Resolutie van het Europees Parlement van 12 september 2013 over de situatie in de Democratische Republiek Congo (2013/2822(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties,
– gezien de verklaring van hoge vertegenwoordiger van de EU, Catherine Ashton, van 30 augustus 2013 over de situatie in Noord-Kivu, en van 7 juni 2012 en 10 juli 2012 over de situatie in Oost-Congo,
– gezien de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU over de situatie van instabiliteit en onveiligheid in de regio van de Grote Meren en met name in het oosten van de Democratische Republiek Congo, aangenomen tijdens haar bijeenkomst in Paramaribo (Suriname) van 27-29 november 2012,
– gezien de conclusies van de Raad van 22 juli 2013 over het Grote-Merengebied, en van 10 december 2012, 19 november 2012 en 25 juni 2012 over de situatie in het oosten van de DRC,
– gezien Resolutie 2053 (2012) van de VN-Veiligheidsraad over de situatie in de Democratische Republiek Congo, en Resoluties 1925 (2010), 1856 (2008), waarin het mandaat van de VN-missie in de Democratische Republiek Congo (Monusco) is vastgelegd en Resolutie 2098 (2013) waarin het Monusco-mandaat is verlengd,
– gezien het verslag van de secretaris-generaal van de VN van 28 juni 2013 over de Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo,
– gezien de verklaring van de voorzitter van de VN-Veiligheidsraad van 25 juli 2013 over de situatie in het gebied van de Grote Meren,
– gezien het besluit van de Vredes- en Veiligheidsraad van de Afrikaanse Unie (AU) over de situatie in het gebied van de Grote Meren, met name in het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC) tijdens haar 393e vergadering van 28 augustus 2013,
– gezien de verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten van het gebied van de Grote Meren (ICGRL) van 6 augustus 2013 en 24 november 2012 over de veiligheidssituatie in de DRC,
– gezien de resolutie van de Internationale Organisatie van de Francofonie (OIF) aangenomen tijdens de top XIV van de Francophonie van 13 en 14 oktober 2012 over de situatie in de Democratische Republiek Congo,
– gezien de in juni 2000 ondertekende Partnerschapsovereenkomst van Cotonou,
– gezien resoluties 1325 (2000), 1820 (2008), 1888 (2009) en 1960 (2010) van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid,
– gezien artikel 3 van en protocol II bij het Verdrag van Genève van 1949, op grond waarvan standrechtelijke executies, verkrachting, gedwongen rekrutering en andere wreedheden verboden zijn,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, waarin met name het betrekken van kinderen bij gewapende conflicten verboden wordt,
– gezien het facultatief protocol bij het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind over het betrekken van kinderen bij gewapende conflicten, dat door de landen in het gebied van de Grote Meren is geratificeerd,
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens uit 1948 en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten uit 1966,
– gezien het Afrikaanse Handvest voor mensenrechten en volkerenrechten, dat door de Democratische Republiek Congo (DRC) in 1982 is geratificeerd,
– gezien artikel 122, lid 5 en artikel 110, lid 4 van zijn Reglement,
A. overwegende dat sinds juli jl. het geweld in het oosten van de DRC escaleert, en dat de vijandelijkheden tussen de M23 en de regeringstroepen zijn hervat, hetgeen geleid heeft tot het verlies van duizenden mensenlevens, ontelbare gewonden en aanvallen op burgers en de VN-vredesmacht; overwegende dat de humanitaire situatie kritiek blijft;
