Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 3 juli 2013 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van belasting op financiële transacties (COM(2013)0071 – C7-0049/2013 – 2013/0045(CNS))
(Bijzondere wetgevingsprocedure – raadpleging)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2013)0071),
– gezien artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0049/2013),
– gezien artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en het advies van de Begrotingscommissie (A7-0230/2013),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Commissie om door middel van een alomvattende effectbeoordeling en kosten-batenanalyse aan te tonen dat elke vorm van nauwere samenwerking de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van de niet-deelnemende lidstaten zal eerbiedigen;
3. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienovereenkomstig te wijzigen;
4. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
5. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;
6. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Overweging 1
(1) In 2011 heeft de Commissie nota genomen van een breed gevoerd debat over extra belastingheffing van de financiële sector. Aan dit debat ten grondslag lag de wens om de financiële sector een billijke en belangrijke bijdrage te laten leveren aan de kosten van de crisis en in de toekomst op billijke wijze in de belastingheffing te betrekken in vergelijking met andere sectoren, al te risicovolle activiteiten van financiële instellingen te ontmoedigen, regelgevingsmaatregelen die ertoe strekken nieuwe crisissen te vermijden, te complementeren en extra inkomsten te genereren voor algemene begrotingen of specifieke beleidsdoeleinden.
(1) In 2011 heeft de Commissie nota genomen van een breed gevoerd debat over extra belastingheffing van de financiële sector. Aan dit debat ten grondslag lag de wens om de financiële sector een billijke en belangrijke bijdrage te laten leveren aan de kosten van de crisis en in de toekomst op billijke wijze in de belastingheffing te betrekken in vergelijking met andere sectoren, al te risicovolle activiteiten van financiële instellingen te ontmoedigen, regelgevingsmaatregelen te complementeren die ertoe strekken nieuwe crisissen te vermijden en speculatie terug te dringen, en extra inkomsten te genereren voor algemene begrotingen, onder meer als een bijdrage aan begrotingsconsolidatie, of voor specifieke beleidsdoeleinden, zoals het bevorderen van duurzaamheid, groei, onderwijs en werkgelegenheid, en met name de jeugdwerkgelegenheid. De invoering van een belasting op financiële transacties (FTT) levert herverdelings- en sturingsmogelijkheden op en vormt een goede aanvulling op bestaande initiatieven ter hervorming van de regelgeving.
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 1 bis (nieuw)
(1 bis)Volgens de conclusies van de Europese Raad van 8 februari 2013 over het meerjarig financieel kader 2014-2020 moet een deel van de ontvangsten uit de FTT als werkelijke eigen middelen aan de Uniebegroting worden toegewezen. FTT-ontvangsten kunnen in het kader van de procedure voor nauwere samenwerking slechts als werkelijke eigen middelen worden gebruikt als de nationale bijdragen van de deelnemende lidstaten aan de EU-begroting met hetzelfde bedrag worden verlaagd en voorkomen wordt dat deelnemende lidstaten een onevenredig hogere bijdrage leveren dan niet deelnemende lidstaten. Als de FTT op het niveau van de Unie is ingevoerd, moet het geheel of een deel van de eigen middelen uit de FTT aan de nationale bijdragen van de lidstaten worden toegevoegd, zodat nieuwe financiële middelen voor Europese investeringen ter beschikking komen zonder dat de nationale bijdragen van de deelnemende lidstaten aan de begroting van de Unie kleiner wordt.
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 1 ter (nieuw)
(1 ter)De Commissie moet vóór invoering van de FTT aantonen dat nauwere samenwerking de interne markt en de economische, sociale en territoriale samenhang niet zal ondermijnen- Zij dient tevens aan te tonen dat het noch een belemmering voor noch discriminatie met betrekking tot de handel tussen de lidstaten teweegbrengt, en evenmin de mededinging tussen hen verstoort. De Commissie dient een nieuwe, degelijke analyse en effectbeoordeling op te stellen van de gevolgen van het voorstel voor een gemeenschappelijke FTT voor zowel deelnemende als niet-deelnemende lidstaten, alsook voor de interne markt als geheel.
