Resolutie van het Europees Parlement van 10 oktober 2013 over de werkzaamheden van de Commissie verzoekschriften in 2012 (2013/2013(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften,
– gezien de artikelen 10 en 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),
– gezien de artikelen 24, 227, 228, 258 en 260 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien de artikelen 48 en 202, lid 8, van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A7‑0299/2013),
A. overwegende dat, volgens protocol 30 bij het Verdrag, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie al juridisch bindend is geworden met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon; overwegende dat dit Verdrag tevens de rechtsgrond vaststelt voor de toetreding van de EU tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en voor de verwezenlijking van het Europees burgerinitiatief;
B. overwegende dat de Commissie verzoekschriften de plicht heeft om haar rol voortdurend te evalueren en waar mogelijk te verbeteren, in het bijzonder ten aanzien van de ontwikkeling van democratische beginselen, zoals de grotere deelname van burgers in het besluitvormingsproces van de EU en de bevordering van transparantie en verantwoordingsplicht; overwegende dat de Commissie verzoekschriften in haar dagelijkse activiteiten nauw samenwerkt met de lidstaten, de Commissie, de Europese Ombudsman en andere organen om te zorgen voor naleving van de EU-wetgeving, zowel naar de letter als naar de geest;
C. overwegende dat in 2012 de Commissie verzoekschriften 1 986 verzoekschriften in het algemeen register heeft ingeschreven, waarvan het merendeel betrekking had op de grondrechten, het milieu, de interne markt en de economische en financiële crisis; overwegende dat 1 406 verzoekschriften ontvankelijk werden verklaard waarvan 853 werden doorgestuurd naar de Commissie voor nader onderzoek op grond van de artikelen 258 en 260 van het Verdrag, terwijl 580 verzoekschriften niet-ontvankelijk werden verklaard; overwegende dat de onderwerpen van ten minste vijf in 2012 ingediende verzoekschriften aan het Europees Hof van Justitie zijn voorgelegd op grond van de artikelen 258 en 260 van het Verdrag; overwegende dat krachtens het oordeel van het Europees Hof van Justitie van 14 september 2011 in Zaak T-308/07 verduidelijkt werd dat ook procedurele besluiten van het Parlement inzake verzoekschriften rechterlijk getoetst moeten worden; overwegende dat volgens de statistische analyse in dit verslag het hoogste aantal verzoekschriften betrekking had op de EU als geheel (27,3 %), gevolgd door Spaanse (15,0 %), Duitse (12,5 %) en Italiaanse (8,6%) zaken;
D. overwegende dat op het gebied van de grondrechten de commissie in 2012 veel aandacht heeft geschonken aan de rechten van personen met een handicap, de rechten van het kind, consumentenrechten, eigendomsrechten, het recht op vrij verkeer zonder discriminatie op welke grond dan ook, de bescherming van de vrijheid van meningsuiting en de persoonlijke levenssfeer, het recht op toegang tot documenten en informatie, en het recht om een politieke partij of een vakbond op te richten of daar lid van te zijn; overwegende dat de economische crisis geleid heeft tot een groot aantal verzoekschriften over sociale problemen, zoals huisvesting, werkgelegenheid en wanpraktijken in de bankensector ten aanzien van spaarders;
E. overwegende dat uit de door burgers ingediende verzoekschriften blijkt dat burgers nog altijd worden gediscrimineerd wegens een handicap, het feit dat zij tot een minderheid of bepaalde etnische groep behoren, sekse, leeftijd of seksuele geaardheid;
F. overwegende dat EU-initiatieven ter bestrijding van discriminatie, zoals het EU-kader uit 2011 voor de nationale strategieën voor de integratie van de Roma, meteen moeten worden omgezet in nationale strategieën en aan regelmatige herziening en voortdurend toezicht moeten worden onderworpen in het licht van de economische en sociale ontwikkelingen;
G. overwegende dat, op het gebied van milieubescherming, de dreiging die uitgaat van vervuiling en wanpraktijken ten aanzien van het milieu niet kan worden overdreven, vanwege de hieruit voortvloeiende risico's voor de biodiversiteit en ecosystemen, evenals voor de volksgezondheid, met gevolgen op de lange termijn die vaak levensbedreigend zijn; overwegende dat wat biodiversiteit betreft, sommige lidstaten nog niet het volledige minimumaantal Natura 2000-beschermingszones hebben ingesteld of de effectieve bescherming van die zones nog niet volledig hebben verzekerd; overwegende dat terdege rekening moet worden gehouden met de doelstellingen inzake de bestrijding van milieuverontreiniging en de klimaatverandering; overwegende dat de commissie in 2012 veel aandacht heeft besteed aan de tenuitvoerlegging van de wetgeving op het gebied van afval en water, evenals aan de beoordeling van het effect van projecten en activiteiten op het milieu en de volksgezondheid;
