Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2012/2253(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0147/2013

Ingediende teksten :

A7-0147/2013

Debatten :

PV 12/06/2013 - 16
CRE 12/06/2013 - 16

Stemmingen :

PV 13/06/2013 - 7.7
CRE 13/06/2013 - 7.7
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2013)0278

Aangenomen teksten
PDF 149kWORD 34k
Donderdag 13 juni 2013 - Straatsburg
Evaluatie van 2013 van de organisatie en het functioneren van de EDEO
P7_TA(2013)0278A7-0147/2013

Aanbeveling van het Europees Parlement van 13 juni 2013 aan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie, de Raad en de Commissie over de evaluatie in 2013 van de organisatie en het functioneren van de EDEO (2012/2253(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 27, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), dat voorziet in de oprichting van een Europese dienst voor extern optreden (EDEO) die de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid bijstaat,

–  gezien artikel 21, lid 3, VEU waarin is bepaald dat de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de Raad en de Commissie bijstaat om de samenhang tussen de diverse onderdelen van het externe optreden van de Unie te verzekeren,

–  gezien artikel 26, lid 2, VEU waarin is bepaald dat de Raad en de hoge vertegenwoordiger toezien op de eenheid, de samenhang en de doeltreffendheid van het optreden van de Unie,

–  gezien artikel 35, derde alinea, VEU waarin is bepaald dat de diplomatieke en consulaire missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie bijdragen tot de uitvoering van het recht op bescherming van de burgers van de Unie op het grondgebied van derde landen,

–  gezien artikel 36 VEU waarin is bepaald dat de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie (hierna hv/vv) het Europees Parlement regelmatig raadpleegt over de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, het Parlement informeert over de ontwikkeling van de beleidsmaatregelen en erop toeziet dat de opvattingen van het Parlement naar behoren in aanmerking worden genomen,

–  gezien artikel 42 TEU waarin is bepaald dat de hv/vv bevoegd is om voorstellen te doen op het gebied van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, waaronder het opzetten van missies, waarbij gebruik kan worden gemaakt van nationale middelen en van instrumenten van de Unie,

–  gezien artikel 13, lid 3, van het Besluit van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden (hierna EDEO-besluit), waarin is bepaald dat de hoge vertegenwoordiger uiterlijk medio 2013 een evaluatie uitvoert van de organisatie en de werking van de EDEO, onder meer ook de toepassing van artikel 6, leden 6 en 8, met betrekking tot geografisch evenwicht, indien nodig vergezeld van voorstellen tot herziening van dit besluit,

–  gezien de artikelen 298 en 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin de wetgevingsprocedure voor personeelszaken wordt vastgesteld,

–  gezien de verklaring van de hv/vv over politieke verantwoordingsplicht (hierna hv/vv-verklaring)(1),

–  gezien het overeenkomstig artikel 6, lid 9, van het EDEO-besluit opgestelde verslag van 24 juli 2012 over de personeelsbezetting van de EDEO voor 2012,

–  gezien artikel 97 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole (A7-0147/2013),

A.   overwegende dat het Verdrag van Lissabon de doelstelling vaststelt om de eenheid, de samenhang en de doeltreffendheid van het externe optreden van de Unie te waarborgen;

B.  overwegende dat de EDEO een nieuwe dienst is met een hybride structuur, die een beroep doet op communautaire en intergouvernementele middelen en in de EU de eerste in zijn soort is; overwegende dat daarom niet kan worden verwacht dat de dienst twee jaar na zijn oprichting reeds optimaal functioneert; overwegende dat een evaluatie van de organisatie en werking van de dienst gebaseerd moet zijn op eerlijke en opbouwende kritiek;

C.   overwegende dat het succes van de EDEO moet worden afgemeten naar zijn vermogen om een integraal antwoord van de EU te bieden op de uitdagingen en verantwoordelijkheden van het extern beleid en om efficiënter gebruik te maken van de schaarse middelen door nauwere samenwerking en schaalvoordelen op Europees en nationaal niveau;

D.  overwegende dat de drieledige rol van de hv/vv de meest tastbare uiting is van dit streven naar een grotere samenhang in het externe optreden van de EU;