B. overwegende dat als gevolg van de steeds terugkerende gewapende conflicten, de regio van Kivu zwaar te lijden heeft onder wreedheden en geweld, plunderingen, seksueel en gendergerelateerd geweld, ontvoeringen en gedwongen rekrutering van kinderen door gewapende groepen, en schendingen van de mensenrechten, die nog steeds een plaag zijn die de inspanningen van de VN-Veiligheidsraad en regionale instanties om een eind te maken aan het conflict ondermijnt;
C. overwegende dat op 28 augustus 2013 bij een aanval op de M23 rebellengroep in Kibati in Noord-Kivu een lid van de VN vredesmacht is gedood en 10 anderen gewond zijn geraakt, omdat Monusco de Congolese strijdkrachten (FARDC) steunde bij de bescherming van door burgers bewoonde gebieden rond Goma;
D. overwegende dat meer dan 2,7 miljoen binnenlandse ontheemden hun huizen hebben moeten ontvluchten, waaronder al meer dan 1 miljoen in 2012, en dat meer dan 440 000 Congolese vluchtelingen zijn gevlucht naar andere Afrikaanse landen; dat ongeveer 6,4 miljoen mensen voedsel- en noodhulp nodig hebben en nu alleen maar bezig zijn in moeilijke omstandigheden te overleven als gevolg van de steeds terugkerende gevechten en schendingen van hun mensenrechten en het internationaal humanitair recht in het oosten van de DRC;
E. overwegende dat het feit dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden niet door de DRC vervolgd worden, het klimaat van straffeloosheid bevordert en aanzet tot het plegen van nieuwe misdaden;
F. overwegende dat de onderhandelingen tussen de rebellen en de overheid van de DRC sinds mei 2013 zijn onderbroken; eraan herinnerend dat de M23-rebellen die na een vredesakkoord van 2000 in het leger zijn geïntegreerd, in april 2012 aan het muiten zijn geslagen en dat de M23 een van de tientallen gewapende groeperingen vormt die in deze grondstofrijke regio vechten;
G. overwegende dat de 7e top van de ICGLR op 5 september 2013 is begonnen en heeft opgeroepen tot een heropening en snelle afronding van de vredesonderhandelingen;
H. overwegende dat in Resolutie 2098 (2013) van 28 maart 2013 van de VN-Veiligheidsraad het mandaat van de Monusco tot en met 31 maart 2014 is verlengd en bij wijze van uitzondering een gespecialiseerde interventiebrigade binnen de bestaande operatie van 19 815 troepen is gecreëerd;
I. overwegende dat in 2012 de lidstaten van de ICGLR gestart zijn met een gezamenlijk controle-mechanisme, gericht op het toezicht op troepenbewegingen in het oosten van de DRC en het inzetten van de beoogde neutrale internationale troepenmacht;
J. overwegende dat de VN-groep van deskundigen bewijzen heeft gepubliceerd dat Rwanda gelieerd is aan de rebellen, en de Verenigde Staten Kigali heeft opgeroepen haar steun te beëindigen; overwegende dat Rwanda herhaaldelijk heeft ontkend banden te hebben met de M23;
K. overwegende dat het gebruiken van seksueel geweld en het op grote schaal toepassen van verkrachting als oorlogswapen verregaande consequenties hebben, zoals de fysieke en psychologische vernietiging van de slachtoffers, en als oorlogsmisdaden beschouwd dienen te worden; overwegende dat de nationale autoriteiten en de internationale gemeenschap ruimschoots hebben geïnvesteerd in de versterking van het rechtssysteem, met name wat betreft de militaire kant, en wat betreft het stimuleren van onderzoeken en vervolgingen op grond van seksueel geweld; overwegende dat er rechtszaken zijn gevoerd maar dat de vonnissen vaak niet zijn uitgevoerd en degenen die schuldig waren bevonden in veel gevallen hebben kunnen ontsnappen en er weinig is gedaan om de slachtoffers te compenseren;
L. overwegende dat het nodig is de gevolgen van de conflicten aan te pakken, vooral door middel van demilitarisatie, hervorming van het plaatselijk bestuursapparaat, demobilisatie en reïntegratie van voormalige strijders, repatriëring van vluchtelingen, herhuisvestiging van mensen die binnen hun eigen land ontheemd zijn geraakt en uitvoering van realistische ontwikkelingsprogramma's;