H. overwegende de noodzaak om natuurlijke hulpbronnen in stand te houden teneinde de toekomst van de planeet niet in gevaar te brengen; overwegende dat het voorzorgsbeginsel moet worden toegepast met betrekking tot technologische innovaties als genetisch gemodificeerde gewassen en nanotechnologie;
I. overwegende dat wat het vraagstuk afvalbeheer betreft, tijdens het inspectiebezoek aan Italië is vastgesteld dat er dringend een duurzame oplossing moet worden gevonden voor de behoeften op het gebied van afvalbeheer in de provincie Rome waarbij de eerbiediging van de gezondheid en waardigheid van burgers wordt gewaarborgd; overwegende dat ondanks het feit dat de noodsituatie in de stad Napels is afgelopen, veel van de uitdagingen waarmee een omvattende aanpak van afvalbeheer gepaard gaat in de regio Campania blijven voortbestaan in verband met de afvalhiërarchie als bedoeld in Richtlijn 2008/98/EG (de kaderrichtlijn afvalstoffen) en in het arrest van het HvJ-EU van maart 2010;
J. overwegende dat – hoewel de Commissie de naleving van de EU-wetgeving pas ten volle kan controleren wanneer de nationale autoriteiten een eindbesluit hebben genomen – met name ten aanzien van milieukwesties in een vroeg stadium moet worden nagegaan of alle relevante door de EU-wetgeving voorgeschreven procedures, met inbegrip van het voorzorgsbeginsel, correct door de lokale, regionale en nationale autoriteiten worden uitgevoerd;
K. overwegende dat de werkzaamheden van de commissie ertoe hebben geleid dat water door het Parlement werd uitgeroepen tot publiek goed; overwegende dat het Europese burgerinitiatief “Recht op water” het eerste burgerinitiatief is dat de drempel van een miljoen handtekeningen van Europese burgers heeft bereikt;
L. overwegende dat het van belang is verdere onherstelbare schade aan de biodiversiteit te voorkomen, met name in Natura 2000-gebieden; overwegende dat de lidstaten hebben toegezegd de bescherming van de speciale zones die onder de habitatrichtlijn (92/43/EEG) en de vogelrichtlijn (79/409/EEG) vallen, te waarborgen;
M. overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 13 december 2012 over een nieuwe duurzame en concurrentiële staalindustrie, op basis van een ontvangen verzoekschrift(1), heeft gepleit voor het "de vervuiler betaalt"-principe;
N. overwegende dat, ondanks het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Parlement en de Commissie, het de Commissie klaarblijkelijk aan de wil ontbreekt om snel informatie te verschaffen over haar beraadslagingen en besluiten met betrekking tot inbreukprocedures in verband met verzoekschriften en betreffende de tenuitvoerlegging van milieuwetgeving; overwegende dat dit zeer zorgwekkend is vanwege de mogelijke definitieve schade aan en verwoesting van ecosystemen en de volksgezondheid; overwegende dat de Europese instellingen meer informatie dienen te verstrekken en zich transparanter moeten opstellen in hun betrekkingen met de Europese burgers;
O. overwegende dat 2013 is uitgeroepen tot Europees Jaar van de burger en het de burgers en inwoners van de EU zijn die, individueel of groepsgewijs, goed geplaatst zijn om de doeltreffendheid van de Europese wetgeving zoals deze wordt toegepast te beoordelen en eventuele mazen in de wetgeving die de juiste uitvoering ervan en de volledige uitoefening van de erin opgenomen rechten verhinderen, te signaleren; overwegende de inhoud van "Een Europese consumentenagenda – Vertrouwen en groei stimuleren"; overwegende dat de praktische terbeschikkingstelling van informatie over de Europese wetgeving aan de burgers daarvoor een essentiële voorwaarde is;
P. overwegende dat om die reden de Commissie verzoekschriften in 2012 veel tijd en energie heeft besteed aan een discussie over de betekenis van Europees burgerschap, dat weliswaar nauw verband houdt met de vrijheid van verkeer en verblijf binnen de EU, als vastgelegd in deel III VWEU, maar ook talrijke andere rechten omvat en ten goede komt aan burgers die hun geboorteland niet verlaten; overwegende dat uit de verzoekschriften blijkt dat de burgers en inwoners van de Unie nog altijd op vele concrete belemmeringen stuiten met name bij de uitoefening van hun grensoverschrijdende rechten, met rechtstreekse gevolgen voor het dagelijkse leven en welzijn van duizenden huishoudens;
Q. overwegende dat de verzoekschriftenprocedure een aanvulling kan vormen op andere Europese instrumenten waartoe burgers hun toevlucht kunnen nemen, zoals de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Europese Ombudsman of bij de Commissie; overwegende dat de Commissie verzoekschriften nauw samenwerkt met de Europese Ombudsman, met andere commissies van het Parlement, met uiteenlopende Europese instanties, agentschappen en netwerken en met de lidstaten;