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn Overweging 2 bis (nieuw)
(2 bis)De FTT zal pas werkelijk zijn doelstelling bereiken als overal ter wereld een dergelijke belasting wordt ingevoerd. De nauwere samenwerking van 11 lidstaten is daarom een eerste stap in de richting van een FTT op uniaal niveau- en uiteindelijk op een mondiaal niveau. De Unie zal blijven pleiten voor wereldwijde invoering van een FTT en zal erop aandringen dat dit onderwerp op de agenda's van de G-20 en de G-8 wordt geplaatst.
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 3
(3) Teneinde verstoringen wegens eenzijdige maatregelen van de deelnemende lidstaten te voorkomen - rekening houdende met het zeer mobiele karakter van het merendeel van de betrokken financiële transacties - en zo de goede werking van de interne markt te verbeteren, is het zaak de basiskenmerken van een FTT in de deelnemende lidstaten te harmoniseren op het niveau van de Unie. Prikkels voor fiscale arbitrage tussen de deelnemende lidstaten en allocatieverstoringen tussen de financiële markten in die staten alsook eventuele dubbele heffing of niet-heffing moeten op die manier worden vermeden.
(3) Enkele van de elf deelnemende lidstaten hebben reeds een vorm van FTT ingevoerd of zijn daarmee bezig. Teneinde verstoringen wegens eenzijdige maatregelen van de deelnemende lidstaten te voorkomen - rekening houdende met het zeer mobiele karakter van het merendeel van de betrokken financiële transacties - en zo de goede werking van de interne markt te verbeteren, is het zaak de basiskenmerken van een FTT in de deelnemende lidstaten te harmoniseren op het niveau van de Unie. Prikkels voor fiscale arbitrage tussen de deelnemende lidstaten en allocatieverstoringen tussen de financiële markten in die staten alsook eventuele dubbele heffing of niet-heffing moeten op die manier worden vermeden.
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn Overweging 3 bis (nieuw)
(3 bis)Gezien de aanzienlijke vooruitgang die de EU geboekt heeft op het vlak van de regulering van de financiële markten, zoals Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/20122, Richtlijn 2013/36/EU en deze richtlijn, is het zaak dat de deelnemende lidstaten die naar aanleiding van de recente financiële crisis bankheffingen hebben ingevoerd nog eens heroverwegen of deze wel noodzakelijk zijn en in overeenstemming zijn met de voorschriften en de doelstellingen van het recht van de Unie en de interne markt.
2. PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Overweging 3 ter (nieuw)
(3 ter)Harmonisatie ter zake van belastingen op financiële transacties tussen deelnemende lidstaten mag niet leiden tot extraterritoriale belastingheffing die de potentiële belastinggrondslag van andere, niet-deelnemende EU-landen aantast.
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Overweging 4
(4) Teneinde de werking van de interne markt te verbeteren en met name verstoringen tussen de deelnemende lidstaten te voorkomen, moet de FTT van toepassing zijn op een uitgebreide reeks financiële instellingen en transacties, op de handel in een breed scala aan financiële instrumenten, inclusief gestructureerde producten, zowel op georganiseerde als over-the-counter-markten, en op de sluiting van alle derivatencontracten alsook op materiële wijzigingen van de verrichtingen in kwestie.
(4) Teneinde de werking van de interne markt te verbeteren en met name verstoringen tussen de deelnemende lidstaten te voorkomen, de mogelijkheden voor belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning te verkleinen en het gevaar van verplaatsing van risico's en regelgevingsarbitrage terug te dringen, moet de FTT van toepassing zijn op een uitgebreide reeks financiële instellingen en transacties, op de handel in een breed scala aan financiële instrumenten, inclusief gestructureerde producten, zowel op georganiseerde als over-the-counter-markten, en op de sluiting van alle derivatencontracten, waaronder contracten ter verrekening van verschillen, valuta spotmarkten en speculatieve termijntransacties, alsook materiële wijzigingen van de verrichtingen in kwestie.
