Resolutie van het Europees Parlement van 13 juni 2013 over de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met Afghanistan (2013/2665(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere verslagen en resoluties over Afghanistan en met name zijn resolutie van 16 december 2010 over een nieuwe strategie voor Afghanistan(1), zijn resolutie van 15 december 2011 over de begrotingscontrole op de financiële bijstand van de EU aan Afghanistan(2) en zijn resolutie van 15 december 2011 over de situatie van vrouwen in Afghanistan en Pakistan(3),
– gezien de resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over Afghanistan, waaronder resolutie 2096 van maart 2013,
– gezien de conclusies van de internationale conferenties over Afghanistan in 2011 en 2012, waaronder die in Bonn in december 2011, in Chicago in mei 2012, in Kabul in juni 2012 en in Tokio in juli 2012,
– gezien de verklaring die op 19 november 2012 door de delegatie van de EU in Afghanistan is afgegeven in overeenstemming met de chefs de poste van de EU, inzake de terechtstelling van ter dood veroordeelden,
– gezien het besluit van de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU van 27 mei 2013 om de politiemissie van de EU in Afghanistan (EUPOL) te verlengen tot 31 december 2014,
– gezien artikel 110, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de EU de wederopbouw en ontwikkeling van Afghanistan sinds 2002 steunt en zich nog steeds inzet voor een vreedzame overgang en inclusieve en duurzame ontwikkeling in Afghanistan, alsook stabiliteit en veiligheid in de gehele regio;
B. overwegende dat de EU-bijstand van 2011 tot 2013 geconcentreerd was op essentiële bestuurssectoren (zoals de politie), landbouw, plattelandsontwikkeling, volksgezondheid en sociale bescherming;
C. overwegende dat de onderhandelingen over een samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling tussen de EU en Afghanistan nagenoeg afgerond zijn, en dat de samenwerking daarmee op een nieuw, alomvattend niveau zal worden getild en een nieuw juridisch kader zal krijgen;
D. overwegende dat het Parlement heeft aangedrongen op een vijfjarenplan voor de afbouw van de opiumteelt in Afghanistan door alternatieve ontwikkeling;
E. overwegende dat de EU de opleiding van de Afghaanse politie en de capaciteitsopbouw in Afghanistan ondersteunt, en dat de EUPOL-missie sinds 2007 meewerkt aan een duurzame en doeltreffende civiele politiemacht die zal bijdragen tot een strafrechtstelsel onder Afghaans gezag;
F. overwegende dat het aantal drugsverslaafde Afghaanse burgers volgens UNODC nog steeds toeneemt, met alle sociale gevolgen van dien voor de bevolking;
G. overwegende dat de EU weliswaar een actieve rol speelt bij de ondersteuning van drugsbestrijding, maar dat er slechts weinig substantiële resultaten geboekt zijn;
H. overwegende dat de gebrekkige coördinatie tussen de donorlanden en de Afghaanse regering er debet aan is dat de EU-bijdragen voor Afghanistan niet erg effectief zijn;
I. overwegende dat het Europees Parlement sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon een essentiële rol speelt doordat het de vereiste goedkeuring aan nieuwe samenwerkingsovereenkomsten verleent;
1. bevestigt zijn aanhoudende steun voor de opbouw van een Afghaanse staat met een sterker democratisch bestel, dat nationale soevereiniteit, staatseenheid, territoriale integriteit en welvaart voor het Afghaanse volk kan garanderen; bevestigt nogmaals dat een vreedzame toekomst voor Afghanistan berust op de opbouw van een stabiele, veilige en economisch levensvatbare staat, vrij van terrorisme en drugs, gebaseerd op de rechtsstaat, een sterker democratisch bestel, naleving van de scheiding der machten, een sterk parlement en eerbiediging van de grondrechten; apprecieert in dit verband de belangrijke bijdrage van de EU-ontwikkelingssamenwerking en van de EUPOL-missie in Afghanistan, en is verheugd over de verlenging van die missie;
2. juicht de in de afgelopen tien jaar geleverde inspanningen en geboekte vooruitgang toe; blijft evenwel bezorgd over de veiligheidssituatie en het aanhoudende geweld in Afghanistan, dat een bedreiging vormt voor de plaatselijke bevolking, en met name vrouwen en kinderen, de nationale ordehandhavers en het buitenlandse militaire en civiele personeel;
3. vraagt de Afghaanse regering met nadruk zich voor te bereiden om na de terugtrekking van de internationale strijdkrachten de volle verantwoordelijkheid voor de veiligheid op zich te nemen; verlangt dat de EU en de lidstaten zich sterker inzetten voor militaire en civiele capaciteitsopbouw door de regering en ordehandhavingsautoriteiten in Afghanistan teneinde stabiliteit en veiligheid te realiseren als essentiële basis voor sociaaleconomische ontwikkeling en een vacuüm te voorkomen als het land na 2014 zelf volledig verantwoordelijk is voor zijn veiligheid; wijst op het risico dat de terugtrekking van de internationale strijdkrachten in 2014 een economisch vacuüm zou kunnen creëren;