R. overwegende dat de verzoekschriftprocedure een aanvulling kan en moet blijven vormen op andere verhaalmogelijkheden voor burgers, zoals het indienen van een klacht bij de Commissie of de Europese Ombudsman; overwegende dat met name SOLVIT een belangrijk instrument is voor EU-burgers om snelle oplossingen te vinden voor problemen veroorzaakt door de onjuiste toepassing van de wetgeving betreffende de interne markt door overheden; overwegende dat er in dit verband vooruitgang moet worden geboekt bij de gezamenlijke beslechting van juridische geschillen die door consumenten en verenigingen van consumenten zijn aangespannen; overwegende dat het webportaal "Uw rechten laten gelden" belangrijke informatie bevat voor burgers die een klacht willen indienen betreffende de juiste toepassing van de EU-wetgeving;
S. overwegende dat het actieterrein en de werkwijzen van het petitierecht voor alle burgers en inwoners van de EU op grond van het Verdrag verschilt van andere rechtsmiddelen die burgers ter beschikking staan, zoals het indienen van klachten bij de Commissie of de Ombudsman;
T. overwegende dat de deelname van burgers aan het besluitvormingsproces van de Europese Unie moet worden verbeterd teneinde de legitimiteit en verantwoordingsplicht van de EU te versterken;
U. overwegende dat een nieuw instrument voor een participerende democratie, het Europees burgerinitiatief, op 1 april 2012 in werking is getreden en heeft geleid tot de inschrijving in het register van in totaal zestien initiatieven in de loop van het jaar; overwegende dat verschillende initiatiefnemers van Europese burgerinitiatieven terecht hebben gewezen op de technische belemmeringen bij het verzamelen van handtekeningen; overwegende dat de Commissie verzoekschriften een hoofdrol zal spelen bij de organisatie van de openbare hoorzittingen voor geslaagde initiatieven;
V. overwegende dat het duidelijk is dat er nog altijd niet voldoende duidelijk gestructureerde en breed verspreide informatie is en dat EU-burgeres zich onvoldoende bewust zijn van hun rechten; overwegende dat dit belangrijke belemmeringen zijn voor actief EU-burgerschap; overwegende dat de lidstaten in dit verband hun informatie- en voorlichtingsplichten beter moeten nakomen;
W. overwegende dat Europese burgers en inwoners de legitieme verwachting mogen koesteren dat er voor de kwesties die zij aankaarten bij de Commissie verzoekschriften zonder onnodige vertraging een oplossing wordt gevonden binnen het juridische kader van de Europese Unie, en in het bijzonder dat de leden van de commissie hun natuurlijke omgeving, gezondheid, vrij verkeer, waardigheid, grondrechten en fundamentele vrijheden verdedigen; overwegende dat de doeltreffendheid van de werkzaamheden van de Commissie verzoekschriften voortkomt uit een snelle afhandeling en een nauwgezet secretariaat, maar nog wel voor verbetering vatbaar is, met name door de tijd die gemoeid is met de afhandeling van de verzoekschriften te verkorten en de beoordeling van de verzoekschriften te systematiseren; overwegende dat er in het licht van het jaarlijks toenemende aantal verzoekschriften meer vergadertijd en middelen moeten worden besteed aan dit doel; overwegende dat het van belang is dat de behandeling van verzoekschriften ook bij het begin van een nieuwe legislatuur, met alle daarmee samenhangende personele wijzigingen, ononderbroken doorloopt; overwegende dat veel ingediende verzoekschriften betrekking hebben op de slachtoffers van het Franco-bewind en de gestolen kinderen in Spanje;
X. overwegende dat bepaalde verzoekschriften blijven hangen tussen de Commissie, het Parlement, het Europees Hof van Justitie en nationale overheden zonder dat er een oplossing wordt gevonden, waardoor de indieners in kwestie in onzekerheid blijven zonder uitzicht op afsluiting van de zaak;
Y. overwegende dat er een aanzienlijke toename is van het aantal verzoekschriften betreffende schending van de in de lidstaten krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie geldende beginselen op het gebied van democratische grondrechten en de rechtsstaat, waarmee wordt aangetoond dat Europese burgers in toenemende mate vertrouwen hebben in de gemeenschappelijke instellingen, als waarborg voor hun grondrechten;
Z. overwegende dat individuen en plaatselijke gemeenschappen, evenals vrijwilligersorganisaties en ondernemingen, in de positie zijn om de doeltreffendheid van de Europese wetgeving die op hen van toepassing is te beoordelen en om mogelijke lacunes te melden die geanalyseerd moeten worden om een betere, uniformere en beter vergelijkbare tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving in alle lidstaten te verzekeren;
1. neemt kennis van het feit dat in de in 2012 door burgers en inwoners van de Europese Unie ingediende verzoekschriften de nadruk lag op vermeende schendingen van het EU-recht op het gebied van de grondrechten, het milieu, de interne markt en eigendomsrechten; is van mening dat uit de verzoekschriften blijkt dat er nog altijd vele verstrekkende gevallen van onvolledige omzetting of onjuiste toepassing van het EU-recht zijn;
