Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 september 2013 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) wat de interactie daarvan betreft met Verordening (EU) nr…/… van de Raad waarbij aan de ECB specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (COM(2012)0512 – C7-0289/2012 – 2012/0244(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2012)0512),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0289/2012),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van de Europese Centrale Bank van 27 november 2012(1),
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 15 november 2012(2),
– gezien de schriftelijke toezegging van de vertegenwoordiger van de Raad van 18 april 2013 om het standpunt van het Europees Parlement goed te keuren, overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien de brief van de Commissie juridische zaken,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Begrotingscommissie en de Commissie constitutionele zaken (A7–0393/2012),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast(3);
2. neemt kennis van de gemeenschappelijke verklaring van de voorzitter van het Europees Parlement en de president van de Europese Centrale Bank die als bijlage bij onderhavige resolutie is gevoegd,
3. beklemtoont dat punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer van toepassing dient te zijn op de uitbreiding van het takenpakket van de Europese Bankautoriteit; benadrukt dat elk besluit van de wetgevingsautoriteit met het oog op die uitbreiding geen afbreuk mag doen aan de besluiten van de begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure;
4. verzoekt de Commissie een financieel memorandum in te dienen dat ten volle rekening houdt met de uitkomst van het wetgevingsakkoord tussen het Europees Parlement en de Raad om te voldoen aan de begrotings- en personele eisen van de Europese Bankautoriteit, de diensten van de Commissie en mogelijkerwijs van de Europese Centrale Bank;
5. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
6. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Dit standpunt vervangt de amendementen die zijn aangenomen op 22 mei 2013 (Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0212).
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 12 september 2013 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) nr. .../2013 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) nr. 1022/2013.)
Bijlage bij de wetgevingsresolutie
Verklaring van de voorzitter van het Europees Parlement en de president van de Europese Centrale Bank ter gelegenheid van de stemming in het EP met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen
Overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad, en met name in artikel 20, zeggen wij, de voorzitter van het Europees Parlement en de president van de Europese Centrale Bank, hierbij onze volle steun toe aan de ontwerptekst van het interinstitutioneel akkoord tussen het Europees Parlement en de Europese Centrale Bank tot samenwerking bij procedures met betrekking tot het tussen onze respectieve onderhandelingsteams overeengekomen Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (GTM). Wij roepen de beide instellingen er dan ook toe op, het interinstitutioneel akkoord zo snel mogelijk goed te keuren.
Het akkoord bepaalt dat de ECB bij de uitoefening van haar taken in het kader van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (GTM) jegens het Europees Parlement strikte verantwoording moet afleggen en passende waarborgen moet bieden voor de bescherming van vertrouwelijke informatie. Het ontwerp van interinstitutioneel akkoord voorziet met name in een stringente parlementaire controle op de toezichthoudende taken van de ECB door middel van regelmatige gedachtewisselingen met de verantwoordelijke commissie van het Parlement, in vertrouwelijke mondelinge gesprekken met het bureau van die commissie, en in nadere toegang tot informatie, o.a. ook tot het verslag van de werkzaamheden van de raad van toezicht. Tevens wordt gegarandeerd dat de ECB met het Europees Parlement zal samenwerken in het kader van zijn onderzoeksactiviteiten.
Daarnaast is in het ontwerp van interinstitutionele overeenkomst nadrukkelijk bepaald dat het Parlement ook betrokken wordt bij de procedure voor de selectie van de voorzitter van de raad van toezicht. In het licht van onze gezamenlijke doelstelling om zo snel mogelijk voortgang te maken met de instelling van het GTM – een belangrijke stap op weg naar een volledige bankenunie – zijn onze beide instellingen voornemens op korte termijn over te gaan tot de eerste selectieprocedure voor de benoeming van de voorzitter van de raad van toezicht.