Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 12 juni 2013 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (COM(2012)0617 – C7-0358/2012 – 2012/0295(COD))(1)
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 1
(1) In overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van 17 juni 2010, waarbij de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei werd goedgekeurd, hebben de Unie en de lidstaten zich ten doel gesteld dat tegen 2020 het aantal mensen voor wie armoede en sociale uitsluiting dreigt, met ten minste 20 miljoen moet zijn gedaald.
(1) In overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van 17 juni 2010, waarbij de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei (de „Europa 2020-strategie”) werd goedgekeurd, hebben de Unie en de lidstaten zich ten doel gesteld dat tegen 2020 het aantal mensen voor wie armoede en sociale uitsluiting dreigt, met ten minste 20 miljoen moet zijn gedaald. Desalniettemin liep in 2010 bijna een kwart van de Europeanen (119,6 miljoen) het risico in een situatie van armoede of sociale uitsluiting te belanden, bijna 4 miljoen méér dan in 2009. Armoede en sociale uitsluiting komen in de Unie echter niet uniform voor en de ernst van de situatie verschilt per lidstaat.
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 2
(2) Het aantal personen in de Unie die zich in een situatie van materiële of zelfs ernstige materiële deprivatie bevinden, neemt toe, en die personen zijn vaak te uitgesloten om te kunnen profiteren van de activeringsmaatregelen van Verordening (EU) nr. […VGB], en met name van Verordening (EU) nr. […ESF].
(2) Het aantal personen in de Unie die zich in een situatie van materiële of zelfs ernstige materiële deprivatie bevinden, neemt toe, en in 2012 bevond bijna 8 % van de burgers van de Unie zich in een situatie van ernstige materiële deprivatie. Die personen zijn vaak te uitgesloten om te kunnen profiteren van de activeringsmaatregelen van Verordening (EU) nr. […VGB], en met name van Verordening (EU) nr. […ESF].
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 2 bis (nieuw)
(2 bis)Vrouwen en kinderen zijn oververtegenwoordigd in de groep personen die zich in een situatie van deprivatie bevinden of voor wie armoede of sociale uitsluiting dreigen, terwijl vrouwen vaak verantwoordelijk zijn voor de voedselvoorziening en belast met het garanderen van een inkomen De Commissie en de lidstaten moeten passende maatregelen nemen om elke vorm van discriminatie te voorkomen en ze moeten de gelijkheid van mannen en vrouwen waarborgen, alsmede de samenhangende integratie van het genderperspectief in alle stadia van voorbereiding, programmering, beheer en uitvoering, toezicht en evaluatie van het Fonds, alsook voorlichtings- en bewustmakingscampagnes, en de uitwisseling van goede praktijken;
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 2 ter (nieuw)
(2 ter)Artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat de waarden waarop de Unie berust, eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren zijn.
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 2 quater (nieuw)
(2 quater)Artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie onderstreept dat de Unie de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie vervatte rechten, vrijheden en beginselen erkent.
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 2 quinquies (nieuw)
(2 quinquies)Om de marginalisering van kwetsbare groepen en groepen met een laag inkomen te voorkomen en te verhinderen dat het risico op armoede en sociale uitsluiting toeneemt, moeten strategieën worden uitgevoerd waarin actieve integratie wordt bevorderd.
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 4
(4) Het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (hierna het „Fonds” genoemd) moet de sociale samenhang versterken door bij te dragen aan het terugdringen van de armoede in de Unie door ondersteuning van nationale regelingen die niet-financiële bijstand verlenen aan de meest behoeftigen teneinde voedselgebrek, dak- en thuisloosheid en materiële deprivatie bij kinderen te verminderen.
(4) Het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (hierna het „Fonds” genoemd) moet de sociale samenhang versterken door bij te dragen aan het terugdringen van de armoede in de Unie door ondersteuning van nationale regelingen die niet-financiële bijstand verlenen aan de meest behoeftigen teneinde voedselgebrek en ernstige materiële deprivatie te verminderen.
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 4 bis (nieuw)
(4 bis)De „European tyopology of homelessness” (ETHOS) biedt een potentieel uitgangspunt bij de toewijzing van middelen uit het Fonds aan verschillende categorieën van meest behoeftigen.
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 4 ter (nieuw)
(4 ter)Het Fonds moet niet in de plaats komen van overheidsbeleid van de regeringen van de lidstaten gericht op het beperken van de behoefte aan noodvoedselhulp en het ontwikkelen van duurzame doelstellingen en duurzaam beleid voor de volledige bestrijding van honger, armoede en sociale uitsluiting.
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 4 quater (nieuw)
(4 quater)Gezien het groeiend aantal personen dat het risico op armoede of sociale uitsluiting loopt en het feit dat dit aantal de komende jaren zal blijven stijgen, moeten de middelen voor de financiering van het Fonds als voorzien in het meerjarig financieel kader worden verhoogd.
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 4 quinquies (nieuw)
(4 quinquies)Het Fonds moet ook een bijdrage leveren aan de inspanningen van de lidstaten om een einde te maken aan de acute materiële privatie bij dak- en thuislozen.
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 6
(6) Die bepalingen garanderen ook dat de ondersteunde concrete acties in overeenstemming zijn met het recht van de Unie en het nationale recht, met name wat de veiligheid van de aan de meest behoeftigen gedistribueerde goederen betreft.
(6) Die bepalingen garanderen ook dat de ondersteunde concrete acties in overeenstemming zijn met het recht van de Unie en het nationale recht, met name wat de veiligheid van de levensmiddelen en fundamentele materiële bijstand voor de meest behoeftigen betreft.
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 8
(8) Het operationeel programma van elke lidstaat moet vermelden welke vormen van materiële deprivatie worden aangepakt en de keuze daarvoor rechtvaardigen, en moet de doelstellingen en kenmerken beschrijven van de bijstand aan de meest behoeftigen die zal worden verleend door ondersteuning van nationale regelingen. Het moet ook de elementen bevatten die nodig zijn voor een efficiënte en doeltreffende uitvoering van het operationeel programma.
(8) Het operationeel programma van elke lidstaat moet vermelden welke vormen van alimentaire en materiële deprivatie worden aangepakt en de keuze daarvoor rechtvaardigen, en moet de doelstellingen en kenmerken beschrijven van de bijstand aan de meest behoeftigen die zal worden verleend door ondersteuning van nationale regelingen. Het moet ook de elementen bevatten die nodig zijn voor de efficiënte en doeltreffende uitvoering van de operationele programma's.
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 8 bis (nieuw)
(8 bis)In de Unie bestaat ernstige voedseldeprivatie naast significante voedselverspilling. In het operationeel programma van elke lidstaat moet worden aangegeven op welke wijze de synergie-effecten tussen de verschillende beleidsmaatregelen gebruikt moeten worden voor het – op gecoördineerde wijze – reduceren van voedselverspilling en het bestrijden van voedseldeprivatie. In het operationeel programma van elke lidstaat moet ook worden aangegeven op welke wijze administratieve obstakels kunnen worden weggenomen voor commerciële en niet-commerciële organisaties die voedseloverschotten willen weggeven aan organisaties zonder winstoogmerk die zich met het bestrijden van voedseldeprivatie bezighouden.
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 8 ter (nieuw)
(8 ter)Met het oog op een efficiënte en doeltreffende uitvoering van de door het Fonds gefinancierde maatregelen moet samenwerking tussen regionale en lokale overheden en organisaties van het maatschappelijk middenveld worden gestimuleerd. De lidstaten moeten daarom de deelname van alle actoren die zijn betrokken bij de uitwerking en toepassing van de door het Fonds gefinancierde maatregelen, bevorderen.
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 9
(9) Om het Fonds zo doeltreffend mogelijk te maken, met name gelet op de nationale omstandigheden, is het wenselijk te voorzien in een procedure om het operationeel programma te wijzigen.
(9) Om het Fonds zo doeltreffend mogelijk te maken en te zorgen voor optimale synergie met maatregelen van het ESF, met name gelet op mogelijke veranderingen van de nationale omstandigheden, is het wenselijk te voorzien in een procedure om het operationeel programma te wijzigen.
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 9 bis (nieuw)
(9 bis)Om zo effectief en adequaat mogelijk tegemoet te komen aan de verschillende behoeften en de meest behoeftigen beter te helpen, moet het partnerschapsbeginsel in alle schakels van het Fonds van toepassing zijn.
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Overweging 10
(10) De uitwisseling van ervaringen en beste praktijken heeft een significante meerwaarde en de Commissie moet die verspreiding vergemakkelijken.
(10) De uitwisseling van ervaringen en beste praktijken heeft een significante meerwaarde omdat deze het wederzijdse leerproces bevordert, en de Commissie moet die verspreiding vergemakkelijken en bevorderen, en werken aan synergie-effecten met de uitwisseling van goede praktijken in het kader van hieraan gerelateerde fondsen, in het bijzonder het ESF.
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Overweging 11
(11) Om toezicht te houden op de voortgang van de uitvoering van de operationele programma's moeten de lidstaten een jaarverslag en een eindverslag over de uitvoering opstellen en voorleggen aan de Commissie, zodat essentiële en actuele informatie beschikbaar is. Tenzij zij anders overeenkomen, moeten de Commissie en de lidstaten om dezelfde reden jaarlijks bijeenkomen voor een bilaterale evaluatie.
(11) Om toezicht te houden op de voortgang van de uitvoering van de operationele programma's moeten de lidstaten, in samenwerking met de betrokken maatschappelijke organisaties, een jaarverslag en een eindverslag over de uitvoering opstellen en voorleggen aan de Commissie, zodat essentiële en actuele informatie beschikbaar is. Tenzij zij anders overeenkomen, moeten de Commissie en de lidstaten om dezelfde reden jaarlijks bijeenkomen voor een bilaterale evaluatie.
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Overweging 12
(12) Om de kwaliteit en het ontwerp van elk operationeel programma te verbeteren en de doeltreffendheid en doelmatigheid van het Fonds te evalueren, moeten ex ante en ex post evaluaties worden uitgevoerd. Die evaluaties moeten worden aangevuld met onderzoeken inzake de meest behoeftigen die hebben geprofiteerd van het operationeel programma en, indien nodig, met evaluaties tijdens de programmeringsperiode. De verantwoordelijkheden van de lidstaten en de Commissie in dit verband moeten worden gespecificeerd.
(12) Om de kwaliteit en het ontwerp van elk operationeel programma te verbeteren en de doeltreffendheid en doelmatigheid van het Fonds te evalueren, moeten ex ante en ex post evaluaties worden uitgevoerd. Die evaluaties moeten worden aangevuld met onderzoeken inzake de meest behoeftigen die hebben geprofiteerd van het operationeel programma en, indien nodig, met evaluaties tijdens de programmeringsperiode. De evaluaties moeten het recht op privacy van de eindgebruikers respecteren en zo worden uitgevoerd dat de meest behoeftigen niet worden gestigmatiseerd. De verantwoordelijkheden van de lidstaten en de Commissie in dit verband moeten worden gespecificeerd.
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Overweging 12 bis (nieuw)
(12 bis)Zoals onderstreept in het onderzoek van Eurostat „Metingen van materiële deprivatie in de EU – Indicatoren voor de gehele bevolking en specifiek voor kinderen” is omvangrijk onderzoek verricht naar materiële deprivatie, waardoor het in de nabije toekomst mogelijk is op gedetailleerdere wijze gegevens te vergaren over huishoudens, volwassenen en kinderen die te kampen hebben met materiële deprivatie.
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Overweging 12 ter (nieuw)
(12 ter)Bij het uitvoeren van deze evaluaties, aangevuld met onderzoeken inzake de meest behoeftigen, moet worden ingezien dat deprivatie een complex concept is dat moeilijk te vatten is wanneer een klein aantal indicatoren wordt gebruikt, aangezien ze misleidend kunnen zijn en zodoende tot ondoeltreffend beleid kunnen leiden.
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Overweging 12 quater (nieuw)
(12 quater)Zoals benadrukt in de derde Europese enquête van Eurofound (2012) over de kwaliteit van leven betreft de meting van materiële deprivatie in de Unie het niet kunnen betalen van zaken die als essentieel worden beschouwd, ongeacht wat mensen bezitten en hoeveel ze verdienen. Voor de ontwikkeling van een deprivatie-index waarmee materiële deprivatie van huishoudens nauwkeuriger kan worden onderzocht, moeten daarom indicatoren zoals hoogte van inkomens, ongelijkheid van inkomens, het vermogen om rekeningen te betalen, overmatige schulden en tevredenheid met de leefomstandigheden in aanmerking worden genomen.
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Overweging 13
(13) De burgers hebben het recht te weten hoe de financiële middelen van de Unie worden besteed en wat het effect daarvan is. Om te zorgen voor een ruime verspreiding van informatie over de resultaten van het Fonds en om te zorgen voor toegankelijkheid en transparantie van de financieringsmogelijkheden, moeten gedetailleerde regels worden vastgesteld over informatie en communicatie, met name in verband met de verantwoordelijkheden van de lidstaten en de begunstigden.
(13) De burgers hebben het recht te weten hoe de financiële middelen van de Unie worden besteed en wat het effect daarvan is. Om te zorgen voor een ruime verspreiding van informatie over de resultaten van het Fonds en om te zorgen voor toegankelijkheid en transparantie van de financieringsmogelijkheden, moeten gedetailleerde regels worden vastgesteld over informatie en communicatie, met name in verband met de verantwoordelijkheden van de lokale en regionale overheden van de lidstaten en die van de begunstigden.
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Overweging 15
(15) Er moet worden voorzien in een maximumniveau voor medefinanciering van de operationele programma's door het Fonds, zodat de middelen van de Unie een multiplicatoreffect hebben, terwijl rekening moet worden gehouden met de situatie van lidstaten die met tijdelijke budgettaire problemen kampen.
(15) Er moet worden voorzien in een niveau voor medefinanciering van de operationele programma's door het Fonds, zodat de middelen van de Unie een multiplicatoreffect hebben. Er dient ook rekening te worden gehouden met de situatie van lidstaten die met tijdelijke begrotingsproblemen kampen.
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Overweging 16
(16) In de hele Unie moeten eenvormige en billijke regels inzake de subsidiabiliteitsperiode, acties en uitgaven voor het Fonds worden toegepast. De subsidiabiliteitsvoorwaarden moeten afgestemd zijn op het specifieke karakter van de doelstellingen en doelgroepen van het Fonds, met name via adequate voorwaarden voor de subsidiabiliteit van de concrete acties en vormen van steun en regels en voorwaarden voor de terugbetaling.
(16) In de hele Unie moeten eenvormige, eenvoudige en billijke regels inzake de subsidiabiliteitsperiode, acties en uitgaven voor het Fonds worden toegepast. De subsidiabiliteitsvoorwaarden moeten afgestemd zijn op het specifieke karakter van de doelstellingen en doelgroepen van het Fonds, met name via adequate en vereenvoudigde voorwaarden voor de subsidiabiliteit van de concrete acties en vormen van steun en regels en voorwaarden voor de terugbetaling.
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Overweging 17
(17) [Het voorstel voor een] verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”)5 bepaalt dat interventiegoederen kunnen worden afgezet door ze ter beschikking te stellen van de regeling voor voedselverstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de Unie, indien die regeling daarin voorziet. Aangezien het verkrijgen van levensmiddelen door het gebruik, de verwerking of de verkoop van dergelijke voorraden in sommige omstandigheden economisch het gunstigst kan zijn, moet deze verordening in die mogelijkheid voorzien. De bedragen die worden verkregen door transacties met betrekking tot de voorraden moeten ten goede komen aan de meest behoeftigen, en mogen niet worden aangewend om de medefinancieringsverplichtingen van de lidstaten voor het programma te verlichten. Om ervoor te zorgen dat de interventievoorraden en de opbrengsten daarvan zo doeltreffend mogelijk worden gebruikt, moet de Commissie overeenkomstig artikel 19, onder e), van Verordening (EU) nr. [GMO] uitvoeringshandelingen vaststellen waarbij procedures worden ingevoerd om goederen uit de interventievoorraden te gebruiken, te verwerken of te verkopen ten behoeve van het programma voor de meest behoeftigen.
(17) [Het voorstel voor een] verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”)5 bepaalt dat interventiegoederen kunnen worden afgezet door ze ter beschikking te stellen van de regeling voor voedselverstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de Unie, indien die regeling daarin voorziet. Aangezien het verkrijgen van levensmiddelen door het gebruik, de verwerking of de verkoop van dergelijke voorraden in sommige omstandigheden economisch het gunstigst kan zijn, moet deze verordening in die mogelijkheid voorzien. De bedragen die worden verkregen door transacties met betrekking tot de voorraden moeten ten goede komen aan de meest behoeftigen, en mogen niet worden aangewend om de medefinancieringsverplichtingen van de lidstaten voor het programma te verlichten. Om ervoor te zorgen dat de interventievoorraden en de opbrengsten daarvan zo doeltreffend mogelijk worden gebruikt, moet de Commissie overeenkomstig artikel 19, onder e), van Verordening (EU) nr. [GMO] uitvoeringshandelingen vaststellen waarbij procedures worden ingevoerd om goederen uit de interventievoorraden te gebruiken, te verwerken of te verkopen ten behoeve van het programma voor de meest behoeftigen. De partnerorganisaties moet worden toegestaan extra levensmiddelen te distribueren die afkomstig zijn uit andere bronnen, inclusief interventievoorraden die ter beschikking worden gesteld overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. ...[GMO]
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Overweging 18
(18) Gepreciseerd moet worden welke soorten acties op initiatief van de Commissie en van de lidstaten kunnen worden ondernomen als door het Fonds ondersteunde technische bijstand.
(18) Gepreciseerd moet worden welke soorten acties op initiatief van de Commissie en van de lidstaten kunnen worden ondernomen als door het Fonds ondersteunde technische bijstand. Hiertoe moet worden besloten in nauwe samenwerking met de beheersautoriteiten en partnerorganisaties.
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Overweging 27
(27) De vastlegging van bijdragen uit de begroting van de Unie moet per jaar geschieden. Om een doeltreffend beheer van de programma's te waarborgen, moeten gemeenschappelijke regels voor verzoeken om tussentijdse betalingen, de betaling van het jaarlijkse saldo en het eindsaldo worden vastgesteld.
(27) De vastlegging van bijdragen uit de begroting van de Unie moet per jaar geschieden. Om een doeltreffend beheer van de programma's te waarborgen, moeten eenvoudige gemeenschappelijke regels voor verzoeken om tussentijdse betalingen, de betaling van het jaarlijkse saldo en het eindsaldo worden vastgesteld.
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Overweging 30
(30) Ter vrijwaring van de financiële belangen van de Unie moeten tijdelijke maatregelen worden genomen die de gedelegeerde ordonnateur de mogelijkheid bieden betalingen te schorsen wanneer er aanwijzingen zijn dat er grote tekortkomingen zijn in de werking van het beheers- en controlesysteem of dat er onregelmatigheden in verband met een betalingsverzoek hebben plaatsgevonden, of wanneer de voor het onderzoek en de goedkeuring van de rekeningen bestemde documenten niet zijn ingediend.
(30) Ter vrijwaring van de financiële belangen van de Unie moeten tijdelijke maatregelen worden genomen die de gedelegeerde ordonnateur de mogelijkheid bieden betalingen te schorsen wanneer er aanwijzingen zijn dat er grote tekortkomingen zijn in de werking van het beheers- en controlesysteem of dat er onregelmatigheden in verband met een betalingsverzoek hebben plaatsgevonden, wanneer de voor het onderzoek en de goedkeuring van de rekeningen bestemde documenten niet zijn ingediend of wanneer er sprake is van grote vertraging bij de uitvoering van een project waarbij er overtuigend bewijs voorligt dat de voor het project vastgestelde doelstellingen niet gehaald zullen worden.
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Overweging 32
(32) Om te waarborgen dat de in een bepaald begrotingsjaar uit de begroting van de Unie gefinancierde uitgaven in overeenstemming met de toepasselijke regels worden gebruikt, moet een passend kader voor het jaarlijks onderzoek en de jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen worden ingevoerd. Binnen dit kader moeten de aangewezen instanties voor het operationeel programma een beheersverklaring bij de Commissie indienen, die vergezeld dient te gaan van de gecertificeerde jaarrekeningen, een jaarlijkse samenvatting van de definitieve auditverslagen en van de controles en een onafhankelijk auditoordeel en controleverslag.
(32) Om te waarborgen dat de in een bepaald begrotingsjaar uit de begroting van de Unie gefinancierde uitgaven in overeenstemming met de toepasselijke regels worden gebruikt, moet een passend en eenvoudig kader voor het jaarlijks onderzoek en de jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen worden ingevoerd. Binnen dit kader moeten de aangewezen instanties voor het operationeel programma een beheersverklaring bij de Commissie indienen, die vergezeld dient te gaan van de gecertificeerde jaarrekeningen, een jaarlijkse samenvatting van de definitieve auditverslagen en van de controles en een onafhankelijk auditoordeel en controleverslag.
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Overweging 35
(35) De frequentie van audits van concrete acties moet evenredig zijn aan de omvang van de steun die de Unie uit het Fonds verstrekt. Met name moeten minder audits worden uitgevoerd wanneer de totale subsidiabele uitgaven voor een concrete actie 100 000 EUR niet overschrijden. Desondanks moet het mogelijk zijn te allen tijde een audit uit te voeren wanneer er aanwijzingen zijn dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude, dan wel als onderdeel van een auditsteekproef. Om ervoor te zorgen dat de omvang van de auditing door de Commissie evenredig is aan het risico, moet de Commissie haar auditwerkzaamheden kunnen verminderen voor operationele programma's die geen grote tekortkomingen te zien geven of waarvoor op de auditautoriteit kan worden vertrouwd. Bovendien moet de reikwijdte van de audits ten volle rekening houden met het doel en de kenmerken van de doelgroepen van het Fonds.
