Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2012/0297(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0277/2013

Ingediende teksten :

A7-0277/2013

Debatten :

PV 08/10/2013 - 6
CRE 08/10/2013 - 6

Stemmingen :

PV 11/09/2013 - 5.13
CRE 11/09/2013 - 5.13
Stemverklaringen
PV 09/10/2013 - 8.1
CRE 09/10/2013 - 8.1
Stemverklaringen
PV 12/03/2014 - 8.18
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2013)0413
P7_TA(2014)0225

Aangenomen teksten
PDF 739kWORD 286k
Woensdag 9 oktober 2013 - Straatsburg
Milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten ***I
P7_TA(2013)0413A7-0277/2013

Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 9 oktober 2013 op het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (COM(2012)0628 – C7-0367/2012 – 2012/0297(COD))(1)

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Door de Commissie voorgestelde tekst   Amendement
Amendement 1
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 1
(1)  Richtlijn 2011/92/EU voorziet in de harmonisering van de beginselen van milieueffectbeoordeling van projecten door de invoering van minimumvereisten (met betrekking tot de aard van de te beoordelen projecten, de belangrijkste verplichtingen van de opdrachtgevers, de inhoud van de beoordeling en de inspraak van de bevoegde autoriteiten en het publiek) en in een hoog beschermingsniveau van het milieu en de menselijke gezondheid.
(1)  Richtlijn 2011/92/EU voorziet in de harmonisering van de beginselen van milieueffectbeoordeling van projecten door de invoering van minimumvereisten (met betrekking tot de aard van de te beoordelen projecten, de belangrijkste verplichtingen van de opdrachtgevers, de inhoud van de beoordeling en de inspraak van de bevoegde autoriteiten en het publiek) en in een hoog beschermingsniveau van het milieu en de menselijke gezondheid. De lidstaten moeten striktere regels kunnen vaststellen om het milieu en de menselijke gezondheid te beschermen.
Amendement 2
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 3
(3)  Richtlijn 2011/92/EU moet worden gewijzigd om de kwaliteit van de milieueffectbeoordelingsprocedure te verbeteren, de verschillende stappen van de procedure te stroomlijnen en de samenhang en synergieën met de overige wetgeving en beleidsinitiatieven van de Unie te versterken, alsmede met de door de lidstaten voor hun bevoegdheidsdomeinen ontwikkelde strategieën en beleidsmaatregelen.
(3)  Richtlijn 2011/92/EU moet worden gewijzigd om de kwaliteit van de milieueffectbeoordelingsprocedure te verbeteren, de verschillende stappen van de procedure te stroomlijnen en deze in overeenstemming te brengen met de beginselen van slimme regelgeving en de samenhang en synergieën met de overige wetgeving en beleidsinitiatieven van de Unie te versterken, alsmede met de door de lidstaten voor hun bevoegdheidsdomeinen ontwikkelde strategieën en beleidsmaatregelen. Een betere tenuitvoerlegging op het niveau van de lidstaten is het ultieme doel van de wijziging van deze richtlijn. In veel gevallen werden de bestuursrechtelijke procedures te ingewikkeld en te lang, wat voor vertragingen zorgde en bijkomende risico’s opleverde voor de bescherming van het milieu. Daarom moet deze richtlijn onder meer tot doel hebben de procedures te vereenvoudigen en te harmoniseren. Er moet rekening worden gehouden met het feit dat het nuttig kan zijn om een enkel loket in het leven te roepen, met het oog op een gecoördineerde beoordeling of gemeenschappelijke procedures in gevallen waarin meerdere milieueffectbeoordelingen (MEB's) nodig zijn, bijvoorbeeld bij grensoverschrijdende projecten, en met het oog op de vaststelling van specifiekere criteria voor verplichte beoordelingen.
Amendement 3
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 3 bis (nieuw)
(3 bis)  Om een geharmoniseerde toepassing en een gelijk niveau van bescherming van het milieu in de hele Unie te waarborgen, moet de Commissie als hoedster van de Verdragen toezien op de kwalitatieve en procedurele naleving van de bepalingen van Richtlijn 2011/92/EU, met inbegrip van de voorschriften inzake openbare raadpleging en inspraak van het publiek.
Amendement 4
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 3 ter (nieuw)
(3 ter)  Bij projecten met mogelijke grensoverschrijdende milieueffecten zorgen de deelnemende lidstaten voor een gemeenschappelijk en paritair samengesteld contactpunt dat voor alle procedures bevoegd is. Voor de definitieve goedkeuring van een project is de toestemming van alle betrokken lidstaten vereist.
Amendement 5
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 3 quater (nieuw)
(3 quater)  De herziene Richtlijn 2011/92/EU moet bovendien waarborgen dat het milieu beter wordt beschermd, hulpbronnen efficiënter worden gebruikt en een duurzame groei in Europa wordt bevorderd. Daartoe moeten de voorziene procedures worden vereenvoudigd en geharmoniseerd.
Amendement 6
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 4
(4)  Milieuoverwegingen zoals een efficiënt gebruik van hulpbronnen, biodiversiteit, klimaatverandering en risico's op rampen hebben het jongste decennium aan belang gewonnen bij de beleidsvorming en moeten derhalve worden meegenomen als kritieke elementen in de beoordelings- en besluitvormingsprocessen, met name voor infrastructuurprojecten.
(4)  Milieuoverwegingen zoals een efficiënt en duurzaam gebruik van hulpbronnen, bescherming van de biodiversiteit, landgebruik, klimaatverandering en risico's op natuurlijke en door de mens veroorzaakte rampen hebben het jongste decennium aan belang gewonnen bij de beleidsvorming. Zij moeten derhalve worden meegenomen als belangrijke elementen in de beoordelings- en besluitvormingsprocessen voor alle openbare of particuliere projecten die mogelijk aanzienlijke gevolgen voor het milieu hebben, met name voor infrastructuurprojecten, en aangezien de Commissie geen richtsnoeren heeft vastgesteld voor de toepassing van Richtlijn 2011/92/EU betreffende het behoud van historisch en cultureel erfgoed, moet zij een lijst opstellen met criteria en aanwijzingen – onder meer met betrekking tot de visuele impact – om de tenuitvoerlegging van de richtlijn te bevorderen.
Amendement 7
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 4 bis (nieuw)
(4 bis)  Eisen dat er bij alle projecten meer rekening wordt gehouden met milieucriteria kan ook averechts uitpakken, als de procedures daardoor complexer worden en er meer tijd nodig is voor de goedkeuring en validatie van elke fase. Dit kan leiden tot een toename van de kosten en zelfs de facto tot een bedreiging van het milieu als de voltooiing van infrastructuurprojecten erg lang duurt.
Amendement 8
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 4 ter (nieuw)
(4 ter)  Milieuoverwegingen betreffende infrastructuurprojecten mogen in geen geval verhullen dat om het even welk project hoe dan ook een impact zal hebben op het milieu. Er moet in de eerste plaats gekeken worden naar de verhouding tussen het nut van het project en de milieueffecten ervan.
Amendement 9
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 5
(5)  In haar mededeling "Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa" heeft de Commissie zich ertoe verbonden bij de herziening van Richtlijn 2011/92/EU rekening te houden met overwegingen inzake een efficiënt hulpbronnengebruik.
(5)  In haar mededeling "Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa" heeft de Commissie zich ertoe verbonden bij de herziening van Richtlijn 2011/92/EU rekening te houden met overwegingen inzake een efficiënt en duurzaam hulpbronnengebruik.
Amendement 10
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 11
(11)  Voor de bescherming en bevordering van cultureel erfgoed en waardevolle landschappen, die een integrerend onderdeel vormen van de culturele verscheidenheid die de Unie krachtens artikel 167, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dient te eerbiedigen en te bevorderen, kan doorgaans worden voortgebouwd op de definities en beginselen die zijn opgenomen in de toepasselijke verdragen van de Raad van Europa, met name de Overeenkomst inzake het behoud van het architectonische erfgoed van Europa, het Europees Landschapsverdrag en de Kaderconventie over de waarde van cultureel erfgoed voor de samenleving.
(11)  Voor de bescherming en bevordering van cultureel erfgoed en waardevolle landschappen, die een integrerend onderdeel vormen van de culturele verscheidenheid die de Unie krachtens artikel 167, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dient te eerbiedigen en te bevorderen, kan doorgaans worden voortgebouwd op de definities en beginselen die zijn opgenomen in de toepasselijke verdragen van de Raad van Europa, met name de Overeenkomst inzake het behoud van het architectonische erfgoed van Europa, het Europees Landschapsverdrag, de Kaderconventie over de waarde van cultureel erfgoed voor de samenleving en de in 1976 in Nairobi door de UNESCO aangenomen internationale Aanbeveling betreffende de bescherming van historische objecten en hun rol in de hedendaagse samenleving.
Amendement 11
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 11 bis (nieuw)
(11 bis)  Het visuele effect is een essentieel criterium bij de milieueffectbeoordeling voor het behoud van het historisch en cultureel erfgoed, voor de natuurlijke landschappen en voor de steden; dit is een extra element dat bij de beoordelingen in aanmerking moet worden genomen.
Amendement 12
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 12
(12)  Bij de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2011/29/EU moet, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, een concurrerend ondernemingsklimaat worden gewaarborgd om een slimme, duurzame en inclusieve groei tot stand te brengen overeenkomstig de doelstellingen van de mededeling van de Commissie "Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei".
(12)  Bij de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2011/92/EU moet een slimme, duurzame en inclusieve groei worden gewaarborgd overeenkomstig de doelstellingen van de mededeling van de Commissie "Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei".
Amendement 13
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 12 bis (nieuw)
(12 bis)  Ter verbetering van de toegang voor het publiek en de transparantie moet er in elke lidstaat een centraal portaal worden opgezet dat langs elektronische weg actuele milieu-informatie verschaft over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn.
Amendement 14
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 12 ter (nieuw)
(12 ter)  Om de administratieve last te verlichten, het besluitvormingsproces te versnellen en de projectkosten te reduceren worden de noodzakelijke stappen gezet in de richting van standaardisatie van de te volgen criteria volgens Verordening (EU) 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie1. Doel is het ondersteunen van de toepassing van de beste beschikbare technologie (BAT), het verbeteren van het concurrentievermogen en het vermijden van verschillende interpretaties van de norm.
_______________
1 PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.
Amendement 15
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 12 quater (nieuw)
(12 quater)  Ook ter vereenvoudiging en ondersteuning van het werk van de bevoegde instanties worden er richtsnoeren met criteria ontwikkeld, waarbij er rekening wordt gehouden met de kenmerken van de verschillende economische en industriële sectoren. Dit moet gebeuren op basis van de instructies van artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna1.
_______________
1 PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.
Amendement 16
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 12 quinquies (nieuw)
(12 quinquies)  Om te zorgen voor het best mogelijke behoud van het historisch en cultureel erfgoed worden er door de Commissie en/of de lidstaten richtsnoeren met te volgen criteria ontwikkeld.
Amendement 17
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 13
(13)  In de praktijk is gebleken dat de toepassing van de bepalingen van Richtlijn 2011/92/EU in bepaalde noodsituaties nadelige gevolgen kan hebben en de lidstaten derhalve de mogelijkheid dienen te krijgen de richtlijn in specifieke gevallen niet toe te passen.