2. merkt op dat veel van de ingediende verzoekschriften nog altijd betrekking hebben op de grondrechten, met name de rechten van personen met een handicap, de rechten van het kind, eigendomsrechten, het recht op vrij verkeer met inbegrip van de meeneembaarheid van het recht op sociale bijstand, zonder daarbij enige vorm van discriminatie te ondervinden op welke grond dan ook, de bescherming van de vrijheid van meningsuiting en de persoonlijke levenssfeer, de vrijheid van vereniging, en het recht op toegang tot documenten en informatie; verzoekt de lidstaten deze rechten zoals gedefinieerd in het Verdrag correct om te zetten en te eerbiedigen en verzoekt de Commissie de noodzakelijke maatregelen te nemen om de lidstaten die in gebreke blijven te verplichten de kloof tussen de nationale wetgeving en de grondrechten van de EU-burgers te dichten; is van oordeel dat speciale aandacht moet worden besteed aan het recht op het niet-vergeten en het recht op de waarheid, op gerechtigheid en compensatie voor families die onder de dictatuur van Franco hebben geleden, alsook aan het recht van de ontvoerde kinderen van Spanje te weten wie hun biologische ouders zijn;
3. is van mening dat een door het Europees Parlement op internet te plaatsen toegankelijke, interactieve leidraad, die in overeenstemming is met de door de Europese ombudsman via internet verstrekte informatie, het aantal ingediende verzoekschriften met betrekking tot materie die buiten het werkingsgebied van de Unie valt, kan doen afnemen;
4. bevestigt dat de Commissie verzoekschriften een sleutelrol vervult bij het vaststellen van buitengerechtelijke procedures voor burgers en derhalve bij het toetsen van de perceptie van de Europese Unie door de Europese bevolking, waardoor kan worden vastgesteld in hoeverre de Europese wetgeving het verwachte resultaat oplevert en beantwoordt aan de verwachtingen van de mensen met betrekking tot de Unie;
5. verzoekt de Commissie verzoekschriften om het effect van de jurisprudentie inzake Equal Rights Trust van het Hof van Justitie van de Europese Unie op de ontvankelijkheid van verzoekschriften te analyseren, gegeven dat deze jurisprudentie burgers van de Unie, zelfs indien het zuiver nationaal recht betreft, een hoger beschermingsniveau biedt ingeval een nationaal arrest verband houdt met de uitoefening van hun EU-burgerschapsrechten; dringt erop aan goed te bekijken welke concrete hinderpalen de burgers van de Unie ondervinden wanneer zij in het kader van rechtszaken voor een nationale rechtbank middels een verzoek aan het Europees Hof van Justitie tot een prejudiciële beslissing pogen een betrouwbare uitlegging te verkrijgen van Europese wetgeving;
6. pleit, met het oog op de verbetering van de werkzaamheden van de commissie, voor instelling van een toezichtprocedure voor onderzoeksmissies, waarmee enerzijds het recht van elk missielid om de feiten overeenkomstig eigen inzichten weer te geven kan worden gewaarborgd terwijl anderzijds wordt gegarandeerd dat alle leden van de commissie de gelegenheid krijgen om deel te nemen aan de besluitvorming over de door de commissie in de zaak te trekken conclusies;
7. is vastbesloten de verzoekschriftenprocedure efficiënter, transparanter en onpartijdiger te maken, met behoud van het recht op deelname van de leden van de Commissie verzoekschriften, zodat de behandeling van verzoekschriften zelfs op procedureel niveau de rechterlijke toetsing doorstaat;
8. wijst op de voortdurende discriminatie ten aanzien van burgers op grond van hun godsdienst of overtuiging, handicap, behoren tot een minderheid, leeftijd of seksuele geaardheid; wijst er in het bijzonder op dat de Roma-bevolking in de EU nog altijd wordt belemmerd bij het vinden van een plaats in de samenleving; verzoekt de Commissie dan ook om de intergouvernementele samenwerking op dit gebied te vereenvoudigen, voldoende financiering voor de uitvoering van nationale strategieën voor de inclusie van Roma te verschaffen en actief te controleren of deze strategieën ook daadwerkelijk in de lidstaten worden uitgevoerd;
9. verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel te doen om een definitieve oplossing te vinden voor de problemen op het gebied van de wederzijdse erkenning door de lidstaten van documenten van de burgerlijke stand en de effecten ervan en daarbij in het kader van het subsidiariteitsbeginsel de maatschappelijke tradities van de afzonderlijke lidstaten te eerbiedigen;