M. overwegende dat de Europese Unie een bijdrage levert aan het herstel van de justitiële en veiligheidssectoren (politie en leger) om deze goed te laten functioneren door middel van financiële en technische ondersteuning en de opleiding van personeel binnen het kader van de missies EUSEC RD en EUPOL RD;
N. overwegende dat de illegale exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen van het land, waarvan sommige hun weg vinden naar andere landen, het conflict in de DRC gaande houdt en aanwakkert en een bron van onveiligheid blijft voor de regio als geheel;
O. overwegende dat de stijgende werkloosheid, de sociale crisis, de voedselcrisis, de ontoereikendheid van basisdiensten, de verarming van de bevolking en aantasting van het milieu in de DRC ook medeverantwoordelijk zijn voor de instabiliteit van het land en de regio van de grote meren;
P. overwegende dat er de afgelopen maanden geen vooruitgang is geboekt met betrekking tot het wetsontwerp inzake de bescherming van mensenrechtenverdedigers, dat de onderdrukking van mensenrechtenactivisten en journalisten in de DRC is toegenomen en ze willekeurig gearresteerd en geïntimideerd zijn; overwegende dat er geen stappen zijn ondernomen om degenen die verantwoordelijk zijn voor de rechter te brengen;
Q. overwegende dat na de hervatting op 9 april 2013 van het proces in beroep bij de hoogste militaire rechtbank inzake de moord in juni 2010 op Floribert Chebeya, directeur van de Voice of the Voiceless (VSV) en lid van de Algemene Vergadering van de Wereldorganisatie tegen foltering (OMCT), en Fidèle Bazana, lid van de VSV, de advocaten Peter Ngomo Milambo, Emmanuel Ilunga Kabengele en Regine Sesepe bedreigingen hebben ontvangen;
R. overwegende dat op 7 augustus 2013 in het dorpje Kawakolo in Pweto Territory, in Katanga, Godfrey Mutombo, een lid van de non-gouvernementele organisatie Libertas, op brute wijze is vermoord door leden van rebellengroepen die sinds 2011 terreur zaaien in een aantal dorpen in het noorden van de provincie;
1. spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de recente escalatie van het geweld in het oosten van de DRC, die ernstige politieke, economische, sociale, humanitaire en veiligheidsconsequenties heeft in de DRC en in de hele regio, die al kwetsbaar en instabiel is;
2. veroordeelt met klem de meest recente uitbarsting van geweld in het oosten van de DRC, met name de willekeurige beschietingen door de gewapende M23 en andere gewapende groepen, in het bijzonder de Democratische Strijdkrachten voor de Bevrijding van Rwanda (FDLR), die heeft geleid tot doden, gewonden en materiële schade bij de burgerbevolking; veroordeelt gerichte aanvallen door rebellen tegen Monusco, waarbij meerdere mensen zijn gedood, waaronder een Tanzaniaans lid van de vredesmacht, en een aantal anderen gewond zijn geraakt; dringt er bij alle betrokken partijen op aan om toegang en bescherming te bieden aan humanitaire organisaties die hulp komen bieden aan de noodlijdende burgerbevolking;
3. eist dat er onmiddellijk een einde wordt gemaakt aan alle schendingen van de mensenrechten, waaronder het alarmerende en wijdverspreide seksueel en gendergerelateerd geweld (VN-Veiligheidsraad resolutie 1820 (2008) van 19 juni 2008), en de jammerlijke rekrutering en inzet van kinderen door gewapende strijdkrachten; betuigt zijn solidariteit met de door de oorlog geteisterde bevolking van de Democratische Republiek Congo;