(35) De frequentie van audits van concrete acties moet evenredig zijn aan de omvang van de steun die de Unie uit het Fonds verstrekt. Met name moeten minder audits worden uitgevoerd wanneer de totale subsidiabele uitgaven voor een concrete actie 100 000 EUR niet overschrijden. Desondanks moet het mogelijk zijn te allen tijde een audit uit te voeren wanneer er aanwijzingen zijn dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude, dan wel als onderdeel van een auditsteekproef. Om ervoor te zorgen dat de omvang van de auditing door de Commissie evenredig is aan het risico, moet de Commissie haar auditwerkzaamheden kunnen verminderen voor operationele programma's die geen grote tekortkomingen te zien geven of waarvoor op de auditautoriteit kan worden vertrouwd. Bovendien moet de reikwijdte van de audits ten volle rekening houden met het doel, de kenmerken van de doelgroepen van het Fonds en het feit dat de begunstigde organisaties van het Fonds vrijwilligersorganisaties zijn.
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Overweging 41
(41) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en is in overeenstemming met de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, met inbegrip van de eerbiediging van de menselijke waardigheid, het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op de bescherming van persoonsgegevens, de rechten van het kind, de rechten van ouderen, de gelijkheid van mannen en vrouwen en het verbod op discriminatie. Deze verordening moet worden toegepast met inachtneming van deze rechten en beginselen.
(41) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en is in overeenstemming met de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, met inbegrip van de eerbiediging van de menselijke waardigheid, het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op de bescherming van persoonsgegevens, de rechten van het kind, het recht op sociale bijstand en op huisvesting, de rechten van ouderen, de gelijkheid van mannen en vrouwen en het verbod op discriminatie. Deze verordening moet worden toegepast met inachtneming van deze rechten en beginselen.
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Overweging 42 bis (nieuw)
(42 bis)Met het oog op de datum waarop de aanbestedingen moeten worden uitgeschreven, de termijnen voor de aanneming van deze verordening en de voorbereiding van de operationele programma's, moeten voorschriften worden opgesteld om een vlotte overgang in 2014 te verwezenlijken en aldus een onderbreking van de toevoer van levensmiddelen te voorkomen.
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Overweging 42 ter (nieuw)
(42 ter)Er moet voor worden gezorgd dat het Fonds in het kader van het ESF gefinancierde programma’s en acties aanvult en zo nauw mogelijk met het ESF wordt gecoördineerd. Het opzetten van parallelle structuren voor armoedebestrijding die de administratieve last verhogen en coördinatie en synergieën bemoeilijken, moet worden vermeden.
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 1
1. Deze verordening stelt voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (hierna „het Fonds”) in en bepaalt de doelstellingen van het Fonds, de reikwijdte van de steun, de beschikbare financiële middelen en de criteria voor de toewijzing ervan en stelt regels vast om de doeltreffendheid van het Fonds te waarborgen.
1. Deze verordening stelt voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (hierna „het Fonds”) in en bepaalt de doelstellingen van het Fonds, de reikwijdte van de steun, de beschikbare financiële middelen en de criteria voor de toewijzing ervan en stelt regels vast om de doeltreffendheid en de efficiëntie van het Fonds te waarborgen.
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Artikel 2
De volgende definities zijn van toepassing:
Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:
(1) „meest behoeftigen”: natuurlijke personen ‐ individuen, gezinnen, huishoudens of uit dergelijke personen samengestelde groepen ‐ wier behoefte aan hulp is vastgesteld aan de hand van objectieve criteria die door de bevoegde nationale autoriteiten zijn vastgesteld of die door de partnerorganisaties zijn omschreven en door die bevoegde autoriteiten zijn goedgekeurd;
(1) „meest behoeftigen”: natuurlijke personen ‐ individuen, gezinnen, huishoudens of uit dergelijke personen samengestelde groepen ‐ wier behoefte aan hulp is vastgesteld aan de hand van objectieve criteria die door de bevoegde nationale autoriteiten samen met de betrokken partijen zijn bepaald of die door de partnerorganisaties zijn omschreven en door die bevoegde nationale autoriteiten zijn goedgekeurd;
(2) „partnerorganisaties”: publiekrechtelijke instanties of organisaties zonder winstoogmerk die rechtstreeks of via andere partnerorganisaties levensmiddelen of goederen leveren aan de meest behoeftigen en wier concrete acties overeenkomstig artikel 29, lid 3, onder b), zijn geselecteerd door de beheersautoriteit;
(2) „partnerorganisaties”: publiekrechtelijke instanties of organisaties zonder winstoogmerk die rechtstreeks of via andere partnerorganisaties – en in overeenstemming met de subsidiabiliteitscriteria zoals bedoeld in artikel 24 – levensmiddelen en/of fundamentele materiële bijstand leveren aan de meest behoeftigen en wier concrete acties overeenkomstig artikel 29, lid 3, onder b), zijn geselecteerd door de beheersautoriteit;
(3) „nationale regelingen”: iedere regeling die, althans gedeeltelijk, dezelfde doelstelling heeft als het Fonds en die op nationaal, regionaal of lokaal niveau ten uitvoer wordt gelegd door publiekrechtelijke instanties of organisaties zonder winstoogmerk;
(3) „nationale regelingen”: iedere regeling die, althans gedeeltelijk, dezelfde doelstelling heeft als het Fonds en die op nationaal, regionaal of lokaal niveau ten uitvoer wordt gelegd door publiekrechtelijke instanties of organisaties zonder winstoogmerk;
(4) „concrete actie”: een door of onder verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit van het betrokken operationeel programma gekozen project, contract of actie, bijdragend tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het betrokken operationeel programma;
(4) „concrete actie”: een door of onder verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit van het betrokken operationeel programma gekozen project, contract of actie, bijdragend tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het betrokken operationeel programma;
(5) „voltooide concrete actie”: een concrete actie die fysiek is voltooid of volledig ten uitvoer is gelegd en waarvoor de begunstigden alle betrokken betalingen hebben verricht en de hulp uit het betrokken operationeel programma aan de begunstigden is betaald;
(5) „voltooide concrete actie”: een concrete actie die fysiek is voltooid of volledig ten uitvoer is gelegd en waarvoor de begunstigden alle betrokken betalingen hebben verricht en de hulp uit het betrokken operationeel programma aan de begunstigden is betaald;
(6) „begunstigde”: een publiek- of privaatrechtelijke instantie die belast is met het opzetten of met het opzetten en uitvoeren van concrete acties;
(6) „begunstigde”: een publiek- of privaatrechtelijke instantie die belast is met het opzetten of met het opzetten en uitvoeren van concrete acties;
(7) „eindontvanger”: de meest behoeftigen die levensmiddelen of goederen ontvangen en/of gebruikmaken van de begeleidende maatregelen;
(7) „eindontvanger”: personen die zich in een situatie van voedsel- en/of materiële deprivatie bevinden en die niet-financiële bijstand ontvangen en/of gebruikmaken van de begeleidende maatregelen in het kader van dit fonds;
(7 bis) „begeleidende maatregelen”: maatregelen die verder gaan dan de verspreiding van voedsel en fundamentele materiële bijstand, die tot doel hebben hen in staat te stellen situaties van sociale uitsluiting te ontstijgen en situaties van sociale nood op een krachtigere en duurzamere manier aan te pakken;
(8) „overheidssteun”: financiële steun voor een concrete actie, afkomstig uit de begroting van een nationale, regionale of lokale overheid, uit de begroting van de Unie voor het Fonds, uit de begroting van publiekrechtelijke instanties of uit de begroting van verenigingen van overheden of publiekrechtelijke instellingen in de zin van artikel 1, lid 9, van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad;
(8) „overheidssteun”: financiële steun voor een concrete actie, afkomstig uit de begroting van een nationale, regionale of lokale overheid, uit de begroting van de Unie voor het Fonds, uit de begroting van publiekrechtelijke instanties of uit de begroting van verenigingen van overheden of publiekrechtelijke instellingen in de zin van artikel 1, lid 9, van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad;
(9) „intermediaire instantie”: elke publiek- of privaatrechtelijke instantie die handelt onder verantwoordelijkheid van een beheers- of certificeringsautoriteit of die namens een dergelijke autoriteit taken verricht ten behoeve van begunstigden die concrete acties uitvoeren;
(9) „intermediaire instantie”: elke publiek- of privaatrechtelijke instantie die handelt onder verantwoordelijkheid van een beheers- of certificeringsautoriteit of die namens een dergelijke autoriteit taken verricht ten behoeve van begunstigden die concrete acties uitvoeren;
(10) „boekjaar”: de periode van 1 juli tot en met 30 juni, behalve voor het eerste boekjaar, dat de periode van de begindatum voor subsidiabiliteit van de uitgaven tot en met 30 juni 2015 omvat; het laatste boekjaar loopt van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023;
(10) „boekjaar”: de periode van 1 juli tot en met 30 juni, behalve voor het eerste boekjaar, dat de periode van de begindatum voor subsidiabiliteit van de uitgaven tot en met 30 juni 2015 omvat; het laatste boekjaar loopt van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023;
(11) „begrotingsjaar”: het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december;
(11) „begrotingsjaar”: het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december;
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Artikel 2 bis (nieuw)
Artikel 2 bis
Alle lidstaten hebben het recht om gebruik te maken van het Fonds.
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Artikel 3
1. Het Fonds bevordert de sociale samenhang in de Unie doordat het een bijdrage levert aan de verwezenlijking van de doelstelling van de Europa 2020-strategie om ten minste 20 miljoen minder mensen bloot te stellen aan het risico op armoede en sociale uitsluiting. Door het verstrekken van niet-financiële bijstand aan de meest behoeftigen draagt het Fonds bij tot de verwezenlijking van het specifieke doel van verlichting van de ergste vormen van armoede in de Unie. Dit doel wordt afgemeten aan het aantal personen dat door het Fonds wordt geholpen.
1. Het Fonds bevordert de sociale samenhang, versterkt de sociale inclusie en bestrijdt de armoede in de Unie doordat het een bijdrage levert aan de verwezenlijking van de doelstelling van de Europa 2020-strategie om ten minste 20 miljoen minder mensen bloot te stellen aan het risico op armoede en sociale uitsluiting, en vormt een aanvulling op het Europees Sociaal Fonds. Door het verstrekken van niet-financiële bijstand aan de meest behoeftigen draagt het Fonds bij tot de verwezenlijking van het specifieke doel van verlichting en uitbanning van de ergste vormen van armoede, in het bijzonder voedselarmoede.
2.Het Fonds draagt bij tot de duurzame uitbanning van voedselarmoede en biedt de meest behoeftige personen het uitzicht op een waardig bestaan. Dit doel en de structurele impact van het Fonds worden kwalitatief en kwantitatief beoordeeld:
3.Het Fonds wordt gebruikt ter aanvulling, en niet ter vervanging of reducering, van nationale strategieën op het gebied van armoedebestrijding en sociale re-integratie, die de verantwoordelijkheid van de lidstaten blijven.