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Overweging 8
(8) Met uitzondering van de sluiting of de materiële wijziging van derivatencontracten moeten de handel op primaire markten en transacties die van belang zijn voor burgers en ondernemingen, zoals het sluiten van verzekeringscontracten, hypotheekleningen, consumentenkrediet of betalingsdiensten, uitgesloten worden van het toepassingsgebied van de FTT, teneinde het bijeenbrengen van kapitaal door ondernemingen en regeringen niet in gevaar te brengen en de huishoudens niet te treffen.
(8) Met uitzondering van de sluiting of de materiële wijziging van derivatencontracten moeten de handel op primaire markten en transacties die van belang zijn voor burgers en ondernemingen, zoals het sluiten van verzekeringscontracten, hypotheekleningen, consumentenkrediet of betalingsdiensten, uitgesloten worden van het toepassingsgebied van de FTT, teneinde het bijeenbrengen van kapitaal door ondernemingen en regeringen niet in gevaar te brengen en de huishoudens en de reële economie niet negatief te treffen.
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Overweging 13 bis (nieuw)
(13 bis)Teneinde de positie van gereguleerde markten, en met name van de strikt gereguleerde, gecontroleerde en transparante beurshandel, ten opzichte van ongereguleerde, minder gecontroleerde en minder transparante over-the-counter- (OTC-)handel te versterken, dienen de lidstaten hogere belasting over OTC- transacties te heffen. Hierdoor kan een verschuiving teweeg worden gebracht van markten met weinig of geen regulering naar gereguleerde markten. De hogere tarieven dienen evenwel niet van toepassing te zijn op de financiële transacties in verband met OTC-derivaten indien deze derivaten de risico's objectief verminderen en daarom dienstig zijn voor de reële economie.
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Overweging 15 bis (nieuw)
(15 bis)Niet-financiële ondernemingen verrichten belangrijke transacties op financiële markten om de aan hun commerciële activiteiten verbonden risico's te verminderen. Op de transacties van dergelijke ondernemingen dient de FTT niet van toepassing te zijn. Indien niet-financiële ondernemingen echter speculatieve transacties verrichten die geen verband houden met het terugdringen van risico's in verband met hun commerciële activiteiten, moeten zij behandeld worden als financiële instellingen die vallen onder het toepassingsgebied van de FTT.
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Overweging 15 ter (nieuw)
(15 ter)Het woonplaatsbeginsel en het plaats-van-uitgiftebeginsel moeten worden aangevuld met „het beginsel van overdracht van de juridische eigendom” teneinde van belastingontwijking een activiteit met hoge kosten en lage opbrengsten te maken en een betere handhaving zeker te stellen.
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn Overweging 15 quater (nieuw)
(15 quater)De Commissie moet, in voorkomend geval, onderhandelingen met derde landen aangaan om de inning van de FTT te vergemakkelijken. De Commissie moet ook haar definitie van niet-coöperatieve rechtsgebieden herzien en haar actieplan voor de bestrijding van belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning dienovereenkomstig bijwerken.
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn Overweging 16
(16)De minimumbelastingtarieven moeten worden vastgesteld op een niveau dat hoog genoeg is om de harmonisatiedoelstelling van een gemeenschappelijke FTT te kunnen verwezenlijken. Tegelijkertijd moeten deze tarieven laag genoeg zijn om de risico's van verschuiving zoveel mogelijk te beperken.
Schrappen
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19
(19) Om belastingfraude en –ontduiking te voorkomen, moeten de deelnemende lidstaten de verplichting hebben passende maatregelen daartoe te nemen.
(19) Om belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning, zoals substitutie, te voorkomen, moeten de deelnemende lidstaten de verplichting hebben passende maatregelen daartoe te nemen.
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 bis (nieuw)
(19 bis)De Commissie moet een werkgroep van deskundigen (FTT-comité) instellen, bestaande uit vertegenwoordigers van alle lidstaten, de Commissie, de Europese Centrale Bank (ECB) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (European Securities and Markets Authority – ESMA), teneinde de doeltreffende uitvoering van deze richtlijn te evalueren en belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning te voorkomen en de integriteit van de interne markt te behouden. Het FTT-comité moet toezicht houden op financiële transacties om de in artikel 14 bedoelde vormen van misbruik op te sporen, adequate tegenmaatregelen voor te stellen en, indien nodig, deze tegenmaatregelen op nationaal niveau te coördineren. Het FTT-comité moet ten volle gebruikmaken van de wetgeving van de Unie op het gebied van belastingheffing en regulering van financiële diensten en van de instrumenten voor samenwerking inzake fiscale aangelegenheden die zijn vastgesteld door internationale organisaties, waaronder de OESO en de Raad van Europa. In voorkomend geval moeten de vertegenwoordigers van de deelnemende lidstaten een subcomité kunnen vormen om kwesties op het gebied van de invoering van de FTT te behandelen die niet van belang zijn voor de niet-deelnemende lidstaten.