4. dringt met klem erop aan bij alle betreffende autoriteiten om onmiddellijk stappen te ondernemen om een onpartijdig, diepgaand onderzoek in te stellen naar alle vroegere en huidige gevallen van schendingen van de mensenrechten, en volledig samen te werken met het Internationaal Strafhof; dringt erop aan dat er actie wordt ondernomen om ervoor te zorgen dat degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan mensenrechtenschendingen, oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid, seksueel geweld tegen vrouwen en het ronselen van kindsoldaten, aangegeven, geïdentificeerd, vervolgd en bestraft worden overeenkomstig het nationale en internationale strafrecht;
5. veroordeelt krachtig alle vormen van externe steun aan de M23-groep en andere ontwrichtende krachten in de DRC en eist de onmiddellijke en permanente stopzetting van dergelijke steun;
6. steunt de missie van de interventiebrigade van Monusco die tot taak heeft offensief op te treden tegen gewapende groepen, waaronder de M23; prijst de actieve stappen van Monusco om zijn mandaat uit te voeren, in het bijzonder de bescherming van burgers, en moedigde de voortzetting van deze inspanningen aan; dringt er in het bijzonder bij de VN-Veiligheidsraad op aan om alle noodzakelijke acties te ondernemen die in overeenstemming zijn met resolutie 2098 (2013) van de VN-Veiligheidsraad om burgers te beschermen in het oosten van de DRC;
7. dringt aan op een grondig onderzoek door het uitgebreide gemeenschappelijke verificatiemechanisme van de ICGLR naar de oorsprong van de mortiergranaten en bommen uit de DRC die op het grondgebied van het naburige Rwanda zijn gevallen; dringt aan op grotere transparantie en regelmatigheid van de verslagen van het verificatiemechanisme;
8. benadrukt dat elke directe interventie van buurlanden van de DRC de situatie alleen maar kan verergeren; roept alle betrokken regionale actoren op om uiterste terughoudendheid te betrachten en zich te onthouden van elke handeling of verklaring die kunnen leiden tot een verslechtering van de situatie; dringt er bij de buurlanden op aan de soevereiniteit van de DRC en haar territoriale integriteit volledig te eerbiedigen;
9. verheugt zich over de inspanningen die de lidstaten van de ICGLR, de AU en de VN zich getroosten bij hun diplomatieke stappen en initiatieven voor het vinden van een blijvende en vreedzame politieke oplossing voor de crisis; dringt aan op naleving van alle bepalingen van de raamovereenkomst voor vrede, veiligheid en samenwerking (PSC);
10. roept de landen in het Grote-Merengebied op, vooral na de verbintenissen die in februari 2013 in het kader van de Addis Ababa overeenkomsten zijn aangegaan, gezamenlijk de vrede, stabiliteit en veiligheid te bevorderen om de regionale economische ontwikkeling te versterken, met bijzondere aandacht voor verzoening, eerbiediging van de mensenrechten, bestrijding van de straffeloosheid, en de oprichting van een onpartijdige rechterlijke systeem en betere verantwoordingsplicht van de regering;
11. is verheugd over de besprekingen in Kampala voor vrede in de regio, van 5 september 2013 onder auspiciën van de voorzitter van de ICGLR, de Oegandese president Yoweri Museveni, en moedigt alle betrokkenen aan om hieraan deel te nemen en spoort de Congolese autoriteiten aan om de dialoog tussen de gemeenschappen te steunen, vooral die welke getroffen zijn door het conflict;
12. roept de AU en de landen in het Grote-Merengebied op tot meer maatregelen om de illegale exploitatie van en de illegale handel in natuurlijke rijkdommen te bestrijden, die immers een van de redenen vormt voor de verspreiding van en handel in wapens, die weer een van de belangrijkste factoren is van de aanhoudende en toenemende conflicten in het Grote-Merengebied;
13. roept de internationale gemeenschap en ook de EU, de AU en de VN op al het mogelijke in het werk te blijven stellen om beter gecoördineerde en doeltreffender hulp te bieden aan de bevolking in het oosten van de DRC en bij te dragen aan de inspanningen om op de humanitaire ramp te reageren;