E.  overwegende dat de huidige structuur binnen de Commissie niet naar behoren is afgestemd op de specifieke rol van de hv/vv in het externe optreden van de EU;

F.  overwegende dat de uiteenlopende taken die in het Verdrag van Lissabon aan de hv/vv zijn toevertrouwd de aanwijzing van (een) politieke adjunct(en) vereisen om de hv/vv bij de uitoefening van zijn/haar taken bij te staan;

G.  overwegende dat de operationele besluitvorming en beleidsvoering op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid/het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GBVB/GVDB) om structurele en procedurele redenen te langzaam verlopen; overwegende dat dit opnieuw duidelijk is geworden tijdens de crisis in Mali, toen de besluitvorming langzaam verliep en financieringsbesluiten niet onverwijld werden goedgekeurd en uitgevoerd;

H.  overwegende dat de EDEO een gestroomlijnde, resultaatgerichte, efficiënte structuur moet krijgen die steun voor politiek leiderschap kan bieden op het gebied van externe betrekkingen, inzonderheid met betrekking tot het GBVB, en de besluitvorming in de Raad vergemakkelijkt; overwegende dat de EDEO daarom op korte termijn op gecoördineerde wijze expertise moet kunnen verstrekken vanuit verschillende diensten, ook binnen de Commissie; overwegende dat de huidige structuur van de EDEO te topzwaar is en te veel besluitvormingsniveaus telt;

I.   overwegende dat de mogelijkheden voor snelle inzet van de EU-gevechtsgroepen nog niet worden benut;

J.  overwegende dat de in het verleden opgedane ervaring duidelijk aantoont dat voor het uitvoeren van GVDB-missies een permanent hoofdkwartier in Brussel nodig is;

K.  overwegende dat bij de Arabische revoluties duidelijk is geworden dat de EU niet in staat is om op korte termijn een herschikking van de middelen, met inbegrip van personeel, te verzekeren om het hoofd te bieden aan nieuwe politieke prioriteiten; overwegende dat de omvang en beroepsprofielen van de EU-delegaties afgestemd moeten zijn op de strategische belangen van de Unie;

L.   overwegende dat de rol van de EDEO bij de vaststelling van strategische richtsnoeren en de tenuitvoerlegging van de externe financieringsinstrumenten van de EU moet worden versterkt overeenkomstig de krachtlijnen van het buitenlands beleid;

M.  overwegende dat het belang van een betere coördinatie en goed bestuur op het gebied van ontwikkelingsaangelegenheden op internationaal niveau moet worden bevestigd, om de EU in staat te stellen met één stem te spreken en aan zichtbaarheid te winnen;

N.  overwegende dat de EDEO met name in een tijd van begrotingsbesparingen een katalysator moet zijn voor meer synergie, niet alleen binnen het institutionele kader van de EU, maar ook tussen de EU en haar lidstaten;

O.   overwegende dat de EDEO, nu de regeringen van de lidstaten hun diplomatieke en consulaire aanwezigheid drastisch verminderen, moet worden gezien en benut als een kans om nauwere samenwerking en synergie te bevorderen;

P.  overwegende dat meer inspanningen moeten worden gedaan om overlappingen in de werkzaamheden en structuur van de EDEO, de Commissie (met name DG DEVCO en het Europees Bureau voor humanitaire hulp ECHO) en het Secretariaat van de Raad te voorkomen;

Q.  overwegende dat de doelstelling dat een derde van het personeel afkomstig moet zijn uit de lidstaten is bereikt; overwegende dat de drie groepen personeelsleden (afkomstig van de Commissie, het Secretariaat van de Raad en de nationale diplomatieke diensten) evenredig over alle niveaus en tussen delegaties en hoofdkwartier moeten worden gespreid;

R.  overwegende dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in AD- en hogere functies, en oververtegenwoordigd zijn in AST-functies;

S.  overwegende dat elke wijziging van de voorschriften met betrekking tot het personeel moet worden goedgekeurd via de gewone wetgevingsprocedure;