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 4
1. Het Fonds ondersteunt nationale regelingen op grond waarvan levensmiddelen en basisconsumptiegoederen voor persoonlijk gebruik van dak- of thuislozen of van kinderen via door de lidstaten geselecteerde partnerorganisaties worden verdeeld onder de meest behoeftigen.
1. Het Fonds ondersteunt nationale regelingen op grond waarvan levensmiddelen en/of fundamentele materiële bijstand, met inbegrip van starterspakketten voor persoonlijk gebruik van eindontvangers via door de lidstaten geselecteerde partnerorganisaties worden verdeeld onder de meest behoeftigen.
2. Het Fonds kan begeleidende maatregelen ondersteunen die de levering van levensmiddelen en goederen aanvullen en bijdragen tot de sociale inclusie van de meest behoeftigen.
2. Het Fonds kan begeleidende maatregelen ondersteunen die de levering van levensmiddelen en fundamentele materiële bijstand aanvullen en bijdragen tot de sociale inclusie en een gezond dieet en een geringere algemene afhankelijkheid van de meest behoeftigen. Dergelijke maatregelen moeten goed zijn afgestemd op de plaatselijke activiteiten van het Europees Sociaal Fonds en op de activiteiten van organisaties die zich vooral richten op de uitbanning van armoede.
2 bis. Het Fonds kan begunstigden bijstand verlenen zodat zij doeltreffender gebruik kunnen maken van plaatselijke voedselvoorzieningsketens, waarmee de voedselvoorziening voor de meest behoeftigen wordt vergroot en gediversifieerd, en voedselverspilling wordt teruggedrongen en voorkomen.
3. Het Fonds bevordert het wederzijds leren, netwerkvorming en de verspreiding van goede praktijken op het gebied van niet-financiële bijstand aan de meest behoeftigen.
3. Het Fonds bevordert op Europees niveau het wederzijds leren, netwerkvorming en de verspreiding van goede praktijken op het gebied van niet-financiële bijstand aan de meest behoeftigen. Relevante organisaties en projecten die geen gebruik maken van het Fonds, kunnen hier ook bij worden betrokken.
Amendementen 40 en 76 Voorstel voor een verordening Artikel 5
1. Het aan het Fonds toegewezen deel van de begroting van de Unie wordt onder gedeeld beheer door de lidstaten en de Commissie uitgevoerd overeenkomstig artikel 55, lid 1, onder b), van het Financieel Reglement, met uitzondering van technische bijstand op initiatief van de Commissie, die wordt uitgevoerd onder direct beheer overeenkomstig artikel 55, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement.
1. Het aan het Fonds toegewezen deel van de begroting van de Unie wordt onder gedeeld beheer door de lidstaten en de Commissie uitgevoerd overeenkomstig artikel 55, lid 1, onder b), van het Financieel Reglement, met uitzondering van technische bijstand op initiatief van de Commissie, die wordt uitgevoerd onder direct beheer overeenkomstig artikel 55, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement.
2. De Commissie en de lidstaten zorgen ervoor dat de steun uit het Fonds coherent is met de beleidsmaatregelen en prioriteiten van de Unie en complementair is met de andere instrumenten van de Unie.
2. De Commissie en de lidstaten zorgen ervoor dat de steun uit het Fonds coherent is met de beleidsmaatregelen en prioriteiten van de Unie en complementair is met de andere instrumenten van de Unie.
3. De tenuitvoerlegging van de steun uit het Fonds gebeurt in nauwe samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten.
3. Steun uit het Fonds wordt verstrekt in nauwe samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten, alsmede in samenwerking met de bevoegde regionale en plaatselijke overheden en betrokken partnerorganisaties.
4. De lidstaten en de instanties die zij daartoe hebben aangewezen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van operationele programma's en voor het verrichten van hun taken uit hoofde van deze verordening overeenkomstig het institutionele, wettelijke en financiële kader van de lidstaat en overeenkomstig deze verordening.
4. De lidstaten en de instanties die zij daartoe hebben aangewezen, of, in voorkomend geval, de regionale bevoegde autoriteiten, zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van operationele programma's en voor het verrichten van hun taken uit hoofde van deze verordening overeenkomstig het institutionele, wettelijke en financiële kader van de lidstaat en overeenkomstig deze verordening.
5. De regelingen voor de uitvoering en het gebruik van het Fonds, en met name de financiële en administratieve middelen die voor verslaglegging, evaluatie, beheer en controle noodzakelijk zijn, moeten, rekening houdend met de hoogte van de toegewezen steun, in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel.
5. De regelingen voor de uitvoering en het gebruik van het Fonds, en met name de financiële en administratieve middelen die voor verslaglegging, evaluatie, beheer en controle noodzakelijk zijn, moeten rekening houden met de vaak beperkte administratieve capaciteit van organisaties die voornamelijk afhankelijk zijn van de steun van vrijwilligers, en moeten ervoor waken deze organisaties geen grotere administratieve lasten op te leggen dan het vorige programma deed.
6. Overeenkomstig hun respectieve verantwoordelijkheden zorgen de Commissie en de lidstaten voor coördinatie met het Europees Sociaal Fonds en met andere beleidsmaatregelen en instrumenten van de Unie.
6. Overeenkomstig hun respectieve verantwoordelijkheden, en teneinde dubbele financiering te voorkomen, zorgen de Commissie en de lidstaten voor coördinatie met het Europees Sociaal Fonds en met andere beleidsmaatregelen en instrumenten van de Unie, in het bijzonder acties van de Unie op het gebied van gezondheid.
7. De Commissie, de lidstaten en de begunstigden passen overeenkomstig artikel 26 van het Financieel Reglement het beginsel van goed financieel beheer toe.
7. De Commissie, de lidstaten en de begunstigden passen overeenkomstig artikel 26 van het Financieel Reglement het beginsel van goed financieel beheer toe.
8. De Commissie en de lidstaten zien, met name door toezicht, rapportage en evaluatie, toe op de doeltreffendheid van het Fonds.
8. De Commissie en de lidstaten zien toe op de doeltreffendheid van het Fonds, met name door toezicht, rapportage en evaluatie, alsmede door nauw en regelmatig overleg met plaatselijke en regionale autoriteiten en partnerorganisaties die de maatregelen van het Fonds ten uitvoer leggen bij de effectbeoordelingen.
9. De Commissie en de lidstaten vervullen hun respectieve rollen met betrekking tot het Fonds teneinde de administratieve belasting van de begunstigden te beperken.
9. De Commissie en de lidstaten nemen maatregelen om de doeltreffendheid van het Fonds te waarborgen, en vervullen hun respectieve rollen met betrekking tot het Fonds teneinde de administratieve belasting van de begunstigden te beperken;
10. De Commissie en de lidstaten garanderen dat de gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie van het genderperspectief bevorderd worden in de verschillende stadia van de uitvoering van het Fonds. De Commissie en de lidstaten nemen passende maatregelen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid bij de toegang tot het Fonds te voorkomen.
10. De Commissie en de lidstaten garanderen dat de gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie van het genderperspectief mede in overweging genomen worden in de verschillende stadia van de voorbereiding, programmering, het beheer en de implementatie, het toezicht op en de evaluatie van het Fonds, alsook bij de voorlichtings- en bewustmakingscampagnes, en bij de uitwisseling van goede praktijken, en gebruiken, daar waar mogelijk, naar geslacht uitgesplitste gegevens. De Commissie en de lidstaten nemen passende maatregelen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid bij de toegang tot het Fonds en bijbehorende programma's en operaties te voorkomen.
11. Concrete acties die door het Fonds zijn gefinancierd, moeten in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht van de Unie en van de lidstaten. Het Fonds mag met name alleen worden gebruikt ter ondersteuning van de distributie van levensmiddelen of goederen die in overeenstemming zijn met de wetgeving van de Unie inzake de veiligheid van consumptiegoederen.
11. Concrete acties die door het Fonds zijn gefinancierd, moeten in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht van de Unie en van de lidstaten. Het Fonds mag met name alleen worden gebruikt ter ondersteuning van de distributie van levensmiddelen of fundamentele materiële bijstand die in overeenstemming zijn met de wetgeving van de Unie inzake de veiligheid van consumptiegoederen.
11 bis. Waar van toepassing moet de keuze van levensmiddelen zijn gebaseerd op beginselen van uitgebalanceerde voeding en kwaliteitsvoeding, met inbegrip van verse producten, en bijdragen aan een gezond voedingspatroon van de eindontvangers.
12. De lidstaten en de begunstigden kiezen de levensmiddelen en de goederen op basis van objectieve criteria. De selectiecriteria voor de levensmiddelen en in voorkomend geval voor de goederen houden eveneens rekening met klimatologische en ecologische aspecten, met name met het oog op de vermindering van voedselverspilling.
12. De lidstaten en de begunstigden kiezen de levensmiddelen en de fundamentele materiële bijstand op basis van objectieve criteria met betrekking tot de behoeften van de meest behoeftigen.
12 bis. Waar van toepassing moet prioriteit worden toegekend aan paatselijke en regionale producten, met inachtneming van klimaat- en milieu-overwegingen, met name met het oog op het reduceren van voedselverspilling in elk stadium van de distributieketen. Dit kan de vorm hebben van partnerschappen met ondernemingen in de hele voedselketen, in een geest van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
12 ter. De Commissie en de lidstaten zien erop toe dat bij de toekenning van steun in het kader van het Fonds rekening wordt gehouden met de waardigheid van de meest behoeftigen.
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1
1. Voor vastlegging ten laste van het Fonds is voor de periode 2014 tot en met 2020 een totaalbedrag van 2 500 000 000 EUR, uitgedrukt in prijzen van 2011, beschikbaar, dat over de betrokken jaren wordt verdeeld overeenkomstig bijlage II.
1. Voor vastlegging ten laste van het Fonds is voor de periode 2014 tot en met 2020 (uitgedrukt in prijzen van 2011) een totaalbedrag beschikbaar dat in reële termen niet lager is dan zeven maal het in de begroting van 2011 goedgekeurde bedrag dat wordt toegewezen voor hulp aan de meest behoeftigen.
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 3
3. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een besluit vast houdende de jaarlijkse verdeling van de totale middelen over de lidstaten, overeenkomstig artikel 84, lid 5, van Verordening (EU) nr. … (VGB), onverminderd lid 4 van dit artikel, aan de hand van de volgende door Eurostat vastgestelde indicatoren:
3. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een besluit vast houdende de jaarlijkse verdeling van de totale middelen over de lidstaten, overeenkomstig artikel 84, lid 5, van Verordening (EU) nr. … (VGB), onverminderd lid 4 van dit artikel, op basis van de door Eurostat vastgestelde recentste indicatoren betreffende:
(a) de bevolking die te kampen heeft met ernstige materiële deprivatie;
(a) de bevolking die te kampen heeft met ernstige materiële deprivatie, uitgedrukt in een percentage van de totale bevolking;
(b) de bevolking die behoort tot een huishouden met een zeer lage arbeidsintensiteit.
(b) veranderingen in de bevolking die behoort tot een huishouden met een zeer lage arbeidsintensiteit.