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 ter (nieuw)
(19 ter)De lidstaten hebben krachtens Richtlijn 2011/16/EU een verplichting tot administratieve samenwerking en krachtens 2010/24/EU een verplichting tot wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, heffingen en andere maatregelen.
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Overweging 21
(21) Teneinde nadere voorschriften te kunnen vaststellen op bepaalde technische gebieden, wat betreft registratie-, administratie-, rapportage- en andere verplichtingen die moeten garanderen dat de aan de belastingautoriteiten verschuldigde FTT daadwerkelijk aan de belastingautoriteiten wordt betaald, en deze voorschriften in voorkomend geval tijdig te kunnen aanpassen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de hiervoor vereiste maatregelen. Het is bijzonder belangrijk dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze worden toegezonden aan de Raad.
(21) Teneinde nadere voorschriften te kunnen vaststellen op bepaalde technische gebieden, wat betreft registratie-, administratie-, rapportage- en andere verplichtingen die moeten garanderen dat de aan de belastingautoriteiten verschuldigde FTT daadwerkelijk aan de belastingautoriteiten wordt betaald, en deze voorschriften in voorkomend geval tijdig te kunnen aanpassen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de hiervoor vereiste maatregelen. Het is bijzonder belangrijk dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.
Amendement 19 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 – punt 2 – letter c
(c) de sluiting van derivatencontracten vóór verrekening (netting) of afwikkeling;
(c) de sluiting van derivatencontracten, waaronder CFD's en speculatieve termijntransacties vóór verrekening (netting) of afwikkeling;
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 – letter c – letter c bis (nieuw)
(c bis) valuta spottransacties op de wisselmarkt;
Amendement 21 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 – punt 2 – letter e
(e) een retrocessieovereenkomst, een omgekeerde retrocessieovereenkomst, een overeenkomst inzake verstrekte en opgenomen effectenleningen;
(e) een retrocessieovereenkomst, een omgekeerde retrocessieovereenkomst, een overeenkomst inzake verstrekte en opgenomen effectenleningen, met inbegrip van orders die geannuleerd zijn wanneer wordt gedaan aan hoogfrequente handel;
Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 – punt 3 bis (nieuw)
(3 bis) „overheidsemittent”: een overheidsemittent als omschreven in artikel 2, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 236/2012;
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 – punt 3 ter (nieuw)
(3 ter) „overheidsschuld”: een overheidsschuld als omschreven in artikel 2, lid 1, punt f), van Verordening (EU) nr. 236/2012;
Amendement 24 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 – punt 7 bis (nieuw)
(7 bis) „mkb-groeimarkt”: een multilaterale handelsfaciliteit die geregistreerd is als een mkb-groeimarkt in de zin van artikel 35 van Richtlijn [MiFID];
Amendement 25 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 – punt 12 bis (nieuw)
(12 bis) „hoogfrequente handel”: algoritmische handel in financiële instrumenten tegen snelheden waarbij de snelheid van het mechanisme voor het doorgeven, annuleren of wijzigen van orders bepalend wordt voor de tijd die nodig is om een instructie door te geven aan een handelsplatform of een transactie uit te voeren;
Amendement 26 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 2 – punt 12 ter (nieuw)
(12 ter) „strategie voor hoogfrequente handel”: handelsstrategie bij het handelen voor eigen rekening in een financieel instrument waarbij gebruik wordt gemaakt van hoogfrequente handel, met op zijn minst twee van de volgende kenmerken:
i) er wordt gebruik gemaakt van colocatievoorzieningen, directe markttoegang of proximity hosting;
ii) de dagelijkse omloopsnelheid van de portefeuille bedraagt ten minste 50 %;
iii) het aandeel geannuleerde orders (met inbegrip van gedeeltelijke annuleringen) bedraagt meer dan 20 %;
iv) de meerderheid van de ingenomen posities wordt dezelfde dag nog afgewikkeld;
v) meer dan 50 % van de orders of transacties die plaatsvinden op handelsplatforms waar kortingen of rabatten worden aangeboden voor orders die liquiditeit verschaffen komt voor deze rabatten in aanmerking.
Amendement 27 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 2
2. Iedere van de in lid 1, punt 2, onder a), b), c) en e), bedoelde verrichtingen wordt geacht aanleiding te geven tot één financiële transactie. Iedere ruil als bedoeld onder d) daarvan wordt geacht aanleiding te geven tot twee financiële transacties. Iedere materiële wijziging van een verrichting als bedoeld in lid 1, punt 2, onder a) tot en met e), wordt geacht een nieuwe verrichting te zijn van dezelfde soort als de oorspronkelijke verrichting. Een wijziging wordt aangemerkt als materieel met name wanneer ten minste één partij wordt vervangen, wanneer het voorwerp of de reikwijdte van de verrichting, inclusief de reikwijdte in de tijd, of de overeengekomen tegenprestatie wordt gewijzigd, of wanneer de oorspronkelijke verrichting zwaarder zou zijn belast als zij in de gewijzigde vorm was aangegaan.
2. Iedere van de in lid 1, punt 2, onder a), b), c) en e), bedoelde verrichtingen wordt geacht aanleiding te geven tot één financiële transactie. Iedere ruil als bedoeld onder d) daarvan wordt geacht aanleiding te geven tot twee financiële transacties. Iedere materiële wijziging van een verrichting als bedoeld in lid 1, punt 2, onder a) tot en met e), wordt geacht een nieuwe verrichting te zijn van dezelfde soort als de oorspronkelijke verrichting. Een wijziging wordt aangemerkt als materieel met name wanneer ten minste één partij wordt vervangen, wanneer het voorwerp of de reikwijdte van de verrichting, inclusief de reikwijdte in de tijd, of de overeengekomen tegenprestatie wordt gewijzigd, of wanneer de oorspronkelijke verrichting zwaarder zou zijn belast als zij in de gewijzigde vorm was aangegaan. Iedere vernieuwing van transacties die wordt uitgevoerd met het oog op clearing of afwikkeling door een ctp of door een andere clearinginstelling of een exploitant van een afwikkelingssysteem of interoperabele systemen als gedefinieerd in Richtlijn 98/26/EG vormt geen materiële wijziging in de zin van dit lid.
Amendement 28 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 3 – letter d
(d) wanneer de gemiddelde jaarlijkse waarde van financiële transacties in twee opeenvolgende kalenderjaren niet hoger is dan vijftig procent van de totale gemiddelde nettojaaromzet als omschreven in artikel 28 van Richtlijn 78/660/EEG, heeft de onderneming, de instelling, het lichaam of de persoon in kwestie het recht om, na een daartoe strekkend verzoek, niet of niet langer te worden aangemerkt als een financiële instelling.
(d) wanneer de gemiddelde jaarlijkse waarde van financiële transacties in twee opeenvolgende kalenderjaren niet hoger is dan twintig procent van de totale gemiddelde nettojaaromzet als omschreven in artikel 28 van Richtlijn 78/660/EEG, heeft de onderneming, de instelling, het lichaam of de persoon in kwestie het recht om, na een daartoe strekkend verzoek, niet of niet langer te worden aangemerkt als een financiële instelling.
Amendement 29 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 3 – letter d bis (nieuw)
(d bis) financiële transacties betreffende niet-otc-derivaten contract die voldoet aan één of meer van de voorwaarden als bedoeld in artikel 10 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 149/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende indirecte clearingregelingen, de clearingverplichting, het openbaar register, toegang tot een handelsplatform, niet financiële tegenpartijen, risico-inperkingstechnieken voor niet door een ctp geclearde OTC-derivatencontracten1, worden niet bij de berekening van de in dat punt bedoelde gemiddelde jaarlijkse waarde van financiële transacties betrokken.
1PB L 52 van 23.2.2013, blz. 11.
Amendement 30 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Bij invoering van de FTT in andere lidstaten dan de 11 deelnemende lidstaten vindt deze uitbreiding plaats onder wederkerige voorwaarden.
Amendement 31 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 2 – letter a
(a) centrale tegenpartijen (ctp's) wanneer de functie van een ctp wordt uitgeoefend;
(a) centrale tegenpartijen (ctp's) wanneer de functie van een ctp wordt uitgeoefend of andere clearinginstellingen of exploitanten van afwikkelende instantie of systemen als omschreven in Richtlijn 98/26/EG indien zij hun clearingfunctie uitoefenen, met inbegrip van iedere eventuele vernieuwing of afwikkeling;
Amendement 32 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 2 – letter c bis (nieuw)
(c bis) mkb-groeimarkten;
Amendement 33 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 2 – letter c ter (nieuw)
(c ter) een persoon die op de financiële markten doorlopend blijk geeft van de bereidheid voor eigen rekening en met eigen kapitaal te handelen door financiële instrumenten te kopen en te verkopen (marktmaker), bij de uitoefening van belangrijke activiteiten met betrekking tot illiquide obligaties en aandelen in zijn functie als liquiditeitsverschaffer als bedoeld in de bindende overeenkomst tussen de marktmaker en het georganiseerde handelsplatform waar de financiële transactie wordt verricht, mits deze transactie geen deel uitmaakt van een strategie voor hoogfrequente handel.
Amendement 34 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 2 – alinea 1 bis (nieuw)
De Commissie stelt overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast waarin de voorwaarden worden bepaald waaronder een financieel instrument wordt aangemerkt als illiquide in de zin van deze richtlijn.
Amendement 35 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 4 – letter g bis (nieuw)
(g bis) overdracht van het recht om als eigenaar over een financieel instrument te beschikken en elke andere gelijkwaardige verrichting waarbij de aan het financiële instrument verbonden risico's worden overgedragen tussen entiteiten van een groep of tussen entiteiten van een netwerk van gedecentraliseerde banken, als een dergelijke overdracht plaatsvindt om te voldoen aan een wettelijk of prudentieel liquiditeitsvereiste krachtens nationaal recht of Unierecht.
Amendement 36 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 1 – letter e bis (nieuw)
(e bis) zij is een bijkantoor van een instelling die gevestigd is in een deelnemende lidstaat overeenkomstig punt c);
Amendement 37 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 1 – letter g
(g) zij is partij bij een financiële transactie, waarbij ze voor eigen rekening of voor rekening van een derde handelt dan wel in naam van een partij bij die transactie, in een gestructureerd product of een van de financiële instrumenten als bedoeld in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG, uitgegeven op het grondgebied van die lidstaat, met uitzondering van de instrumenten als bedoeld in de punten 4) tot en met 10) van dat deel die niet op een georganiseerd platform worden verhandeld.
(g) zij is partij bij een financiële transactie, waarbij ze voor eigen rekening of voor rekening van een derde handelt dan wel in naam van een partij bij die transactie, in een gestructureerd product of een van de financiële instrumenten als bedoeld in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG, uitgegeven op het grondgebied van die lidstaat.
Amendement 38 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt een financieel instrument geacht op het grondgebied van een deelnemende lidstaat te zijn uitgegeven wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
a) het is een effect of derivaat dat verband houdt met een dergelijk effect en de statutaire zetel van de uitgever bevindt zich in de desbetreffende lidstaat;
b) het is een ander derivaat dan die als bedoeld onder a) en het is toegelaten tot de handel op een georganiseerd platform, waarbij het publiekrecht dat toepasselijk is op de handel die wordt gedreven binnen de systemen van het platform het recht van de lidstaat in kwestie is;
c) het is een ander financieel instrument dan die als bedoeld onder a) of b), dat wordt gecleard door een ctp of ander clearinginstelling of afwikkelende instanties als omschreven in Richtlijn 98/26/EG, indien het recht waaraan de ctp of het desbetreffende systeem is onderworpen het recht van de lidstaat in kwestie is;
d) het is een ander financieel instrument dan die als bedoeld onder a), b) of c) en het toepasselijke recht met betrekking tot de overeenkomst op grond waarvan de transactie in het desbetreffende financiële instrument is uitgevoerd, is het recht van de lidstaat in kwestie;
e) het is een gestructureerd instrument en ten minste 50 % van de waarde van de activa ter dekking van het gestructureerde instrument heeft betrekking op financiële instrumenten die zijn uitgegeven door een rechtspersoon die is gevestigd in een deelnemende lidstaat.
Amendement 39 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 bis (nieuw)
Artikel 4 bis
Overdracht van wettelijk eigendomsrecht
1.Een financiële transactie waarover geen FTT is geheven, wordt geacht juridisch onafdwingbaar te zijn en heeft tot gevolg dat het wettelijk eigendomsrecht op het onderliggende instrument niet wordt overgedragen.
2.Een financiële transactie waarover geen FTT is geheven wordt geacht niet te voldoen aan de vereisten voor centrale clearing van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende OTC-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters, noch aan de vereisten inzake kapitaaltoereikendheid van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen.
3.In geval van gebruikmaking van automatische elektronische betalingsregelingen waaraan al dan niet verevenende instanties te pas komen, kunnen de belastingautoriteiten van een lidstaat een systeem van automatische elektronische inning van de FTT en van certificering voor de overdracht van wettelijke eigendomsrechten instellen.
1.PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.
Amendement 40 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – lid 2 – alinea 2
Deze tarieven zijn niet lager dan:
Deze tarieven zijn als volgt:
(a) 0,1 % voor de in artikel 6 bedoelde financiële transacties;
(a) 0,1 % voor de in artikel 6 bedoelde financiële transacties, met uitzondering van de in artikel 2, lid 1, punt 5) bedoelde transacties met een looptijd tot drie maanden;
(b) 0,01 % voor de in artikel 7 bedoelde financiële transacties.
(b) 0,01 % voor de in artikel 7 bedoelde financiële transacties;
(b bis) 0,01 % voor de in artikel 2, lid 1, punt 5) bedoelde financiële transacties met een looptijd tot drie maanden.
Amendement 41 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. Niettegenstaande lid 3 passen de deelnemende lidstaten op de in de artikelen 6 en 7 bedoelde financiële otc-transacties een hoger tarief toe dan de tarieven als omschreven in lid 2. Dit hogere tarief is niet van toepassing op financiële transacties met otc-derivaten waarvan objectief kan worden vastgesteld dat zij risico’s verminderen als bepaald in artikel 10 van Gedelegeerde Verordening (EU) 149/2013 van de Commissie .
Amendement 42 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 2
2. De Commissie kan overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen aannemen tot vaststelling van de krachtens lid 1 door de deelnemende lidstaten te nemen maatregelen.
2. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast tot vaststelling van de krachtens lid 1 door de deelnemende lidstaten te nemen maatregelen.
Amendement 43 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 5 – alinea 2
De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen om te voorzien in uniforme methoden voor de inning van de verschuldigde FTT. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast om te voorzien in uniforme methoden voor de inning van de verschuldigde FTT en ter voorkoming van belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning. De lidstaten kunnen aanvullende maatregelen treffen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Amendement 44 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 6 bis (nieuw)
6 bis. De administratieve last die belastingautoriteiten met de introductie van de FTT wordt opgelegd, moet tot een minimum worden beperkt. Daartoe bevordert de Commissie de samenwerking tussen de nationale belastingautoriteiten.
Amendement 45 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 6 ter (nieuw)
6 ter. De lidstaten verstrekken de Commissie en Eurostat jaarlijks per soort instelling de gegevens over de transactievolumes waarover belasting is geïnd. Zij maken die informatie openbaar.
Amendement 46 Voorstel voor een richtlijn Artikel 12
De deelnemende lidstaten stellen maatregelen vast om belastingfraude en -ontduiking te voorkomen.
De deelnemende lidstaten stellen maatregelen vast om belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning te voorkomen.