T.   overwegende dat de EDEO duidelijk inspanningen moet doen om lessen uit vorige operationele ervaringen te trekken en daarnaar te handelen, met name op het gebied van conflictpreventie, conflictbemiddeling, crisisbeheer, verzoening en vredesopbouw;

U.  overwegende dat nu, tweeënhalf jaar na de goedkeuring van de hv/vv-verklaring, een grondige evaluatie moet worden verricht van de politieke verantwoordingsplicht van de EDEO tegenover het Parlement, met name in hoeverre het Parlement wordt geraadpleegd over strategische besluiten en in welke mate rekening wordt gehouden met zijn standpunten en opmerkingen;

V.   overwegende dat deze evaluatie ook moet onderzoeken hoe verbetering kan worden gebracht in de verantwoording van de hv/vv en EDEO-ambtenaren tegenover het Parlement en zijn organen, en in de manier waarop de EDEO gevolg geeft aan de resoluties van het Parlement;

W.  overwegende dat het van essentieel belang is dat parlementair toezicht wordt uitgeoefend op het buitenlands beleid van de EU opdat het externe optreden van de Unie door haar burgers beter wordt begrepen en gesteund; overwegende dat parlementair toezicht de legitimiteit van het externe optreden versterkt;

X.  overwegende dat de huidige financiële procedures in de delegaties flexibiliteit missen, hetgeen negatieve gevolgen heeft voor de werklast van het personeel;

1.   beveelt de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter, de Raad en de Commissie het volgende aan, rekening houdend met het feit dat aanzienlijke vooruitgang is geboekt bij het opzetten van de EDEO, maar dat nog meer kan worden gedaan ter bevordering van synergie, coördinatie tussen de instellingen en politiek leiderschap bij de combinatie van de taken van hoge vertegenwoordiger, vicevoorzitter van de Commissie en voorzitter van de Raad Buitenlandse Zaken, door het instrumentele karakter van de dienst te versterken;

Ten aanzien van leiderschap en een rationelere en efficiëntere structuur van de diplomatieke dienst voor de 21e eeuw

2.   de hv/vv te ondersteunen bij de uitoefening van de vele taken die hem/haar overeenkomstig het VEU zijn toevertrouwd, door de aanwijzing van (een) politieke adjunct(en), die verantwoording moet(en) afleggen aan het Parlement en voor de bevoegde commissie van het Parlement verschijnen alvorens zijn hun ambt aanvatten, en die bevoegd zijn om namens de hv/vv op te treden; te waarborgen dat de RELEX-commissarissen de hv/vv kunnen vertegenwoordigen voor parlementaire aangelegenheden en in de internationale betrekkingen; voorts de mogelijkheid te overwegen om de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten te betrekken bij specifieke taken en opdrachten namens de Unie, teneinde de gezamenlijke EU-standpunten kracht bij te zetten;

3.   de hiërarchische structuur van de EDEO te vereenvoudigen en de rol van zijn uitvoerend secretaris-generaal uit te breiden door een duidelijke gezagsstructuur vast te stellen die een doeltreffende besluitvorming en tijdige beleidsrespons mogelijk maakt, in dit verband de taken van directeur-generaal administratie en directeur administratie te rationaliseren, de hiërarchische structuur van de beheersdirectoraten te vereenvoudigen, de bevoegdheden binnen de beheersstructuur van de EDEO duidelijk af te bakenen en de huidige op de Bestuursraad gebaseerde structuur te herzien, om de efficiëntie, transparantie en samenhang van de besluitvorming te verbeteren; in dezelfde geest, ervoor te zorgen dat de hv/vv politiek advies krijgt, bijvoorbeeld via een Politieke Raad, van alle relevante institutionele actoren, dat hem/haar inzicht geeft in de gevolgen van door de EDEO te ondernemen acties;

4.   de coördinerende rol van de hv/vv alsook zijn/haar rol als initiatiefnemer en politiek leiderschap te verbeteren door ervoor te zorgen dat hij/zij binnen de volgende Commissie zijn/haar bevoegdheden als vicevoorzitter van de Commissie ten volle kan uitoefenen en belast wordt met het voorzitterschap van de RELEX-groep, uitgebreid met andere commissarissen die betrokken zijn bij externe betrekkingen, om de praktijk van gezamenlijke voorstellen en gezamenlijke besluiten verder te ontwikkelen;