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Artikel 7
1. Elke lidstaat dient binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie één operationeel programma voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 in, dat de volgende elementen bevat:
1. Elke lidstaat dient binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie één operationeel programma voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 in, dat de volgende elementen bevat:
- a bis) een specificering van het te gebruiken bedrag van zijn toegewezen deel;
a) een identificatie van de soort(en) materiële deprivatie die met het operationeel programma moet(en) worden aangepakt en de rechtvaardiging van die keuze, en voor elke soort materiële deprivatie die wordt aangepakt een beschrijving van de voornaamste kenmerken en doelstellingen van de distributie van levensmiddelen of goederen en de begeleidende maatregelen, rekening houdend met de resultaten van de ex-ante-evaluatie overeenkomstig artikel 14;
a) een rechtvaardiging van de keuze van de soort(en) materiële deprivatie die moet(en) worden aangepakt en een beschrijving van de voornaamste kenmerken van het operationeel programma, rekening houdend met de resultaten van de ex-ante-evaluatie overeenkomstig artikel 14;
b) een beschrijving van de overeenkomstige nationale regeling(en) voor elke soort materiële deprivatie die wordt aangepakt;
b) een beschrijving van de overeenkomstige nationale regeling(en) voor elke soort materiële deprivatie die wordt aangepakt;
c) een beschrijving van het mechanisme voor de vaststelling van de subsidiabiliteitscriteria voor de meest behoeftigen, zo nodig gedifferentieerd per soort materiële deprivatie die wordt aangepakt;
c) een beschrijving van het mechanisme voor de vaststelling van de subsidiabiliteitscriteria voor de meest behoeftigen, zo nodig gedifferentieerd per soort materiële deprivatie die wordt aangepakt;
d) de criteria voor de selectie van concrete acties en een beschrijving van de selectieprocedure, zo nodig gedifferentieerd per soort materiële deprivatie die wordt aangepakt;
d) de criteria voor de selectie van concrete acties en een beschrijving van de selectieprocedure, zo nodig gedifferentieerd per soort materiële deprivatie die wordt aangepakt;
e) de criteria voor de selectie van de partnerorganisaties, zo nodig gedifferentieerd per soort materiële deprivatie die wordt aangepakt;
e) de criteria voor de selectie van de partnerorganisaties, zo nodig gedifferentieerd per soort materiële deprivatie die wordt aangepakt;
f) een beschrijving van het mechanisme dat zorgt voor complementariteit met het Europees Sociaal Fonds;
f) een beschrijving van het mechanisme dat zorgt voor complementariteit met het Europees Sociaal Fonds, waarbij duidelijk wordt aangegeven welke activiteiten onder welk fonds vallen;
f bis) een beschrijving van de concrete maatregelen die zijn gepland en van de toegewezen middelen om uitvoering te geven aan de beginselen van artikel 5;
g) een beschrijving van de bepalingen ter uitvoering van het operationeel programma, met vermelding van de identiteit van de beheersautoriteit, de eventuele certificeringsautoriteit, de auditautoriteit en het orgaan waaraan de Commissie moet betalen, en een beschrijving van de toezichtsprocedure;
g) een beschrijving van de bepalingen ter uitvoering van het operationeel programma, met vermelding van de identiteit van de beheersautoriteit, de eventuele certificeringsautoriteit, de auditautoriteit en het orgaan waaraan de Commissie moet betalen, en een beschrijving van de toezichtsprocedure;
h) een beschrijving van de maatregelen die zijn genomen om de bevoegde regionale, lokale en andere overheden en instanties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, en instanties die gelijkheid en non-discriminatie bevorderen te betrekken bij de opstelling van het operationeel programma;
h) een beschrijving van de maatregelen die zijn genomen om de bevoegde regionale, lokale en andere overheden en instanties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, en instanties die gelijkheid en non-discriminatie bevorderen te betrekken bij de opstelling van het operationeel programma;
i) een beschrijving van het geplande gebruik van technische bijstand overeenkomstig artikel 25, lid 2, met inbegrip van maatregelen ter versterking van de administratieve capaciteit van de begunstigden voor de uitvoering van het operationeel programma;
i) een beschrijving van het geplande gebruik van technische bijstand overeenkomstig artikel 25, lid 2, met inbegrip van maatregelen ter versterking van de administratieve capaciteit van de begunstigden voor de uitvoering van het operationeel programma;
j) een financieringsplan met de volgende tabellen:
j) een financieringsplan met de volgende tabellen:
i) een tabel waarin overeenkomstig artikel 18 het bedrag van de beoogde financiële toewijzing van steun uit het Fonds en de medefinanciering overeenkomstig artikel 18 wordt uitgesplitst;
i) een tabel waarin overeenkomstig artikel 18 het bedrag van de beoogde financiële toewijzing van steun uit het Fonds en de medefinanciering overeenkomstig artikel 18 wordt uitgesplitst;
ii) een tabel waarin voor de hele programmeringsperiode het bedrag van de totale financiële toewijzing met betrekking tot steun uit het operationeel programma is aangegeven per soort materiële deprivatie die wordt aangepakt, alsmede de overeenkomstige begeleidende maatregelen.
ii) een tabel waarin voor de hele programmeringsperiode het bedrag van de totale financiële toewijzing met betrekking tot steun uit het operationeel programma is aangegeven per soort materiële deprivatie die wordt aangepakt, alsmede de overeenkomstige begeleidende maatregelen.
De onder e) bedoelde partnerorganisaties die rechtstreeks levensmiddelen of goederen leveren, ontplooien zelf activiteiten die een aanvulling vormen op de verlening van materiële bijstand, gericht op de sociale inclusie van de meest behoeftigen, ongeacht of deze activiteiten door het Fonds worden gesteund.
De onder e) bedoelde partnerorganisaties die rechtstreeks levensmiddelen en/of materiële basisbijstand leveren, ontplooien zelf of in samenwerking met andere organisaties activiteiten die een aanvulling vormen op de verlening van materiële bijstand, gericht op de sociale inclusie van de meest behoeftigen, ongeacht of deze activiteiten door het Fonds worden gesteund.
2. Operationele programma's worden opgesteld door de lidstaten of door een door hen aangewezen autoriteit in samenwerking met de bevoegde regionale, lokale en andere overheden, instanties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen en instanties die gelijkheid en non-discriminatie bevorderen.
2. Operationele programma's worden opgesteld door de lidstaten of door een door hen aangewezen autoriteit in samenwerking met de bevoegde regionale, lokale en andere overheden en alle belanghebbenden. De lidstaten zorgen ervoor dat de operationele programma's nauw verband houden met de nationale beleidsmaatregelen voor sociale inclusie.
3. De lidstaten stellen hun operationeel programma op volgens het model in bijlage I.
3. De lidstaten stellen hun operationeel programma op volgens het model in bijlage I.
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 1
1. Een lidstaat kan een verzoek tot wijziging van het operationeel programma indienen. Het verzoek gaat vergezeld van het herziene operationeel programma en de motivatie van de wijziging.
Niet van toepassing op de Nederlandse tekst.
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Artikel 10
Platform
Uitwisseling van goede praktijken
De Commissie zet op het niveau van de Unie een platform op om de uitwisseling van ervaring, capaciteitsopbouw en netwerkvorming te bevorderen, alsook de verspreiding van relevante resultaten op het gebied van niet-financiële bijstand aan de meest behoeftigen.
De Commissie bevordert de uitwisseling van ervaring, capaciteitsopbouw, netwerkvorming en sociale innovatie op het niveau van de Unie, waarbij partnerorganisaties en andere belanghebbenden uit alle lidstaten aan elkaar worden gekoppeld.
Bovendien raadpleegt de Commissie ten minste eenmaal per jaar de organisaties die op het niveau van de Unie de partnerorganisaties vertegenwoordigen over de uitvoering van de steun uit het Fonds.
Bovendien raadpleegt de Commissie ten minste eenmaal per jaar de organisaties die op het niveau van de Unie de partnerorganisaties vertegenwoordigen over de uitvoering van de steun uit het Fonds, waarna zij te gepasten tijde verslag uitbrengt bij het Europees Parlement en de Raad.
De Commissie bevordert ook de onlineverspreiding van de relevante resultaten, verslagen en informatie in verband met het Fonds.
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 11
1. Van 2015 tot en met 2022 dienen de lidstaten uiterlijk op 30 juni van elk jaar bij de Commissie een jaarverslag in over de uitvoering van het operationeel programma in het voorafgaande begrotingsjaar.
1. Van 2015 tot en met 2022 dienen de lidstaten uiterlijk op 30 juni van elk jaar bij de Commissie een jaarverslag in over de uitvoering van het operationeel programma in het voorafgaande begrotingsjaar.
2. De lidstaten stellen het jaarverslag over de uitvoering op volgens het door de Commissie vastgestelde model, met inbegrip van de lijst van gemeenschappelijke input- en outputindicatoren.
2. De lidstaten stellen het jaarverslag over de uitvoering op volgens het door de Commissie vastgestelde model, met inbegrip van de lijst van gemeenschappelijke input- en outputindicatoren.
Deze indicatoren omvatten:
a) recente veranderingen in de uitgaven voor sociaal beleid met betrekking tot ernstige materiële deprivatie, in absolute termen, in verhouding tot het bbp en in verhouding tot de totale overheidsuitgaven;
b) recente veranderingen in de wetgeving op het gebied van sociaal beleid die betrekking heeft op de toegang tot financiering voor begunstigden en andere organisaties die zich richten op ernstige materiële deprivatie.
3. De jaarverslagen over de uitvoering zijn ontvankelijk als zij alle gegevens bevatten die worden verlangd in het in lid 2 bedoelde model, met inbegrip van de gemeenschappelijke indicatoren. Als de Commissie een jaarverslag over de uitvoering ontvangt dat niet ontvankelijk is, deelt zij dit binnen 15 werkdagen na de datum van ontvangst mee aan de betrokken lidstaat. Als de Commissie dat niet binnen die termijn meedeelt, wordt het verslag geacht te zijn aanvaard.
3. De jaarverslagen over de uitvoering zijn ontvankelijk als zij alle gegevens bevatten die worden verlangd in het in lid 2 bedoelde model, met inbegrip van de gemeenschappelijke indicatoren. Als de Commissie een jaarverslag over de uitvoering ontvangt dat niet ontvankelijk is, deelt zij dit binnen 15 werkdagen na de datum van ontvangst mee aan de betrokken lidstaat. Als de Commissie dat niet binnen die termijn meedeelt, wordt het verslag geacht te zijn aanvaard.
4. De Commissie onderzoekt het jaarverslag over de uitvoering en deelt de lidstaat binnen twee maanden na ontvangst haar opmerkingen mee.
4. De Commissie onderzoekt het jaarverslag over de uitvoering en deelt de lidstaat binnen twee maanden na ontvangst haar opmerkingen mee.
Als de Commissie geen opmerkingen maakt binnen deze termijn, worden de verslagen geacht te zijn aanvaard.
Als de Commissie geen opmerkingen maakt binnen deze termijn, worden de verslagen geacht te zijn aanvaard.
5. Uiterlijk op 30 september 2023 dienen de lidstaten een eindverslag in over de uitvoering van de operationele programma's.
5. Uiterlijk op 30 september 2023 dienen de lidstaten een eindverslag in over de uitvoering van de operationele programma's.
De lidstaten stellen het eindverslag over de uitvoering op volgens het door de Commissie vastgestelde model.
De lidstaten stellen het eindverslag over de uitvoering op volgens het door de Commissie vastgestelde model.
De Commissie onderzoekt het eindverslag over de uitvoering en deelt de lidstaat binnen vijf maanden na ontvangst haar opmerkingen mee.
De Commissie onderzoekt het eindverslag over de uitvoering en deelt de lidstaat binnen vijf maanden na ontvangst haar opmerkingen mee.
Als de Commissie geen opmerkingen maakt binnen deze termijn, worden de verslagen geacht te zijn aanvaard.
Als de Commissie geen opmerkingen maakt binnen deze termijn, worden de verslagen geacht te zijn aanvaard.
6. De Commissie stelt het model van het jaarverslag over de uitvoering, met inbegrip van de lijst van gemeenschappelijke indicatoren, en het model van het eindverslag over de uitvoering vast door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 60, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.
6. De Commissie stelt het model van het jaarverslag over de uitvoering, met inbegrip van de lijst van gemeenschappelijke indicatoren, en het model van het eindverslag over de uitvoering vast door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 60, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.
7. De Commissie kan opmerkingen over de uitvoering van het operationeel programma meedelen aan de lidstaat. De beheersautoriteit stelt de Commissie binnen drie maanden in kennis van de getroffen corrigerende maatregelen.
7. De Commissie kan opmerkingen over de uitvoering van het operationeel programma meedelen aan de lidstaat. De beheersautoriteit stelt de Commissie binnen drie maanden in kennis van de getroffen corrigerende maatregelen.
8. De beheersautoriteit publiceert een samenvatting van de inhoud van de jaarverslagen en het eindverslag over de uitvoering.
8. De beheersautoriteit publiceert een samenvatting van de inhoud van de jaarverslagen en het eindverslag over de uitvoering.
8 bis. De Commissie dient te gepasten tijde een samenvatting van de jaarlijkse en de definitieve uitvoeringsverslagen in bij het Europees Parlement en de Raad.
8 ter. De procedure betreffende de uitvoeringsverslagen is niet buitensporig in vergelijking met de toegewezen middelen en met de aard van de steun en veroorzaakt geen onnodige administratieve lasten.
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel 12
Bilaterale evaluatievergadering
Bilaterale evaluatievergaderingen
1. Tenzij anders is overeengekomen, komen de Commissie en elke lidstaat vanaf 2014 tot en met 2022 elk jaar bijeen om de vooruitgang bij de uitvoering van het operationeel programma te onderzoeken, waarbij rekening wordt gehouden met het jaarverslag over de uitvoering en de eventuele opmerkingen van de Commissie, bedoeld in artikel 11, lid 7.
1. Tenzij anders is overeengekomen, komen de Commissie en elke lidstaat vanaf 2014 tot en met 2022 elk jaar bijeen om de vooruitgang bij de uitvoering van het operationeel programma te onderzoeken, waarbij rekening wordt gehouden met het jaarverslag over de uitvoering en de eventuele opmerkingen van de Commissie, bedoeld in artikel 11, lid 7.
2. De bilaterale evaluatievergadering wordt voorgezeten door de Commissie.
2. De bilaterale evaluatievergadering wordt voorgezeten door de Commissie.
3. De lidstaat zorgt ervoor dat na de vergadering een passend gevolg aan de eventuele opmerkingen van de Commissie wordt gegeven.
3. De lidstaat zorgt ervoor dat na de vergadering een passend gevolg aan de eventuele opmerkingen van de Commissie wordt gegeven en verwijst daarnaar in het uitvoeringsverslag van het volgende jaar of, in voorkomend geval, van de volgende jaren.
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Artikel 13
1. De lidstaten verstrekken de nodige middelen om evaluaties uit te voeren en zorgen voor procedures voor het produceren en verzamelen van de voor de evaluaties vereiste gegevens, waaronder gegevens over de in artikel 11 bedoelde gemeenschappelijke indicatoren.
1. De lidstaten verstrekken de nodige middelen om evaluaties uit te voeren en zorgen voor procedures voor het produceren en verzamelen van de voor de evaluaties vereiste gegevens, waaronder gegevens over de in artikel 11 bedoelde gemeenschappelijke indicatoren.
2. De evaluaties worden uitgevoerd door deskundigen die functioneel onafhankelijk zijn van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het operationeel programma. Alle evaluaties worden volledig openbaar gemaakt.
2. De evaluaties worden uitgevoerd door deskundigen die functioneel onafhankelijk zijn van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het operationeel programma. Alle evaluaties worden volledig openbaar gemaakt, maar mogen in geen geval gegevens over de identiteit van de eindontvangers bevatten.
2 bis. De evaluaties zijn niet buitensporig in vergelijking met de toegewezen middelen en met de aard van de steun en veroorzaken geen onnodige administratieve lasten.
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 14
1. De lidstaten verrichten een ex-ante-evaluatie van het operationeel programma.
1. De lidstaten verrichten een ex-ante-evaluatie van het operationeel programma.
2. De ex-ante-evaluatie wordt verricht onder verantwoordelijkheid van de autoriteit die verantwoordelijk is voor het opstellen van de operationele programma’s. Zij wordt tegelijkertijd met het operationeel programma bij de Commissie ingediend en gaat vergezeld van een samenvatting.
2. De ex-ante-evaluatie wordt verricht onder verantwoordelijkheid van de autoriteit die verantwoordelijk is voor het opstellen van de operationele programma’s. Zij wordt tegelijkertijd met het operationeel programma bij de Commissie ingediend en gaat vergezeld van een samenvatting.
3. De ex-ante-evaluaties omvatten een beoordeling van:
3. De ex-ante-evaluaties omvatten een beoordeling van:
a) de bijdrage tot de doelstelling van de Unie om tegen 2020 ten minste 20 miljoen minder mensen bloot te stellen aan het risico op armoede en sociale uitsluiting, gelet op de soort materiële deprivatie die moet worden aangepakt, rekening houdend met de nationale situatie op het gebied van armoede, sociale uitsluiting en materiële deprivatie;
a) de bijdrage tot de doelstelling van de Unie om tegen 2020 ten minste 20 miljoen minder mensen in armoede te laten leven of bloot te stellen aan het risico op armoede en sociale uitsluiting, gelet op de soort materiële deprivatie die moet worden aangepakt, rekening houdend met de nationale situatie op het gebied van armoede, sociale uitsluiting en materiële deprivatie;
a bis) de bijdrage tot de vermindering van de voedselverspilling;
b) de interne samenhang van het voorgestelde operationeel programma en het verband met andere relevante financiële instrumenten;
b) de interne samenhang van het voorgestelde operationeel programma en het verband met andere relevante financiële instrumenten;
c) de verenigbaarheid van de toewijzing van begrotingsmiddelen met de doelstellingen van het operationeel programma;
c) de verenigbaarheid van de toewijzing van begrotingsmiddelen met de doelstellingen van het operationeel programma;
d) de bijdrage van de verwachte outputs tot de resultaten;
d) de bijdrage van de verwachte outputs tot de doelstellingen van het Fonds;
d bis) de effectieve betrokkenheid van de belanghebbenden bij de opstelling en uitvoering van het operationeel programma;
e) de geschiktheid van de procedures voor het toezicht op het operationeel programma en voor het verzamelen van de gegevens die voor de evaluaties vereist zijn.
e) de geschiktheid van de procedures voor het toezicht op het operationeel programma en voor het verzamelen van de gegevens die voor de evaluaties vereist zijn.
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Artikel 15
1. Tijdens de programmeringsperiode kan de beheersautoriteit evaluaties uitvoeren om de doeltreffendheid en efficiëntie van het operationeel programma te beoordelen.
1. Tijdens de programmeringsperiode evalueert de beheersautoriteit de doeltreffendheid en efficiëntie van het operationeel programma.
2. De beheersautoriteit verricht in 2017 en 2021 een gestructureerd onderzoek naar de eindontvangers volgens het model van de Commissie. De Commissie stelt dat model bij uitvoeringshandeling vast. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 60, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.
2. De beheersautoriteit verricht in 2017 en 2021 een gestructureerd onderzoek naar de eindontvangers volgens het model van de Commissie. De Commissie stelt dat model, na raadpleging van de belanghebbenden, door middel van uitvoeringshandelingen vast. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 60, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.
3. De Commissie kan op eigen initiatief evaluaties van operationele programma's uitvoeren.
3. De Commissie kan op eigen initiatief operationele programma's evalueren.
3 bis. De Commissie dient uiterlijk in maart 2018 een tussentijdse beoordeling van het Fonds in bij het Europees Parlement en de Raad.
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Artikel 16
De Commissie verricht op eigen initiatief, in nauwe samenwerking met de lidstaten en met steun van externe deskundigen een ex-postevaluatie van de doeltreffendheid en duurzaamheid van de behaalde resultaten en van de toegevoegde waarde van het Fonds. Die ex-postevaluatie moet uiterlijk op 31 december 2023 voltooid zijn.
De Commissie verricht op eigen initiatief, in nauwe samenwerking met de lidstaten en met steun van externe deskundigen een ex-postevaluatie van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het Fonds en de duurzaamheid van de behaalde resultaten en van de toegevoegde waarde van het Fonds. Die ex-postevaluatie moet uiterlijk op 31 december 2023 voltooid zijn.
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Artikel 17
1. De lidstaten geven informatie over en bekendheid aan de door het Fonds ondersteunde acties. De informatie is gericht op de meest behoeftigen, de media en het grote publiek. Zij benadrukt de rol van de Unie en maakt de bijdrage van het Fonds zichtbaar.
1. De Commissie en de lidstaten geven informatie over en bekendheid aan de door het Fonds ondersteunde acties. De informatie is in het bijzonder gericht op de meest behoeftigen, alsook op het grote publiek en de media. Zij benadrukt de rol van de Unie en maakt de bijdrage van het Fonds, de lidstaten en de partnerorganisaties aan de doelstellingen van de Unie op het gebied van sociale cohesie zichtbaar, zonder de eindontvangers te stigmatiseren.
2. Om de transparantie van de steunverlening door het Fonds te garanderen, houdt de beheersautoriteit in CSV- of XML-formaat een via een website toegankelijke lijst bij van door het Fonds ondersteunde concrete acties. De lijst omvat ten minste de naam van de begunstigde, zijn adres en het toegewezen bedrag van de financiering door de Unie, en de soort materiële deprivatie die is aangepakt.
2. Om de transparantie van de steunverlening door het Fonds te garanderen, houdt de beheersautoriteit in CSV- of XML-formaat een via een website toegankelijke lijst bij van door het Fonds ondersteunde concrete acties. De lijst omvat ten minste de naam van de begunstigde, zijn adres en het toegewezen bedrag van de financiering door de Unie, en de soort materiële deprivatie die is aangepakt.