(13)  In de praktijk is gebleken dat de toepassing van de bepalingen van Richtlijn 2011/92/EU voor wat projecten betreft die uitsluitend bestemd zijn om het hoofd te bieden aan bepaalde noodsituaties, nadelige gevolgen kan hebben voor dit doel en de lidstaten derhalve de mogelijkheid dienen te krijgen de richtlijn in deze uitzonderlijke gevallen niet toe te passen. In de richtlijn moet er daarom rekening worden gehouden met de bepalingen van het Verdrag van de VN/ECE (Verdrag van Espoo) inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, waarbij de deelnemende landen aan grensoverschrijdende projecten elkaar op de hoogte moeten houden en moeten raadplegen. Bij zulke grensoverschrijdende projecten moet de Commissie waar passend en mogelijk een proactievere en bevorderende rol spelen.
Amendement 18
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 13 bis (nieuw)
(13 bis)  Artikel 1, lid 4, van Richtlijn 2011/92/EU, waarin staat dat deze richtlijn niet van toepassing is op projecten die worden aangenomen via een specifieke nationale wet, zet de deur open voor allerlei vrijstellingen en voorziet slechts in beperkte procedurele waarborgen, zodat de toepassing van deze richtlijn op grote schaal kan worden omzeild.
Amendement 19
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 13 ter (nieuw)
(13 ter)  . In de praktijk is gebleken dat er strikte regels moeten worden ingevoerd om het belangenconflict dat kan ontstaan tussen de opdrachtgever van een project dat aan een milieueffectbeoordeling moet worden onderworpen, en de in artikel 1, lid 2, onder f) van Richtlijn 2011/92/EU bedoelde bevoegde instanties, te vermijden. De bevoegde instanties mogen met name niet zelf de opdrachtgever zijn, noch mogen zij op enigerlei wijze afhankelijk zijn van, verbonden zijn met of ondergeschikt zijn aan de opdrachtgever. Om diezelfde redenen mag een instantie die in de zin van Richtlijn 2011/92/EU is aangewezen als bevoegde instantie, deze rol niet vervullen bij projecten die aan een milieueffectbeoordeling moeten worden onderworpen en waarvoor zij zelf de opdrachtgever is.
Amendement 20
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 13 quater (nieuw)
(13 quater)  Bij de milieueffectbeoordeling van de projecten moet het evenredigheidsbeginsel in aanmerking genomen worden. De eisen die bij de milieueffectbeoordeling aan een project worden gesteld, moeten evenredig zijn met de omvang van het project en het stadium van de uitvoering ervan.
Amendement 21
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 16
(16)  Om te bepalen of een project aanzienlijke milieueffecten kan veroorzaken, dienen de bevoegde autoriteiten de meest relevante criteria te bepalen en gebruik te maken van de aanvullende informatie uit andere krachtens de wetgeving van de Unie vereiste beoordelingen om de screeningprocedure doeltreffend uit te voeren. In deze context is het raadzaam de inhoud van het screeningbesluit te bepalen, met name wanneer er geen milieubeoordeling vereist is.
(16)  Om te bepalen of een project aanzienlijke milieueffecten kan veroorzaken, dienen de bevoegde autoriteiten de meest relevante criteria duidelijk en nauwkeurig te bepalen en gebruik te maken van de aanvullende informatie uit andere krachtens de wetgeving van de Unie vereiste beoordelingen om de screeningprocedure doeltreffend en op transparante wijze uit te voeren. In deze context is het raadzaam de inhoud van het screeningbesluit te bepalen, met name wanneer er geen milieubeoordeling vereist is.
Amendement 22
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 16 bis (nieuw)
(16 bis)  Om onnodige inspanningen en uitgaven te voorkomen, moeten de projecten in bijlage II vergezeld gaan van een maximaal dertig pagina's tellende intentieverklaring en van de projectkenmerken en informatie over de projectlocatie; al deze inlichtingen moeten vervolgens onderworpen worden aan een screening, die een eerste beoordeling van de levensvatbaarheid van de projecten omvat. Deze screening moet openbaar zijn en voldoen aan de in artikel 3 genoemde factoren. De belangrijke directe en indirecte effecten moeten erin onder de aandacht worden gebracht.
Amendement 23
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 17
(17)  De bevoegde autoriteiten moeten worden verplicht de reikwijdte en het detailleringsniveau van de in het milieurapport op te nemen informatie te bepalen (scoping). Om de kwaliteit van de beoordeling te verbeteren en het besluitvormingsproces te stroomlijnen moeten op EU-niveau de informatiecategorieën worden vastgesteld op basis waarvan de bevoegde autoriteiten hun beslissing dienen te nemen.
(17)  Indien zij dit noodzakelijk achten of indien de opdrachtgever hierom verzoekt, moeten de bevoegde autoriteiten een advies uitbrengen waarin de reikwijdte en het detailleringsniveau van de in het milieurapport op te nemen informatie worden bepaald (scoping). Om de kwaliteit van de beoordeling te verbeteren, de procedures te vereenvoudigen en het besluitvormingsproces te stroomlijnen moeten op EU-niveau de informatiecategorieën worden vastgesteld op basis waarvan de bevoegde autoriteiten hun beslissing dienen te nemen.
Amendement 24
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 18
(18)  Als middel om de kwaliteit van het beoordelingsproces te verbeteren en om het mogelijk te maken de milieuaspecten vanaf een vroeg ontwerpstadium mee te nemen, moet het door de opdrachtgever in te dienen milieurapport van een project een beoordeling bevatten van de voor het voorgestelde project relevante redelijke alternatieven, waaronder de te verwachten ontwikkeling van de bestaande toestand van het milieu wanneer het project niet wordt uitgevoerd (referentiescenario).
(18)  Als middel om de kwaliteit van het beoordelingsproces te verbeteren en om het mogelijk te maken de milieuaspecten vanaf een vroeg ontwerpstadium mee te nemen, moet het door de opdrachtgever in te dienen milieurapport van een project een vergelijkende beoordeling bevatten van de voor het voorgestelde project relevante redelijke alternatieven, waaronder de te verwachten ontwikkeling van de bestaande toestand van het milieu wanneer het project niet wordt uitgevoerd (referentiescenario), zodat de meest duurzame en minst milieubelastende optie kan worden gekozen.
Amendement 25
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 19
(19)  Er moeten maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de overeenkomstig bijlage IV bij Richtlijn 2011/92/EU in de milieurapporten opgenomen informatie volledig en van voldoende kwaliteit is. Om overlappingen tussen beoordelingen te voorkomen, dienen de lidstaten er rekening mee te houden dat milieubeoordelingen op verschillende niveaus of via verschillende instrumenten kunnen worden uitgevoerd.
(19)  Er moeten maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de overeenkomstig bijlage IV bij Richtlijn 2011/92/EU in de milieurapporten opgenomen informatie volledig en van voldoende kwaliteit is.
Amendement 102
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 19 bis (nieuw)
(19 bis)  Er moet gewaarborgd worden dat de personen die de milieurapporten verifiëren, dankzij hun kwalificaties en ervaring over de nodige technische competentie beschikken om de in Richtlijn 2011/92/EU omschreven taken op wetenschappelijk objectieve wijze en in absolute onafhankelijkheid van de opdrachtgever en van de bevoegde instanties te vervullen.
Amendement 27
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 20
(20)  Teneinde de transparantie en verantwoording te waarborgen dienen bevoegde autoriteiten te worden verplicht hun besluit om voor een project een vergunning te verlenen te motiveren en aan te tonen dat zij rekening hebben gehouden met de gehouden raadplegingen en de verzamelde informatie.
(20)  Teneinde de transparantie en verantwoording te waarborgen dienen bevoegde autoriteiten te worden verplicht hun besluit om voor een project een vergunning te verlenen op gedetailleerde en volledige wijze te motiveren en aan te tonen dat zij rekening hebben gehouden met de gehouden raadplegingen van het betrokken publiek en alle verzamelde informatie. Indien niet aan deze voorwaarde is voldaan, moet het betrokken publiek de mogelijkheid hebben beroep aan te tekenen.
Amendement 28
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 21
(21)  Er moeten gemeenschappelijke minimumvereisten worden vastgesteld voor de monitoring van de aanzienlijke nadelige effecten van de bouw en exploitatie van projecten teneinde in alle lidstaten een gemeenschappelijke aanpak te waarborgen en ervoor te zorgen dat de effecten, na de uitvoering van de verzachtende en compenserende maatregelen, niet groter zijn dan aanvankelijk was gepland. Deze monitoringverplichtingen mogen niet overlappen, noch worden opgelegd bovenop andere op grond van de EU-wetgeving vereiste monitoring.
(21)  Er moeten gemeenschappelijke minimumvereisten worden vastgesteld voor de monitoring van de aanzienlijke nadelige effecten van de uitvoering en exploitatie van projecten teneinde in alle lidstaten een gemeenschappelijke aanpak te waarborgen en ervoor te zorgen dat de effecten, na de uitvoering van de verzachtende en compenserende maatregelen, niet groter zijn dan aanvankelijk was gepland. Deze monitoringverplichtingen mogen niet overlappen, noch worden opgelegd bovenop andere op grond van de EU-wetgeving vereiste monitoring. Wanneer uit de monitoring blijkt dat er sprake is van onvoorziene negatieve effecten, moeten deze worden weggewerkt door middel van passende corrigerende acties in de vorm van verdere verzachtende en compenserende maatregelen.
Amendement 29
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 22
(22)  Er moet een tijdschema voor de verschillende stappen van de milieubeoordeling van projecten worden vastgesteld om een efficiëntere besluitvorming aan te moedigen en de rechtszekerheid te verhogen, rekening houdend met de aard, complexiteit, locatie en omvang van het voorgestelde project. Dat tijdschema mag in geen geval afbreuk doen aan het hoge niveau van de normen voor milieubescherming, met name de normen die uit andere milieuwetgeving van de Unie voortvloeien, noch aan werkelijke inspraak en toegang tot de rechter.
(22)  Er moet een redelijk en voorspelbaar tijdschema voor de verschillende stappen van de milieubeoordeling van projecten worden vastgesteld om een efficiëntere besluitvorming aan te moedigen en de rechtszekerheid te verhogen, rekening houdend met de aard, complexiteit, locatie en omvang van het voorgestelde project. Dat tijdschema mag in geen geval afbreuk doen aan het hoge niveau van de normen voor milieubescherming, met name de normen die uit andere milieuwetgeving van de Unie voortvloeien, noch aan werkelijke inspraak en toegang tot de rechter, en eventuele afwijkingen mogen alleen in uitzonderlijke gevallen worden toegestaan.