5.  ten volle gebruik te maken van de synergie van de EDEO en in deze context de mogelijkheid te overwegen van besluiten met gekwalificeerde meerderheid van stemmen over GBVB-zaken, zoals bepaald in artikel 31, lid 2, VEU en na te gaan of de stemming bij gekwalificeerde meerderheid over GBVB-kwesties via de desbetreffende overbruggingsclausule kan worden uitgebreid;

6.   ervoor te zorgen dat de EDEO in overeenstemming met artikel 9, lid 3, van het EDEO-besluit een voortrekkersrol speelt bij het vaststellen van de strategieën voor de relevante externe financieringsinstrumenten en over de nodige expertise beschikt om op dit gebied een leidende rol op zich te nemen;

7.   tegelijkertijd het communautaire karakter van het nabuurschapsbeleid te handhaven, rekening houdend met het feit dat het Parlement de intergouvernementalisering van Uniebeleid afwijst en de Commissie krachtens het Verdrag hoofdverantwoordelijk is om namens de Unie over internationale overeenkomsten te onderhandelen;

8.   de coördinatie tussen de Dienst instrumenten buitenlands beleid en de EDEO verder te verbeteren;

9.  ervoor te zorgen dat de speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie (SVEU's) nauw worden betrokken bij het werk van de EDEO door de vertegenwoordigers en hun staf in de structuur van de EDEO te verankeren en hen zo vaak mogelijk ook de taak van hoofd van de EU-delegatie toe te vertrouwen;

10.   een grondige en systematische evaluatie te verrichten met het oog op de harmonisatie van de door de Commissie en het Secretariaat van de Raad opgezette structuren voor extern beleid, teneinde de huidige overlappingen weg te werken en kostenefficiëntie te bevorderen; de resultaten van deze evaluatie voor te leggen aan het Parlement;

11.   in dezelfde geest de praktijk van gemeenschappelijke technische en logistieke diensten van de instellingen verder te ontwikkelen, met het oog op schaalvoordelen en een efficiëntere werking; in eerste instantie de verschillende logistieke diensten van de Commissie en de EDEO voor vroegtijdige waarschuwing, risicobeoordeling en veiligheidstaken met betrekking tot feiten buiten de Unie, samen te brengen in één enkele gezamenlijke structuur, waarin die diensten gehouden zijn om samen te werken;

12.  in overleg met de lidstaten na te gaan hoe op middellange tot lange termijn schaalvoordelen kunnen worden verwezenlijkt tussen de diplomatieke diensten van de lidstaten en de EDEO in derde landen, ook wat betreft het verstrekken van consulaire diensten;

13.  te kiezen voor een samenhangende aanpak wat betreft het voorzitterschap van werkgroepen van de Raad en een einde te maken aan het roulerende voorzitterschap van deze groepen;

14.  in overeenstemming met artikel 24 VEU ervoor te zorgen dat de lidstaten in een geest van loyaliteit en wederzijdse solidariteit hun actieve en onvoorwaardelijke steun geven aan het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie, het optreden van de Unie eerbiedigen en de EDEO bij de uitvoering van zijn taken ondersteunen;

15.  daartoe nauwere samenwerking met de lidstaten aan te moedigen en gezamenlijke politieke rapportage tussen delegaties en ambassades te bevorderen;

Ten aanzien van de passende structuur voor een geïntegreerde aanpak

16.   de mogelijkheden van het Verdrag van Lissabon ten volle te benutten door te streven naar een geïntegreerde aanpak waarbij diplomatieke, economische en ontwikkelingsinstrumenten alsook – in laatste instantie en in overeenstemming met het VN-Handvest – militaire middelen worden ingezet voor gemeenschappelijke strategische beleidsdoelstellingen, om de veiligheid en welvaart van met name de EU-burgers en het nabije en verdere nabuurschap te beschermen en te bevorderen; in deze context te zorgen voor samenhang tussen maatregelen op korte en langere termijn; er voorts voor te zorgen dat de EDEO de capaciteit heeft voor strategisch denken en om voorstellen te doen voor de tenuitvoerlegging van belangrijke vernieuwingen waarin het Verdrag van Lissabon voorziet, bijvoorbeeld het toevertrouwen van de tenuitvoerlegging van bepaalde taken aan groepen capabele lidstaten en de ontwikkeling van permanente gestructureerde samenwerking, inclusief het gebruik van gevechtsgroepen;

17.   daartoe verder te werken aan het opzetten van een passende structuur (bv. een Crisiscomité) die zowel conflictpreventie, crisisrespons, vredesopbouw, de betrokken externe beleidsinstrumenten en de instrumenten van het veiligheidsbeleid en het GVDB omvat en de coördinatie verzekert met de geografische eenheden, delegaties en andere beleidsondersteunende afdelingen die betrokken zijn bij crisisbeheer, voortbouwend op het concept van het Crisisplatform; algemene samenhang binnen de EDEO te verzekeren en overlappingen te voorkomen; voorts een betere interinstitutionele coördinatie en duidelijke afbakening van de taken te verzekeren;

18.  te zorgen voor een doeltreffende en geïntegreerde planning en snellere besluitvorming voor GVDB-operaties, door de desbetreffende planningscapaciteiten van het Directoraat crisisbeheersing en planning (CMDP) en het civiele plannings- en uitvoeringsvermogen (CPCC) samen te voegen; daarnaast te zorgen voor een permanente uitvoeringsstructuur door de oprichting van een permanent militair operationeel hoofdkwartier, gecombineerd met een civiele uitvoeringscapaciteit, om de doeltreffende uitvoering van militaire en civiele operaties te verzekeren en tegelijk hun respectieve hiërarchische structuren te vrijwaren;

Ten aanzien van de hervorming van de financiële procedures met het oog op doeltreffend extern optreden

19.  ten volle gebruik te maken van de flexibiliteit die het Financieel Reglement biedt met betrekking tot het financieel beheer van administratieve en operationele uitgaven zodat delegatiehoofden, indien de omstandigheden dit vereisen, taken kunnen delegeren aan hun adjunct of aan personeelsleden van de Commissie, hetgeen het beheer en de goede werking van de delegaties ten goede zou komen en delegatiehoofden zou toelaten zich op hun politieke taken te concentreren;

20.  de procedures voor het beheer van GBVB-middelen bij de Dienst instrumenten buitenlands beleid te bespoedigen, teneinde een flexibele en snelle respons in crisissituaties te verzekeren en er met name voor te zorgen dat civiele GVDB-operaties onverwijld en op efficiënte wijze worden uitgevoerd; in dit verband na te gaan of wijzigingen in het Financieel Reglement kunnen worden aangebracht zonder afbreuk te doen aan de transparantie;

21.   de flexibiliteit en reactiviteit van de externe EU-steun te verbeteren door de regels voor de besluitvorming inzake programmering en uitgaven uit hoofde van de externe financieringsinstrumenten te herzien;

22.  de financiële aansprakelijkheid te verbeteren door te zorgen voor volledige transparantie voor alle GBVB-begrotingslijnen, inclusief GVDB-operaties, SVEU's, non-proliferatie en conflictpreventie;

Ten aanzien van de delegaties

23.  de EDEO meer inspraak te geven in de (her)toewijzing van personeelsleden van de Commissie aan de EU-delegaties, om ervoor te zorgen dat de omvang en de beroepsprofielen van de delegaties afgestemd zijn op de strategische belangen en politieke prioriteiten van de Unie;

24.   het nodige te doen om te verzekeren dat hoofden van EU-delegaties worden aangesteld op grond van hun verdiensten en gedegen kennis van de belangen, waarden en beleidsvormen van de Unie, zodat alleen gemotiveerde en uiterst bekwame en efficiënte personen voor deze gevoelige functies worden geselecteerd;

25.  ervoor te zorgen dat het delegatiehoofd met name in delegaties die slechts een beperkt aantal EDEO-personeelsleden tellen, personeel van de Commissie overeenkomstig artikel 5, lid 2, van het EDEO-besluit ook kan belasten met politieke analyses en politieke rapportage;