De lijst van concrete acties wordt ten minste elke twaalf maanden bijgewerkt.
De lijst van concrete acties wordt ten minste elke twaalf maanden bijgewerkt.
3. Tijdens de uitvoering van een concrete actie lichten de begunstigden en partnerorganisaties het publiek voor over de uit het Fonds ontvangen steun door ten minste één affiche met informatie over de concrete actie (minimaal in A3-formaat), inclusief over de financiële steun van de Unie, uit te hangen op een voor het publiek goed zichtbare plek, op iedere plaats waar levensmiddelen, goederen en eventuele begeleidende maatregelen worden verstrekt, tenzij dit wegens de omstandigheden waarin de verdeling plaatsvindt niet mogelijk is.
3. Tijdens de uitvoering van een concrete actie lichten de begunstigden en partnerorganisaties het publiek zonder de eindontvangers te stigmatiseren voor over de uit het Fonds ontvangen steun door hetzij ten minste één affiche met informatie over de concrete actie (minimaal in A3-formaat), inclusief over de financiële steun van de Unie, hetzij een vlag van de Unie van redelijke grootte uit te hangen op een voor het publiek goed zichtbare plek, op iedere plaats waar levensmiddelen en/of materiële basisbijstand en eventuele begeleidende maatregelen zonder de eindontvangers te stigmatiseren worden verstrekt, tenzij dit wegens de omstandigheden waarin de verdeling plaatsvindt niet mogelijk is.
Begunstigden en partnerorganisaties die een website hebben, geven daarop een korte beschrijving van de concrete actie, met inbegrip van het doel en de resultaten ervan, en leggen daarbij de nadruk op de financiële steun van de Unie.
Begunstigden en partnerorganisaties die een website hebben, geven daarop een korte beschrijving van de concrete actie, met inbegrip van het doel en de resultaten ervan, en leggen daarbij de nadruk op de financiële steun van de Unie.
4. Alle voorlichtings- en communicatiemateriaal van de begunstigde en de partnerorganisaties vermeldt de steun uit het Fonds voor de concrete actie door publicatie van het embleem van de Unie en een vermelding van de Unie en het Fonds.
4. Alle voorlichtings- en communicatiemateriaal van de begunstigde en de partnerorganisaties vermeldt de steun uit het Fonds voor de concrete actie door publicatie van het embleem van de Unie en een vermelding van de Unie en het Fonds.
5. De beheersautoriteit deelt de begunstigden mee dat de lijst van concrete acties in overeenstemming met lid 2 is gepubliceerd. De beheersautoriteit verstrekt informatie- en publiciteitspakketten, met inbegrip van modellen in elektronisch formaat, om begunstigden en partnerorganisaties te helpen aan de in lid 3 bedoelde verplichtingen te voldoen.
5. De beheersautoriteit deelt de begunstigden mee dat de lijst van concrete acties in overeenstemming met lid 2 is gepubliceerd. De beheersautoriteit verstrekt informatie- en publiciteitspakketten, met inbegrip van modellen in elektronisch formaat, om begunstigden en partnerorganisaties te helpen aan de in lid 3 bedoelde verplichtingen te voldoen.
6. Bij de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig dit artikel eerbiedigen de beheersautoriteit, de begunstigden en de partnerorganisaties Richtlijn 95/46/EG.
6. Bij de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig de artikelen 13 tot en met 17 eerbiedigen de beheersautoriteit, de begunstigden en de partnerorganisaties Richtlijn 95/46/EG.
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Artikel 18
1. Het medefinancieringspercentage op het niveau van het operationeel programma bedraagt niet meer dan 85% van de subsidiabele overheidsuitgaven.
1. Het medefinancieringspercentage op het niveau van het operationeel programma bedraagt 85% van de subsidiabele overheidsuitgaven. Het kan worden verhoogd in de in artikel 19, lid 1, beschreven gevallen. De lidstaten zijn vrij om de initiatieven van het Fonds met bijkomende nationale middelen te ondersteunen.
1 bis. Begunstigden meefinancieren in geen geval acties van het Fonds.
2. Het besluit van de Commissie tot vaststelling van een operationeel programma bepaalt het medefinancieringspercentage voor het operationeel programma en het maximumbedrag van de steun van het Fonds.
2. Het besluit van de Commissie tot vaststelling van een operationeel programma bepaalt het medefinancieringspercentage voor het operationeel programma en het maximumbedrag van de steun van het Fonds.
3. Maatregelen op het gebied van technische bijstand die op initiatief van of namens de Commissie worden uitgevoerd, kunnen voor 100% worden gefinancierd.
3. Maatregelen op het gebied van technische bijstand die op initiatief van of namens de Commissie worden uitgevoerd, kunnen voor 100% worden gefinancierd.
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Artikel 19
1. Op verzoek van een lidstaat kunnen tussentijdse betalingen en betalingen van het eindsaldo worden verhoogd met 10 procentpunten boven het medefinancieringspercentage dat van toepassing is op het operationeel programma. Het verhoogde percentage, dat niet meer dan 100% mag bedragen, is van toepassing op betalingsverzoeken die betrekking hebben op het boekjaar waarin de lidstaat zijn verzoek heeft ingediend, alsmede op latere boekjaren waarin de lidstaat aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
1. Op verzoek van een lidstaat kunnen tussentijdse betalingen en betalingen van het eindsaldo worden verhoogd met 10 procentpunten boven het medefinancieringspercentage dat van toepassing is op het operationeel programma. Het verhoogde percentage, dat niet meer dan 100% mag bedragen, is van toepassing op betalingsverzoeken die betrekking hebben op het boekjaar waarin de lidstaat zijn verzoek heeft ingediend, alsmede op latere boekjaren waarin de lidstaat aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
a) als de betrokken lidstaat de euro heeft ingevoerd, ontvangt hij macrofinanciële bijstand van de Unie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad;
a) als de betrokken lidstaat de euro heeft ingevoerd, ontvangt hij macrofinanciële bijstand van de Unie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad;
b) als de betrokken lidstaat de euro niet heeft ingevoerd, ontvangt hij financiële ondersteuning op middellange termijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad;
b) als de betrokken lidstaat de euro niet heeft ingevoerd, ontvangt hij financiële ondersteuning op middellange termijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad;
c) er wordt financiële bijstand ter beschikking van de lidstaat gesteld krachtens het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme.
c) er wordt financiële bijstand ter beschikking van de lidstaat gesteld krachtens het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme.
2. Onverminderd lid 1 mag de steun van de Unie door middel van tussentijdse betalingen en betalingen van het eindsaldo evenwel niet hoger zijn dan de overheidssteun en het maximale bedrag aan steun uit het Fonds, zoals bepaald in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het operationeel programma.
2. Onverminderd lid 1 mag de steun van de Unie door middel van tussentijdse betalingen en betalingen van het eindsaldo evenwel niet hoger zijn dan de overheids- en/of particuliere steun en het maximale bedrag aan steun uit het Fonds, zoals bepaald in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het operationeel programma.
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Artikel 21
1. Door het operationeel programma ondersteunde concrete acties moeten worden uitgevoerd in de lidstaat waarop het operationeel programma betrekking heeft.
1. Door het operationeel programma ondersteunde concrete acties moeten worden uitgevoerd in de lidstaat waarop het operationeel programma betrekking heeft.
2. Concrete acties kunnen steun uit het operationeel programma ontvangen als zij zijn geselecteerd aan de hand van een eerlijke en transparante procedure, op basis van de criteria in het operationeel programma.
2. Concrete acties kunnen steun uit het operationeel programma ontvangen als zij zijn geselecteerd aan de hand van een eerlijke en transparante procedure, op basis van de criteria in het operationeel programma.
3. De levensmiddelen en de goederen voor dak- of thuislozen of voor kinderen kunnen door de partnerorganisaties zelf worden aangekocht.
3. De levensmiddelen en/of artikelen voor materiële basisbijstand voor persoonlijk gebruik door de eindontvangers kunnen door de partnerorganisaties zelf worden aangekocht.
Zij kunnen ook worden aangekocht door een publiekrechtelijke instantie en kosteloos worden verstrekt aan de partnerorganisaties. In dat geval kunnen de levensmiddelen worden verkregen door het gebruik, de verwerking of de verkoop van goederen uit interventievoorraden die ter beschikking worden gesteld overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. [GMO], mits dit economisch het gunstigst is en de levering van de levensmiddelen aan de partnerorganisaties niet onnodig vertraagt. Bedragen die worden verkregen door transacties met betrekking tot die voorraden moeten ten goede komen aan de meest behoeftigen, en mogen niet worden aangewend om de in artikel 18 van deze verordening neergelegde medefinancieringsverplichtingen van de lidstaten voor het programma te verlichten.
Zij kunnen ook worden aangekocht door een publiekrechtelijke instantie en kosteloos worden verstrekt aan de partnerorganisaties. De partnerorganisaties kunnen hiernaast levensmiddelen verstrekken die afkomstig zijn uit andere bronnen, inclusief interventievoorraden die ter beschikking worden gesteld overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. [GMO].
Om ervoor te zorgen dat de interventievoorraden en de opbrengsten daarvan zo doeltreffend mogelijk worden gebruikt, hanteert de Commissie de overeenkomstig artikel 19, onder e), van Verordening (EU) nr. [GMO] vastgestelde procedures om goederen uit de interventievoorraden te gebruiken, te verwerken of te verkopen voor de toepassing van deze verordening.
Om ervoor te zorgen dat de interventievoorraden en de opbrengsten daarvan zo doeltreffend mogelijk worden gebruikt, hanteert de Commissie de overeenkomstig artikel 19, onder e), van Verordening (EU) nr. [GMO] vastgestelde procedures om goederen uit de interventievoorraden te gebruiken, te verwerken of te verkopen voor de toepassing van deze verordening.
4. Die materiële bijstand wordt gratis verstrekt aan de meest behoeftigen.
4. De levensmiddelen en/of artikelen voor materiële basisbijstand worden zonder enige uitzondering gratis verstrekt aan de meest behoeftigen.
5. Een door het Fonds ondersteunde concrete actie ontvangt geen steun van andere instrumenten van de Unie.
5. Om dubbele financiering te voorkomen ontvangt een door het Fonds ondersteunde concrete actie geen steun van andere instrumenten van de Unie. Het wordt de begunstigden evenwel niet belet om aanvragen in te dienen voor het gebruik van andere Europese fondsen, bijvoorbeeld het ESF, om complementaire acties ter bestrijding van armoede en ter bevordering van sociale inclusie te ondernemen.