4. spreekt zijn steun uit voor de onderhandelingen over een samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling en beklemtoont dat deze overeenkomst moet resulteren in een meer strategische aanpak en steun voor de Afghaanse autoriteiten tijdens en na de terugtrekking van de internationale troepenmacht;
5. benadrukt hoe belangrijk het is dat deze nieuwe overeenkomst voorziet in een alomvattende en duurzame aanpak van de uitdagingen op het vlak van veiligheid, economie, bestuur en ontwikkeling in Afghanistan, die met elkaar samenhangen;
6. verzoekt de Afghaanse autoriteiten alle doodvonnissen om te zetten en opnieuw een moratorium op executies in te stellen in het vooruitzicht van de definitieve afschaffing van de doodstraf;
7. betreurt het gebrek aan politiek elan om de onderhandelingen over de samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling af te ronden; roept de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de Afghaanse regering er dan ook toe op de onderhandelingen spoedig af te ronden;
8. verzoekt de EU om in het kader van de nieuwe overeenkomst haar inspanningen ter ondersteuning van de democratische waarden, de rechtsstaat, betrouwbaar bestuur (met inbegrip van de strijd tegen corruptie), een onafhankelijk gerechtelijk apparaat, de mensenrechten en een echt maatschappelijk middenveld voort te zetten;
9. betreurt dat de EDEO het Parlement onvoldoende over alle onderhandelingsfasen heeft ingelicht, hoewel hij daartoe verplicht was; herinnert eraan dat het Parlement op het gebied van buitenlandse zaken bij het Verdrag van Lissabon nieuwe bevoegdheden heeft gekregen en verlangt dat de EDEO en de Raad in deze kwestie van zulk eminent belang hun volledige medewerking verlenen;
10. onderstreept de noodzaak van verdere sociaaleconomische ontwikkeling en economische diversificatie; wijst in dit verband op de mogelijkheden om de groei te stimuleren door energiebronnen te exploiteren en een grotere plaats in te ruimen voor de winningsindustrie; onderstreept echter tegelijk dat de winningsindustrie transparant moet functioneren en de in het internationaal initiatief inzake transparantie van winningsindustrieën vastgestelde normen moet toepassen;
11. wijst erop dat er de afgelopen tien jaar wel enige vooruitgang is geboekt op het vlak van gendergelijkheid en grondrechten, maar dat vrouwen in Afghanistan nog steeds de meest kwetsbare bevolkingsgroep vormen en blootstaan aan bedreigingen, intimidatie en geweld en onder discriminerende wetten te lijden hebben; wijst op de noodzaak, zowel vanuit juridisch als praktisch oogpunt, van volledige maatschappelijke integratie en volledige participatie van vrouwen, alsook reële mondigheid; spreekt in krachtige termen zijn veroordeling uit over het feit dat veel vrouwen het slachtoffer zijn van voortdurende bedreigingen en geweld en dat er de afgelopen jaren diverse prominent in het Afghaanse openbare leven opererende vrouwen zijn vermoord of dat er pogingen zijn ondernomen om hen van het leven te beroven, terwijl de daders niet zijn berecht;
12. onderstreept de noodzaak tot voortzetting van de steun voor de ontwikkeling van de infrastructuurvoorzieningen in tal van sectoren, waaronder scholen, ziekenhuizen, transport- en energienetwerken, landbouw en de emancipatie van vrouwen in Afghanistan, geheel in de lijn van de ontwikkelingshulp die de EU ook al vóór de interventie in 2001 leverde;
13. betreurt dat het drugsbestrijdingsinitiatief van de EU tot dusver geen bevredigend resultaat heeft opgeleverd; wijst erop dat de productie van en de handel in drugs een bron van inkomsten zijn voor „opstandige” groeperingen en de corruptie op verschillende niveaus aanwakkeren; benadrukt dat het accent bij de drugsbestrijding vooral moet komen te liggen op ondersteuning van alternatieve inkomensbronnen voor de boeren; wijst in dit verband op de noodzaak van een bredere strategie met het oog op duurzame plattelandsontwikkeling en waterbeheer;
14. wijst er nogmaals op dat meer dan 90 % van de heroïne in Europa afkomstig is uit Afghanistan en dat de kosten voor de volksgezondheid in de Europese landen in de miljarden dollars lopen; merkt evenwel op dat de opiumproductie een cruciaal sociaal, economisch en veiligheidsvraagstuk vormt; stelt tot zijn spijt vast dat de opiumproductie in 2011 met 61 % is gestegen ten opzichte van 2010, en in dat jaar 9 % van het bbp van Afghanistan opleverde;