Amendement 47 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 bis (nieuw)
1.De Commissie stelt een werkgroep van deskundigen (FTT-comité) in, bestaande uit vertegenwoordigers van alle lidstaten, de Commissie, de ECB en ESMA, teneinde de deelnemende lidstaten bij te staan bij de doeltreffende uitvoering van deze richtlijn en belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning te voorkomen en de integriteit van de interne markt te behouden.
2.Het FTT-comité evalueert de doeltreffende uitvoering van deze richtlijn en de effecten daarvan op de interne markt en spoort ontwijkingsconstructies op, met inbegrip van de in artikel 14 bedoelde ontwijkingspraktijken, teneinde in toepasselijke gevallen tegenmaatregelen voor te stellen, daarbij volledig gebruikmakend van de wetgeving van de Unie op het gebied van belastingheffing en regulering van financiële diensten en van de instrumenten voor samenwerking inzake belastingaangelegenheden die zijn vastgesteld door internationale organisaties.
3.Om onderwerpen met betrekking tot de doeltreffende tenuitvoerlegging van de FTT te beoordelen kunnen de deelnemende lidstaten een subcomité van het FTT-comité instellen, bestaande uit vertegenwoordigers van de deelnemende lidstaten. Het subcomité is uitsluitend bevoegd ter zake van onderwerpen met betrekking tot de doeltreffende tenuitvoerlegging van de FTT, die niet van belang zijn voor de niet-deelnemende lidstaten.
Amendement 48 Voorstel voor een richtlijn Artikel 16 – lid 2
2. De in artikel 11, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de in artikel 19 genoemde datum.
2. De in artikel 11, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de in artikel 21 genoemde datum.
Amendement 49 Voorstel voor een richtlijn Artikel 16 – lid 3
3. De in artikel 11, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
3. De in artikel 11, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van alle reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet..
Amendement 50 Voorstel voor een richtlijn Artikel 16 – lid 4
4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan kennisgeving aan de Raad.
4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
Amendement 51 Voorstel voor een richtlijn Artikel 16 – lid 5
5. Een overeenkomstig artikel 11, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan de Raad geen bezwaar heeft gemaakt, of indien de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat hij daartegen geen bezwaar zal maken. Die termijn kan op initiatief van de Raad met twee maanden worden verlengd.
5. Een overeenkomstig artikel 11, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden, de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Amendement 52 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 1
1. Om de vijf jaar en voor het eerst uiterlijk op 31 december 2016 legt de Commissie de Raad een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn, in voorkomend geval tezamen met een voorstel.
1. Om de drie jaar en voor het eerst uiterlijk op 31 december 2016 legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn, in voorkomend geval tezamen met een voorstel.
Amendement 53 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 2
In dat verslag onderzoekt de Commissie ten minste de gevolgen van de FTT voor de goede werking van de interne markt, de financiële markten en de reële economie en neemt zij de ontwikkelingen op het gebied van de belastingheffing op de financiële sector in de internationale context in aanmerking.
In dat verslag onderzoekt de Commissie ten minste de gevolgen van de FTT voor de goede werking van de interne markt, de financiële markten en de reële economie en neemt zij de ontwikkelingen op het gebied van de belastingheffing op de financiële sector in de internationale context in aanmerking. Op basis van de resultaten van dit onderzoek worden de nodige aanpassingen doorgevoerd.
Amendement 54 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 2 bis (nieuw)
Voorts onderzoekt de Commissie het effect van een aantal bepalingen, bijvoorbeeld met betrekking tot het geschikte toepassingsgebied van de FTT en het belastingtarief voor pensioenfondsen, en houdt daarbij rekening met de verschillende risicoprofielen en bedrijfsmodellen.
Amendement 55 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 1 – alinea 2 bis (nieuw)
Voor de in artikel 2, lid 1, punt 3 bis) genoemde instrumenten bedraagt het tarief als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder a), tot 1 januari 2017 0,05 %.
Voor de in artikel 2, lid 1, punt 8, onder f) bedoelde instellingen bedraagt het tarief als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder a) 0,05 % en bedraagt het tarief als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder b) tot 1 januari 2017 0,005 %.