26.  in deze context het gezag van de delegatiehoofden uit te breiden tot het volledige personeelsbestand, met inbegrip van het personeel van de Commissie, en ervoor te zorgen dat het delegatiehoofd alle instructies ontvangt die door het hoofdkwartier worden uitgevaardigd;

27.   de mogelijkheden van het EDEO-besluit en het VEU ten volle te benutten, met name door de coördinerende rol van de delegaties te versterken, vooral in crisissituaties, en door hen in staat te stellen consulaire bescherming te bieden aan EU-burgers uit lidstaten die in een bepaald land geen vertegenwoordiging hebben; ervoor te zorgen dat bijkomende taken niet ten koste gaan van de middelen voor bestaande beleidsvormen, instellingen en prioriteiten op EU-niveau;

28.   nu de meeste EU-delegaties een contactpunt voor de mensenrechten hebben, ervoor te zorgen dat de mensenrechten en met name de rechten van de vrouw worden geïntegreerd in de aanpak van elke delegatie en elk bureau in de EU; voorts zichtbaarheid te geven aan de Europese cultuur, op basis van haar verscheidenheid; er waar nodig voor te zorgen dat de EU-delegaties onder hun huidige personeel beschikken over een verbindingsofficier voor het Europees Parlement die ermee wordt belast de delegaties van het Parlement in derde landen passende ondersteuning te bieden en onderzoeken in te stellen, uitgaande van het beginsel dat EU-delegaties alle EU-instellingen op dezelfde wijze vertegenwoordigen;

29.   voorts te verzekeren dat delegaties beschikken over expertise op de beleidsterreinen (bv. klimaatverandering, energiezekerheid, sociaal en arbeidsbeleid, cultuur, enz.) die van belang zijn voor de betrekkingen van de EU met het land in kwestie;

30.   ervoor te zorgen dat, in voorkomend geval, elke delegatie een veiligheids- en defensieattaché heeft, met name waar delegaties in politiek instabiele of wankele situaties moeten werken of waar onlangs een GVDB-missie is afgerond, teneinde continuïteit van de werking en passend toezicht op de politieke situatie te verzekeren;

31.  verzoekt de hv/vv opdracht te geven voor een evaluatie van de veiligheidsmaatregelen en -vereisten bij de EU-delegaties in het buitenland, om te waarborgen dat veiligheidsbesluiten worden genomen door de EDEO en niet door externe veiligheidsondernemingen;

Ten aanzien van de toepassing van de Verklaring over politieke verantwoordingsplicht

32.  in overeenstemming met de in juni 2010 in Madrid gesloten vierpartijenovereenkomst toe te zien op de volledige en daadwerkelijke nakoming van de verplichting van artikel 36 VEU om ervoor te zorgen dat de opvattingen van het Europees Parlement naar behoren in aanmerking worden genomen, bijvoorbeeld door een proactieve en systematische raadpleging van de bevoegde commissie van het Parlement vóór de goedkeuring van strategieën en mandaten op het gebied van het GBVB/GVDB;

33.  toe te zien op volledige politieke rapportage van de delegaties van de Unie aan de belangrijkste bevoegde personen in het Parlement, met gereguleerde toegang;

34.  ervoor te zorgen dat het Parlement overeenkomstig artikel 218, lid 10, VWEU in iedere fase van de procedure onverwijld en ten volle wordt geïnformeerd over de onderhandelingen met het oog op internationale overeenkomsten, met inbegrip van overeenkomsten op het gebied van het GBVB;

35.  gezien de positieve ervaringen met het verschijnen van nieuwe delegatiehoofden en SVEU's voor de AFET-commissie alvorens hun taken aan te vatten, deze praktijk uit te breiden tot nieuwe hoofden van GVDB-missies en -operaties;

36.  erop toe te zien dat nieuwe delegatiehoofden na hun aanstelling door de hv/vv door de bevoegde commissie van het Parlement officieel in hun ambt worden bevestigd alvorens zij hun taken aanvatten;

37.  vóór elke bijeenkomst van de Raad Buitenlandse Zaken systematisch van gedachten te wisselen met de bevoegde commissie van het Parlement en na elke Raadsbijeenkomst bij deze commissie verslag uit te brengen;

Ten aanzien van opleiding en het bevorderen van een Europese diplomatieke korpsgeest

38.  gemeenschappelijke opleidingsprogramma's en andere concrete maatregelen te bevorderen zodat een Europese korpsgeest kan groeien bij het EDEO-personeel dat een uiteenlopende diplomatieke cultuur en institutionele achtergrond heeft, en de mogelijkheid van gezamenlijke opleidingsinitiatieven voor EDEO-personeel en nationale diplomaten te overwegen als permanente bijscholing;

39.  in deze geest de bestaande onderwijs- en opleidingsprogramma's op Europees en nationaal niveau te herzien en te consolideren naast de bestaande opleidingen van de Europese veiligheids- en defensieacademie;

Ten aanzien van de personeelsvoorziening

40.   de inspanningen met het oog op een beter genderevenwicht voort te zetten en te intensiveren, daarbij terdege rekening houdend met verdienste en bekwaamheid; het belang te onderstrepen van een evenwicht op het niveau van de delegatiehoofden en andere managementsfuncties; overgangsmaatregelen in te voeren en een actieplan uit te werken om begeleidingsprogramma's, speciale opleidingen en een gezinsvriendelijke werkomgeving te bevorderen, teneinde de vertegenwoordiging van vrouwen te verbeteren en de structurele hinderpalen voor hun diplomatieke carrière weg te werken;

41.   alle nodige maatregelen te nemen om de geografische vertegenwoordiging in leidinggevende posities en in alle andere rangen en functies gelijk te trekken, met als doel een gedeelde politieke verantwoordelijkheid voor de EDEO bij ambtenaren en personeelsleden uit de lidstaten te bevorderen en aan te moedigen, in overeenstemming met artikel 6, leden 6 en 8, van het EDEO-besluit;

42.  aangezien de doelstelling dat een derde van het personeel afkomstig moet zijn uit de lidstaten is bereikt, ervoor te zorgen er op managementsniveau geen concentratie aan personeel uit de nationale ministeries ontstaat, om aldus carrièremogelijkheden voor iedereen te creëren, en zich nu in de eerste plaats in te zetten voor het aanwerven van nieuw, vast EU-personeel; in dat verband na te gaan wat de mogelijkheden zijn voor nationale diplomaten die bij de EDEO werken om te solliciteren op vaste posten binnen de dienst;

43.  zich te verzetten tegen alle pogingen tot inmenging van de lidstaten in de aanwervingsprocedure voor EDEO-personeel, om een echte Europese korpsgeest te ontwikkelen en te verzekeren dat de dienst alleen gemeenschappelijke Europese belangen nastreeft; ervoor te zorgen dat de EDEO nu de overgangsperiode is afgelopen eigen, onafhankelijke aanwervingsprocedures kan ontwikkelen, die ook open staan voor ambtenaren van alle EU-instellingen en voor externe kandidaten, via algemene vergelijkende onderzoeken;

44.   in het licht van de bijzondere rol die het Parlement speelt bij het bepalen van de doelstellingen en fundamentele keuzen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de bevoegdheden van het Parlement als begrotingsautoriteit, zijn rol in het democratisch toezicht op het buitenlands beleid en zijn ervaring met parlementaire externe betrekkingen, met name de mogelijkheid te overwegen om ambtenaren van het Europees Parlement per 1 juli 2013 op voet van gelijkheid met ambtenaren van de Raad en de Commissie toe te laten te solliciteren op ambten van de EDEO;

45.  ervoor te zorgen dat de EDEO beschikt over de passende combinatie van vaardigheden voor conflictrespons, met name door het ontwikkelen van vaardigheden op het gebied van bemiddeling en dialoog;

Op langere termijn

46.  vraagt dat, in de context van een toekomstige overeenkomst, de verdere ontwikkeling van het GBVB/GVDB en van de rol van de EDEO, inclusief een naamsverandering, op de agenda wordt geplaatst;

o
o   o

47.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie, de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB C 210 van 3.8.2010, blz. 1.

Juridische mededeling - Privacybeleid