Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/0817(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0174/2013

Ingediende teksten :

A7-0174/2013

Debatten :

PV 20/05/2013 - 19
CRE 20/05/2013 - 19

Stemmingen :

PV 22/05/2013 - 7.2
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2013)0209

Aangenomen teksten
PDF 209kWORD 23k
Woensdag 22 mei 2013 - Straatsburg
Ontwerpprotocol inzake de toepassing van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie op de Tsjechische Republiek (raadpleging) *
P7_TA(2013)0209A7-0174/2013

Resolutie van het Europees Parlement van 22 mei 2013 over het ontwerpprotocol betreffende de toepassing van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie op de Tsjechische Republiek (artikel 48, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie) (00091/2011 – C7-0385/2011 – 2011/0817(NLE))

Het Europees Parlement,

–  gezien het schrijven van de Tsjechische regering aan de Raad van 5 september 2011 over een ontwerpprotocol betreffende de toepassing van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („het Handvest”) op de Tsjechische Republiek,

–  gezien het schrijven van de voorzitter van de Europese Raad aan de Voorzitter van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 over een ontwerpprotocol betreffende de toepassing van het Handvest op de Tsjechische Republiek,

–  gezien artikel 48, lid 3, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), op grond waarvan het Parlement door de Europese Raad is geraadpleegd (C7-0385/2011),

–  gezien artikel 6, lid 1, VEU en het Handvest,

–  gezien protocol nr. 30 betreffende de toepassing van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie op Polen en het Verenigd Koninkrijk, gehecht aan het VEU en aan het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie,

–  gezien de conclusies van de vergadering op 29 en 30 oktober 2009 van de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, in het kader van de Europese Raad bijeen,

–  gezien de verklaringen betreffende het Handvest, gehecht aan de Slotakte van de Intergouvernementele Conferentie die het Verdrag van Lissabon heeft vastgesteld, ondertekend op 13 december 2007, en met name Verklaring nr. 1 van alle lidstaten, Verklaring nr. 53 van de Tsjechische Republiek, en Verklaringen nrs. 61 en 62 van de Republiek Polen,

–  gezien resolutie 330, goedgekeurd tijdens de twaalfde zitting van de Tsjechische Senaat van 6 oktober 2011,

–  gezien artikel 74 bis van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken (A7-0174/2013),

Overwegende dat:

A.  de staatshoofden en regeringsleiders, in het kader van de Europese Raad bijeen op 29 en 30 oktober 2009, zijn overeengekomen bij de sluiting van het volgende toetredingsverdrag en overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen, aan de Verdragen een protocol betreffende de toepassing van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie op de Tsjechische Republiek te hechten;

B.  de Tsjechische regering op 5 september 2011 bij schrijven van haar permanente vertegenwoordiger en overeenkomstig artikel 48, lid 2, VEU, de Raad een ontwerp tot herziening van de Verdragen heeft voorgelegd om een protocol betreffende de toepassing van het Handvest op de Tsjechische Republiek toe te voegen;

C.  de Raad op 11 oktober 2011 de Europese Raad, overeenkomstig artikel 48, lid 2, VEU, een ontwerp tot wijziging van de Verdragen heeft voorgelegd inzake de toevoeging van een protocol betreffende de toepassing van het Handvest op de Tsjechische Republiek;

D.  de Europese Raad overeenkomstig artikel 48, lid 3, eerste alinea, VEU het Parlement heeft geraadpleegd over de vraag of de voorgestelde wijzigingen onderzocht dienen te worden;

E.  de Europese Unie krachtens artikel 6, lid 1, VEU erkent dat de rechten, vrijheden en beginselen die zijn vastgesteld in het Handvest dezelfde juridische status en bindende werking hebben als de Verdragen;

F.  de protocollen gehecht aan de Verdragen er een onlosmakelijk onderdeel van zijn en dat daarom een aanvullend protocol tot vaststelling van bijzondere bepalingen ten aanzien van de toepassing van delen van het recht van de Unie op een lidstaat noopt tot een herziening van de Verdragen;

G.  de bepalingen van het Handvest overeenkomstig artikel 6, lid 1, tweede alinea, geenszins een verruiming inhouden van de bevoegdheden van de Unie zoals bepaald bij de Verdragen;

H.  de bepalingen van het Handvest zich overeenkomstig artikel 51 van het Handvest gericht zijn tot de instellingen, organen en instanties van de Unie met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, alsmede, uitsluitend wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen, tot de lidstaten; overwegende dat die instellingen, organen en instanties derhalve de rechten eerbiedigen, de beginselen naleven, en de toepassing van het Handvest bevorderen overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden en met inachtneming van de grenzen van de bevoegdheden zoals deze in de Verdragen aan de Unie zijn toegedeeld; overwegende dat, zoals bevestigd in Verklaring nr. 1 van de lidstaten, het Handvest het toepassingsgebied van het recht van de Unie niet verder uitbreidt dan de bevoegdheden van de Unie reiken, geen nieuwe bevoegdheden of taken schept voor de Unie, noch de door de Verdragen omschreven bevoegdheden en taken wijzigt;

I.  in de tweede alinea van Verklaring nr. 53 van de Tsjechische Republiek wordt bepaald dat het Handvest geen beperking inhoudt van het toepassingsgebied van de nationale wetgeving en geen inperking van de huidige bevoegdheden van de nationale autoriteiten op dit gebied, en overwegende dat daarmee wordt vastgelegd dat de integriteit van de rechtsorde van de Tsjechische Republiek gewaarborgd is zonder gebruik te maken van een aanvullend instrument;

J.  uit academisch onderzoek en uit de jurisprudentie blijkt dat Polen en het Verenigd Koninkrijk op grond van protocol nr. 30 niet zijn vrijgesteld van de bindende bepalingen van het Handvest en dat het protocol geen „opt-out” inhoudt, het Handvest niet wijzigt, en geen afbreuk doet aan de juridische status die zonder dit protocol zou gelden(1); overwegende dat het uitsluitend ten gevolg heeft dat er niet alleen in Polen en het Verenigd Koninkrijk, maar ook in andere lidstaten rechtsonzekerheid is ontstaan;

K.  het voorop stellen van en zichtbaarder maken van grondrechten een belangrijke taak van het Handvest is, maar dat protocol nr. 30 leidt tot rechtsonzekerheid en politieke verwarring, ten gevolge waarvan de inspanningen van de Unie om een uniform hoog en gelijk niveau van bescherming van rechten te bereiken en te handhaven worden ondermijnd;

L.  indien protocol nr. 30 op enig moment zou worden geïnterpreteerd als houdende een beperking van de werkingssfeer of de effecten van de bepalingen van het Handvest, dit zou resulteren in een geringere bescherming van de grondrechten en vrijheden van de inwoners van Polen, het Verenigd Koninkrijk en, op termijn, Tsjechië;

M.  het Tsjechische parlement het Verdrag van Lissabon heeft geratificeerd zonder wijzigingen ten opzichte van het ondertekende document, en zonder enig voorbehoud of kwalificatie met betrekking tot de volledige acceptatie van het Handvest door de Republiek Tsjechië(2);

N.  de Tsjechische Senaat in zijn resolutie 330 van 6 oktober 2011 zich heeft uitgesproken tegen de toepassing van protocol nr. 30 op de Tsjechische Republiek omdat daarmee het niveau van bescherming van de grondrechten en vrijheden van de Tsjechische burgers zou worden verlaagd; overwegende dat de Tsjechische Senaat bovendien zijn twijfels heeft uitgesproken over de – dubbelzinnige – constitutionele omstandigheden waaronder deze kwestie voor het eerst aan de orde werd gesteld door de president van de republiek, te weten pas nadat de ratificatie van het Verdrag van Lissabon in het parlement was afgerond;

O.  het Tsjechische constitutionele hof in 2008 en 2009 twee verzoekschriften heeft afgewezen, omdat het van mening was dat het Verdrag van Lissabon volledig in overeenstemming is met de Tsjechische grondwet, maar dat niet kan worden uitgesloten dat bij het Tsjechische constitutionele hof een verzoekschrift tegen de voorgestelde wijziging zal worden ingediend;

P.  het Parlement ertoe gehouden is de Europese Raad in een geest van oprechte samenwerking zijn mening te geven over alle voorstellen tot wijziging van de Verdragen, ongeacht hun belang, maar dat het op geen enkele wijze verplicht is het met de Europese Raad eens te zijn;

Q.  er twijfel blijft bestaan over de bereidheid van het Tsjechische parlement om het nieuwe protocol, dat gericht is op het op de Tsjechische Republiek van toepassing verklaren van protocol nr. 30, te ratificeren; overwegende dat, indien de Europese Raad besluit de voorgestelde wijziging te bespreken, andere lidstaten wel eens terughoudend zouden kunnen staan ten opzichte van het starten van hun eigen ratificatieprocedures zolang de Tsjechische Republiek haar eigen ratificatieproces niet heeft afgerond;

1.  roept de Europese Raad op de voorgestelde wijziging van de Verdragen niet te bespreken;

2.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie als zijn standpunt te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie, de regering en het parlement van de Republiek Tsjechië alsmede aan de parlementen van de andere lidstaten.

(1) Arrest van het Hof van 21 december 2011 in gevoegde zaken C-411/10 en C-493/10, met name paragraaf 120.
(2) Het Verdrag van Lissabon is door de Tsjechische Kamer van Afgevaardigden geratificeerd op 18 februari 2009 en door de Tsjechische Senaat op 9 mei 2009.

Juridische mededeling - Privacybeleid