Resolutie van het Europees Parlement van 21 mei 2013 over de toepassing van Richtlijn 2004/25/EG betreffende het openbaar overnamebod (2012/2262(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod(1),
– gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de toepassing van Richtlijn 2004/25/EG betreffende het openbaar overnamebod (COM(2012)0347),
– gezien de externe studie over de toepassing van Richtlijn 2004/25/EG betreffende het openbaar overnamebod, uitgevoerd in opdracht van de Commissie(2),
– gezien het verslag over de toepassing van de richtlijn betreffende het openbaar overnamebod van 21 februari 2007(3),
– gezien artikel 48 van het Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0089/2013),
A. overwegende dat de richtlijn betreffende het openbaar overnamebod (de richtlijn) voorziet in minimumrichtsnoeren waarmee transparantie en rechtszekerheid met betrekking tot het verloop van overnamebiedingen gegarandeerd wordt, en tevens in het recht op informatie voor aandeelhouders, werknemers en andere stakeholders;
B. overwegende dat een aantal lidstaten overweegt de geharmoniseerde nationale bepalingen inzake overnamebiedingen te wijzigen of dat reeds heeft gedaan, teneinde de transparantie van de kapitaalmarkt te vergroten en de rechten van doelvennootschappen en hun stakeholders te versterken;
C. overwegende dat het Hof van Justitie van de Europese Unie meermaals heeft geoordeeld dat het behouden van bijzondere rechten door een lidstaat in een particuliere onderneming in het algemeen aangemerkt moet worden als een beperking van het vrij verkeer van kapitaal en slechts gerechtvaardigd is in een beperkt aantal bijzondere situaties(4);
D. overwegende dat de nationale bevoegde autoriteiten verantwoordelijk zijn voor het openbaar toezicht op overnamebiedingen;
E. overwegende dat artikel 1, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010(5) bepaalt dat de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) ook gepaste maatregelen neemt op het vlak van overnamebiedingen; overwegende dat de ESMA een netwerk van bevoegde autoriteiten tot stand heeft gebracht dat dient om de onderlinge samenwerking in het kader van grensoverschrijdende overnamebiedingen te versterken;
1. beschouwt de richtlijn als een belangrijk onderdeel van het EU-acquis inzake vennootschapsrecht, waarmee meer wordt beoogd dan uitsluitend het bevorderen van verdere integratie en harmonisatie van de kapitaalmarkten van de EU;
2. benadrukt dat de gevolgen van de richtlijn zich niet beperken tot de gevolgen van de kernbepalingen inzake overnamebiedingen en daarom beoordeeld moeten worden in de ruimere context van het vennootschapsrecht, waaronder wetgeving inzake corporate governance en kapitaalmarkten en arbeidswetgeving;
3. herhaalt dat de doelstellingen van de richtlijn, met name het zorgen voor een eerlijk verloop van overnamebiedingen en bescherming van de belangen van aandeelhouders, werknemers en andere stakeholders, belangrijke hoekstenen vormen van een goed functionerende zeggenschapsmarkt;
4. neemt kennis van de conclusie van de Commissie dat de richtlijn bevredigend werkt en stemt in met de conclusie van de externe studie dat de richtlijn heeft gezorgd voor een beter functionerende zeggenschapsmarkt; neemt echter met bezorgdheid kennis van de ontevredenheid die de vertegenwoordigers van de werknemers in de externe studie hebben geuit ten aanzien van de bescherming van de rechten van werknemers en dringt er bij de Commissie op aan om de dialoog met de vertegenwoordigers van de werknemers over de aanpak van knelpunten te intensiveren;
Gelijk speelveld
5. benadrukt dat de richtlijn zorgt voor een gelijk speelveld voor overnamebiedingen in Europa en denkt dat op termijn verbeteringen kunnen worden overwogen om dit gelijke speelveld nog verder te versterken;
6. respecteert de bevoegdheid van de lidstaten om aanvullende maatregelen te nemen die verder gaan dan de vereisten van de richtlijn, mits de algemene doelstellingen van de richtlijn worden geëerbiedigd;
7. merkt in dit verband op dat een aantal lidstaten onlangs naar aanleiding van ontwikkelingen op hun binnenlandse zeggenschapsmarkt aanvullende bepalingen met betrekking tot het verloop van overnamebiedingen heeft ingevoerd, zoals de „put up or shut up”-regel van het UK Takeover Panel (overnameautoriteit van het VK), die in gevallen waarin het onduidelijk is of een bieder werkelijk van plan is een bod op een doelvennootschap uit te brengen, verduidelijkt wanneer een overnamebod moet worden uitgebracht („put up”) of niet („shut up”);
Toezicht
8. is ingenomen met de inspanningen van de ESMA om de samenwerking tussen de nationale autoriteiten op het gebied van overnamebiedingen te verbeteren door middel van het Takeover Bids Network;
9. is echter van oordeel dat het niet noodzakelijk is om overnamebiedingen aan toezicht op Europees niveau te onderwerpen, aangezien het recht inzake overnames niet uitsluitend is neergelegd in de wetgeving inzake kapitaalmarkten, maar tevens verankerd is in nationaal vennootschapsrecht; benadrukt dat de bevoegde nationale autoriteiten verantwoordelijk moeten blijven voor het openbaar toezicht op overnamebiedingen;
Aanpak van geconstateerde problemen
10. is ingenomen met de bevindingen van de Commissie ten aanzien van de problemen die zijn geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek naar de werking van de richtlijn en de manier waarop de Commissie deze problemen aanpakt, en merkt op dat academici en beroepsbeoefenaren hebben gewezen op enkele bijkomende aspecten(6);
Het concept „in onderling overleg (…) handelende personen”
11. is van mening dat het concept „in onderling overleg (…) handelende personen” essentieel is bij de berekening van de drempel voor een verplicht bod en neemt er nota van dat de lidstaten de in de richtlijn opgenomen definitie op verschillende wijze hebben omgezet; is evenwel van mening dat het met het oog op de rechtszekerheid onvoldoende is alleen in het kader van de richtlijn een andere invulling te geven aan het concept „in onderling overleg (...) handelende personen”, omdat dit concept ook relevant is voor andere berekeningen die in het kader van EU-vennootschapsrecht uitgevoerd moeten worden; stelt daarom voor nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden om het concept „in onderling overleg (...) handelende personen” verder te verduidelijken en te harmoniseren;
12. kijkt derhalve uit naar het actieplan van de Commissie inzake het EU-vennootschapsrecht, waarin dit onderwerp aan de orde zou moeten komen, en steunt de verklaring van de Commissie dat de mogelijkheden van de bevoegde autoriteiten om partijen die zeggenschap willen verwerven te verplichten de wettelijke gevolgen van hun gezamenlijk optreden te accepteren niet mogen worden ingeperkt(7);
Nationale afwijkingen van de regel van het verplichte bod
13. benadrukt dat de regel van het verplichte bod de kernbepaling vormt voor de bescherming van minderheidsaandeelhouders en neemt kennis van het feit dat uit de externe studie blijkt dat alle lidstaten afwijkingen op deze regel kennen; ziet in dat deze uitzonderingen vaak dienen ter bescherming van de belangen van aandeelhouders met zeggenschap (bijv. geen echte wijziging van zeggenschap), crediteurs (bijv. bij kredietverstrekking door crediteurs) en andere stakeholders (bijv. onderlinge afstemming van de rechten van aandeelhouders en andere stakeholders); steunt het voornemen van de Commissie om nader te onderzoeken of deze zeer gangbare nationale afwijkingen strijdig zijn met de bescherming van minderheidsaandeelhouders;
14. benadrukt voorts dat de regel van het verplichte bod ervoor zorgt dat minderheidsaandeelhouders in situaties van wijziging van zeggenschap in de zeggenschapsvergoeding kunnen delen, en merkt op dat de richtlijn alleen regels stelt ten aanzien van de biedprijs bij een verplicht bod (de zogeheten billijke prijs), maar niet bij een vrijwillig bod; merkt in het bijzonder op dat de richtlijn bepaalt dat de biedplicht niet van toepassing is wanneer na een vrijwillig bod de zeggenschapsdrempel is bereikt, waardoor de bieder vervolgens zijn deelneming in de doelvennootschap kan vergroten door middel van de reguliere verwerving van aandelen (zogeheten „creeping in”); merkt daarbij op dat sommige lidstaten hebben bepaald dat in zulke gevallen een tweede verplicht bod moet worden uitgebracht als er in een bepaalde periode (bijvoorbeeld 12 maanden) sprake is van een bepaalde stijging (bijvoorbeeld 3%) tussen twee drempels (bijvoorbeeld 30% en 50%);
15. is van oordeel dat de drempelwaarden voor kennisgeving als bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 2004/109/EG(8) (transparantierichtlijn, momenteel onder herziening) zorgen voor transparantie met betrekking tot deelnemingen en tevens voor een snelle signalering van overnames door middel van creeping in; stelt zich op het standpunt dat de nationale bevoegde autoriteiten technieken moeten ontmoedigen die bedoeld zijn om de regel van het verplichte bod te omzeilen en te voorkomen dat minderheidsaandeelhouders in de zeggenschapsvergoeding kunnen delen;