10. herhaalt zijn eerdere verzoeken aan de lidstaten om het vrije verkeer te waarborgen ten behoeve van alle EU-burgers en hun gezinnen, zonder discriminatie op grond van seksuele geaardheid of nationaliteit; herhaalt zijn verzoek aan de lidstaten om de rechten uit hoofde van de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 2004/38/EG volledig ten uitvoer te leggen, niet alleen ten aanzien van echtgenoten van verschillend geslacht, maar ook ten behoeve van de geregistreerde partner, huisgenoot of partner met wie een EU-burger een naar behoren vastgelegde, stabiele relatie heeft, waaronder ook paren van hetzelfde geslacht, een en ander volgens de beginselen van wederzijdse erkenning, gelijkheid, non-discriminatie, waardigheid en eerbied voor het privé- en gezinsleven; vraagt de Commissie in dit verband erop toe te zien dat deze richtlijn strikt wordt toegepast en met het oog hierop, indien nodig, uiteindelijk dienovereenkomstig wordt herzien, alsook te waarborgen dat tegen lidstaten die in gebreke blijven, indien noodzakelijk, een inbreukprocedure wordt ingeleid;
11. merkt op dat ook het milieu nog altijd een veelvoorkomend onderwerp van verzoekschriften is, waaruit blijkt dat overheden in de lidstaten vaak niet kunnen garanderen dat de biodiversiteit, natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen worden behouden en er niet voor zorgen dat de hoogste normen op het gebied van volksgezondheid worden toegepast; wijst in het bijzonder op de vele verzoekschriften over afvalbeheer, water, de mogelijke gevaren van kernenergie en genetische manipulatie, bedreigde soorten en de beoordeling van het effect van projecten en activiteiten op het milieu en de volksgezondheid, bijvoorbeeld in het geval van de winning van schaliegas door middel van "fracking"; verzoekt de Commissie met klem het milieuwetgevingskader op het gebied van milieu en de bestrijding van de klimaatverandering te versterken en in het bijzonder te zorgen voor de correcte tenuitvoerlegging ervan; betreurt dat sommige lidstaten ondanks hun inspanningen geen duurzame oplossingen hebben gevonden voor problemen op het gebied van afvalbeheer;
12. dringt er bij de Commissie op aan maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat de lidstaten watervoorziening als een publiek goed behandelen; is van mening dat het voorzorgsbeginsel strikt moet worden toegepast op het gebruik van bio- en nanotechnologie in producten die de gezondheid van consumenten ernstig kunnen aantasten;
13. verwacht dat de vaststelling van duidelijkere parameters de milieueffectbeoordelingsrichtlijn, die Richtlijn 2011/92/EU herziet, niet alleen zal versterken, maar er bovenal voor zal zorgen dat deze richtlijn correct ten uitvoer wordt gelegd door de lidstaten;
14. is van mening dat er procedures moeten worden ontwikkeld voor urgente verzoekschriften zodat onderzoeksmissies ook mogelijk worden tijdens de Europese verkiezingen, wanneer er geen plenaire vergaderingen gehouden worden, en ook, indien het verzoekschrift dat vereist, tijdens de zomeronderbreking van het Europees Parlement (zoals bijvoorbeeld in het geval van Damüls, waar de onderzoeksmissie enkel tijdens de zomermaanden kon plaatsvinden);
15. is verheugd over het einde van de noodsituatie in Napels en de nieuwe initiatieven met betrekking tot het afvalbeheer en verwacht dat de aanhoudende uitdagingen in de regio Campania adequaat zullen worden aangepakt, met name door middel van een veelomvattend regionaal afvalverwerkingsplan overeenkomstig de in de EU-afvalrichtlijn bedoelde hiërarchie en het arrest van het HvJ-EU van 2010; is nog steeds ernstig bezorgd over de aanpak van het afvalbeheer in de regio Lazio, en met name over de follow-up van de sluiting van de stortplaats in Malagrotta;
16. merkt voorts op dat de burgers in de Europese Unie nog altijd stuiten op belemmeringen binnen de interne markt, met name bij de uitoefening van hun recht op vrij verkeer als personen, als verstrekkers en consumenten van goederen en diensten en als werknemers, zoals de belemmeringen waarmee Roemeense en Bulgaarse werknemers nog steeds worden geconfronteerd op de arbeidsmarkt in sommige lidstaten; wijst er in het bijzonder op dat doeltreffende grensoverschrijdende justitiële samenwerking nog altijd van primair belang is; trekt de algemene conclusie dat versterkte grensoverschrijdende samenwerking en harmonisatie beslist kunnen bijdragen aan de bescherming van de burgerrechten en de bevordering van economische groei;
17. dringt er bij de Commissie op aan de noodzakelijke maatregelen te nemen om de toegang van consumenten tot informatie- en communicatietechnologieën te vergemakkelijken, inclusief de nodige garanties op het gebied van veiligheid en transparantie, en om in het bijzonder de toegankelijkheid van websites van overheidsinstanties te verbeteren;
18. wijst op de inspanningen van de Commissie verzoekschriften met betrekking tot het verzoek van veel burgers om een EU-wetgevingskader te creëren dat een betere bescherming en een verbetering van het welzijn van dieren, waaronder gezelschapsdieren en zwerfdieren, biedt;
19. benadrukt het belang van de oprichting van de werkgroep voor de Spaanse wet inzake kustgebieden, die de weg kan vrijmaken voor soortgelijke initiatieven en die de verzoekschriften op dit gebied evenals de wijziging van de wet, nauwlettend heeft bestudeerd; wijst in dit verband nogmaals op het belang van rechtstreekse contacten met de Spaanse nationale autoriteiten en benadrukt de dringende noodzaak van een intensievere samenwerking om een beter evenwicht te bewerkstelligen tussen eigendomsrechten en de maatschappelijke functie hiervan, en betere oplossingen indien onteigening vereist is met het oog op het uiteindelijke doel van milieubescherming; vreest dat de nieuwe kustwet die is goedgekeurd door het Spaanse Parlement er niet in slaagt de zorgen van de indieners van verzoekschriften weg te nemen en constateert dat er eveneens geen plannen zijn om de milieubescherming van de kustgebieden in Spanje te verbeteren;
20. benadrukt dat er voor de bescherming van de kust weliswaar doeltreffende regelgeving nodig is, maar dat de Spaanse wet op de kustgebieden (Ley de Costas) niet de beoogde doelstellingen dient doordat deze ten koste gaat van het historisch erfgoed en de traditionele gemeenschappen en negatieve gevolgen heeft voor de inwoners van kleine kustdorpjes die door de eeuwen heen op duurzame wijze met de zee en haar ecosystemen hebben samengeleefd;
21. is verheugd over de conclusies van de commissie naar aanleiding van het informatiebezoek aan Berlijn met betrekking tot jongeren- en gezinswelzijnskwesties, in het bijzonder in grensoverschrijdende voogdijzaken; merkt echter op, gezien het feit dat er nog altijd verzoekschriften over dit onderwerp binnenkomen, dat de kwestie van grensoverschrijdende voogdijzaken nog niet is afgesloten en dat vergelijkbare zaken in andere lidstaten, met name in Denemarken, eveneens onder de aandacht van de commissie zijn gebracht; wijst er voorts op dat het in het geval van Denemarken ook om gevallen van buitenlanders gaat die in Denemarken wonen en dat er hier meerdere gevallen van kinderontvoering (ook van buiten Denemarken) hebben plaatsgevonden;
22. is van mening dat beter bestuur en efficiëntere beroepsmechanismen rechtstreeks verband houden met transparantie en de toegang tot informatie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001;
23. vindt het belangrijk om de op wederkerigheid gebaseerde samenwerking met de parlementen en regeringen van de lidstaten te intensiveren en om, in voorkomend geval, de autoriteiten van de lidstaten ertoe aan te sporen om de EU-wetgeving op volledig transparante wijze om te zetten en toe te passen; wijst op het belang van samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten en betreurt de nalatigheid van een aantal lidstaten met betrekking tot de omzetting en tenuitvoerlegging van de Europese milieuwetgeving;
24. vestigt in dit verband de aandacht op de Eurobarometer ter peiling van de publieke opinie waaruit blijkt dat slecht 36 % van de EU-burgers zich op de hoogte acht van hun rechten terwijl slechts 24 % het gevoel heeft goed geïnformeerd te zijn over de acties die zij kunnen ondernemen indien hun rechten niet worden geëerbiedigd; benadrukt dan ook dat op korte termijn de toegang tot informatie moet worden verbeterd en dat een duidelijker beeld moet worden geschetst van de taken van de verschillende nationale en Europese instellingen, zodat verzoekschriften en klachten aan de juiste organen worden gericht;
25. verzoekt de Commissie in het bijzonder om het webportaal "Uw rechten laten gelden" gebruikersvriendelijker te maken en het onder de aandacht van meer EU-burgers te brengen;
26. is vastbesloten om vóór eind 2013 een praktischer en zichtbaarder webportaal voor verzoekschriften te openen, om de procedure voor verzoekschriften toegankelijker te maken en belangrijke informatie te verschaffen over verzoekschriften, de publieke verspreiding ervan en een interactieve aanpak van de procedure voor verzoekschriften en over andere beroepsmechanismen; pleit ervoor dat het recht op het indienen van een verzoekschrift duidelijker verschijnt op de homepage van de website van het Parlement;
27. benadrukt dat de Commissie verzoekschriften, naast de andere instellingen, organen en instrumenten, zoals het Europees burgerinitiatief, de Europese Ombudsman, de Commissie en de onderzoekscommissies, een onafhankelijke, vastomlijnde rol heeft als aanspreekpunt voor alle burgers; benadrukt verder dat de Commissie verzoekschriften een referentiepunt moet blijven voor burgers die menen dat hun rechten worden geschonden;
28. is verheugd over de constructieve samenwerking tussen de commissie en de Europese Ombudsman, bijvoorbeeld in het geval van het bijzonder verslag van de Ombudsman over de luchthaven van Wenen, met betrekking tot de correcte toepassing van de milieueffectbeoordelingsrichtlijn; ondersteunt de activiteiten van de Ombudsman met betrekking tot gevallen van wanbeheer in de werkzaamheden van instellingen, organen en instanties van de EU; verwacht dat deze taak op volledig onafhankelijke basis zal worden voortgezet, zoals dat tot nu toe ook het geval is geweest;
29. wijst erop dat niet alle EU-burgers zich op nationaal niveau tot een Ombudsman met ruimere bevoegdheden kunnen wenden, hetgeen betekent dat niet alle EU-burgers over dezelfde beroepsmogelijkheden beschikken; is van mening dat het Europees Netwerk van Ombudsmannen met een nationale Ombudsman in elke lidstaat een aanzienlijke steun zou kunnen vormen voor de Europese Ombudsman;
30. is verheugd over de voortdurende samenwerking met de Commissie bij het onderzoek van verzoekschriften die betrekking hebben op de toepassing van het EU-recht door de lidstaten; benadrukt evenwel dat de commissie verwacht ook in de toekomst goed en tijdig op de hoogte te worden gehouden van de ontwikkelingen met betrekking tot inbreukprocedures; verzoekt de Commissie evenveel aandacht te schenken aan verzoekschriften en klachten betreffende de werking van inbreukprocedures; verzoekt de Commissie eveneens de Commissie verzoekschriften nauwkeurige informatie en een statistische analyse te verschaffen betreffende alle klachten waarnaar zij een onderzoek instelt; benadrukt dat de Commissie, wanneer zij daarom gevraagd wordt, een grondige analyse en een grondig antwoord moet geven, waarbij zij niet enkele de formele of procedurele kwesties dient te bekijken, maar ook de kern van de zaak, om zo het petitierecht volledig te eerbiedigen;
31. benadrukt dat de toegang tot informatie waarover de EU-instellingen beschikken, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1049/2001, van primair belang is voor burgers die het besluitvormingsproces beter willen begrijpen, met name wanneer het gaat om projecten met gevolgen voor het milieu; stelt dat de Commissie ruimere toegang zou kunnen geven tot haar onderzoeken en inbreukdossiers zonder het doel van het onderzoek in gevaar te brengen, en dat een prevalerend openbaar belang de toegang tot die dossiers zeer wel kan rechtvaardigen, met name in gevallen waarin wellicht grondrechten, de gezondheid van mens of dier en de bescherming van met milieu tegen onomkeerbare schade in het geding zijn, of bij een procedure waarin het gaat om discriminatie tegen minderheden of inbreuk op de menselijke waardigheid, zolang de bescherming van het handelsgeheim en gevoelige informatie over rechtszaken, zaken omtrent mededinging en persoonlijke dossiers gewaarborgd blijft;
32. verzoekt de Commissie om behoedzaam en preventief te werk te gaan bij de beoordeling van projecten met potentiële nadelige gevolgen voor het milieu of de volksgezondheid en om daarbij reeds in een vroege fase samen te werken met de betrokken lidstaten; wijst erop dat er voorzorgsmaatregelen kunnen worden getroffen tijdens de beraadslagingen in gevallen waarin het milieu naar verwachting onherstelbare schade zal oplopen;
33. neemt in het bijzonder kennis van de belangrijke bijdrage van het SOLVIT-netwerk aan het aan het licht brengen en oplossen van problemen die verband houden met de tenuitvoerlegging van de wetgeving betreffende de interne markt; pleit voor versterking van dit EU-instrument door ervoor te zorgen dat de lidstaten adequaat personeel benoemen bij de nationale SOLVIT-centra; is van mening dat consumenten en verenigingen van consumenten de mogelijkheid moeten krijgen om in het kader van de beslechting van geschillen collectief op te treden;
34. benadrukt dat de werkzaamheden van de instellingen van de Europese Unie, zoals vastgelegd in het Verdrag, meer zijn dan de optelsom van de door de Unie uitgeoefende bevoegdheden, zoals bevestigd door de Juridische Dienst in zijn advies van 29 februari 2012; houdt rekening met het standpunt van de juridische dienst van het Parlement dat het Parlement het recht heeft om interne bestuursrechtelijke besluiten te nemen met het oog op de uitwerking van een procedure voor het indienen van verzoekschriften door burgers betreurt in dat opzicht dat de desbetreffende dienst van het Parlement er niet in is geslaagd om de resolutie van het Parlement van 21 november 2012 over de activiteiten van de Commissie verzoekschriften 2011(2) toe te passen; neemt tot slot nota van de juridische uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (zaak T-280/09) waarin het Hof stelt dat een verzoekschrift voldoende duidelijk en precies moet zijn opgesteld zodat het vlot kan worden begrepen, in het licht van de in artikel 227 van het VWEU vastgelegde voorwaarden;
35. verzoekt de lidstaten met klem de EU-wetgeving op volledig transparante wijze om te zetten en toe te passen, en meent dat het met het oog op dit doel noodzakelijk is de samenwerking in een vroege fase van de Commissie met de parlementen en regeringen van de lidstaten te verbeteren, op basis van wederkerigheid;