Amendement 30
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 22 bis (nieuw)
(22 bis)  Een van de doelstellingen van het Verdrag van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (VN-ECE) betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (het Verdrag van Aarhus), dat de EU heeft geratificeerd en omgezet in haar wetgeving1, is het waarborgen van het recht van het publiek om deel te nemen aan de besluitvorming met betrekking tot milieuaangelegenheden. Inspraak, onder meer van verenigingen, organisaties en groepen, in het bijzonder niet-gouvernementele organisaties die de milieubescherming bevorderen, moet bijgevolg steeds worden aangemoedigd. Daarnaast regelt artikel 9, leden 2 en 4, van het Verdrag van Aarhus de toegang tot gerechtelijke of andere procedures voor het bestrijden van de materiële en formele rechtmatigheid van onder de inspraakbepalingen vallende besluiten, handelingen of omissies. Voorts moet er meer rekening worden gehouden met bepaalde elementen van deze richtlijn bij grensoverschrijdende vervoersprojecten, door bij de totstandbrenging van vervoerscorridors gebruik te maken van bestaande structuren en van instrumenten om de mogelijke gevolgen voor het milieu vast te stellen.
______________________
1 Besluit 2005/370/EG van de Raad van 17 februari 2005 (PB L 124 van 17.5.2005, blz. 1).
Amendement 31
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 23 bis (nieuw)
(23 bis)  De in bijlage I bij richtlijn 2011/92/EU vastgestelde productiedrempels voor aardolie en gas houden geen rekening met de specifieke kenmerken van de dagelijkse productieniveaus van onconventionele koolwaterstoffen, die vaak schommelen en lager zijn. Daarom worden projecten in verband met dergelijke koolwaterstoffen niet aan een milieueffectbeoordeling onderworpen, ondanks het feit dat zij gevolgen hebben voor het milieu. Zoals het Europees Parlement in zijn resolutie van 21 november 2012 over de gevolgen voor het milieu van de winning van schaliegas en schalieolie heeft gevraagd, moeten onconventionele koolwaterstoffen (schaliegas en schalieolie, uit laagpermeabel gesteente gewonnen gas (tight gas), kolenlaagmethangas (coal bed methane)), gedefinieerd aan de hand van hun geologische kenmerken, op basis van het voorzorgsbeginsel worden opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2011/92/EU, ongeacht de gewonnen hoeveelheid, zodat de projecten die betrekking hebben op dergelijke koolwaterstoffen stelselmatig aan milieueffectbeoordeling worden onderworpen.
Amendement 32
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 24 bis (nieuw)
(24 bis)  De lidstaten en andere initiatiefnemers van projecten moeten ervoor zorgen dat beoordelingen van grensoverschrijdende projecten efficiënt worden uitgevoerd en dat onnodige vertraging wordt vermeden.
Amendement 33
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 26
(26)  Teneinde de selectiecriteria en de in het milieurapport mee te delen informatie in overeenstemming te brengen met de jongste technologische ontwikkelingen en relevante praktijken, dient de bevoegdheid om wetgevingshandelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie te worden gedelegeerd voor wijzigingen van de bijlagen II.A, III en IV van Richtlijn 2011/92/EU. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau.
(26)  Teneinde de selectiecriteria en de in het milieurapport mee te delen informatie in overeenstemming te brengen met de jongste technologische ontwikkelingen en relevante praktijken, dient de bevoegdheid om wetgevingshandelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie te worden gedelegeerd voor wijzigingen van de bijlagen II.A, III en IV van Richtlijn 2011/92/EU. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden.
Amendement 34
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 27
(27)  De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
Schrappen
Amendement 36
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 1 – letter a bis (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 1 – lid 2 – letter a – streepje 2
(a bis)  In lid 2, onder a), wordt het tweede streepje vervangen door:
"- andere ingrepen in de natuurlijke omgeving of het natuurlijke landschap, inclusief ingrepen voor het onderzoek naar en de ontginning van bodemschatten;"
Amendement 37
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 1 – letter a ter (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 1 – lid 2 – letter c
(a ter)  In lid 2 wordt punt c) vervangen door:
"c) "vergunning": het besluit van de bevoegde instantie of instanties waardoor de opdrachtgever het recht verkrijgt om met het project te beginnen;"
Amendement 38
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 1 – letter b
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 1 – lid 2
(b)  in lid 2 wordt de volgende definitie toegevoegd:
(b)  in lid 2 worden de volgende definities toegevoegd:
Amendement 39
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 1 – letter b
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 1 – lid 2 – letter g
(g)  "milieueffectbeoordeling": het proces vanaf de opstelling van een milieurapport, de organisatie van raadplegingen (onder meer van het betrokken publiek en de milieu-instanties), de beoordeling door de bevoegde autoriteit, rekening houdend met het milieurapport en de resultaten van de raadpleging in het kader van de vergunningsprocedure, tot en met de verstrekking van informatie over het besluit overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10.
(g)  "milieueffectbeoordeling": het proces vanaf de opstelling van een milieurapport door de opdrachtgever, de organisatie van de raadplegingen (onder meer van het betrokken publiek en de milieu-instanties), de beoordeling door de bevoegde autoriteit en/of de in artikel 6, lid 1, genoemde autoriteiten, rekening houdend met het milieurapport – inclusief gegevens betreffende vervuiling door emissies – en de resultaten van de raadpleging in het kader van de vergunningsprocedure, tot en met de verstrekking van informatie over het besluit overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10;
Amendement 41
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 1 – letter b
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 1 – lid 2 – letter g ter (nieuw)
(g ter)  "grensoverschrijdend traject": het traject dat zorgt voor de continuïteit van een project van gemeenschappelijk belang tussen de dichtstbijzijnde stedelijke knooppunten aan weerszijden van de grens tussen twee lidstaten of tussen een lidstaat en een naburig land;
Amendement 42
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 1 – letter b
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 1 – lid 2 – letter g quater (nieuw)
(g quater)  “norm”: een door een erkende normalisatie-instelling vastgestelde technische specificatie voor herhaalde of voortdurende toepassing, waarvan de naleving niet verplicht is en die tot een van de volgende categorieën behoort:
i)  "internationale norm": een door een internationale normalisatie-instelling vastgestelde norm;
ii)  "Europese norm": een door een Europese normalisatieorganisatie vastgestelde norm;
iii)  "geharmoniseerde norm": een Europese norm die op verzoek van de Commissie is vastgesteld met het oog op de toepassing van harmonisatiewetgeving van de Unie;
iv)  "nationale norm": een door een nationale normalisatie-instelling vastgestelde norm;
Amendement 43
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 1 – letter b
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 1 – lid 2 – letter g quinquies (nieuw)
(g quinquies)  "historische stadslocatie": onderdeel van een groter ruimtelijk geheel, waartoe de natuurlijke en de gebouwde omgeving inclusief de dagelijkse beleving van de bewoners behoren. Binnen deze ruimtelijke omgeving, die wordt gekenmerkt door in een ver of recent verleden gevormde waarden en die voortdurend is onderworpen aan een dynamisch proces van opeenvolgende transformaties, kunnen nieuwe stedelijke ruimten worden beschouwd als milieu in wording;
Amendement 44
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 1 – letter b
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 1 – lid 2 – letter g sexies (nieuw)
(g sexies)  "corrigerende maatregel": nadere verzachtende of compenserende maatregelen die door de opdrachtgever kunnen worden getroffen ter compensatie van onvoorziene schadelijke effecten of een tijdens de uitvoering van het project vastgesteld nettoverlies van biodiversiteit, die bijvoorbeeld kunnen voortvloeien uit tekortkomingen bij de beperking van de effecten van de bouw- of bedrijfswerkzaamheden van een project, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven;
Amendement 45
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 1 – letter b
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 1 – lid 2 – letter g septies (nieuw)
(g septies)  "beoordeling van de zichtbare effecten": zichtbare effecten worden gedefinieerd als veranderingen in het uitzicht van of het zicht op het aangelegde of het natuurlijke landschap en stedelijke gebieden ten gevolge van bouwprojecten en kunnen zowel positief (verbetering) als negatief (achteruitgang) zijn. Een beoordeling van de zichtbare effecten omvat ook de sloop van bouwwerken die beschermd zijn of een strategische rol spelen in het traditionele uitzicht van een plek of een landschap. Deze beoordeling heeft betrekking op duidelijke veranderingen in de geologische topografie en op alle andere obstakels, zoals gebouwen of muren, die het uitzicht op de natuur of de harmonie van het landschap verstoren. Zichtbare effecten worden over het algemeen beoordeeld op basis van een kwalitatief oordeel, waarin de waardering van mensen voor en hun interactie met het landschap alsook de waarde die men aan een plek hecht (genius loci) een rol spelen;
Amendement 46
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 1 – letter b
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 1 – lid 2 – letter g octies (nieuw)
(g octies)  "gemeenschappelijke procedure": in het kader van de gemeenschappelijke procedure voert de bevoegde autoriteit één milieueffectbeoordeling uit waarin de beoordelingen van één of meer autoriteiten worden geïntegreerd, onverminderd andersluidende bepalingen in andere relevante EU-wetgevin;.
Amendement 47
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 1 – letter b
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 1 – lid 2 – letter g nonies (nieuw)
(g nonies)  "vereenvoudiging": de beperking van het aantal formulieren en administratieve procedures, de uitwerking van gemeenschappelijke procedures en coördinatie-instrumenten met het oog op integratie van de door de bevoegde autoriteiten uitgevoerde beoordelingen. Vereenvoudiging houdt in dat er gemeenschappelijke criteria worden opgesteld, dat de opstelling van rapporten wordt bespoedigd en dat objectieve en wetenschappelijke evaluaties worden versterkt.
Amendement 48
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 1 – letter c
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 1 – lid 3
(c)  leden 3 en 4 worden vervangen door :
(c)  lid 3 wordt vervangen door :
3.  Indien hun nationale wetgeving in die mogelijkheid voorziet, kunnen de lidstaten per geval besluiten deze richtlijn niet toe te passen voor projecten die uitsluitend bestemd zijn voor nationale defensie of om het hoofd te bieden aan civiele noodsituaties, indien zij oordelen dat toepassing in die gevallen nadelige gevolgen zou hebben voor deze doeleinden.
3.  Indien hun nationale wetgeving in die mogelijkheid voorziet, kunnen de lidstaten per geval besluiten deze richtlijn niet toe te passen voor projecten die uitsluitend bestemd zijn voor nationale defensie, indien zij oordelen dat toepassing in die gevallen nadelige gevolgen zou hebben voor deze doeleinden."
Amendement 49
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 1 – letter c
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 1 – lid 4
4.  Deze richtlijn is niet van toepassing op projecten die in detail worden aangenomen via een specifieke nationale wet indien de doelstellingen van de deze richtlijn, met inbegrip van de informatieverstrekking, via het wetgevingsproces worden bereikt. Om de twee jaar na de in artikel 2, lid 1, van Richtlijn XXX [Nummer van deze richtlijn in te vullen door het Bureau voor publicaties] genoemde datum stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de gevallen waarin zij deze bepaling hebben toegepast.1
Schrappen
Amendement 50
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 1 – letter c bis (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 1 – lid 4 bis (nieuw)
(c bis)  onderstaand lid wordt toegevoegd:
"4 bis. De lidstaten benoemen de bevoegde autoriteit of autoriteiten op zodanige wijze dat hun volledige onafhankelijkheid bij de uitvoering van de haar/hun uit hoofde van deze richtlijn toegewezen taken gewaarborgd wordt. Bij de benoeming van de bevoegde autoriteit of autoriteiten wordt er met name op toegezien dat er geen enkele vorm van afhankelijkheid of ondergeschiktheid en geen banden bestaan tussen deze autoriteit of autoriteiten of de leden ervan en de opdrachtgever. Een bevoegde autoriteit kan de bij deze richtlijn voorgeschreven taken niet vervullen voor een project waarvoor zij zelf de opdrachtgever is.".
Amendement 51
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 1 bis (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 2 – lid 1
(1 bis)  artikel 2, lid 1, wordt vervangen door:
"1. De lidstaten treffen na raadpleging van het publiek de nodige maatregelen om te verzekeren dat er een vergunning vereist is voor projecten die onder meer gezien hun aard, omvang of ligging een aanzienlijk milieueffect kunnen hebben, en dat er een beoordeling van de effecten ervan plaatsvindt alvorens een vergunning wordt verleend. Nadat een vergunning is verleend stelt de bevoegde autoriteit indien toepasselijk maatregelen voor het monitoren van aanzienlijke schadelijke milieueffecten en maatregelen ter verlichting of compensatie van dergelijke effecten vast. Deze projecten worden omschreven in artikel 4.".
Amendement 52
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 2
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 2 – lid 3
3.  Voor projecten waarvoor de verplichting om een beoordeling van de milieueffecten uit te voeren voortvloeit uit zowel deze richtlijn als andere wetgeving van de Unie wordt een gecoördineerde of gemeenschappelijke procedure vastgesteld die aan de vereisten van de toepasselijke wetgeving van de Unie voldoet.
3.  Voor projecten waarvoor de verplichting om een beoordeling van de milieueffecten uit te voeren voortvloeit uit zowel deze richtlijn als andere wetgeving van de Unie kan een gecoördineerde of gemeenschappelijke procedure worden vastgesteld die aan de vereisten van de toepasselijke wetgeving van de Unie voldoet, behalve in gevallen waarin de lidstaten van mening zijn dat de toepassing van dergelijke procedures onevenredig zou zijn.
Bij de gecoördineerde procedure coördineert de bevoegde autoriteit de verschillende op grond van de toepasselijke wetgeving van de Unie vereiste en door verschillende autoriteiten uitgevoerde afzonderlijke beoordelingen zonder afbreuk te doen aan eventuele andersluidende bepalingen in andere toepasselijke wetgeving van de Unie.
Voor projecten waarvoor de gecoördineerde procedure geldt, coördineert de bevoegde autoriteit de verschillende op grond van de toepasselijke wetgeving van de Unie vereiste en door de diverse autoriteiten uitgevoerde afzonderlijke beoordelingen zonder afbreuk te doen aan andere toepasselijke wetgeving van de Unie.
In het kader van de gemeenschappelijke procedure voert de bevoegde autoriteit één milieueffectbeoordeling uit waarin de beoordelingen van één of meer autoriteiten worden geïntegreerd, onverminderd eventuele andersluidende bepalingen in andere toepasselijke wetgeving van de Unie.
Voor projecten waarvoor de gemeenschappelijke procedure geldt, voert de bevoegde autoriteit één milieueffectbeoordeling uit waarin de beoordelingen van één of meer autoriteiten worden geïntegreerd, onverminderd andere relevante EU-wetgeving.
De lidstaten wijzen één autoriteit aan die het verloop van de vergunningsprocedure voor alle projecten dient te faciliteren.
De lidstaten kunnen één autoriteit aanwijzen die het verloop van de vergunningsprocedure voor alle projecten dient te faciliteren.
Op verzoek van een lidstaat verleent de Commissie de nodige assistentie bij het opzetten en toepassen van de in dit artikel bedoelde gecoördineerde of gezamenlijke procedures.
Bij alle milieueffectbeoordelingen toont de opdrachtgever in het milieurapport aan dat hij alle andere rechtsvoorschriften van de Unie in acht heeft genomen die van toepassing zijn op het voorgestelde project waarvoor individuele milieueffectbeoordelingen moeten worden uitgevoerd.
Amendement 53
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 2 bis (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 2 – lid 4
(2 bis)  artikel 2, lid 4, wordt vervangen door:
"4. Onverminderd de bepalingen van artikel 7 kunnen de lidstaten, in uitzonderlijke gevallen en voor zover de nationale wetgeving daarin voorziet, voor een welbepaald project dat uitsluitend bestemd is om het hoofd te bieden aan civiele noodsituaties, gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van de bepalingen van deze richtlijn indien de toepassing ervan nadelige gevolgen zou hebben voor het doel van het project.
In dat geval kunnen de lidstaten het betrokken publiek hierover inlichten en raadplegen en moeten ze:
a)  nagaan of er geen andere, geschiktere vorm van beoordeling bestaat;
b)  de gegevens die zijn verzameld door andere vormen van beoordeling zoals bedoeld onder a), alsmede de gegevens over en de redenen voor de vrijstelling ter beschikking stellen van het betrokken publiek;
c)  de Commissie, voordat de vergunning wordt verleend, op de hoogte brengen van de redenen waarom de vrijstelling is verleend, en haar alle informatie verschaffen die zij, waar dat van toepassing is, ter beschikking van hun eigen onderdanen stellen.
De Commissie zendt de ontvangen documenten onmiddellijk door aan de andere lidstaten.
De Commissie brengt elk jaar bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van dit lid.".
Amendement 54
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 3
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 3
Artikel 3
Artikel 3
Bij de milieueffectbeoordeling worden de directe en indirecte aanzienlijke effecten van een project overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 11 per geval op passende wijze geïdentificeerd, beschreven en beoordeeld op de volgende factoren:
Bij de milieueffectbeoordeling worden de directe en indirecte aanzienlijke effecten van een project overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 11 per geval op passende wijze geïdentificeerd, beschreven en beoordeeld op de volgende factoren:
(a)  de bevolking, de menselijke gezondheid en de biodiversiteit, met bijzondere aandacht voor op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad beschermde soorten en habitats;
(a)  de bevolking, de menselijke gezondheid en de biodiversiteit, inclusief de fauna en flora, met bijzondere aandacht voor op grond van de Richtlijnen 92/43/EEG, 2000/60/EG en 2009/147/EG beschermde soorten en habitats;
(b)  grond, bodem, water, lucht en klimaatverandering;
(b)  grond, bodem, water, lucht en klimaat;
(c)  materiële goederen, het cultureel erfgoed en het landschap;
(c)  materiële goederen, het cultureel erfgoed en het landschap;
(d)  de samenhang tussen de onder a), b) en c) genoemde factoren.
(d)  de samenhang tussen de onder a), b) en c) genoemde factoren.
(e)  de blootstelling aan, de kwetsbaarheid voor en de weerbaarheid van de in de punten a), b) en c) genoemde factoren tegen natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen.
(e)  de blootstelling aan, de kwetsbaarheid voor en de weerbaarheid van de in de punten a), b) en c) genoemde factoren tegen waarschijnlijke risico's van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen.
Amendementen 55 en 127/REV
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 4
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 4 – leden 3, 4, 5 en 6
(4)  Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
(4)  Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
(a)  de leden 3 en 4 worden vervangen door:
(a)  de leden 3 en 4 worden vervangen door:
3.  Voor in bijlage II genoemde projecten verstrekt de opdrachtgever informatie over de kenmerken van het project, de potentiële gevolgen daarvan voor het milieu en de geplande maatregelen om aanzienlijke effecten te vermijden en te beperken. De gedetailleerde lijst van de mee te delen informatie is vastgesteld in bijlage II.A.
"3. Voor in bijlage II genoemde projecten en als de lidstaat het van belang acht, verstrekt de opdrachtgever beknopte informatie over de kenmerken van het project, de potentiële gevolgen daarvan voor het milieu en de geplande maatregelen om aanzienlijke effecten te vermijden en te beperken. De gedetailleerde lijst van de mee te delen informatie is vastgesteld in bijlage II.A. De hoeveelheid informatie die de opdrachtgever moet verstrekken, wordt tot een minimum beperkt, d.w.z. tot de essentiële punten op grond waarvan de bevoegde autoriteit het in lid 2 genoemde besluit kan nemen.
4.  Wanneer een onderzoek per geval wordt uitgevoerd of drempels of criteria worden vastgesteld met het oog op lid 2, dient de bevoegde autoriteit rekening te houden met de selectiecriteria die verband houden met de kenmerken en de locatie van het project en de mogelijke milieueffecten daarvan. De gedetailleerde lijst van de te gebruiken selectiecriteria is vastgesteld in bijlage III.
4.  Wanneer een onderzoek per geval wordt uitgevoerd of drempels of criteria worden vastgesteld met het oog op lid 2, dient de bevoegde autoriteit rekening te houden met de relevante selectiecriteria die verband houden met de kenmerken en de locatie van het project en de mogelijke milieueffecten daarvan. De gedetailleerde lijst van selectiecriteria is vastgesteld in bijlage III."
(b)  de volgende leden 5 en 6 worden toegevoegd:
(b)  de volgende leden 5 en 6 worden toegevoegd:
"5. De bevoegde autoriteit neemt haar besluit overeenkomstig lid 2 op basis van de door de opdrachtgever verstrekte informatie en, in voorkomend geval, rekening houdend met de resultaten van studies, voorafgaande controles of op grond van andere wetgeving van de Unie uitgevoerde beoordelingen van de effecten op het milieu. Het overeenkomstig lid 2 genomen besluit:
"5. De bevoegde instantie neemt haar besluit overeenkomstig lid 2 op basis van de door de opdrachtgever conform lid 3 verstrekte informatie en eventueel rekening houdend met de opmerkingen van het betrokken publiek en de betrokken plaatselijke instanties, de resultaten van studies, voorafgaande controles of op grond van andere wetgeving van de Unie uitgevoerde beoordelingen van de effecten op het milieu. Het overeenkomstig lid 2 genomen besluit:
(a)  bevat een toelichting over de manier waarop rekening is gehouden met de in bijlage III vastgestelde criteria;
(b)  geeft een overzicht van de redenen waarom het project al dan niet aan een milieueffectbeoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10 moet worden onderworpen;
(b)  geeft een overzicht van de redenen waarom het project al dan niet aan een milieueffectbeoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10 moet worden onderworpen, met name met betrekking tot de in bijlage III opgesomde relevante criteria;
(c)  bevat een beschrijving van de geplande maatregelen om aanzienlijke effecten op het milieu te vermijden, te voorkomen en te beperken wanneer is besloten dat het project niet aan een milieueffectbeoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10 moet worden onderworpen;
(c)  bevat een beschrijving van de geplande maatregelen om aanzienlijke effecten op het milieu te vermijden, te voorkomen en te beperken wanneer is besloten dat het project niet aan een milieueffectbeoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10 moet worden onderworpen;
(d)  wordt openbaar gemaakt.
(d)  wordt openbaar gemaakt.
6.  De bevoegde autoriteit neemt haar besluit overeenkomstig lid 2 binnen drie maanden na de aanvraag van een vergunning door de opdrachtgever op voorwaarde dat de opdrachtgever alle vereiste informatie heeft ingediend. Afhankelijk van de aard, de complexiteit, de locatie en de omvang van het voorgestelde project, kan de bevoegde autoriteit die termijn met drie maanden verlengen; in dat geval deelt zij de opdrachtgever mee welke redenen aan de basis liggen van de termijnverlenging en op welke datum een besluit wordt verwacht.
6.  De bevoegde autoriteit neemt haar besluit overeenkomstig lid 2 binnen een door de lidstaat vastgestelde termijn van maximum negentig dagen na de aanvraag van een vergunning door de opdrachtgever op voorwaarde dat de opdrachtgever alle vereiste informatie heeft ingediend, conform lid 3. Afhankelijk van de aard, de complexiteit, de locatie en de omvang van het voorgestelde project, kan de bevoegde autoriteit die termijn bij wijze van uitzondering éénmaal verlengen met een door de lidstaat bepaalde termijn van maximum zestig dagen; in dat geval deelt zij de opdrachtgever schriftelijk mee welke redenen aan de basis liggen van de termijnverlenging en op welke datum een besluit wordt verwacht, en maakt zij de in artikel 6, lid 2, bedoelde informatie openbaar.
Wanneer het project aan een milieueffectbeoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10 moet worden onderworpen, wordt de in artikel 5, lid 2, bedoelde informatie opgenomen in het overeenkomstig lid 2 van dit artikel genomen besluit."
Wanneer het project aan een milieueffectbeoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10 moet worden onderworpen, wordt het in artikel 5, lid 2, bedoelde advies opgenomen in het overeenkomstig lid 2 van dit artikel genomen besluit, indien er conform dit artikel om een dergelijk advies is verzocht."
Amendement 56
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 5
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 5 – lid 1
1.  Wanneer een milieueffectbeoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10 moet worden uitgevoerd, dient de opdrachtgever een milieurapport op te stellen. Het milieurapport is gebaseerd op het overeenkomstig lid 2 van dit artikel genomen besluit en bevat de informatie die redelijkerwijs mag worden vereist om een gefundeerde beslissing over de milieueffecten van het voorgestelde project te kunnen nemen, rekening houdend met de bestaande kennis en beoordelingsmethodes, de kenmerken, technische capaciteit en locatie van het project, de aard van de potentiële effecten, alternatieven voor het voorgestelde project en de mate waarin bepaalde aspecten (waaronder de beoordeling van de alternatieven) beter op andere niveaus kunnen worden beoordeeld, waaronder het planningsniveau, of op basis van andere beoordelingsvereisten. De gedetailleerde lijst van de in het milieurapport mee te delen informatie is vastgesteld in bijlage IV.
1.  Wanneer een milieueffectbeoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10 moet worden uitgevoerd, dient de opdrachtgever een milieurapport in te dienen. Het milieurapport is gebaseerd op het overeenkomstig lid 2 van dit artikel uitgebrachte advies, indien een dergelijk advies is uitgebracht, en bevat de informatie die redelijkerwijs mag worden vereist om een gefundeerde beslissing over de milieueffecten van het voorgestelde project te kunnen nemen, rekening houdend met de bestaande kennis en beoordelingsmethodes, de kenmerken, technische capaciteit en locatie van het project en de aard van de potentiële effecten. Het milieurapport omvat eveneens redelijke, door de opdrachtgever overwogen alternatieven die relevant zijn voor het voorgestelde project en de specifieke kenmerken ervan. De gedetailleerde lijst van de in het milieurapport mee te delen informatie is vastgesteld in bijlage IV. Het milieurapport bevat een niet-technische samenvatting van de verstrekte informatie.
Amendement 57
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 5
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 5 – lid 2
2.  Na raadpleging van de opdrachtgever en de in artikel 6, lid 1, bedoelde autoriteiten, bepaalt de bevoegde autoriteit de reikwijdte en het detailleringsniveau van de door de opdrachtgever in het milieurapport mee te delen informatie overeenkomstig lid 1 van dit artikel. De autoriteit bepaalt met name:
2.  Indien de opdrachtgever hierom verzoekt , geeft de bevoegde autoriteit na raadpleging van de in artikel 6, lid 1, bedoelde autoriteiten en van de opdrachtgever een advies af waarin de reikwijdte en het detailleringsniveau van de overeenkomstig lid 1 van dit artikel door de opdrachtgever in het milieurapport mee te delen informatie wordt bepaald, met name:
(a)  de te nemen beslissingen en in te winnen adviezen;
(b)  de autoriteiten en de bevolking voor wie het project gevolgen kan hebben;
(b)  de autoriteiten en de bevolking voor wie het project gevolgen kan hebben;
(c)  de diverse fasen van de procedure en de duur daarvan;
(c)  de diverse fasen van de procedure en termijnen voor de duur daarvan;
(d)  de redelijke alternatieven die relevant zijn voor het voorgestelde project en de specifieke kenmerken daarvan;
(d)  de redelijke alternatieven die de opdrachtgever kan overwegen en die relevant zijn voor het voorgestelde project, de specifieke kenmerken daarvan en de wezenlijke effecten ervan op het milieu;
(e)  de in artikel 3 bedoelde milieuaspecten die significante gevolgen kunnen ondervinden;
(f)  de informatie die moet worden verstrekt met betrekking tot de specifieke kenmerken van een bepaald project of type project;
(f)  de informatie die moet worden verstrekt met betrekking tot de specifieke kenmerken van een bepaald project of type project;
(g)  de beschikbare informatie en kennis die op andere besluitvormingsniveaus of via andere wetgeving van de Unie is verkregen en de toe te passen beoordelingsmethoden.
(g)  de beschikbare informatie en kennis die op andere besluitvormingsniveaus of via andere wetgeving van de Unie is verkregen en de toe te passen beoordelingsmethoden.
De bevoegde autoriteit kan zich laten bijstaan door erkende en technisch bekwame deskundigen als bedoeld in lid 3 van dit artikel. De opdrachtgever mag daarna slechts om aanvullende informatie worden verzocht wanneer dit gerechtvaardigd is door nieuwe omstandigheden en wanneer dit door de bevoegde autoriteit naar behoren wordt gemotiveerd.
De bevoegde autoriteit kan zich laten bijstaan door onafhankelijke, gekwalificeerde en technisch bekwame deskundigen als bedoeld in lid 3 van dit artikel. De opdrachtgever mag daarna slechts om aanvullende informatie worden verzocht wanneer dit gerechtvaardigd is door nieuwe omstandigheden en wanneer dit door de bevoegde autoriteit naar behoren wordt gemotiveerd.
Amendement 106
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 5
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 5 – lid 3
3.  Om de volledigheid en kwaliteit van de in artikel 5, lid 1, bedoelde milieurapporten te waarborgen dient:
3.  Om de volledigheid en kwaliteit van de in artikel 5, lid 1, bedoelde milieurapporten te waarborgen dient:
a)  de opdrachtgever te waarborgen dat het milieurapport wordt opgesteld door een erkende en technisch bekwame deskundige; of
a)  de opdrachtgever te waarborgen dat het milieurapport wordt opgesteld door een bekwame deskundige, en
b)  de bevoegde autoriteit te waarborgen dat het milieurapport wordt gecontroleerd door erkende en technisch bekwame deskundigen en/of comités van nationale deskundigen.
b)  dient de bevoegde autoriteit te waarborgen dat het milieurapport wordt gecontroleerd door bekwame deskundigen en/of comités van nationale deskundigen van wie de namen openbaar worden gemaakt.
De opdrachtgever mag voor de opstelling van het milieurapport geen beroep doen op erkende en technisch bekwame deskundigen die de bevoegde autoriteit bijstand hebben verleend bij de voorbereiding van het in artikel 5, lid 2, bedoelde besluit.
De opdrachtgever mag voor de opstelling van het milieurapport geen beroep doen op de bekwame deskundigen die de bevoegde autoriteit bijstand hebben verleend bij de voorbereiding van het in artikel 5, lid 2, bedoelde besluit.
De gedetailleerde regelingen voor de inschakeling en selectie van erkende en technisch bekwame deskundigen (bijvoorbeeld vereiste kwalificaties, evaluatieopdracht, certificering en intrekking van de vergunning) worden bepaald door de lidstaten.
De gedetailleerde regelingen voor de inschakeling en selectie van bekwame deskundigen (bijvoorbeeld vereiste kwalificaties en ervaring, evaluatieopdracht, certificering en intrekking van de vergunning) worden bepaald door de lidstaten.
Om belangenconflicten te vermijden, mag de autoriteit die de milieueffectbeoordeling evalueert, geen enkel belang hebben bij en geen enkele band hebben met het dossier.
Amendement 59
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 5 bis (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 5 bis (nieuw)
(5 bis)  Het volgende artikel wordt ingevoegd:
"Artikel 5 bis
Voor grensoverschrijdende projecten nemen de betrokken lidstaten en buurlanden alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de respectieve bevoegde autoriteiten samenwerken om al in een vroeg stadium in de planning samen een geïntegreerde en coherente grensoverschrijdende milieueffectbeoordeling te verstrekken, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving inzake medefinanciering door de Unie.
Bij projecten in het kader van het Europese vervoersnet worden de mogelijke gevolgen voor het Natura 2000-netwerk vastgesteld met gebruikmaking van het TENtec-systeem en het Natura 2000-informatiesysteem van de Commissie en mogelijke alternatieve systemen."
Amendement 61
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 6 – letter -a (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 6 – lid 1
(-a)  lid 1 wordt vervangen door:
"1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de instanties die op grond van hun specifieke verantwoordelijkheden op milieugebied of op grond van hun territoriale bevoegdheid met het project te maken kunnen krijgen, de gelegenheid krijgen om advies uit te brengen over de door de opdrachtgever verstrekte informatie en over de aanvraag om een vergunning. Daartoe wijzen de lidstaten in het algemeen of per geval de te raadplegen instanties aan. Deze worden in kennis gesteld van de krachtens artikel 5 verzamelde informatie. De gedetailleerde regeling betreffende deze raadplegingen wordt door de lidstaten vastgesteld.";
Amendement 107
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 6 – letter -a bis (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 6 – lid 2
(-a bis)  lid 2 wordt vervangen door:
"2. Het publiek wordt in een vroegtijdig stadium van de in artikel 2, lid 2, bedoelde milieubesluitvormingsprocedures en ten laatste zodra er redelijkerwijs informatie kan worden verstrekt, via een centraal portaal dat toegankelijk is voor het publiek in overeenstemming met artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie*, openbare bekendmakingen en andere passende middelen zoals elektronische media, geïnformeerd:
Amendement 63
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 6 – letter -a ter (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 6 – lid 3
—a ter)  lid 3 wordt vervangen door:
"3. De lidstaten waarborgen dat het volgende op zijn minst via een centraal portaal dat via elektronische weg toegankelijk is voor het publiek, en binnen redelijke termijnen beschikbaar wordt gesteld:
a)  de ingevolge artikel 5 verzamelde informatie;
b)  in overeenstemming met de nationale wetgeving, de voornaamste rapporten en adviezen die aan de bevoegde instanties zijn uitgebracht op het tijdstip waarop het betrokken publiek wordt geïnformeerd in overeenstemming met lid 2 van dit artikel;
c)  overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie, andere informatie dan de in lid 2 bedoelde die relevant is voor het besluit overeenkomstig artikel 8 van deze richtlijn en die pas beschikbaar wordt nadat het betrokken publiek overeenkomstig lid 2 van dit artikel is geïnformeerd.";
Amendement 108
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 6 – letter -a quater (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 6 – lid 5
(-a quater)  lid 5 wordt vervangen door:
"5. De gedetailleerde regelingen voor de voorlichting van het publiek en de raadpleging van het betrokken publiek worden vastgesteld door de lidstaten. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de relevante informatie beschikbaar wordt gesteld via een centraal portaal dat via elektronishe weg toegankelijk is voor het publiek overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2003/4/EG.";
Amendement 65
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 6 – letter b
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 6 – lid 7
7.  De termijn waarbinnen het betrokken publiek wordt geraadpleegd over het in artikel 5, lid 1, bedoelde milieurapport bedraagt ten minste 30 dagen en ten hoogste 60 dagen. In uitzonderlijke gevallen, wanneer de aard, de complexiteit, de locatie of de omvang van het voorgestelde project dat vereisten, kan de bevoegde autoriteit die termijn met 30 dagen verlengen; in dat geval deelt de bevoegde autoriteit de opdrachtgever mee welke redenen aan de basis liggen van die verlenging.
7.  De termijn waarbinnen het betrokken publiek wordt geraadpleegd over het in artikel 5, lid 1, bedoelde milieurapport bedraagt ten minste 30 dagen en ten hoogste 60 dagen. In uitzonderlijke gevallen, wanneer de aard, de complexiteit, de locatie of de omvang van het voorgestelde project dat vereisten, kan de bevoegde autoriteit die termijn met maximaal 30 dagen verlengen; in dat geval deelt de bevoegde autoriteit de opdrachtgever mee welke redenen aan de basis liggen van die verlenging.
Amendement 66
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – lid 1 – punt 6 – letter b bis (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 6 – lid 7 bis (nieuw)
(b bis)  onderstaand lid wordt toegevoegd:
"7 bis. Om te garanderen dat het betrokken publiek daadwerkelijk inspraak krijgt in het besluitvormingsproces, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevolking op elk moment en ongeacht lopende specifieke projecten die onderworpen zijn aan een milieueffectbeoordeling, kan beschikken over de contactgegevens van en snelle en eenvoudige toegang tot de autoriteit of autoriteiten die instaan voor het uitvoeren van de uit deze richtlijn voortvloeiende taken, en dat de nodige aandacht wordt besteed aan de opmerkingen en meningen van het publiek.".
Amendement 67
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – lid 1 – punt 7 bis (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 7 – lid 5 bis (nieuw)
(7 bis)  Aan artikel 7 wordt het volgende lid toegevoegd:
"5 bis. Bij grensoverschrijdende vervoersprojecten van gemeenschappelijk belang, ook in een corridor overeenkomstig bijlage I bij de verordening …+ tot vaststelling van de Connecting Europe Facility, betrekken de lidstaten de coördinatoren bij de activiteiten in het kader van een openbare raadpleging. De coördinator ziet erop toe dat bij de planning van nieuwe infrastructuur wordt voorzien in een brede maatschappelijke raadpleging van alle belanghebbenden en van het maatschappelijk middenveld. De coördinator kan in elk geval voorstellen doen voor de ontwikkeling van het corridorplan en voor een evenwichtige uitvoering ervan.".
________________
+ Nummer, datum en titel van de verordening tot vaststelling van de Connecting Europe Facility (2011/0302(COD)).
Amendementen 109, 93 en 130
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 8
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 8
1.  De resultaten van de raadplegingen en de krachtens de artikelen 5, 6 en 7 ingewonnen informatie worden in het kader van de vergunningsprocedure in aanmerking genomen. Daartoe wordt in het besluit om een vergunning te verlenen de volgende informatie opgenomen:
1.  De resultaten van de raadplegingen en de krachtens de artikelen 5, 6 en 7 ingewonnen informatie worden in het kader van de vergunningsprocedure afdoende in aanmerking genomen en in detail beoordeeld. Wanneer een beslissing over het verlenen of weigeren van een vergunning is genomen, brengt de bevoegde instantie of brengen de bevoegde instanties het betrokken publiek hiervan overeenkomstig de toepasselijke procedures op de hoogte en stellen zij de volgende informatie ter beschikking van het publiek:
a)  de milieubeoordeling door de in artikel 3 bedoelde bevoegde autoriteit en de aan het besluit gekoppelde milieuvoorwaarden, waaronder een beschrijving van de belangrijkste maatregelen om aanzienlijke nadelige effecten te vermijden, te beperken en, indien mogelijk, te verhelpen;
a)  de resultaten van de milieubeoordeling door de in artikel 3 bedoelde bevoegde autoriteit, met inbegrip van een samenvatting van de overeenkomstig de artikelen 6 en 7 ontvangen opmerkingen en adviezen en de aan het besluit gekoppelde milieuvoorwaarden, waaronder een beschrijving van de belangrijkste maatregelen om aanzienlijke nadelige effecten te vermijden, te beperken en, indien mogelijk, te verhelpen;
b)  de belangrijkste redenen om, in het licht van de andere onderzochte alternatieven, voor het gekozen project te opteren, waaronder de te verwachten ontwikkeling van de bestaande toestand van het milieu zonder de uitvoering van het project (referentiescenario);
b)   een schets van de voornaamste alternatieven die de opdrachtgever heeft onderzocht, met opgave van de voornaamste motieven voor zijn keuze, met inachtneming van de milieueffecten;
c)  een samenvatting van de overeenkomstig de artikelen 6 en 7 ontvangen opmerkingen;
d)  een toelichting van de wijze waarop de milieuoverwegingen in de verleende vergunning zijn opgenomen en waarop de resultaten van de raadplegingen en de krachtens de artikelen 5, 6 en 7 ingewonnen informatie zijn meegenomen of op een andere manier behandeld.
d)  een samenvattende toelichting van de wijze waarop de milieuoverwegingen in de verleende vergunning zijn opgenomen en waarop het milieurapport en de resultaten van de raadplegingen en de krachtens de artikelen 5, 6 en 7 ingewonnen informatie zijn meegenomen of op een andere manier behandeld.
Voor projecten die aanzienlijke nadelige grensoverschrijdende effecten kunnen hebben, dient de bevoegde autoriteit te motiveren waarom geen rekening is gehouden met de door de getroffen lidstaat tijdens de overeenkomstig artikel 7 georganiseerde raadplegingen ontvangen opmerkingen.
Voor projecten die aanzienlijke nadelige grensoverschrijdende effecten kunnen hebben, dient de bevoegde autoriteit te motiveren waarom geen rekening is gehouden met de door de getroffen lidstaat tijdens de overeenkomstig artikel 7 georganiseerde raadplegingen ontvangen opmerkingen.
2.  Indien uit de raadplegingen en de overeenkomstig de artikelen 5, 6 en 7 verzamelde informatie blijkt dat een project aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben, dient de bevoegde autoriteit zo snel mogelijk en in nauwe samenwerking met de opdrachtgever en de in artikel 6, lid 1, bedoelde autoriteiten na te gaan of het in artikel 5, lid 1, bedoelde milieurapport moet worden herzien en of het project moet worden aangepast om deze nadelige effecten te vermijden of te beperken en of er behoefte is aan extra verzachtende en compenserende maatregelen.
2.  De bevoegde autoriteit dient zo snel mogelijk en na raadpleging van de in artikel 6, lid 1, bedoelde autoriteiten na te gaan of de vergunning voor het project moet worden geweigerd dan wel of het in artikel 5, lid 1, bedoelde milieurapport moet worden herzien en of het project moet worden aangepast om deze nadelige effecten te vermijden of te beperken en of er op basis van de relevante wetgeving behoefte is aan extra verzachtende en compenserende maatregelen.
Indien de bevoegde autoriteit besluit een vergunning te verlenen, neemt zij in die vergunning maatregelen op om de aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu te monitoren teneinde de uitvoering van het project en de verwachte doelmatigheid van de verzachtende en compenserende maatregelen te beoordelen en na te gaan of er geen onvoorzienbare nadelige effecten optreden.
Indien de bevoegde autoriteit besluit een vergunning te verlenen, neemt zij op basis van de relevante wetgeving in die vergunning maatregelen op om de aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu te monitoren.
Het soort parameters dat wordt gemonitord en de monitoringtermijn moeten evenredig zijn met de aard, de locatie en de omvang van het voorgestelde project en met het belang van de milieueffecten ervan.
Indien passend kan gebruik worden gemaakt van bestaande monitoringregelingen op grond van andere wetgeving van de Unie.
3.  De bevoegde autoriteit sluit haar milieueffectbeoordeling af binnen een termijn van drie maanden nadat de in de artikelen 6 en 7 bedoelde raadplegingen zijn afgerond en alle overeenkomstig de artikelen 5, 6 en 7 vereiste informatie aan de bevoegde autoriteit is verstrekt, met inbegrip van eventuele specifieke beoordelingen die op grond van andere wetgeving van de Unie moeten worden uitgevoerd.
3.  De bevoegde autoriteit sluit haar milieueffectbeoordeling af binnen een door de lidstaat vastgestelde termijn van maximum negentig dagen nadat de in de artikelen 6 en 7 bedoelde raadplegingen zijn afgerond en alle overeenkomstig de artikelen 5, 6 en 7 vereiste informatie aan de bevoegde autoriteit is verstrekt, met inbegrip van eventuele specifieke beoordelingen die op grond van andere wetgeving van de Unie moeten worden uitgevoerd.
Afhankelijk van de aard, de complexiteit, de locatie en de omvang van het voorgestelde project, kan de bevoegde autoriteit die termijn met drie maanden verlengen; in dat geval deelt zij de opdrachtgever mee welke redenen aan de basis liggen van de termijnverlenging en op welke datum een besluit wordt verwacht.
Afhankelijk van de aard, de complexiteit, de locatie en de omvang van het voorgestelde project, kan de bevoegde autoriteit die termijn bij wijze van uitzondering verlengen met een door de lidstaat bepaalde termijn van maximum negentig dagen; in dat geval deelt zij de opdrachtgever schriftelijk mee welke redenen aan de basis liggen van de termijnverlenging en op welke datum een besluit wordt verwacht.
4.  Vóór zij besluit een vergunning toe te kennen of te weigeren, controleert de bevoegde autoriteit of de in artikel 5, lid 1, bedoelde informatie in het milieurapport actueel is, met name wat betreft de geplande maatregelen om aanzienlijke nadelige effecten te vermijden, te beperken en, indien mogelijk, te compenseren.
4 bis.  Het besluit om een vergunning te verlenen kan ook worden genomen via een specifieke nationale wet, mits de bevoegde autoriteit alle onderdelen van de milieueffectbeoordeling heeft uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van deze Richtlijn.
__________
* PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3
Amendement 69
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 9 – letter a
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 9 – lid 1
1.  Wanneer een beslissing over het verlenen of weigeren van een vergunning is genomen, brengen de bevoegde autoriteiten het betrokken publiek en de in artikel 6, lid 1, bedoelde autoriteiten, overeenkomstig de toepasselijke procedures op de hoogte en stellen zij de volgende informatie ter beschikking van het publiek:
1.  Wanneer een beslissing over het verlenen of weigeren van een vergunning of een andere beslissing om aan de voorschriften van deze richtlijn te voldoen, is genomen, brengen de bevoegde autoriteiten het betrokken publiek en de in artikel 6, lid 1, bedoelde autoriteiten, hiervan zo snel mogelijk en uiterlijk binnen tien werkdagen overeenkomstig de nationale procedures op de hoogte. De bevoegde autoriteit of autoriteiten stelt/stellen het publiek en de in artikel 6, lid 1, genoemde autoriteiten conform Richtlijn 2003/4/EG in kennis van deze beslissing.
(a)  de inhoud van de beslissing en de eventuele voorwaarden die daaraan zijn verbonden;
(b)  na bestudering van het milieurapport en de opmerkingen en standpunten van het betrokken publiek, de voornaamste redenen en overwegingen waarop de beslissing is gebaseerd, met inbegrip van informatie over de inspraakprocedure;
(c)  indien nodig, een beschrijving van de voornaamste maatregelen om aanzienlijke schadelijke effecten te voorkomen, te beperken en zo mogelijk te verhelpen;
(d)  indien van toepassing, een beschrijving van de in artikel 8, lid 2, bedoelde monitoringmaatregelen.
Amendement 120
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 9 bis (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 9 bis (nieuw)
(9 bis)  Na artikel 9 wordt het volgende artikel toegevoegd:
"Artikel 9 bis
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten bij het vervullen van hun taken zoals bepaald in deze richtlijn niet betrokken raken bij belangenconflicten ten gevolge van bindende wetgeving waaraan zij moeten voldoen."
Amendement 72
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 9 ter (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 10 – lid 1
(9 ter)  Artikel 10, lid 1, wordt vervangen door:
"De bepalingen van deze richtlijn doen niet af aan de verplichting van de bevoegde instanties tot inachtneming van de door de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de geldende rechtspraktijk opgelegde beperkingen ter bescherming van het industrieel en het handelsgeheim, met inbegrip van de intellectuele eigendom, en van het openbaar belang, op voorwaarde dat ze in overeenstemming zijn met Richtlijn 2003/4/EG.".
Amendement 73
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 9 quater (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 10 bis (nieuw)
(9 quater)  Het volgende artikel wordt ingevoegd:
"Artikel 10 bis
De lidstaten stellen voorschriften vast inzake de bij overtredingen van ingevolge deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen toe te passen sancties, en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die sancties ook worden toegepast. De voorziene sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.".
Amendement 75
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 9 quinquies (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 11 – lid 4 – alinea 2
(9 quinquies)  In artikel 11 wordt de tweede alinea van lid 4 vervangen door:
"Een dergelijke procedure moet passend en doeltreffend zijn, voorzien in de mogelijkheid van het aanvragen van dwangmaatregelen voor rechtsherstel, eerlijk, billijk en snel zijn en mag niet buitensporig veel kosten."
Amendement 76
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – punt 11
Richtlijn 2011/92/EU
Artikel 12 ter – lid 5 bis (nieuw)
5 bis.  Wanneer dit met het oog op een correcte milieueffectbeoordeling passend is in verband met de kenmerken van bepaalde economische sectoren, stelt de Commissie samen met de lidstaten en het bedrijfsleven op zodanige wijze sectoriale gidsen met te hanteren criteria op dat de standaardisering ten aanzien van de milieueffectbeoordeling vereenvoudigd en vergemakkelijkt wordt.
Amendement 77
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 2 – lid 1 – alinea 1
1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [DATUM] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een document waarin het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn wordt toegelicht.
1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op ...+ aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een document waarin het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn wordt toegelicht.
24 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
Amendement 110
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3
Projecten waarvoor de vergunningsaanvraag is ingediend vóór de in de eerste alinea van artikel 2, lid 1, bedoelde datum en waarvan de milieueffectbeoordeling niet vóór die datum is afgesloten, vallen onder de verplichtingen van de artikelen 3 tot en met 11 van Richtlijn 2011/92/EU, als gewijzigd bij deze richtlijn.
Projecten waarvoor de vergunningsaanvraag is ingediend vóór de in de eerste alinea van artikel 2, lid 1, bedoelde datum en waarvan de milieueffectbeoordeling niet vóór die datum is afgesloten, vallen onder de verplichtingen van de artikelen 3 tot en met 11 van Richtlijn 2011/92/EU, als gewijzigd bij deze richtlijn, indien de opdrachtgever vraagt dat de milieueffectbeoordeling voor zijn project conform de gewijzigde bepalingen wordt voortgezet.
Amendementen 79,112 en 126
Voorstel voor een richtlijn
Bijlage – punt -1 (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Bijlage I
(-1) Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
a)  de titel wordt vervangen door:
"IN ARTIKEL 4, LID 1, BEDOELDE PROJECTEN (PROJECTEN WAARVOOR EEN MILIEUEFFECTBEOORDELING VERPLICHT IS)"
b)  het volgende punt wordt ingevoegd:
"4 bis. Dagbouwmijnen en soortgelijke bovengrondse winningsactiviteiten."
c)  punt 7, onder a), wordt vervangen door:
"a) aanleg van spoorlijnen voor spoorverkeer over lange afstand en aanleg van vliegvelden [...];"
d)  de volgende punten worden ingevoegd:
"14 bis. Exploratie die zich beperkt tot de fase waarin hydrofracturering wordt toegepast, en winning van ruwe olie en/of aardgas dat zich bevindt in lagen van gasschalie of andere sedimentaire rotsformaties van gelijke of lagere permeabiliteit en porositeit, ongeacht de gewonnen hoeveelheid.
14 ter.  Exploratie die zich beperkt tot de fase waarin hydrofracturering wordt toegepast, en winning van aardgas uit kolenlagen, ongeacht de gewonnen hoeveelheid."
e)  punt 19 wordt vervangen door het volgende:
"19. Steengroeven en dagbouwmijnen met een terreinoppervlakte van meer dan 25 hectare, installaties voor goudwinning waarbij gebruik wordt gemaakt van cyanidebaden of turfwinning met een terreinoppervlakte van meer dan 150 hectare."
f)  het volgende punt wordt toegevoegd:
"24 bis. Thematische parken en golfterreinen die worden gepland in gebieden met een watertekort of een verhoogd risico op verwoestijning of droogte."
Amendement 80
Voorstel voor een richtlijn
Bijlage – punt -1 bis (nieuw)
Richtlijn 2011/92/EU
Bijlage II
(-1 bis)  Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
a)  de titel wordt vervangen door:
"IN ARTIKEL 4, LID 2, BEDOELDE PROJECTEN (PROJECTEN WAARBIJ DE LIDSTATEN KUNNEN OPTEREN VOOR EEN MILIEUEFFECTBEOORDELING)";
b)  in lid 1 wordt het volgende punt ingevoegd:
"f bis) Visvangst in het wild;"
c)  In lid 2 wordt punt c) vervangen door:
"c) Onderzoek naar en opsporing van mineralen en winning van mineralen door afdreggen van de zee- of rivierbodem;"
d)  in lid 10 wordt punt d) geschrapt.
e)  in lid 13 wordt het volgende punt ingevoegd:
"a bis) De sloop van in bijlage I of in deze bijlage opgesomde projecten die aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.".
Amendement 81
Voorstel voor een richtlijn
Bijlage – punt 1
Richtlijn 2011/92/EU
BIJLAGE II A
BIJLAGE II.A – IN ARTIKEL 4, LID 3, BEDOELDE INFORMATIE
BIJLAGE II.A – IN ARTIKEL 4, LID 3, BEDOELDE INFORMATIE (BEKNOPTE, DOOR DE OPDRACHTGEVER VERSTREKTE INFORMATIE OVER DE IN BIJLAGE II OPGESOMDE PROJECTEN)
1.  Een beschrijving van het project, met in het bijzonder:
1.  Een beschrijving van het project, met in het bijzonder:
a)  een beschrijving van de fysieke kenmerken van het gehele project, zo nodig met inbegrip van de ondergrond, tijdens de bouw- en de bedrijfsfasen;
a)  een beschrijving van de fysieke kenmerken van het gehele project, zo nodig met inbegrip van de onderlaag en de ondergrond, tijdens de bouw-, bedrijfs- en sloopfasen;
b)  een beschrijving van de plaats van het project, met bijzondere aandacht voor de kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn.
b)  een beschrijving van de plaats van het project, met bijzondere aandacht voor de kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn.
2.  Een beschrijving van de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten van het voorgestelde project.
2.  Een beschrijving van de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten van het voorgestelde project.
3.  Een beschrijving van de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten van het voorgestelde project ten gevolge van:
3.  Een beschrijving van de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten van het voorgestelde project, inclusief de gezondheidsrisico's voor de betrokken bevolking en de impact op het landschap en het cultureel erfgoed, ten gevolge van
a)  de verwachte residuen en emissies en de productie van afvalstoffen;
a)  de verwachte residuen en emissies en de productie van afvalstoffen, indien van toepassing;
b)  het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met name bodem, land, water en biodiversiteit, met inbegrip van hydromorfologische veranderingen.
b)  het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met name bodem, land, water en biodiversiteit (met inbegrip van hydromorfologische veranderingen).
4.  Een beschrijving van de beoogde maatregelen om aanzienlijke nadelige milieueffecten van het project te vermijden, te voorkomen of te beperken.
4.  Een beschrijving van de beoogde maatregelen om de aanzienlijke nadelige milieueffecten van het project te vermijden, te voorkomen of te beperken, in het bijzonder wanneer deze als onomkeerbaar worden beschouwd.
Amendement 124
Voorstel voor een richtlijn
Bijlage – punt 2
Richtlijn 2011/92/EU
Bijlage III – punt 2 – punt ii
(ii)  kustgebieden;
(ii)  kustgebieden en het mariene milieu;
Amendementen 83 en 129/REV
Voorstel voor een richtlijn
Bijlage – punt 2
Richtlijn 2011/92/EU
Bijlage IV
BIJLAGE IV - INFORMATIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 5, LID 1
BIJLAGE IV - INFORMATIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 5, LID 1 (INFORMATIE DIE DE OPDRACHTGEVER MOET VERSTREKKEN IN HET MILIEURAPPORT)
1.  Beschrijving van het project, met in het bijzonder:
1.  Beschrijving van het project, met in het bijzonder:
(-a)  een beschrijving van de locatie van het project;
(a)  een beschrijving van de fysieke kenmerken van het gehele project, zo nodig met inbegrip van de ondergrond, en de eisen met betrekking tot water- en landgebruik tijdens de bouw- en de bedrijfsfasen;
(a)  een beschrijving van de fysieke kenmerken van het gehele project, zo nodig met inbegrip van de ondergrond, en de eisen met betrekking tot water- en landgebruik tijdens de bouw-, bedrijfs- en indien toepasselijk sloopfase;
(a bis)  een beschrijving van de energiekosten, de kosten voor de recycling van afval van sloopwerken, het verbruik van extra natuurlijke hulpbronnen bij de uitvoering van een sloopproject;
(b)  een beschrijving van de voornaamste kenmerken van de productieprocessen, bijvoorbeeld aard en hoeveelheden van de gebruikte materialen, energie en natuurlijke hulpbronnen (waaronder water, land, bodem en biodiversiteit);
(b)  een beschrijving van de voornaamste kenmerken van de productieprocessen, bijvoorbeeld aard en hoeveelheden van de gebruikte materialen, energie en natuurlijke hulpbronnen (waaronder water, land, bodem en biodiversiteit);
(c)  een prognose van de aard en de hoeveelheid van de verwachte residuen en emissies (water-, lucht-, bodem- en ondergrondverontreiniging, geluidshinder, trillingen, licht, warmte, straling enz.) ten gevolge van het functioneren van het voorgestelde project.
(c)  een prognose van de aard en de hoeveelheid van de verwachte residuen en emissies (water-, lucht-, bodem- en ondergrondverontreiniging, geluidshinder, trillingen, licht, warmte, straling enz.) ten gevolge van het functioneren van het voorgestelde project.
2.  Een beschrijving van de technische, locatiespecifieke of andere aspecten (bijvoorbeeld met betrekking tot het projectontwerp, de technische capaciteit, omvang en schaal) van de overwogen alternatieven, waaronder de aanduiding van dat met het geringste milieueffect, en een opgave van de belangrijkste redenen voor de gemaakte keuze, met inachtneming van de milieueffecten.
2.  Een beschrijving van de technische, locatiespecifieke of andere aspecten (bijvoorbeeld met betrekking tot het projectontwerp, de technische capaciteit, omvang en schaal) van de door de opdrachtgever overwogen alternatieven die relevant zijn voor het voorgestelde project en de specifieke kenmerken van het project, en een opgave van de belangrijkste redenen voor de gemaakte keuze.
3.  Een beschrijving van de relevante aspecten van de bestaande toestand van het milieu en de mogelijke ontwikkeling daarvan als het project niet wordt uitgevoerd (referentiescenario). Deze beschrijving moet betrekking hebben op alle bestaande milieuproblemen die relevant zijn voor het project, met name die welke betrekking hebben op gebieden die vanuit milieuoogpunt van bijzonder belang zijn en op het gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
3.  Een beschrijving van de relevante aspecten van de huidige toestand van het milieu (referentiescenario) en de mogelijke ontwikkeling daarvan als het project niet wordt uitgevoerd, wanneer de natuurlijke en maatschappelijke veranderingen in het referentiescenario redelijkerwijs kunnen worden voorspeld. Deze beschrijving moet betrekking hebben op alle bestaande milieuproblemen die relevant zijn voor het project, met name die welke betrekking hebben op gebieden die vanuit milieuoogpunt van bijzonder belang zijn en op het gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
4.  Een beschrijving van de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten van het voorgenomen project op met name: bevolking, menselijke gezondheid, fauna en flora, biodiversiteit en de ecosysteemdiensten die zij levert, land (ruimtebeslag), bodem (organisch materiaal, erosie, verdichting, afdekking), water (kwantiteit en kwaliteit), lucht, klimatologische factoren, klimaatverandering (broeikasgasemissies, onder meer van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw, mitigatiepotentieel, effecten die van belang zijn voor aanpassing en de vraag of bij het project rekening wordt gehouden met de risico's in verband met klimaatverandering), materiële goederen, cultureel (o.a. architectonisch en archeologisch) erfgoed, het landschap; een dergelijke beschrijving moet ook aandacht hebben voor de interrelatie tussen de genoemde factoren, alsmede de blootstelling aan, de kwetsbaarheid voor en de weerbaarheid van de bovenstaande factoren tegen de risico's van natuurlijke en door de mens veroorzaakte rampen.
4.  Een beschrijving van de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten van het voorgenomen project op met name: bevolking, menselijke gezondheid, fauna en flora, biodiversiteit aan de hand van flora en fauna, land (ruimtebeslag), bodem (organisch materiaal, erosie, verdichting, afdekking), water (kwantiteit en kwaliteit), lucht, klimatologische factoren, klimaatverandering (broeikasgasemissies, onder meer van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw, mitigatiepotentieel, effecten die van belang zijn voor aanpassing en de vraag of bij het project rekening wordt gehouden met de risico's in verband met klimaatverandering), materiële goederen , cultureel (o.a. architectonisch en archeologisch) erfgoed, het landschap; een dergelijke beschrijving moet ook aandacht hebben voor de interrelatie tussen de genoemde factoren, alsmede de blootstelling aan, de kwetsbaarheid voor en de weerbaarheid van de bovenstaande factoren tegen de risico's van natuurlijke en door de mens veroorzaakte rampen.
5.  Een beschrijving van de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten van het voorgestelde project ten gevolge van, onder meer:
5.  Een beschrijving van de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten van het voorgestelde project ten gevolge van, onder meer:
(a)  het bestaan van het project;
(a)  het bestaan van het project;
(b)  het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met name land, bodem, water, biodiversiteit en de ecosysteemdiensten die zij levert, waarbij voor zover mogelijk rekening wordt gehouden met de beschikbaarheid van deze hulpbronnen in het licht van de veranderende klimaatomstandigheden;
(b)  het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met name land, bodem, water, biodiversiteit (inclusief fauna en flora), waarbij voor zover mogelijk rekening wordt gehouden met de beschikbaarheid van deze hulpbronnen in het licht van de veranderende klimaatomstandigheden;
(c)  de uitstoot van verontreinigende stoffen, geluidshinder, trillingen, licht, warmte, straling, het ontstaan van milieuhinder en het wegwerken van afvalstoffen;
(c)  de uitstoot van verontreinigende stoffen, geluidshinder, trillingen, licht, warmte, straling, het ontstaan van milieuhinder en het wegwerken van afvalstoffen;
(d)  de risico's voor de menselijke gezondheid, het cultureel erfgoed of het milieu (bijvoorbeeld door ongevallen of rampen);
(d)  de risico's voor de menselijke gezondheid, het cultureel erfgoed of het milieu (bijvoorbeeld door ongevallen of rampen) die redelijkerwijs als kenmerkend voor het type project kunnen worden beschouwd;
(e)  de cumulatie van effecten met andere projecten en activiteiten;
(e)  de cumulatie van effecten met andere bestaande en/of goedgekeurde projecten en activiteiten, voor zover die zich bevinden in het geografische gebied dat kan worden beïnvloed en nog niet gebouwd of in bedrijf zijn, en zonder verplichting om rekening te houden met andere informatie dan de bestaande informatie of de openbaar beschikbare informatie;
(f)  de uitstoot van broeikasgassen, onder meer van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw;
(f)  de uitstoot van broeikasgassen, onder meer van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw;
(g)  de gebruikte technologieën en stoffen;
(g)  de gebruikte technologieën en stoffen;
(h)  hydromorfologische veranderingen.
(h)  hydromorfologische veranderingen.
De beschrijving van de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten moet betrekking hebben op de directe en, in voorkomend geval, de indirecte, secundaire, cumulatieve en grensoverschrijdende effecten op korte, middellange en lange termijn, permanente en tijdelijke, positieve en negatieve effecten van het project. Bij deze beschrijving moet rekening worden gehouden met de op EU- of op lidstaatniveau vastgestelde doelstellingen inzake milieubescherming, die relevant zijn voor het project.
De beschrijving van de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten moet betrekking hebben op de directe en, in voorkomend geval, de indirecte, secundaire, cumulatieve en grensoverschrijdende effecten op korte, middellange en lange termijn, permanente en tijdelijke, positieve en negatieve effecten van het project. Bij deze beschrijving moet rekening worden gehouden met de op EU- of op lidstaatniveau vastgestelde doelstellingen inzake milieubescherming, die relevant zijn voor het project.
6.  Een beschrijving van de methoden die gebruikt zijn voor de beoordeling van de in punt 5 bedoelde milieueffecten, alsook een overzicht van de belangrijkste onzekerheden en de invloed daarvan op de geraamde effecten en de selectie van het alternatief dat de voorkeur geniet.
6.  Een beschrijving van de methoden die gebruikt zijn voor de beoordeling van de in punt 5 bedoelde milieueffecten, alsook een overzicht van de belangrijkste onzekerheden en de invloed daarvan op de geraamde effecten en de selectie van het alternatief dat de voorkeur geniet.
7.  Een beschrijving van de beoogde maatregelen om de in punt 5 bedoelde aanzienlijke nadelige milieueffecten te voorkomen, te beperken en zo mogelijk te verhelpen en, in voorkomend geval, van eventuele voorgestelde toezichtsregelingen, inclusief de voorbereiding van een analyse van de nadelige milieueffecten na de uitvoering van het project. In deze beschrijving moet worden uitgelegd in welke mate aanmerkelijke nadelige effecten worden beperkt of gecompenseerd, met betrekking tot zowel de bouwfase als de operationele fase.
7.  Een beschrijving van de beoogde maatregelen om de in punt 5 bedoelde aanzienlijke nadelige milieueffecten in de eerste plaats te voorkomen en te beperken en als laatste redmiddel te verhelpen en, in voorkomend geval, van eventuele voorgestelde toezichtsregelingen, inclusief de voorbereiding van een analyse van de nadelige milieueffecten na de uitvoering van het project. In deze beschrijving moet worden uitgelegd in welke mate aanmerkelijke nadelige effecten worden voorkomen, beperkt of gecompenseerd, met betrekking tot zowel de bouwfase als de operationele fase.
8.  Een beoordeling van de risico’s van natuurlijke en door de mens veroorzaakte rampen en het risico op ongevallen waarvoor het project kwetsbaar kan zijn en, in voorkomend geval, een beschrijving van de geplande maatregelen ter voorkoming van dergelijke risico’s en van de maatregelen inzake paraatheid en reactievermogen bij noodsituaties (bijvoorbeeld maatregelen uit hoofde van Richtlijn 96/82/EG, zoals gewijzigd).
8.  Een beoordeling van de waarschijnlijke risico’s van natuurlijke en door de mens veroorzaakte rampen en het risico op ongevallen waarvoor het project kwetsbaar kan zijn en, in voorkomend geval, een beschrijving van de geplande maatregelen ter voorkoming van dergelijke risico’s en van de maatregelen inzake paraatheid en reactievermogen bij noodsituaties (bijvoorbeeld maatregelen uit hoofde van Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, of voorschriften uit hoofde van andere wetgeving van de Unie of internationale verdragen).
9.  Een niet-technische samenvatting van de overeenkomstig bovengenoemde punten verstrekte informatie.
9.  Een niet-technische samenvatting van de overeenkomstig bovengenoemde punten verstrekte informatie.
10.  Een aanduiding van de moeilijkheden (technische gebreken of ontbrekende kennis) die de ontwikkelaar eventueel heeft ondervonden bij het verzamelen van de vereiste informatie en van de bronnen die zijn gebruikt voor de gemaakte beschrijvingen en beoordelingen, alsmede een overzicht van de belangrijkste onzekerheden en de invloed daarvan op de geraamde effecten en de selectie van het alternatief dat de voorkeur geniet.
10.  Een aanduiding van de moeilijkheden (technische gebreken of ontbrekende kennis) die de ontwikkelaar eventueel heeft ondervonden bij het verzamelen van de vereiste informatie en van de bronnen die zijn gebruikt voor de gemaakte beschrijvingen en beoordelingen, alsmede een overzicht van de belangrijkste onzekerheden en de invloed daarvan op de geraamde effecten en de selectie van het alternatief dat de voorkeur geniet.

(1) De zaak werd terugverwezen naar de Commissie uit hoofde van artikel 57, lid 2, tweede alinea, van het Reglement (A7-0277/2013).

Juridische mededeling - Privacybeleid