Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2013/2563(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B7-0154/2013

Debatten :

PV 14/03/2013 - 13.3
CRE 14/03/2013 - 13.3

Stemmingen :

PV 14/03/2013 - 14.3

Aangenomen teksten :

P7_TA(2013)0102

Aangenomen teksten
PDF 122kWORD 23k
Donderdag 14 maart 2013 - Straatsburg
De zaak van Arafat Jaradat en de situatie van Palestijnse gedetineerden in Israëlische gevangenissen
P7_TA(2013)0102RC-B7-0154/2013

Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2013 over de zaak van Arafat Jaradat en de situatie van Palestijnse gedetineerden in Israëlische gevangenissen (2013/2563(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties, met name die van 4 september 2008 over de situatie van Palestijnse gedetineerden in Israëlische gevangenissen(1) en die van 5 juli 2012 over het EU-beleid inzake de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem(2),

–  gezien de verklaring van 16 februari 2013 van de woordvoerder van hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton over de situatie van Palestijnse hongerstakers in Israël,

–  gezien de lokale EU-verklaring van 8 mei 2012 over Palestijnse gevangenen in hongerstaking,

–  gezien de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de staat Israël, anderzijds (associatieovereenkomst EU-Israël), en met name artikel 2 inzake de mensenrechten,

–  gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

–  gezien de vierde Conventie van Genève van 1949 betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van de VN van 1966,

–  gezien het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van 1979,

–  gezien het VN-Verdrag van 1984 tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

–  gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989,

–  gezien de desbetreffende VN-resoluties over het conflict in het Midden-Oosten,

–  gezien de verklaring van 19 februari 2013 van Ban Ki-moon, secretaris-generaal van de VN, waarin hij zijn zorgen uit over de situatie van Palestijnse gevangenen in hongerstaking in Israël, de verklaring van 13 februari 2013 van Navi Pillay, hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten, over Palestijnse gevangenen en de verklaring van 27 februari 2013 van Richard Falk, speciale rapporteur van de VN voor de mensenrechten in de bezette Palestijnse gebieden, over de dood van de Palestijnse gevangene Arafat Jaradat,

–  gezien het UNICEF-verslag van februari 2013 met de titel „Kinderen in militaire detentie in Israël: observaties en aanbevelingen”,

–  gelet op artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat Arafat Jaradat op 18 februari 2013 werd gearresteerd op verdenking van het gooien van stenen naar Israëlische doelwitten, en overwegende dat hij op 23 februari 2013 in de Megiddogevangenis is overleden; overwegende dat de oorzaak van zijn dood omstreden is; overwegende dat de Israëlische autoriteiten beweren dat hij is overleden aan een hartaanval, en overwegende dat de tijdens autopsie vastgestelde bloeduitstortingen en gebroken ribben karakteristiek zijn voor de reanimatiepogingen die zijn uitgevoerd door de gevangenisdienst; overwegende dat de Palestijnse autoriteiten op grond van deze autopsie beweren dat hij is overleden aan de gevolgen van foltering;

B.  overwegende dat bijna alle 4 500 Palestijnse gedetineerden in Israël hebben deelgenomen aan een hongerstaking en voedsel weigerden uit protest tegen de dood van de heer Jaradat; overwegende dat er de afgelopen dagen schermutselingen hebben plaatsgevonden in de straten van de Westelijke Jordaanoever, waarbij Palestijnen de omstandigheden van Palestijnse gevangenen in Israëlische gevangenissen aan de kaak stelden;

C.  overwegende dat de kwestie van Palestijnse gevangenen en gedetineerden verreikende politieke, sociale en humanitaire gevolgen heeft; overwegende dat Palestijnse politieke gevangenen en ex-gedetineerden een vooraanstaande rol spelen in de Palestijnse samenleving; overwegende dat momenteel meer dan 4 800 Palestijnse gevangenen en gedetineerden, waaronder veel vrouwen en kinderen, meer dan 100 gedetineerden van vóór de akkoorden van Oslo en 15 leden van de Palestijnse Wetgevende Raad (PLC) in Israël in hechtenis zitten; overwegende dat 178 van hen – waaronder 9 PLC-leden – vastzitten in administratieve detentie; overwegende dat er volgens een verklaring van maart 2013 van Palestijnse en Israëlische mensenrechtenorganisaties sinds 1967 minstens 71 Palestijnse gedetineerden zouden zijn overleden als direct resultaat van foltering in Israëlische bewaringscentra;

D.  overwegende dat de overgrote meerderheid van de Palestijnse gedetineerden uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook wordt vastgehouden in gevangenissen op Israëlisch grondgebied; overwegende dat het voor de meesten van hen vaak onmogelijk of zeer ingewikkeld is gebruik te maken van hun recht op bezoek van familieleden;

E.  overwegende dat Israëlische militaire administratieve aanhoudingsbevelen detentie zonder aanklacht of rechtszaak mogelijk maken op grond van bewijs dat onaanvaardbaar is voor zowel de gedetineerden als hun advocaten, en overwegende dat dergelijke bevelen tot zes maanden kunnen duren en voor onbepaalde tijd kunnen worden verlengd; overwegende dat het Israëlische hooggerechtshof de militaire rechtbanken en het corps van de militaire advocaat-generaal onlangs heeft bekritiseerd om hun optreden rondom het verlengen van administratieve aanhoudingsbevelen;