36. betreurt de bureaucratische obstakels met betrekking tot Europese burgerinitiatieven door een gebrek aan IT-ondersteuning; betreurt het met name dat een dergelijk instrument voor burgers door de verschillende overheden op verschillende wijze wordt toegepast, als gevolg van de uiteenlopende werkingsprocessen in de lidstaten;
37. is verheugd over het feit dat 2013 is uitgeroepen tot Europees Jaar van de burger; verzoekt alle instellingen en organen van de Europese Unie en de lidstaten hun dienstverlening aan de burgers en inwoners van Europa dit jaar te verbeteren en beter te communiceren, in het licht van de in de Verdragen opgenomen beginselen en de informatie in dit verslag;
38. merkt op dat de procedure voor verzoekschriften niet alleen een dienst vormt voor alle burgers en inwoners van Europa, maar tevens een recht; verbindt zich ertoe de verzoekschriftenprocedure efficiënter, transparanter en onpartijdiger te maken, met behoud van het recht op deelname van de leden van de Commissie verzoekschriften, zodat de behandeling van verzoekschriften zelfs op procedureel niveau de rechterlijke toetsing doorstaat;
39. benadrukt de essentiële rol in de verzoekschriftprocedure van informatiebezoeken, niet alleen als een recht op parlementaire participatie, maar tevens als een verplichting ten opzichte van de indieners van de verzoekschriften; wijst na het vorige verslag van deze commissie nogmaals op de behoefte aan nauwkeuriger, geschreven procedureregels met betrekking tot de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van bezoeken, zodat enerzijds wordt gewaarborgd dat alle deelnemers aan een informatiebezoek het recht hebben de feiten overeenkomstig eigen inzichten weer te geven, terwijl anderzijds wordt gegarandeerd dat alle leden van de commissie de gelegenheid krijgen om deel te nemen aan de besluitvorming over de conclusies en aanbevelingen van de Commissie verzoekschriften in de zaak in kwestie;
40. verzoekt de Conferentie van Voorzitters de onderzoeksrol van deze commissie te versterken;
41. is van mening dat openbare hoorzittingen een nuttig instrument zijn om in verzoekschriften aangekaarte zaken diepgaand te onderzoeken; wijst bijvoorbeeld op de openbare hoorzitting over de exploratie en winning van onconventionele energiebronnen, tijdens welke kennis is genomen van door EU-burgers in hun verzoekschriften geuite bezorgdheden op dit gebied; onderkent het recht van de lidstaten om zelf hun energiemix te kiezen alsmede de noodzaak tot betere coördinatie op EU-niveau bij de verwezenlijking van de drie hoofddoelstellingen van het energiebeleid van de EU als geheel, namelijk concurrentievermogen, duurzaamheid en voorzieningszekerheid;
42. verheugt zich op de organisatie van de openbare hoorzittingen voor geslaagde Europese burgerinitiatieven, in samenwerking met de bevoegde wetgevingscommissie overeenkomstig artikel 197 bis van het Reglement van het Europees Parlement; herhaalt ervan overtuigd te zijn dat dit nieuwe instrument de democratische instellingen van de Unie zal versterken en invulling zal geven aan het begrip "Europees burgerschap";
43. is niettemin bezorgd over de administratieve rompslomp en technische hindernissen voor burgers die in de eerste maanden dat het burgerinitiatief in de praktijk werd toegepast aan het licht zijn gekomen; roept de Commissie daarom op ernstig te overwegen de datum van de overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU) nr. 211/2011 te verrichten evaluatie te vervroegen;
44. wijst erop dat de stand van zaken ten aanzien van de Europese burgerinitiatieven regelmatig moet worden geëvalueerd teneinde de procedure te verbeteren en zo snel mogelijk effectieve oplossingen te kunnen vinden voor eventuele hinderpalen in verschillende fases van de procedure;
45. is van mening dat de Commissie verzoekschriften haar rol en verantwoordelijkheden het best kan uitvoeren en dat haar zichtbaarheid, efficiëntie, verantwoordingsplicht en transparantie het best kunnen worden versterkt als haar middelen om voor de Europese burgers belangrijke kwesties in de plenaire vergadering aan te kaarten worden verbeterd, en als haar mogelijkheden om getuigen op te roepen, onderzoeken uit te voeren en hoorzittingen te organiseren worden uitgebreid;
46. besluit na te gaan in hoeverre wijzigingen van het Reglement nodig zijn voor de naleving van bovengenoemde formele vereisten met betrekking tot informatiebezoeken en resoluties van de plenaire vergadering overeenkomstig artikel 202 van zijn Reglement;
47. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en het verslag van de Commissie verzoekschriften te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Ombudsman, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, alsmede aan hun verzoekschriftencommissies, hun ombudsbureaus of soortgelijke ter zake bevoegde organen.