Neutraliteit van het leidinggevend of het bestuursorgaan
16. merkt op dat de regel van de neutraliteit van het leidinggevend of het bestuursorgaan met betrekking tot post-bidbeschermingsconstructies door de meerderheid van de lidstaten is omgezet, maar dat slechts een zeer gering aantal lidstaten de doorbraakregel, waarmee pre-bidbeschermingsconstructies kunnen worden geneutraliseerd, heeft omgezet; neemt er nota van dat in de lidstaten nog altijd gebruik wordt gemaakt van pre-bidbeschermingsconstructies (piramidestructuren of preferente aandelen) en post-bidbeschermingsconstructies (witte ridder of verhoging van schulden), maar dat er voldoende middelen beschikbaar lijken te zijn om deze beschermingsconstructies te doorbreken; is echter van oordeel dat het bestuur van de doelvennootschap overeenkomstig de algemene beginselen van vennootschapsrecht rekening moet houden met en moet handelen met het oog op de levensvatbaarheid van de onderneming en haar belanghebbenden op de lange termijn;
De rechten van werknemers in een overnamesituatie
17. benadrukt dat de richtlijn slechts bepaalt dat werknemers informatie moeten krijgen, met name over de voornemens van de bieder met betrekking tot de doelvennootschap en het in dienst houden van de werknemers, met inbegrip van elke belangrijke wijziging in de arbeidsvoorwaarden, maar dat niet is voorzien in het recht op inspraak;
18. benadrukt dat er dringend nagedacht moet worden over mogelijkheden om de rechten van werknemers te beschermen en versterken, waarbij rekening gehouden moet worden met het acquis, met inbegrip van Richtlijn 2001/23/EG(9) en Richtlijn 2002/14/EG(10);
19. beklemtoont dat de bepalingen van de richtlijn inzake de rechten van werknemers effectief moeten worden toegepast en in voorkomend geval op correcte wijze moeten worden gehandhaafd;
Het overnamebod tijdens de economische neergang
20. herinnert eraan dat in artikel 21 van de richtlijn is bepaald dat de bepalingen van de richtlijn uiterlijk op 20 mei 2006 in nationaal recht dienden te zijn omgezet en merkt op dat volgens de externe studie de meeste lidstaten dat tussen 2006 en 2007(11) hebben gedaan;
21. wijst erop dat de termijn voor de omzetting van de richtlijn samenvalt met het uitbreken van de financiële crisis, die uitmondde in een economische en een schuldencrisis, en dat overnameactiviteiten nauw verband houden met financiële en economische ontwikkelingen, zowel in Europa als daarbuiten;
22. benadrukt dat uit de externe studie blijkt dat er sinds de datum van omzetting vanwege de crisis een sterke daling van overnameactiviteiten valt waar te nemen, onder meer in het Verenigd Koninkrijk, waar de activiteiten op de zeggenschapsmarkt van oudsher meer geconcentreerd zijn dan in de rest van de Unie;
23. is van oordeel dat, gezien het feit dat de omvang van de zeggenschapsmarkt in deze tijden van crisis steeds kleiner wordt, de vraag of en in hoeverre ten aanzien van het overnamebod verdere harmonisatiemaatregelen moeten worden ingevoerd op dit moment niet goed te beantwoorden is;
24. verzoekt de Commissie daarom de ontwikkelingen op de zeggenschapsmarkt zeer nauwlettend te blijven volgen en een nieuw beoordelingsverslag over de toepassing van de richtlijn op te stellen als de overnameactiviteiten weer op een normaler peil liggen;
o o o
25. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.
External Study on the application of the Directive on takeover bids (externe studie naar de toepassing van de richtlijn betreffende het openbaar overnamebod), in opdracht van de Commissie uitgevoerd door Marccus Partners, beschikbaar via: http://ec.europa.eu/internal_market/company/docs/takeoverbids/study/study_en.pdf.
Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
Zie o.a. Freshfields Bruckhaus Deringer, Reform of the EU Takeover Directive and of German Takeover Law, 14. Nov. 2011, beschikbaar op: http://www.freshfields.com/uploadedFiles/SiteWide/Knowledge/Reform_Eu_Takeover%20directive_31663.pdf.
Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38).
Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (PB L 82 van 22.3.2001, blz. 16).
Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap (PB L 80 van 23.3.2002, blz. 29).