F.  overwegende dat Palestijnse politieke gevangenen herhaaldelijk met honderden tegelijk in hongerstaking zijn gegaan; overwegende dat verschillende Palestijnse gedetineerden hun hongerstaking momenteel hebben verlengd;

G.  overwegende dat vrouwelijke gevangenen een bijzonder kwetsbare groep zijn onder de Palestijnse gedetineerden;

H.  overwegende dat ieder jaar in de Westelijke Jordaanoever naar schatting 700 Palestijnse kinderen worden gearresteerd door Israëlische veiligheidstroepen; overwegende dat mishandeling van deze kinderen veelvuldig en systematisch voorkomt, volgens een Unicef-verslag uit februari 2013 betreffende de behandeling van Palestijnse kinderen die in contact komen met het Israëlische militaire detentiesysteem;

I.  overwegende dat de betrekkingen tussen de EU en Israël krachtens artikel 2 van de associatieovereenkomst stoelen op eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen, die een essentieel onderdeel van deze overeenkomst vormen; overwegende dat het actieplan EU-Israël de eerbiediging van de mensenrechten en van het internationaal humanitair recht benadrukt als een van de waarden die beide partijen in gemeen hebben;

1.  spreekt zijn diepe verontrusting uit over de dood van de Palestijnse gevangene Arafat Jaradat op 23 februari 2013 terwijl hij in Israëlische hechtenis zat, en betuigt zijn medeleven aan zijn familie;

2.  is zeer verontrust over de hernieuwde spanningen in de Westelijke Jordaanoever na de dood onder omstreden omstandigheden van de heer Jaradat in de Megiddogevangenis; verzoekt alle partijen maximale zelfbeheersing te betrachten, zich te weerhouden van provocerende handelingen om verder geweld te voorkomen en positieve stappen te zetten om de waarheid boven tafel te krijgen en de huidige spanningen te kalmeren;

3.  verzoekt de Israëlische autoriteiten spoedig een onafhankelijk, onpartijdig en transparant onderzoek te openen naar de omstandigheden waaronder de heer Jaradat is gestorven, en naar alle aantijgingen van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of straffen van Palestijnse gevangenen;

4.  herhaalt zijn steun voor de legitieme veiligheidszorgen van Israël; is echter van mening dat de rechtsstaat ten volle moet worden geëerbiedigd bij de behandeling van gevangenen, daar dit een wezenlijke stap is voor een democratisch land; dringt er daarom bij de Israëlische regering op aan dat zij de rechten van Palestijnse gedetineerden eerbiedigt en hun gezondheid en levens beschermt;

5.  maakt zich zorgen over de Palestijnse gedetineerden die zonder aanklacht in administratieve detentie worden gehouden; benadrukt dat deze gedetineerden in staat van beschuldiging moeten worden gesteld en moeten worden berecht, met juridische garanties en in overeenstemming met internationale normen, of meteen moeten worden vrijgelaten;

6.  dringt aan op de onmiddellijke toepassing van het recht van gevangenen familiebezoek te ontvangen en verzoekt de Israëlische autoriteiten de nodige voorwarden te scheppen voor de uitoefening van dit recht;

7.  uit zijn ernstige zorgen over de situatie en gezondheid van Palestijnse gedetineerden in verlengde hongerstaking; spreekt zijn steun uit voor de inspanningen van het Internationale Comité van het Rode Kruis voor het redden van de levens van gevangenen en gedetineerden die zich in een kritieke toestand bevinden, en verzoekt Israël met klem alle hongerstakers onbeperkte toegang tot medische zorg te bieden;

8.  dringt nogmaals aan op de onmiddellijke vrijlating van alle PLC-leden die in hechtenis zitten, waaronder Marwan Barghouti;

9.  verzoekt de Israëlische autoriteiten erop toe te zien dat Palestijnse vrouwen en kinderen in hechtenis adequaat worden beschermd en correct worden behandeld, in overeenstemming met de desbetreffende internationale verdragen waarbij Israël partij is;

10.  verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden en de lidstaten om het lot van Palestijnse gevangenen en gedetineerden, met inbegrip van vrouwen en kinderen, nauwlettend te volgen, en om deze kwestie in politieke dialogen met Israël op alle niveaus aan te kaarten; dringt erop aan dat deze kwestie moet worden opgenomen in het volgende voortgangsverslag over het Europees nabuurschapsbeleid met betrekking tot Israël;

11.  dringt aan op een onderzoeksmissie ter evaluatie van de huidige situatie met betrekking tot de detentieomstandigheden van Palestijnse gevangenen, met inbegrip van vrouwen en kinderen, en het gebruik van administratieve detentie;

12.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie / de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de Israëlische regering, de Knesset, de voorzitter van de Palestijnse Autoriteit, de Palestijnse Wetgevende Raad, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de VN, de gezant van het Kwartet voor het Midden-Oosten, de voorzitter van de Euro-mediterrane Parlementaire Vergadering, de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN en het Internationale Comité van het Rode Kruis.

(1) PB C 295 E van 4.12.2009, blz. 47.
(2) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0298.

Juridische mededeling - Privacybeleid