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Artikel 24
1. De voor steun uit het operationeel programma in aanmerking komende kosten zijn:
1. De voor steun uit het operationeel programma in aanmerking komende kosten zijn:
a) de kosten van de aankoop van levensmiddelen of basisconsumptiegoederen voor persoonlijk gebruik van dak- of thuislozen of van kinderen;
a) de kosten van de aankoop van levensmiddelen en/of artikelen voor materiële basisbijstand voor persoonlijk gebruik door de eindontvangers;
b) wanneer een publiekrechtelijke instantie levensmiddelen of basisconsumptiegoederen voor persoonlijk gebruik van dak- of thuislozen of van kinderen aankoopt en verstrekt aan partnerorganisaties, de kosten van het vervoer van de levensmiddelen of goederen naar de opslagplaatsen van de partnerorganisaties ter hoogte van een vast tarief van 1% van de onder a) bedoelde kosten;
b) wanneer een publiekrechtelijke instantie levensmiddelen of basisconsumptiegoederen voor persoonlijk gebruik door de eindontvangers aankoopt en verstrekt aan partnerorganisaties, de kosten van het vervoer van de levensmiddelen of artikelen voor materiële basisbijstand naar de opslagplaatsen van de partnerorganisaties ter hoogte van een vast tarief van 1% van de onder a) bedoelde kosten;
c) de door de partnerorganisaties gedragen administratie-, transport- en opslagkosten ter hoogte van een vast tarief van 5% van de onder a) bedoelde kosten;
c) de door de partnerorganisaties gedragen administratie-, transport- en opslagkosten ter hoogte van een vast tarief van 5% van de onder a) bedoelde kosten; of 5 % van de waarde van de interventievoorraden van levensmiddelen die ter beschikking zijn gesteld overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. [GMO];
c bis) de door de partnerorganisaties gedragen administratie-, transport- en opslagkosten in verband met de verzameling van levensmiddelenafval;
d) de kosten van sociale-inclusieactiviteiten die zijn verricht en aangemeld door de partnerorganisaties die rechtstreeks materiële bijstand verlenen aan de meest behoeftigen ter hoogte van een vast tarief van 5% van de onder a) bedoelde kosten;
d) de kosten van sociale-inclusieactiviteiten die zijn verricht en aangemeld door de partnerorganisaties die rechtstreeks of onrechtstreeks materiële basisbijstand verlenen aan de eindontvangers ter hoogte van een vast tarief van 5% van de onder a) bedoelde kosten;
e) overeenkomstig artikel 25 gemaakte kosten.
e) overeenkomstig artikel 25 gemaakte kosten.
2. De volgende kosten komen niet in aanmerking voor steun uit het operationeel programma:
2. De volgende kosten komen niet in aanmerking voor steun uit het operationeel programma:
a) debetrente;
a) debetrente;
b) de kosten van tweedehandsgoederen;
b) de kosten van tweedehandsgoederen;
c) belasting over de toegevoegde waarde (btw). Btw-bedragen zijn echter wel subsidiabel als zij niet krachtens de nationale btw-wetgeving terugvorderbaar zijn en betaald worden door een begunstigde die geen niet-belastingplichtige is zoals omschreven in artikel 13, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2006/112/EG.
c) belasting over de toegevoegde waarde (btw). Btw-bedragen zijn echter wel subsidiabel als zij niet krachtens de nationale btw-wetgeving terugvorderbaar zijn en betaald worden door een begunstigde die geen niet-belastingplichtige is zoals omschreven in artikel 13, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2006/112/EG.
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 4
4. De lidstaten wijzen een nationale openbare autoriteit of instantie als auditautoriteit aan, die functioneel onafhankelijk is van de beheersautoriteit en de certificeringsautoriteit.
4. De lidstaten wijzen een nationale openbare autoriteit of instantie als auditautoriteit aan, die functioneel onafhankelijk is van de beheersautoriteit en de certificeringsautoriteit. De nationale controle-instantie of de nationale rekenkamer kan als auditautoriteit worden aangewezen.
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 4 – letter e
e) de in artikel 56, lid 5, onder a) en b), van het Financieel Reglement bedoelde beheersverklaring en jaarlijkse samenvatting opstellen.
e) de in artikel 59, lid 5, onder a) en b), van het Financieel Reglement bedoelde beheersverklaring en jaarlijkse samenvatting opstellen.
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Artikel 30 – alinea 1 – punt 2
2. de in artikel 56, lid 5, onder a), van het Financieel Reglement bedoelde jaarrekeningen op te stellen;
2. de in artikel 59, lid 5, onder a), van het Financieel Reglement bedoelde jaarrekeningen op te stellen;
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Artikel 30 – alinea 1 – punt 8
8. een boekhouding bij te houden van de te innen bedragen en van de bedragen die worden geschrapt naar aanleiding van de volledige of gedeeltelijke intrekking van de bijdrage voor een concrete actie. Geïnde bedragen worden vóór de afsluiting van het operationeel programma teruggestort in de algemene begroting van de Unie door ze in mindering te brengen op de volgende uitgavenstaat.
8. een boekhouding bij te houden van de te innen bedragen en van de bedragen die worden geschrapt naar aanleiding van de volledige of gedeeltelijke intrekking van de bijdrage voor een concrete actie. Geïnde bedragen worden vóór de afsluiting van het operationeel programma teruggestort in het Fonds door ze in mindering te brengen op de volgende uitgavenstaat.
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 4
4. De auditautoriteit stelt binnen zes maanden na de vaststelling van het operationeel programma een auditstrategie op. In de auditstrategie worden de auditmethoden, de steekproefmethode voor audits van concrete acties en de planning van audits voor het lopende en de twee volgende boekjaren vastgesteld. De auditstrategie wordt van 2016 tot en met 2022 jaarlijks bijgewerkt. Op verzoek verstrekt de auditautoriteit de auditstrategie aan de Commissie.
4. De auditautoriteit stelt binnen zes maanden na de vaststelling van het operationeel programma een auditstrategie op. In de auditstrategie worden de auditmethoden, de steekproefmethode voor audits van concrete acties en de planning van audits voor het lopende en de twee volgende boekjaren vastgesteld. De auditstrategie wordt van 2016 tot en met 2022 jaarlijks bijgewerkt. De auditautoriteit verstrekt de auditstrategie aan de Commissie. De Commissie krijgt de bevoegdheid om van de auditautoriteit te verlangen haar auditstrategie te wijzigen op een wijze die de Commissie nodig acht om te waarborgen dat de audits op juiste wijze en overeenkomstig internationaal gangbare auditnormen worden uitgevoerd. Hierbij ziet de Commissie erop toe dat voldoende rekening wordt gehouden met prestatie-audits.
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 5 – alinea 1 – letter a
a) een auditoordeel overeenkomstig artikel 56, lid 5, van het Financieel Reglement;
a) een auditoordeel overeenkomstig artikel 59, lid 5, van het Financieel Reglement;
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Artikel 33 – lid 3
3. De Commissie kan verlangen dat een lidstaat de nodige maatregelen neemt om de doeltreffende werking van zijn beheers- en controlesystemen of de juistheid van de uitgaven overeenkomstig deze verordening te waarborgen.
3. De Commissie verlangt dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen om de doeltreffende werking van hun beheers- en controlesystemen of de juistheid van de uitgaven overeenkomstig deze verordening te waarborgen.
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Artikel 35 – alinea 1
De vastleggingen van de Unie voor elk operationeel programma geschieden in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 in jaarlijkse tranches. Het besluit van de Commissie tot vaststelling van het operationeel programma vormt het financieringsbesluit in de zin van artikel 81, lid 2, van het Financieel Reglement en vormt na kennisgeving aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van dat reglement.
De vastleggingen van de Unie voor elk operationeel programma geschieden in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 in jaarlijkse tranches. Het besluit van de Commissie tot vaststelling van het operationeel programma vormt het financieringsbesluit in de zin van artikel 84, lid 2, van het Financieel Reglement en vormt na kennisgeving aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van dat reglement.
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Artikel 45 – lid 1
1. Vanaf 2015 tot en met 2022 dienen de aangewezen instanties elk jaar uiterlijk op 15 februari van het jaar volgend op het einde van het boekjaar overeenkomstig artikel 56 van het Financieel Reglement de volgende documenten en informatie bij de Commissie in:
1. Vanaf 2015 tot en met 2022 dienen de aangewezen instanties elk jaar uiterlijk op 15 februari van het jaar volgend op het einde van het boekjaar overeenkomstig artikel 59 van het Financieel Reglement de volgende documenten en informatie bij de Commissie in:
a) de gecertificeerde jaarrekeningen van de betrokken instanties die overeenkomstig artikel 32 zijn aangewezen, in de zin van artikel 56, lid 5, van het Financieel Reglement;
a) de gecertificeerde jaarrekeningen van de betrokken instanties die overeenkomstig artikel 32 zijn aangewezen, in de zin van artikel 59, lid 5, van het Financieel Reglement;
b) de beheersverklaring in de zin van artikel 56, lid 5, van het Financieel Reglement;
b) de beheersverklaring in de zin van artikel 59, lid 5, van het Financieel Reglement;
c) een jaarlijkse samenvatting van de definitieve auditverslagen en van de verrrichte controles, met een analyse van de aard en de omvang van fouten en tekortkomingen en met opgave van de reeds genomen of geplande corrigerende maatregelen;
c) een jaarlijkse samenvatting van de definitieve auditverslagen en van de verrrichte controles, met een analyse van de aard en de omvang van fouten en tekortkomingen en met opgave van de reeds genomen of geplande corrigerende maatregelen;
d) een auditoordeel door de aangewezen onafhankelijke auditinstantie in de zin van artikel 56, lid 5, van het Financieel Reglement, vergezeld van een controleverslag met de bevindingen van de uitgevoerde audits voor het boekjaar waarop het oordeel betrekking heeft.
d) een auditoordeel door de aangewezen onafhankelijke auditinstantie in de zin van artikel 59, lid 5, van het Financieel Reglement, vergezeld van een controleverslag met de bevindingen van de uitgevoerde audits voor het boekjaar waarop het oordeel betrekking heeft.
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Artikel 48 – lid 1
1. De beheersautoriteit zorgt ervoor dat alle ondersteunende documenten over concrete acties gedurende drie jaar op verzoek aan de Commissie en de Europese Rekenkamer ter beschikking worden gesteld. Deze termijn van drie jaar gaat in op 31 december van het jaar waarin de rekeningen overeenkomstig artikel 47 door de Commissie worden goedgekeurd of uiterlijk op de datum waarop het eindsaldo wordt betaald.
1. De beheersautoriteit zorgt ervoor dat alle ondersteunende documenten over concrete acties gedurende vijf jaar op verzoek aan de Commissie en de Europese Rekenkamer ter beschikking worden gesteld. Deze termijn van vijf jaar gaat in op de datum waarop het eindsaldo wordt betaald.
In geval van gerechtelijke of administratieve procedures of op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie wordt deze termijn van drie jaar geschorst.
In geval van gerechtelijke of administratieve procedures of op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie wordt deze termijn van vijf jaar geschorst.
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Artikel 60 bis (nieuw)
Artikel 60 bis
Overgangsbepalingen
De Commissie en de lidstaten zorgen er door middel van overgangsbepalingen voor dat activiteiten die in aanmerking komen voor steun, van start kunnen gaan op 1 januari 2014, al zijn de operationele programma’s nog niet ingediend.
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Artikel 61
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De zaak werd terugverwezen voor een nieuwe behandeling naar de bevoegde Commissie uit hoofde van artikel 57, lid 2, tweede alinea, van het Reglement (A7- 0183/2013).