14. is verheugd over de mobilisatie van een extra bedrag van 10 miljoen euro door de Commissie om de dringend nodige hulp te geven aan 2,5 miljoen mensen in de DRC, waarmee de hulp van de EU aan de DRC en het gebied van de Grote Meren in 2013 op EUR 71 miljoen komt en de EU de grootste humanitaire donor is van het land;
15. dringt erop aan dat de regering van de DRC de hervormingen in de veiligheidssector voltooit en dringt aan op inspanningen zowel op nationaal en internationaal niveau om het staatsgezag en de rechtsstaat in de DRC te versterken, met name op het gebied van bestuur en veiligheid, ook in nauwe samenwerking met de missie voor militaire steun (EUSEC) en de missie voor politiebijstand van de EU (EUPOL), die moet worden voortgezet om vrede en veiligheid te consolideren zowel in het land, als in het Grote-Merengebied;
16. spoort het parlement, de senaat en de president van de DRC, Joseph Kabila, aan om alle nodige maatregelen uit te voeren om de democratie te consolideren en te zorgen voor werkelijke participatie van alle politieke krachten, die de wil van het Congolese volk vertegenwoordigen in het bestuur van het land, op basis van grondwettelijke en wettelijke bepalingen, alsmede vrije en eerlijke verkiezingen; en herinnert aan de aanbevelingen van de verkiezingswaarnemingsmissie van de Europese Unie in 2011, om uitvoering te geven aan de hervormingen die van essentieel belang zijn voor het vervolg van de electorale cyclus, met inbegrip van het waarborgen van de lokale verkiezingen;
17. dringt er bij de Congolese autoriteiten op aan de fysieke en psychische integriteit van mensenrechtenactivisten onder alle omstandigheden te waarborgen en een snel, grondig, onpartijdig en transparant onderzoek in te stellen om degenen die verantwoordelijk zijn voor het bedreigen, aanvallen of vermoorden van een aantal activisten op te sporen;
18. wijst erop hoe belangrijk het is dat langverwachte wetgeving wordt aangenomen, waaronder de wet op de bescherming van mensenrechtenactivisten en de wet op de conformiteit van de nationale wetgeving met het Statuut van Rome;
19. beveelt aan dat de VN-Mensenrechtenraad op zijn 24e zitting een krachtige resolutie aanneemt waarin opnieuw een soort controlemechanisme voor de mensenrechtensituatie in de DRC wordt ingevoerd, en vraagt de VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten een verslag over de mensenrechtensituatie in de DRC in te dienen;
20. dringt er bij de Congolese autoriteiten op aan te zorgen voor effectieve oprichting van een gespecialiseerde gemengde rechtbank om de straffeloosheid te helpen bestrijden en degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige schendingen van de mensenrechten en van het internationaal humanitair recht in de DRC, met inbegrip van seksueel geweld tegen vrouwen, juridisch te vervolgen;
21. is van mening dat transparante toegang tot en controle over de natuurlijke rijkdommen van de DRC en een eerlijke herverdeling van de middelen via de staatsbegroting onmisbaar zijn voor de duurzame ontwikkeling van het land; verlangt derhalve van de Afrikaanse Unie en de landen uit het Grote-Merengebied dat zij maatregelen treffen om de illegale exploitatie van en handel in natuurlijke hulpbronnen te bestrijden, en van de Europese Unie en de gehele internationale gemeenschap dat zij nauwer met de DRC op dit terrein gaan samenwerken;
22. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Afrikaanse Unie, de regeringen van de landen van het Grote-Merengebied, de president, de premier en het parlement van de DRC, de secretaris-generaal van de VN, de speciale vertegenwoordiger van de VN voor seksueel geweld in gewapende conflicten, de VN-Veiligheidsraad en de VN-Mensenrechtenraad, en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU.