandelsovereenkomst of een toekomstige marktintegratie;
17. verzoekt de EU en haar lidstaten verdere aanzienlijke inspanningen te doen om de teruggave aan het Egyptische volk van bezittingen die door het voormalige regime zijn ontvreemd te vergemakkelijken; vraagt de EU in dit verband een groep onderzoekers, juristen en officieren van justitie uit de lidstaten en andere Europese landen samen te stellen om de Egyptische autoriteiten bij dit proces juridische ondersteuning en bijstand te verlenen;
18. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie, de parlementen en regeringen van de lidstaten en de Egyptische autoriteiten.