15. wijst erop dat er van 2009 tot 2011 door de VS en de internationale gemeenschap 1,1 miljard dollar aan drugsbestrijding is uitgegeven, zonder merkbaar effect op productie en handel; wijst er andermaal op dat het Parlement meermalen heeft aangedrongen op de invoering van een vijfjarenplan voor de uitroeiing van de opiumteelt met specifieke termijnen en ijkpunten, uit te voeren door een daartoe op te richten bureau met zijn eigen budget en personeel op basis van samenwerking tussen de EU, de VS en de Russische Federatie, die het voornaamste slachtoffer van de Afghaanse heroïne is en de grootste opiatenmarkt ter wereld vormt;
16. wijst erop dat de EU van 2002 tot eind 2011 in totaal zo'n 2,5 miljard euro aan steun aan Afghanistan heeft verleend, waarvan 493 miljoen aan humanitaire hulp; constateert tot zijn spijt dat deze gigantische buitenlandse hulp slechts een beperkt effect heeft gehad; verzoekt de Rekenkamer een speciaal verslag op te stellen over de doeltreffendheid van de EU-steun aan Afghanistan tijdens het voorbije decennium, naar het voorbeeld van het verslag over de EULEX-missie in Kosovo;
17. spreekt zijn extreme bezorgdheid uit over de inefficiëntie van de internationale financiële steun en van de Afghaanse overheidsstructuren, alsook over het gebrek aan transparantie en de beperkte mechanismen om donoren ter verantwoording te roepen;
18. moet helaas constateren dat een aanzienlijk deel van de Europese en de andere internationale financiële steun ergens in de distributieketen verloren is gegaan, en vestigt de aandacht op de vier voornaamste manieren waarop dit geschiedt: verspilling, te hoge uitgaven ten behoeve van tussenpersonen en veiligheid, overfacturering en corruptie;
19. wijst er andermaal op dat de EU-steun gecoördineerd moet worden via een gezamenlijke benadering waarbij zowel de lidstaten als de internationale actoren in het kader van een gemeenschappelijke strategie moeten worden betrokken; is ingenomen met de strategische consensus tussen de Afghaanse regering en de internationale gemeenschap inzake een hernieuwd, duurzaam partnerschap voor het komende decennium, zoals vastgelegd in de conclusies van de Afghanistan-conferentie van Tokio en het kader van Tokio voor wederzijdse verantwoording;
20. onderstreept het belang van een brede en inclusieve aanpak, onder gezag en verantwoordelijkheid van de Afghanen, van de verzoening in Afghanistan voor alle partijen die afzien van geweld, de grondwet – met inbegrip van de bepalingen inzake mensenrechten en met name de rechten van vrouwen – naleven en bereid zijn mee te werken aan de opbouw van een vreedzaam Afghanistan; dringt erop aan dat de politieke oppositie, het maatschappelijk middenveld in het algemeen en vrouwen in het bijzonder worden betrokken bij het vredesproces, dat zo inclusief mogelijk moet zijn; vraagt dat de rol van de Hoge Raad voor de vrede op dit gebied wordt uitgebreid en dat de klemtoon meer komt te liggen op het eigenlijke vredesproces;
21. herinnert eraan dat de Afghaanse regering op de internationale Afghanistan-conferenties van Kabul en Tokio heeft toegezegd het verkiezingsproces in Afghanistan te zullen versterken en verbeteren, onder meer door blijvende hervormingen, zodat verkiezingen in de toekomst aan de internationale normen voldoen; is verheugd over de bekendmaking van de datum voor de presidents- en de provincieraadsverkiezingen in 2014 en de voorbereidingen van Afghanistan voor die verkiezingen; beklemtoont dat de verkiezingsopkomst gestimuleerd moet worden, hetgeen kan afhangen van de veiligheidssituatie, met name in de provincies in het zuiden en het oosten; herinnert de Afghaanse autoriteiten aan het belang van toezicht door nationale en internationale waarnemers op het nationale kiesregister en op de organisatie en het verloop van de stembusgang bij de komende verkiezingen; vraagt de EU om steun te verlenen bij de organisatie van de komende verkiezingen indien de Afghaanse autoriteiten daarom verzoeken;
22. benadrukt de noodzaak van regionale samenwerking, die de bevordering van stabiliteit en veiligheid in de grotere regio ten doel heeft; dringt aan op nauwere samenwerking met Rusland, Pakistan, de Centraal-Aziatische landen, India en Iran in een regionaal kader, teneinde veiligheidsproblemen, grensoverschrijdende mensenhandel en handel in goederen, alsook illegale drugsproductie en drugshandel aan te pakken;
23. dringt aan op betere samenwerking tussen de EDEO en het Parlement wat betreft de EU-steun aan Afghanistan, met inbegrip van de voortgang van de onderhandelingen; wenst dat de EDEO het Parlement volledig informeert over de onderhandelingen en regelmatig verslag uitbrengt eens de overeenkomst is gesloten;
24. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van Afghanistan, de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa.