Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2013/2020(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0325/2013

Ingediende teksten :

A7-0325/2013

Debatten :

PV 21/10/2013 - 17
CRE 21/10/2013 - 17

Stemmingen :

PV 22/10/2013 - 8.4
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2013)0431

Aangenomen teksten
PDF 262kWORD 72k
Dinsdag 22 oktober 2013 - Straatsburg
Mensenrechten in de Sahel
P7_TA(2013)0431A7-0325/2013

Resolutie van het Europees Parlement van 22 oktober 2013 over de situatie van de mensenrechten in de Sahel (2013/2020(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de belangrijkste VN- en Afrikaanse mensenrechtenconventies en -verdragen, waaronder het Afrikaans handvest inzake de rechten van mensen en volken,

–  gezien het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het bijbehorende facultatief protocol,

–  gezien het Protocol inzake de rechten van vrouwen in Afrika dat is gehecht aan het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren,

–  gezien het Statuut van Rome dat op 17 juli 1998 werd goedgekeurd en op 1 juli 2002 in werking is getreden,

–  gezien de Overeenkomst van Cotonou die op 23 juni 2000 werd ondertekend en op 22 juni 2010 werd herzien,

–  gezien de conclusies van de Raad van 25 juni 2012 over het strategisch EU-kader voor mensenrechten en democratie en het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie, alsmede het besluit van de Raad van 25 juli 2012 inzake de benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten(1) en het besluit van de Raad van 18 maart 2013 inzake de benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de Sahel(2), in het bijzonder de mensenrechtenartikelen in zijn mandaat,

–  gezien de conclusies van de Raad over de Sahel, in het bijzonder over Mali, met inbegrip van de conclusies van 21 maart 2011 over de EU-strategie voor veiligheid en ontwikkeling in de Sahel alsook meer recente conclusies, bijvoorbeeld die van 17 en 31 januari, 18 februari, 22 april, 27 mei en 24 juni 2013,

–  gezien de VN-Verklaring inzake de bescherming van vrouwen en kinderen tijdens noodsituaties en gewapende conflicten en de resoluties 1325(2000) en 1820(2008) van de VN-Veiligheidsraad betreffende vrouwen, vrede en veiligheid,

–  gezien de conclusies van de Raad van 14 juni 2011 over de indicatoren van de EU voor de alomvattende aanpak ten aanzien van de tenuitvoerlegging door de EU van de resoluties 1325(2000) en 1820(2008) van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid,

–  gezien de EU-richtsnoeren inzake mensenrechten,

–  gezien de EU-richtsnoeren inzake geweld tegen vrouwen en meisjes en de bestrijding van alle vormen van discriminatie van vrouwen en meisjes,

–  gezien de resoluties van de VN-Veiligheidsraad en de verslagen van de secretaris-generaal van de VN en de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten met betrekking tot de Sahel, en met name Mali,

–   gezien het verslag van de secretaris-generaal van de VN aan de VN-Veiligheidsraad over de situatie in de Sahelregio van 14 juni 2013 en de bijgevoegde geïntegreerde strategie van de VN voor de Sahel,

–  gezien het VN-verslag over menselijke ontwikkeling van 2013,

–  gezien de programma's van de Europese Commissie inzake de uitvoering van humanitaire hulp ten behoeve van de Sahel,

–  gezien de conclusies van de gezamenlijke voorzitters van de internationale donorconferentie “Samen voor een nieuw Mali” die op 15 mei 2013 in Brussel werd gehouden,

–  gezien de conferentie op hoog niveau over vrouwelijk leiderschap in de Sahel die op 9 april 2013 in Brussel werd gehouden op initiatief van de Europese Unie, het kantoor van de speciale gezant van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor de Sahel en UN Women,

–  gezien het EU-Actieplan voor gendergelijkheid en empowerment van vrouwen in het kader van ontwikkelingssamenwerking (2010-2015),

–  gezien het verslag van de secretaris-generaal van de VN aan de VN-Veiligheidsraad over de Westelijke Sahara van 8 april 2013, en met name de verwijzing hierin naar de onderlinge verwevenheid van de Westelijke Sahara en de situatie in de Sahel; gezien de door de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) opgestelde strategie voor veiligheid en ontwikkeling in de Sahel, en met name de bevestiging daarin dat de problemen in de Sahel grensoverschrijdend zijn en nauw met elkaar zijn verbonden en dat alleen een regionale benadering en een alomvattende strategie die ook de omringende Maghreb-landen omvat voor vooruitgang in de regio kunnen zorgen,

–  gezien het verslag van de speciale VN-rapporteur voor foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 28 februari 2013 over zijn missie naar Marokko, waaronder de Westelijke Sahara,

–  gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over de situatie in de Westelijke Sahara(3),

–  gezien zijn resolutie van 13 december 2012 over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2011 en het beleid van de Europese Unie ter zake(4),

–  gezien zijn resolutie van 7 februari 2013 over de 22e zitting van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties(5),

–  gezien zijn resolutie van 16 februari 2012 over het standpunt van het Parlement inzake de 19e zitting van de VN-Raad voor de rechten van de mens(6),

–  gezien het op 4 oktober 2012 door de Raad goedgekeurde jaarverslag over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan het Europees Parlement,

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0325/2013),

A.  overwegende dat de Sahel een van de armste regio's ter wereld is, die kampt met ernstige problemen op het gebied van mensenrechten, de rechtsstaat, veiligheid en gewapende conflicten, alsook op het gebied van economische en sociale ontwikkeling; overwegende dat de extreme armoede in de regio wordt weerspiegeld in de VN-index voor menselijke ontwikkeling van 2012, volgens welke Niger (186e plaats), Tsjaad (184e), Burkina Faso (183e) en Mali (182e) tot de zes minst ontwikkelde landen ter wereld behoren;

B.  overwegende dat een van de karakteristieke kenmerken van de regio - in hoofdzaak veroorzaakt door politieke instabiliteit, armoede en onbeveiligde grenzen - het zogeheten "spill-over effect" is dat in heel de Sahel inherent tot gedeelde mensenrechtenuitdagingen leidt; overwegende dat dit kenmerk noopt tot een goed gecoördineerde en holistische aanpak voor de hele eco-geografische Sahelregio;

C.  overwegende dat de totstandbrenging van democratie, vrede en goed bestuur een cruciale uitdaging vormt voor de Sahel-landen; overwegende dat deze landen de weg moeten inslaan van bevordering van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, uitroeiing van discriminatie van vrouwen en minderheden, en bevordering van onderwijs en etnische verzoening;

D.  overwegende dat deze resolutie betrekking heeft op de landen die zijn opgenomen in de Sahel-strategie van de EU, met name Mauritanië, Mali, Niger en bepaalde delen van Burkina Faso en Tsjaad; overwegende dat de bredere geografische en ecologische definitie van de Sahel eveneens van groot belang blijft met betrekking tot de gedeelde uitdagingen van de regio op mensenrechtengebied welke voortvloeien uit conflicten en uiteenlopende bedreigingen van de menselijke veiligheid, waaronder landen met een zwak staatsbestel; overwegende dat in dit verslag tevens de mensenrechtensituatie in het niet-zelfbesturende deel van de Westelijke Sahara en in de kampen bij Tindouf zullen worden behandeld;

E.  overwegende dat het percentage moedersterfte in Mali, dat wordt geschat op 1 100 sterfgevallen per 100 000 levend geborenen, volgens gegevens van de VN het hoogste ter wereld is; overwegende dat in het VN-verslag over menselijke ontwikkeling van 2013 met name Niger en Mali worden genoemd als landen met een zeer hoog sterftepercentage onder kinderen jonger dan vijf jaar, dat oploopt tot boven de 200 sterfgevallen per 1 000 levend geborenen, en waar moeders geen enkele voorlichting krijgen; overwegende dat de inschrijvingspercentages voor het basisonderwijs in Niger en Mali volgens schattingen van de Wereldbank tot de laagste ter wereld behoren en respectievelijk 62 % en 63 % bedragen; overwegende dat volgens schattingen van de VN circa 18 miljoen mensen zijn getroffen door de ernstige voedsel- en levensmiddelencrisis van 2012 in de Sahel en West-Afrika; overwegende dat volgens schattingen van de Commissie in 2013 nog steeds 10,3 miljoen mensen in de regio, waarvan 4,2 miljoen Malinezen, te kampen hebben met voedselonzekerheid,waarbij 1,4 miljoen kinderen van jonger dan vijf jaar het risico van ernstige acute ondervoeding lopen, terwijl nog eens ,3,1 miljoen kinderen met gemiddelde acute ondervoeding worden bedreigd; overwegende dat de Commissie een grote rol heeft gespeeld bij de totstandbrenging van de wereldwijde alliantie voor het weerbaarheidsinitiatief in de Sahel (AGIR_Sahel) en 517 miljoen EUR aan humanitaire en ontwikkelingshulp heeft toegezegd voor 2012-2013;

F.  overwegende dat delen van de bevolking van deze landen geen toegang hebben tot gezondheidszorg en aan vele endemische ziekten lijden, zoals cholera, meningitis, mazelen en HIV/AIDS; overwegende dat het aantal sterfgevallen als gevolg van HIV/AIDS hoog is, met in Tsjaad 11 000 doden als gevolg van de ziekte per jaar, in Burkina Faso 7 100 doden per jaar, in Mali 4 400 doden per jaar en in Niger 4 300 doden per jaar;

G.  overwegende dat de Sahel-landen rijk zijn aan natuurlijke hulpbronnen, met name aardolie, goud en uranium, maar dat de inkomsten die uit de winning hiervan worden verkregen niet in voldoende mate terugvloeien naar de plaatselijke economie teneinde de ontwikkeling van deze landen te bevorderen;

H.  overwegende dat burgeroorlogen en etnische conflicten tot volksverhuizingen leiden en de oprichting van vluchtelingenkampen tot gevolg hebben, zoals de kampen van Mentao in Burkina Faso, van Mangaize in Niger, van M'Bera in Mauretanië en van Breijing in Tsjaad; overwegende dat de leefomstandigheden en de hygiëne in deze kampen erbarmelijk zijn;

I.  overwegende dat er in de afgelopen 20 jaar regelmatig verkiezingen hebben plaatsgevonden in Mali; overwegende dat dit land voordat de militaire staatsgreep plaatsvond als een relatief succesverhaal van de democratie in Afrika werd gezien;

J.  overwegende dat de Malinese crisis vele facetten heeft en niet kan worden gereduceerd tot een etnisch conflict; overwegende evenwel dat de onvrede onder Toearegs en het streven naar onafhankelijkheid of grotere autonomie voor het noorden van Mali zijn uitgebuit door gewapende jihadistische groeperingen die begin 2012 een verbond sloten met de in opstand gekomen seculiere Nationale beweging voor de bevrijding van Azawad (MNLA), om de plaats van deze beweging vervolgens in te nemen; overwegende dat deze groeperingen, met name Ansar Dine, Al Qaida in de Islamitische Maghreb (AQIM) en de Beweging voor Eenheid en Jihad in West-Afrika (MUJAO), voorts hebben geprofiteerd van de instabiliteit als gevolg van de latere staatsgreep in Bamako en van de algehele instabiliteit in de regio, en worden bevoorraad via de ongecontroleerde wapenarsenalen in Libië; overwegende dat de existentiële bedreiging voor de Malinese staat zelf in combinatie met de systematische mensenrechtenschendingen in het noorden de gewapende interventies door Franse, Afrikaanse en VN-strijdkrachten hebben bespoedigd die tot doel hadden een einde te maken aan de wreedheden en de mensenrechtenschendingen door terroristische groeperingen, en de democratie, de rechtsstaat, het gezag van de Malinese staat en de eerbiediging van de mensenrechten te herstellen; overwegende dat er op 18 juni 2013 een voorlopig vredesakkoord is gesloten tussen de Malinese regering en de rebellenlegers; overwegende dat de situatie in Mali noopt tot een reactie die verder gaat dan het aanpakken van louter veiligheidsbedreigingen en ook een langetermijninzet en een resoluut optreden vergt van de zijde van de internationale gemeenschap om de diepgewortelde politieke, ontwikkelings- en humanitaire problemen te bestrijden;

K.  overwegende dat de aanwezigheid van terroristische groeperingen in de Sahel leidt tot een zeer instabiele en onveilige situatie in de regio, waar mensen worden gegijzeld en aanslagen worden gepleegd; overwegende dat de Sahel een doorvoergebied is voor drugssmokkel door criminele bendes uit Latijns-Amerika; overwegende dat drugssmokkelaars vaak banden hebben met terroristische groeperingen, die zorgen voor een veilige doorvoer; overwegende dat de aanwezigheid van deze smokkelaars een bron van instabiliteit is voor zowel de Sahel als de Europese Unie, die vaak de eindbestemming van deze smokkel is;

L.  overwegende dat de regeringen van de Sahelregio de desbetreffende bevolkingsgroepen inspraak moeten bieden om tot een duurzame oplossing voor de crisis te komen; overwegende dat met name de deelname van vrouwen aan de oplossing van de Sahelcrisis noodzakelijk is voor de verwezenlijking van langdurige stabiliteit; overwegende dat bestrijding van straffeloosheid, onder meer voor gendergerelateerd geweld tijdens conflicten, van cruciaal belang is voor de stabiliteit van de regio en de totstandbrenging van duurzame vrede;

M.  overwegende dat de EU meer aandacht heeft besteed aan de Sahel, zoals blijkt uit de goedkeuring van de EU-strategie voor de veiligheid en de ontwikkeling van de Sahel in 2011, het begin van de EU-capaciteitsopbouwmissie voor de Sahel (EUCAP Sahel Niger) van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) in juli 2012 en van de EU-GVDB-trainingsmissie (EUTM) in Mali in februari 2013, en de benoeming van een speciale vertegenwoordiger van de EU voor de Sahel; overwegende dat het op 18 maart 2013 goedgekeurde mandaat van de nieuwe speciale vertegenwoordiger van de EU een sterke mensenrechtencomponent bevat;

N.  overwegende dat complexe en onderling verweven problemen om een allesomvattende aanpak vragen waarbij gebruik wordt gemaakt van het volledige scala aan instrumenten en beleidsmaatregelen van de EU en waarbij doelstellingen van de EU op het gebied van crisisbeheer, de veiligheidssector, ontwikkelingssamenwerking en ecologische duurzaamheid moeten worden gekoppeld aan inspanningen van de EU op het gebied van mensenrechten, ondersteuning van de democratie en de rechtsstaat; overwegende dat een brede strategie voor de regio tevens doeltreffende coördinatie door de HV/VV moet omvatten van de desbetreffende commissarissen, zoals de commissaris voor ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp, de EDEO, de speciale vertegenwoordigers van de EU (SVEU), met inbegrip van de SVEU voor de mensenrechten en de SVEU voor de Sahel, alsmede de EU-coördinator voor terrorismebestrijding en de lidstaten; overwegende dat een doeltreffende oplossing van de huidige crisis tevens economisch en sociaal beleid moet omvatten ter verbetering van de levensstandaard van de bevolking;

O.  overwegende dat de beleidsmaatregelen van de EU in het bijzonder gericht moeten zijn op plattelandsontwikkeling en landbouw teneinde te zorgen voor voedselzekerheid als bijdrage aan een duurzame sociaaleconomische ontwikkeling van Afrika bezuiden de Sahara; overwegende dat de Commissie in samenwerking met het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (UNOCHA), het Kinderfonds van de Verenigde Naties (UNICEF) de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR) en het Wereldvoedselprogramma (WVP) onder meer het AGIR-Sahelinitiatief gelanceerd heeft, waarmee beoogd wordt om in het kader van de alomvattende benadering van de EU de samenwerking tussen organisaties bij de bestrijding van de voedselcrisis in de Sahel te verbeteren; overwegende dat de partners hebben vastgesteld dat er minimaal een investering van 750 miljoen EUR nodig is om te voorzien in een sociaal veiligheidsnet ter bescherming van de meest kwetsbare groepen in geval van nieuwe perioden van droogte in de toekomst;

P.  overwegende dat de schendingen van de mensenrechten en de politieke, ecologische, humanitaire en ontwikkelingscrisis in de Sahel vooral de vrouwen treffen, die vaak het slachtoffer van discriminatie, uitzonderlijke fysieke en menselijke onzekerheid, chronische armoede en marginalisering zijn; overwegende dat gendergelijkheid, het versterken van de politieke en economische positie van vrouwen, het bevorderen van gendergelijkheid en het verdedigen van de rechten van vrouwen van essentieel belang zijn om de armoede te bestrijden en de duurzame ontwikkeling te stimuleren; overwegende dat de mobiliteit en productiviteit van vrouwen en uiteindelijk hun vermogen om als effectieve leiders en voorvechters op het gebied van vrouwenrechten te fungeren, worden beperkt door een steeds restrictievere sociale omgeving; overwegende dat de kleine boeren in de Sahel voor het grootste gedeelte uit vrouwen bestaat en dat zij desalniettemin worden achtergesteld op het gebied van eigendomsrechten op grond; overwegende dat dit ontbreken van grondbezit bijdraagt aan de armoede onder vrouwen; overwegende dat uit onderzoek blijkt dat wanneer vrouwen worden opgeleid en in staat worden gesteld een inkomen te verdienen en te beheren, dit een aantal positieve resultaten heeft, zoals de daling van de kraamvrouwen- en zuigelingensterfte, verbetering van de gezondheid en voeding van moeders en kinderen, stijging van de landbouwproductiviteit, vermindering van de klimaatverandering, een langzamere stijging van de bevolkingsgroei, meer besparingen en doorbreking van armoedecycli;

Q.  overwegende dat tijdens de Top inzake gezinsplanning in Londen in juli 2012 meer dan honderd regeringen, internationale agentschappen en ngo’s zich tot doel hebben gesteld om voor 2020 nog eens 4 miljard dollar te investeren om het aantal vrouwen dat anticonceptie gebruikt in de 69 armste landen ter wereld, waaronder ook de landen in de Sahel, met 120 miljoen te verhogen; overwegende dat dit bedrag bovenop de 10 miljard dollar komt die hiervoor reeds werd vrijgemaakt;

R.  overwegende dat de Sahellanden de Overeenkomst van Cotonou hebben ondertekend; overwegende dat het partnerschap met de Europese Unie berust op onderling overeengekomen bepalingen inzake mensenrechten en goed bestuur, en onder meer betrekking heeft op ontwikkelingshulp, goed bestuur, de bevordering van de mensenrechten en humanitaire hulp;

S.  overwegende dat samenwerking van de EU met de Afrikaanse Unie (AU), de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (Ecowas), de Unie van de Arabische Maghreb, regionale mensenrechteninstanties en de VN-organen voor mensenrechten en maatschappelijke organisaties een absolute voorwaarde blijft voor de effectieve ondersteuning van de bescherming en bevordering van mensenrechten in de Sahel;

T.  overwegende dat de secretaris-generaal van de VN in zijn verslag aan de VN-Veiligheidsraad van 14 juni 2013 een geïntegreerde strategie voor de Sahel heeft voorgesteld gebaseerd op drie strategische pijlers, namelijk verbetering van het inclusief en effectief bestuur in de gehele regio, de opbouw van nationale en regionale veiligheidsmechanismen waarmee grensoverschrijdende bedreigingen het hoofd kan worden geboden, en integratie van humanitaire en ontwikkelingsplannen en -interventies om de regio duurzaam veerkrachtig te maken;

U.  overwegende dat in de Westelijke Sahara sinds 1991 een staakt-het-vuren van kracht is tussen de Marokkaanse regering en het Polisario-front; overwegende dat de VN de Westelijke Sahara beschouwen als een niet-zelfbesturend gebied; overwegende dat de Democratische Arabische Republiek Sahrawi een volwaardig lid is van de Afrikaanse Unie en momenteel door meer dan 35 VN-lidstaten wordt erkend, doch niet door de gehele VN noch door de lidstaten van de EU; overwegende dat Marokko wettelijke verplichtingen heeft om rekenschap af te leggen over zijn de facto bestuurlijke macht over het grondgebied en de bevolking van de Westelijke Sahara; overwegende dat de VN, onder auspiciën van de Veiligheidsraad, optreden als bemiddelaar om een oplossing voor het conflict te vinden; overwegende dat er volgens de secretaris-generaal van de VN evenwel geen vooruitgang is geboekt bij de belangrijkste kwesties met betrekking tot de toekomstige status van het gebied; overwegende dat een referendum over de status van de Westelijke Sahara, waarover in 1988 voor het eerst overeenstemming werd bereikt, nog steeds niet heeft plaatsgevonden;

V.  overwegende dat Marokko verschillende internationale verdragen en mensenrechtenverdragen heeft ondertekend en geratificeerd zoals het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR), het Verdrag tegen foltering (CAT), het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en de VN-verklaring inzake de bescherming van de verdedigers van de mensenrechten (UNPHRD);

W.  overwegende dat de resoluties 1754(2007), 1783(2007), 1871(2009), 1920(2010), 1979(2011), 2044(2012) en 2099(2013) van de Veiligheidsraad de buurlanden oproepen om onderling en met de Verenigde Naties volledig samen te werken en hun engagement te versterken teneinde de huidige impasse te doorbreken en vooruitgang te boeken in de richting van een politieke oplossing;

X.  overwegende dat de vluchtelingenkampen nabij Tindouf in Algerije, die zevenendertig jaar geleden werden opgezet, de op een na grootste operationele vluchtelingenkampen ter wereld zijn; overwegende dat een politieke impasse iedere realistische mogelijkheid voor ontmanteling van deze kampen in de nabije toekomst, of hervestiging of repatriëring van de inwoners ervan, in de weg staat;

Y.  overwegende dat zowel de Marokkaanse regering als het Polisario-front van mensenrechtenschendingen zijn beschuldigd; overwegende dat de VN-missie voor het referendum in de Westelijke Sahara (MINURSO) geen mensenrechtencomponent in haar mandaat heeft, en niet voorziet in een mechanisme voor de melding van vermeende mensenrechtenschendingen; overwegende dat de VN-Veiligheidsraad met zijn resolutie 2099 van 25 april 2013 het mandaat van MINURSO heeft verlengd; overwegende dat de secretaris-generaal van de VN in zijn verslag van 8 april 2013 drie pagina´s wijdt aan de mensenrechtensituatie; overwegende dat de VN-Veiligheidsraad en de EU-lidstaten die zitting hebben in de VN-Veiligheidsraad zich niet achter het voorstel van de VS hebben geschaard om MINURSO een mensenrechtenmandaat te geven, hetgeen tot demonstraties van de bevolking in de Westelijke Sahara heeft geleid;

Algemene overwegingen

1.  spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de mensenrechtensituatie in de Sahelregio, die is verslechterd door meervoudige crises op politiek, sociaal, economisch en ecologisch gebied; benadrukt dat diep gewortelde problemen een geïntegreerde en alomvattende beleidsrespons vereisen en dat hiervoor een politieke oplossing moet worden gezocht in samenwerking met de diverse partijen die bij het conflict betrokken zijn;

2.  wijst erop dat de mensenrechtensituatie in de Sahel van groter internationaal belang is geworden als gevolg van het gewapende conflict in Mali en de interventie door Franse, Afrikaanse en VN-troepen; erkent dat dit conflict specifieke problemen in dat land heeft gecreëerd en de reeds aanwezige structurele problemen in Mali en elders in de regio, zoals in Libië, heeft verergerd; benadrukt evenwel dat de directe zorgen met betrekking tot Mali de aandacht niet mogen afleiden van de chronische en wijdverspreide problemen die van grote invloed zijn op de mensenrechten in de rest van de Sahel, met name georganiseerde misdaad, slavernij en mensenhandel, wapen- en drugssmokkel, jihadistisch extremisme en radicalisering, zwak overheidsbestuur en institutionele corruptie, structurele en ondermijnende armoede, kindsoldaten en discriminatie van vrouwen;

3.  herinnert eraan dat poreuze grenzen een van de hoofdkenmerken van de landen in de regio vormen; onderstreept dat de achteruitgang van de situatie in de Sahel nauw verbonden is met het feit dat na de oorlog in Libië grote hoeveelheden wapens het noorden van Mali zijn binnengebracht, terwijl de Libische rebellen aan de grenzen van de overige landen in de regio systematisch ontwapend zijn; herhaalt zijn oproep tot regulering van de wapenverkoop en strenge controle daarop, om zeker te stellen dat de lidstaten niet meewerken aan de proliferatie van conflicten;

4.  is ingenomen met de toegenomen aandacht voor mensenrechten in het EU-beleid; wijst erop dat de VN een alomvattende strategie voor de Sahel heeft ontwikkeld met een sterke mensenrechtendimensie; brengt in herinnering dat de EU en de landen van de Sahel, als ondertekenaars van de Overeenkomst van Cotonou, wederzijdse verplichtingen zijn aangegaan tot bescherming van de mensenrechten en democratische beginselen, gebaseerd op de rechtsstaat en transparant en controleerbaar bestuur; herinnert eraan dat de Sahel-landen partij zijn bij de meeste internationale verdragen tot bescherming van de mensenrechten, de rechten van de vrouw en de rechten van kinderen;

5.  benadrukt de belangrijke rol van de EU als ’s werelds grootste hulpdonor bij de aanpak van de ontwikkelingsuitdagingen waar de Sahelregio mee kampt; acht het van groot belang dat andere internationale actoren betrokken worden bij onder meer de uitroeiing van armoede en honger, de bevordering van gendergelijkheid en de vermindering van de kindersterfte overeenkomstig de millenniumontwikkelingsdoelstellingen;

Mensenrechten in gewapende conflicten

6.  kent bijzondere prioriteit toe aan de mensenrechtensituatie in Mali, gezien de berichten over ernstige mensenrechtenschendingen in het noorden van Mali door gewapende Toearegrebellen en jihadistische groeperingen; wijst erop dat vermeende misdaden onder meer massaverkrachting, marteling, verminking en wrede behandeling, zoals amputaties en openbare geseling, openbare steniging voor vermeend overspel, geweld op etnische gronden, pogingen tot etnische zuivering, buitengerechtelijke en standrechtelijke executies van gevangenen, afslachting van Malinese soldaten, illegale arrestaties en vasthoudingen, veroordelingen zonder behoorlijk proces, gedwongen huwelijken en seksuele slavernij, opzettelijke aanvallen op culturele objecten, en de vernieling en plundering van bezittingen omvatten; is ernstig bezorgd over de nieuwe trends op het vlak van terroristische en criminele technieken, waaronder zelfmoordaanslagen, ontvoeringen en gijzelingen, alsook het gebruik van kinderen als menselijk schild; wijst erop dat er sinds januari 2013 tevens geregeld melding wordt gemaakt van mensenrechtenschendingen door onderdelen van de Malinese veiligheidstroepen en, in mindere mate, door burgerwachtgroeperingen gericht tegen vermeende jihadisten of personen waarvan wordt gedacht dat zij hebben samengewerkt met rebellengroepen; merkt op dat degenen tegen wie deze aanvallen waren gericht hoofdzakelijk afkomstig waren uit de Toeareg-, Arabische en Peuhlgemeenschappen en dat het leger bij herhaling is beschuldigd van represailles op etnische gronden; is ernstig bezorgd over het feit dat het bij de vermeende misdaden tevens om marteling en onmenselijke behandeling, gedwongen verdwijningen alsook buitengerechtelijke en standrechtelijke executies van zowel gevangenen als burgers gaat; is voorts bezorgd over de meldingen in het zuiden van Mali dat het leger leden van de veiligheidsdiensten die loyaal waren aan het Touréregime van vóór de staatsgreep vermoordt, foltert en doet verdwijnen; is bovendien zeer gealarmeerd over de berichten dat Malinese burgers, kinderen incluis, omkomen of verminkt raken door landmijnen; doet een beroep op alle strijdende partijen om geen landmijnen te gebruiken en om snel en doeltreffend samen te werken met regionale en internationale actoren om deze wapens volledig te verwijderen;

7.  is ingenomen met het feit dat op 18 juni 2013 in Mali een vredesakkoord werd ondertekend om de weg vrij te maken voor de succesvol verlopen presidentsverkiezingen en voor de vredesonderhandelingen tussen de Malinese autoriteiten gewapende rebellengroeperingen in het noorden van Mali; verwelkomt daarbij de bereidheid van alle ondertekenende partijen om zich in te zetten voor de beëindiging van iedere vorm van mensenrechtenschendingen; sluit zich volledig aan bij hun streven naar eenheid, dialoog en herstel van de grondwettelijke orde; onderkent niettemin dat dit een voorlopige overeenkomst is die nog gevolgd moet worden door concrete maatregelen aan beide zijden om het conflict definitief te beëindigen; dringt er in dit verband bij de Malinese autoriteiten en hun internationale partners op aan de nieuwe patronen van mensenrechtenschendingen nauwlettend in de gaten te houden, met name de represailles op grond van etniciteit die zich hebben voorgedaan sinds de herovering van bepaalde delen van het noorden van Mali en die een ernstige belemmering zouden kunnen vormen voor vredesopbouw en verzoening indien zij niet op adequate wijze worden aangepakt; is in deze context ingenomen met de oprichting door de Malinese regering van eenheden die moeten toezien op de militaire operaties van het leger in het noorden van het land en met de instelling van onderzoeken naar de mensenrechtenschendingen die zouden zijn begaan door bepaalde elementen van de Malinese strijdkrachten; dringt er bij de strijdkrachten op aan professioneel te opereren wanneer zij hun gezag herstellen in gebieden die in handen van de rebellen waren; verzoekt de Malinese regering bovendien haar inspanningen te verdubbelen om het melden van dergelijke schendingen bij de huidige operaties en bij eventuele toekomstige offensieven mogelijk te maken, onder meer via steun aan de Nationale Mensenrechtencommissie, en om voor een eerlijke procesvoering te zorgen wanneer verdachte militanten worden ondervraagd; veroordeelt nogmaals de gemelde gruweldaden die jegens de burgerbevolking, gevangenen en soldaten zijn gepleegd; herinnert aan de conclusie van de aanklager van het Internationaal Strafhof dat het aannemelijk lijkt dat de in Mali gepleegde gruweldaden wellicht oorlogsmisdaden zijn; is voorts van mening dat sommige gruweldaden misdaden tegen de menselijkheid zouden kunnen vormen;

8.  wijst met grote bezorgdheid op de almaar toenemende corruptie die de situatie in Mali nog verder dreigt te destabiliseren, doordat de bevolking in het noorden met inbegrip van de Toearegs, de Songhai, de Arabieren en anderen niet meer bereikt kunnen worden met internationale hulp; benadrukt dat culturele en etnische scheiding van het noorden en zuiden van Mali een van de meest gevaarlijke effecten van corruptie zou kunnen zijn;

9.  neemt met grote zorg kennis van de schatting van de UNHCR dat er in Mali bijna 300 000 intern ontheemden zijn, naast de meer dan 175 000 vluchtelingen in het naburige Burkina Faso, Niger, Mauritanië en in mindere mate Algerije; dringt aan op onmiddellijke actie in de vluchtelingenkampen en de delen van Mali die naar verluidt te maken hebben met cholera, extreme voedseltekorten en alarmerende niveaus van kindersterfte die als gevolg van ondervoeding en gebrekkige toegang tot veilig water en gezondheidszorg vele malen hoger liggen dan in de regio als geheel; roept de internationale donors dringend op hun financiële verplichtingen na te komen en onverwijld de ontbrekende 290 miljoen dollar bijeen te brengen om de UNHCR in staat te stellen de ernstige voedselcrisis te beëindigen waarvan 3,4 miljoen Malinezen momenteel het slachtoffer zijn; benadrukt dat het van groot belang is de veiligheid van de vluchtelingen en de intern ontheemden te waarborgen, en ervoor te zorgen dat zij op ordelijke wijze naar huis kunnen terugkeren, hetgeen een belangrijk onderdeel is van nationale verzoening;

10.  wijst op het grote lijden van vrouwen in het recente conflict in Mali; veroordeelt met name het gebruik van ontvoering en verkrachting als oorlogswapens als een oorlogsmisdaad; verwacht van de EU en andere internationale partners van Mali dat zij nauw samenwerken met de Malinese autoriteiten teneinde de uit de resoluties 1325 en a1820 van de VN-Veiligheidsraad en de alomvattende aanpak van de EU voortvloeiende verplichtingen ten uitvoer te leggen; wijst op het belang van mechanismen voor overgangsjustitie om een einde te maken aan de straffeloosheid voor daders van gendergerelateerd geweld;

11.  dringt er bij de EU en de Sahellanden op aan om de volgende resoluties van de VN-Veiligheidsraad volledig ten uitvoer te leggen: resolutie 1325 betreffende vrouwen, vrede en veiligheid, waarin wordt opgeroepen tot de participatie van vrouwen in alle aspecten en op alle niveaus van de oplossing van conflicten, resolutie 1820 betreffende seksueel geweld in en na conflictsituaties en de daaropvolgende resoluties 1888, 1889 en 1960, die op de voornoemde resoluties zijn gebaseerd; dringt er derhalve op aan de participatie van vrouwen in vredesprocessen te benadrukken en te garanderen, en te erkennen dat het noodzakelijk is om bij conflictpreventie, vredeshandhavingsoperaties, humanitaire hulp en wederopbouw na conflicten rekening te houden met het genderperspectief; wijst op het extreme lijden dat vrouwen in conflictgebieden wordt berokkend, enkel omdat zij vrouw zijn; benadrukt dat daden zoals de verkrachting van meisjes door soldaten, gedwongen prostitutie, gedwongen zwangerschap, seksuele slavernij, verkrachting en aanranding en ontvoering (door middel van verleiding), misdaden zijn die niet mogen worden genegeerd; is van mening dat deze misdaden door de EU moeten worden beschouwd als fundamentele problemen waar rekening mee moet worden gehouden; onderstreept dat het absoluut noodzakelijk is om de toegang tot abortus te garanderen voor vrouwen en meisjes die het slachtoffer worden van verkrachting in gewapende conflicten;

12.  wijst erop dat vrouwen vaak worden gediscrimineerd bij de erkenning van hun strijd voor de vrede; wijst erop dat, wanneer vrouwen regelmatig worden betrokken bij de oplossing van conflicten en de bestendiging van de vrede, zij bij de vredesonderhandelingen een sleutelrol spelen en de reikwijdte van de wederopbouw, rehabilitatie en vredesbestendiging vergroten; dringt derhalve aan op de participatie van vrouwen in alle nationale, regionale en internationale verzoeningsprocessen voor Mali, en met name voor het noorden van het land; eist dat de nationale actieplannen in het kader van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad regelmatig worden geëvalueerd en dat de prioriteiten ervan regelmatig worden bijgewerkt;

13.  spreekt zijn afschuw uit over de ernstige schendingen en brute gewelddadigheden tegen kinderen in Mali, met inbegrip van de goed gedocumenteerde ronseling en het gebruik van kindsoldaten door vrijwel alle gewapende groeperingen die in het noorden actief zijn, de regeringstroepen incluis; benadrukt dat moet worden gezorgd voor voldoende middelen voor de demobilisatie en rehabilitatie van kindsoldaten; is in dat opzicht ingenomen met de in voorbereiding zijnde ontwerpovereenkomst tussen de Malinese regering en de Verenigde Naties inzake de overdracht van bij gewapende groeperingen aangesloten kindsoldaten aan VN-vertegenwoordigers, en prijst de inspanningen van UNICEF om deze kinderen te herintegreren; is ernstig bezorgd over de bevindingen van het meest recente VN-verslag over kinderen en gewapende conflicten, waarin wordt onderstreept hoe de aard en de tactieken van het conflict in Mali ongekende bedreigingen voor kinderen hebben gecreëerd; veroordeelt in krachtige bewoordingen het vermoorden en verminken van kinderen, de verkrachtingen en het seksuele geweld, de gedwongen huwelijken, de ontvoeringen, de aanvallen op scholen en ziekenhuizen, alsook de beperkingen van de toegang van meisjes tot onderwijs die zich gedurende het conflict in Mali hebben voorgedaan; merkt op dat het leeuwendeel van de scholen in het noorden nog niet heropend is en dringt aan op onmiddellijke maatregelen om dit alsnog mogelijk te maken; vraagt aandacht voor de gevallen van in de steek gelaten kinderen geboren uit moeders die in het noorden van het land werden verkracht, hetgeen een zorgelijke trend is waarvoor met spoed een oplossing moet worden gevonden; spreekt bovendien zijn ernstige bezorgdheid uit over meldingen dat kinderen samen met volwassenen gevangen worden gehouden en zonder behoorlijke bescherming onderworpen worden aan verhoor; is in dit verband ingenomen met het streven van de VN-Veiligheidsraad om door het gewapende conflict getroffen vrouwen en kinderen specifieke bescherming te bieden;

14.  verzoekt alle Sahellanden zich in te zetten voor een preventie- en beschermingsbeleid om te voorkomen dat kinderen met geweld worden gerekruteerd door gewapende groeperingen; dringt er bij deze landen op aan te voorkomen dat deze kinderen in het gewone leger worden opgenomen, en eenieder te veroordelen die zich schuldig maakt aan deze oorlogsmisdaad;

15.  betreurt de pogingen om het kostbare culturele erfgoed in het noorden van Mali te vernietigen, waarbij gewapende groepen antieke Sufi-heiligdommen en andere waardevolle monumenten in Timboektoe en Gao hebben vernietigd, samen met circa 4 200 antieke manuscripten, ceremoniële maskers van de etnische Dogon en cultuurhuizen (togunas) in Douentza, evenals bibliotheken in Kidal en elders; is van mening dat de culturele ontheiliging die in het noorden van Mali heeft plaatsgevonden een oorlogsmisdaad is; is ingenomen met en dringt aan op EU-steun voor het actieplan van UNESCO voor het herstel van het cultureel erfgoed en de bescherming van antieke manuscripten in Mali;

16.  is verheugd over de op 11 januari 2013 ingezette Franse militaire operatie "Serval" ten behoeve van de soevereiniteit, eenheid en territoriale integriteit van Mali, als eerste stap op weg naar de wederopbouw en democratisering van Mali; verwelkomt derhalve resolutie 2100 van de VN-Veiligheidsraad, aangenomen op 25 april 2013, die sterk is gericht op de mensenrechten, en de opdracht in het mandaat van de geïntegreerde multidimensionele stabilisatiemissie van de VN in Mali (MINUSMA) om toe te zien op, onderzoek te bevorderen naar en verslag uit te brengen aan de Veiligheidsraad over alle vormen van misbruik, mensenrechtenschendingen of schendingen van het internationaal humanitair recht; verwelkomt de opname van een onderdeel mensenrechtentraining in de trainingsmissie van de Europese Unie (EUTM) in Mali;

17.  steunt de internationale ondersteuningsmissie ten behoeve van Mali en MINUSMA, die haar taak op 1 juli 2013 heeft overgenomen, alsmede de missie EUCAP Sahel; is verheugd over het voorstel van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties van 14 juni 2013 met het oog op de invoering van een "geïntegreerde strategie van de Verenigde Naties voor de Sahel" die alle aspecten van de crisis zou moeten omvatten: verbetering van het bestuur, misdaadbestrijding (drugs-, mensen-, wapen- en sigarettenhandel, witwassen van geld) en terrorismebestrijding, humanitaire hulp; is vooral ingenomen met de doelstellingen van deze strategie om doelmatig en globaal bestuur in het hele gebied te bevorderen en om plannen en interventies op humanitair en ontwikkelingsgebied hierin op te nemen om de weerbaarheid op de lange termijn te waarborgen;

18.  is ingenomen met de belangrijke rol die momenteel gespeeld wordt door de internationale ondersteuningsmissie ten behoeve van Mali onder Afrikaanse leiding (AFISMA), die de basis gelegd heeft voor MINUSMA; is voorts verheugd over de aanzienlijke Afrikaanse vertegenwoordiging in de MINUSMA-missie, en in het bijzonder met het besluit van de AU om mensenrechtenwaarnemers met deze missie mee te sturen; hoopt dat deze beide kenmerken ook in toekomstige Afrikaanse operaties de norm zullen blijven; is ingenomen met het feit dat zowel de Malinese autoriteiten als gewapende groeperingen in het voorlopige vredesakkoord hebben beloofd de inzet van mensenrechtenwaarnemers te vergemakkelijken; is verheugd over de aankomst van waarnemers in Gao en Timboektoe en hoopt dat het spoedig mogelijk zal zijn eveneens waarnemers naar Kidal te sturen, aangezien het belangrijk is de beschuldigingen van schendingen van de mensenrechten in het noorden door alle partijen in het conflict in Mali, te onderzoeken; is voorts verheugd over de steun van de Commissie aan deze waarnemers en haar inspanningen om extra lokale en regionale waarnemers uit het maatschappelijke middenveld in te zetten en op te leiden met behulp van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten; dringt er bij de EU op aan van haar ervaringen te leren en via de spelers van het nationale en plaatselijke Malinese maatschappelijk middenveld passende manieren te onderzoeken om over groepen van opgeleide deskundigen te beschikken die in noodsituaties op korte termijn ter plaatse kunnen worden ingezet teneinde EU-beleidsmakers indien nodig professioneel advies te verlenen;

19.  wijst op de dringende noodzaak van verbeterde naleving van de internationale mensenrechten en de humanitaire rechtsnormen in gewapende conflicten; verzoekt de hoge vertegenwoordiger de nodige lessen te trekken uit de tragische gebeurtenissen in Mali en andere recente conflicten teneinde op basis daarvan de richtsnoeren van de EU inzake het internationaal humanitair recht te herzien, de uitvoering van deze richtsnoeren te verbeteren en het lopende initiatief van het Internationale Comité van het Rode Kruis en de Zwitserse regering ter hervorming van het huidige internationale governancekader voor het internationaal humanitair recht te steunen;

20.  is ingenomen met de conclusies van de internationale donorconferentie "Samen voor een nieuw Mali", die op 15 mei 2013 werd gehouden; wijst op het feit dat de donoren zich ertoe hebben verplicht om in de komende twee jaar 3,25 miljard EUR aan Mali te doneren, waarbij de EU het voortouw heeft genomen door 520 miljoen EUR toe te zeggen; prijst het plan voor een duurzaam herstel van Mali van de Malinese regering; is ingenomen met de specifieke inspanningen met betrekking tot transparantie van de overheidsfinanciën en het financiële beheer van de winningsindustrieën; steunt de goedkeuring door de Malinese regering van de ontwerpwet tegen wederrechtelijke verrijking en wijst op het grote belang van verwezenlijking van de toezegging van de donorconferentie om toe te zien op de systematische tenuitvoerlegging van deze wet wanneer die is aangenomen; betreurt dat in de conclusies van de conferentie met geen woord gerept wordt over de toezegging van de EU om haar ontwikkelingssamenwerking op een op rechten gebaseerde aanpak te zullen schoeien; roept de EU en haar internationale partners op hun toezeggingen waar te maken in het kader van een efficiënte en gecoördineerde follow-up van de conferentie; wijst nogmaals op de noodzaak om hulp te koppelen aan institutionele hervormingen en waarneembare ontwikkelingen op sociaal en politiek gebied; prijst voorts de constructieve betrokkenheid van regionale actoren; dringt erop aan dat, gelet op de wijdverspreide corruptie binnen de Malinese autoriteiten, alle noodzakelijke garanties en waarborgen worden gegeven en alle noodzakelijke controles worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de uitgekeerde bedragen daadwerkelijk en zo spoedig mogelijk ten goede komen aan de Malinese bevolking;

21.  wijst nogmaals op het belang van de mensenrechtenclausule van de EU in alle eventuele overeenkomsten met derde landen, met inbegrip van die van de Sahelregio; beschouwt de clausule als een van de meest efficiënte middelen van de EU om niet alleen te komen tot duurzame ontwikkeling van de minst ontwikkelde landen, maar ook tot een behoorlijke naleving en bescherming van de mensenrechten in die landen;

22.  wijst op de noodzaak om straffeloosheid te bestrijden, slachtoffers schadeloos te stellen en alle plegers van ernstige mensenrechtenschendingen te vervolgen, ongeacht hun connecties en status, ook in verband met gendergerelateerd geweld tijdens conflicten hetgeen de waardigheid van vrouwen ondermijnt, en is van mening dat dit belangrijk is om blijvende vrede en stabiliteit in Mali te waarborgen; is daarom verheugd over het feit dat de Malinese regering de situatie heeft doorverwezen naar het Internationaal Strafhof en dat de aanklager van het Internationaal Strafhof een formeel onderzoek heeft ingesteld, alsook over de door de Malinese regering en rebellengroepen in artikel 18 van het voorlopige vredesakkoord uitgesproken wens een internationale onderzoekscommissie in te stellen voor het onderzoeken van beschuldigingen van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid en andere ernstige schendingen van de mensenrechten en inbreuken op het internationaal en humanitair recht in Mali; dringt er bij de EU en andere internationale partners van Mali op aan tijdens de vredesbesprekingen prioriteit toe te kennen aan de kwestie van straffeloosheid, de regering te helpen bij haar streven om gevallen van misbruik te onderzoeken en te vervolgen en de bepalingen van het voorlopige vredesakkoord ten uitvoer te leggen, en te waarborgen dat de daders van seksueel geweld voor de rechter worden gebracht; herhaalt dat hierbij door alle betrokken partijen gepleegde misdaden en gruwelijkheden moeten worden onderzocht en vervolgd;

23.  is verheugd over de oprichting door de Malinese regering van een nationale commissie voor dialoog en verzoening op 6 maart 2013, voor een termijn van twee jaar; onderstreept dat deze nationale commissie zo representatief mogelijk moet zijn en dat zij zo spoedig mogelijk concrete resultaten moet opleveren; is in dit verband met name verheugd over het inclusieve lidmaatschap van de nationale commissie, zoals blijkt uit de vicevoorzitters ervan, en ziet dit als een als een teken dat belang wordt gehecht aan inclusiviteit en pluralisme in het politieke proces; merkt op dat de nationale commissie is belast met de documentering van de mensenrechtenschendingen sinds het begin van het conflict; spoort de commissie voorts aan om de kwesties te onderzoeken die aan de crisis in Mali ten grondslag lagen, om alle beschuldigingen van misbruik en discriminatie tegen de Toeareggemeenschappen sinds de onafhankelijkheid van Mali op een open en alomvattende manier te onderzoeken, en om vervolgens aanbevelingen te doen voor zinvolle verbeteringen; is eveneens ingenomen met de benoeming door de Malinese regering van een gezant om de dialoog met de gewapende groeperingen in het noorden voort te zetten; spreekt in dit verband de oprechte hoop uit dat het postelectorale landschap in Mali een verregaande dialoog en versterkt vertrouwen tussen de verschillende gemeenschappen zal bevorderen, aangezien dit voorwaarden zijn voor vrede en stabiliteit, en dat alle Malinese gemeenschappen ernaar zullen streven hun kinderen wederzijdse tolerantie en respect bij te brengen; roept de EU en haar partners van de internationale gemeenschap op het proces van nationale verzoening en een inclusieve dialoog volledig te ondersteunen;

24.  onderstreept dat de verschillende conflicten in de Sahel hebben geleid tot een toename van het aantal ontheemden binnen de landen zelf, alsmede van het aantal vluchtelingen; is uiterst bezorgd over de meervoudige vluchtelingencrisis en de omstandigheden waaronder vluchtelingen, waarvan velen niets met de crisis in Mali van doen hebben, in de regio leven moeten; wijst in het bijzonder op de duizenden Darfuri-vluchtelingen in het oosten van Tsjaad en de Tsjaadse vluchtelingen die terugkeren uit Darfur, die allemaal een gebrek hebben aan schoon water, goed onderdak en gezondheidszorg en merkt op dat als gevolg van het semi-aride klimaat de concurrentie om natuurlijke hulpbronnen met de plaatselijke bevolking des te groter is en daarmee ook het risico op instabiliteit des te groter; wijst bovendien op het lot van vele duizenden vluchtelingen uit de Centraal Afrikaanse Republiek in het zuiden van Tsjaad waar huizen en landbouw bedreigd worden door overstromingen; sluit zich in dit verband aan bij de oproepen van de UNHCR om de financiële en logistieke steun aan de Tsjaadse veiligheidstroepen die de kampen beschermen, te vergroten, zeker gezien de aanvallen op humanitaire kampen waarvan melding is gemaakt; is verder bezorgd om de mensen in Nigeria die op de vlucht zijn voor de recente gevechten in het noorden van Nigeria; roept de gehele internationale gemeenschap op om waar nodig het aandeel hulp aan de vluchtelingenkampen in de Sahel te vergroten en een verdere humanitaire crisis onder de vluchtelingen in de regio te helpen voorkomen; dringt aan op coördinatie van het beleid ten behoeve van de vluchtelingen tussen de Unie, de Sahellanden, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen, de Afrikaanse Unie en de Ecowas, om het mogelijk te maken vluchtelingen op te vangen waarbij de humanitaire veiligheid van de kwetsbaarste groepen wordt gewaarborgd en zelfhulpprogramma's worden opgezet; spoort de opvangende landen aan om samen te werken met de VN en andere actoren om met name de toegang tot onderdak, sanitaire voorzieningen, gezondheidszorg, water, voeding en onderwijs te verbeteren en kinderen die een specifiek risico lopen te beschermen; herinnert eraan dat, naast het verschaffen van opvang en bescherming, inspanningen nodig zijn om de economische veiligheid van en banden met gescheiden families van vluchtelingen en intern ontheemden te bevorderen, en om de documentatie inzake vluchtelingen te verbeteren, zodat zij zoveel mogelijk naar hun plaats van oorsprong kunnen terugkeren;

25.  doet een beroep op de staten, alsmede op de plaatselijke en regionale autoriteiten om maatregelen te nemen met het oog op menselijke veiligheid ten behoeve van de vluchtelingen, ontheemden en de kwetsbaarste bevolkingsgroepen ter bestrijding van terrorisme, geweld tegen vrouwen,uitbuiting, drugs- en wapenhandel en -smokkel, evenals mensenhandel;

Verantwoordingsplicht en hervorming van overheids-, gerechtelijke en veiligheidsinstanties

26.  is van mening dat de huidige uitdagingen op het gebied van mensenrechten niet los gezien kunnen worden van een algemene bestuurscrisis, die onder meer tot uiting komt in wijdverspreide corruptie binnen d overheid, zwakke basisvoorzieningen, een slechte tenuitvoerlegging van sociale en economische rechten, en, met name in de uitgestrekte en vaak dunbevolkte regio's van de Sahara, ernstige problemen bij de handhaving van de rechtsstaat en de uitvoering van doeltreffende grenscontroles; betreurt de schade die als gevolg hiervan is toegebracht aan de instituties en politieke stelsels van de regio; is beducht voor het risico van verdere conflicten en wanorde in de toekomst indien dergelijke kwesties niet op adequate wijze worden aangepakt; herinnert eraan dat de toegang van de bevolkingsgroepen tot hun natuurlijke hulpbronnen en tot onderwijs, gezondheidszorg en overheidsdiensten een grondrecht is dat op doeltreffende wijze moet worden uitgeoefend om op lange termijn de kwestie van de instabiliteit in deze regio op te lossen;

27.  neemt met grote bezorgdheid kennis van de rol die deze factoren spelen bij de toename in de regio van internationale georganiseerde misdaad- en terroristische netwerken; benadrukt dat deze netwerken ernstige bedreigingen vormen voor de mensenrechten, de regionale stabiliteit, het overheidsbestuur, de rechtsstaat en daarmee voor de ontwikkelingsvooruitzichten, en dat deze bedreigingen moeten worden aangepakt in het belang van de bevolking van de Sahelregio; slaat met name alarm over de smokkelroutes die dankzij de poreuze grenzen Afrika vanaf de West-Afrikaanse kust van west naar oost en van zuid naar noord doorkruisen, en waarlangs wapens, drugs, sigaretten, olie, namaakgeneesmiddelen en mensen worden vervoerd; vraagt aandacht voor de gevolgen van deze activiteiten voor de bredere regio, alsook voor de EU, aangezien die de bestemming is van een groot deel van de illegale handel; wijst op het onlangs door de secretaris-generaal van de VN uitgebrachte verslag over de Sahel waarin wordt geconcludeerd dat de historische handelsroutes door de Sahel het meest kwetsbaar zijn voor terroristische en criminele netwerken; prijst de inspanningen van de Sahellanden om terrorisme en de georganiseerde misdaad te bestrijden, niet in het minst wanneer het de handel in zware wapens betreft, en moedigt de landen aan de regionale coördinatie en samenwerking te versterken, hun inspanningen om hun gemeenschappelijke landsgrenzen te beveiligen te verdubbelen en de Ecowas hierbij te betrekken; spoort deze landen voorts aan om in samenwerking met de VN en andere internationale actoren en partners een allesomvattende antismokkelstrategie te ontwikkelen in het kader waarvan onder meer gegevens worden vergaard en geanalyseerd, smokkelaars worden vervolgd en gestraft, alsook maatregelen worden getroffen voor de rehabilitatie en sociale integratie van alle slachtoffers van mensenhandel, voor het leeuwendeel vrouwen en meisjes; dringt er bij de leiders van de Sahellanden op aan zich gezamenlijk in te spannen voor de versterking van wetshandhavingssystemen om alle vormen van illegale handel uit te roeien, maar in het bijzonder de mensenhandel, waardoor sommige van de jongste en armste vrouwen in de regio worden getroffen;

28.  wijst erop dat de Sahel verder dreigt te destabiliseren als gevolg van de verspreiding van lichte wapens afkomstig uit Libië en als gevolg van andere neveneffecten van de situatie in dat land; benadrukt dat instabiliteit en slecht bestuur in Libië de regionale wapensmokkel alsook de verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens, de drugssmokkel en de illegale handel verder in de hand werken;

29.  veroordeelt het toegenomen aantal ontvoeringen en gijzelingen in de regio, die zeer lucratief blijken te zijn voor criminele en terroristische groepen; is ingenomen met de werkzaamheden van de adviesgroep van de VN-Raad voor de mensenrechten met betrekking tot het effect van terroristische gijzelingen op de mensenrechten; pleit voor veel nauwere samenwerking tussen de regeringen van de Sahellanden onderling en met de regeringen van belangrijke landen in de regio als Algerije, Libië, Marokko en Soedan, alsook met de EU en andere supranationale instellingen, teneinde deze problemen doeltreffend en gecoördineerd met behulp van politieke, veiligheids- en gerechtelijke instellingen te bestrijden;

30.  herinnert eraan dat terroristische activiteiten grensoverschrijdend zijn en dat organisaties hun krachten bundelen met het oog op de uitvoering van deze activiteiten; wijst erop dat de groepering Boko Haram een zeer brede basis heeft in Nigeria en de stabiliteit van Niger in gevaar brengt, en dat de groepering AQIM, die wordt geleid door drie Algerijnen (Abou Zeid, Yahya Abou Al-Hammam en Mokhtar Belmokhtar), probeert het zuiden van Algerije te destabiliseren; is ingenomen met de missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer (EUBAM) in Libië die tot doel heeft de Libische grenzen te beveiligen; roept derhalve de Sahellanden op om hun inspanningen te coördineren teneinde de gehele regio en eerst en vooral de grenzen te beveiligen, en om in de strijd tegen het terrorisme nauwer samen te werken met alle betrokken landen, met inbegrip van Algerije, Nigeria, Marokko en Libië; roept de EU, de AU, de Ecowas en de internationale gemeenschap op om alle technische, materiële en menselijke steun te verlenen die de Sahellanden nodig hebben;

31.  waarschuwt voor de waargenomen opleving van het extremisme in de landen van de Arabische Lente - Tunesië, Egypte en Libië - en roept de VV/HV op om leiderschap te tonen in het samenwerkingsproces met de regeringen, instellingen en maatschappelijke organisaties van deze landen ter ondersteuning van een ware democratische overgang en teneinde tegelijkertijd te zorgen voor de stabilisering van conflictgevoelige nabijgelegen regio´s, met name de Sahel;

32.  verzoekt de Sahellanden een intensieve samenwerking tot stand te brengen met Senegal, Guinee-Bissau en Ghana, die allemaal doorvoerhavens zijn voor drugs afkomstig van criminele groeperingen in Latijns-Amerika met Europa als bestemming; roept de Europese Unie op de Sahellanden te steunen in de strijd tegen deze drugssmokkel;

33.  acht het in dit verband van essentieel belang om de hervorming van instanties die verantwoordelijk zijn voor gerechtelijke, veiligheids- en basisdiensten in de Sahellanden te bevorderen, teneinde te helpen de rechtsstaat te herstellen en betere omstandigheden te creëren voor democratische transitie, mensenrechten, duurzame ontwikkeling en institutionele legitimiteit; moedigt de regeringen van de Sahellanden aan om het proces van decentralisatie voort te zetten, meer bevoegdheden en middelen over te dragen aan lokale autoriteiten en de capaciteit, legitimiteit en verantwoordingsplicht van deze autoriteiten te vergroten; benadrukt met name het belang van duidelijke structuren voor het afleggen van verantwoording teneinde de efficiëntie en de transparantie te vergroten, en dringt er bij de EU op aan met lokale autoriteiten samen te werken om mechanismen voor civiele controle en civiel toezicht te versterken en anticorruptie-initiatieven te intensiveren; wijst tevens op de eveneens in de nieuwe geïntegreerde VN-strategie voor de Sahel genoemde noodzaak voor ondersteuning van de versterking van het interne en externe toezicht, alsook voor mechanismen ter waarborging van de integriteit voor rechtshandhavingsambtenaren, leden van de rechterlijke macht en rechtbankbeambten;

34.  wijst op de noodzaak om met name in Mali te zorgen voor toereikende personele en financiële middelen voor het Ministerie van Justitie, alsook voor de professionele opleiding van het personeel van dit ministerie; roept de regeringen van de Sahellanden op de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechtbanken te eerbiedigen, aangezien dit fundamentele waarborgen zijn van de democratie en de rechtsstaat; verzoekt de Sahellanden zich te blijven inspannen om de opleiding van gerechtelijke functionarissen te verbeteren; verzoekt de Europese Unie steun te geven aan projecten van ngo's die tot doel hebben het bewustzijn van gerechtelijk personeel met betrekking tot de mensenrechten te vergroten; spoort voorts de Malinese autoriteiten aan om ambtenaren die betrokken zijn bij corruptie en georganiseerde misdaad te vervolgen, daar dit een cruciaal element is voor het herstel van vertrouwen en beperking van de voedingsbodem voor toekomstige instabiliteit; merkt op dat de georganiseerde misdaad gepaard gaat met wijdverspreide corruptie in alle gelederen van de overheid; verzoekt de Sahellanden derhalve alle vormen van corruptie krachtig te veroordelen;

35.  is ingenomen met de nadruk die in de nieuwe geïntegreerde VN-strategie voor de Sahel wordt gelegd op de noodzaak van totstandbrenging en ondersteuning van waarheidsvindingsprocessen, nationale raadplegingen over overgangsjustitie, mechanismen voor gerechtelijke verantwoordingsplicht en compensatieprogramma’s, onder meer voor slachtoffers van seksueel geweld; roept de EU op samen te werken met de desbetreffende bureaus van de Verenigde Naties teneinde de regeringen van de Sahellanden te helpen deze hervormingen uit te voeren;

36.  prijst de overeenkomst tussen Senegal en de AU om een speciaal tribunaal op te richten voor de vervolging van de voormalige president van Tsjaad, Hissène Habré, voor oorlogsmisdaden, marteling en misdaden tegen de menselijkheid, en is ingenomen met de overeenkomst tussen de regering van Senegal en Tsjaad op basis waarvan Senegalese rechters onderzoek kunnen doen in Tsjaad; dringt er bij de politieke leiders in de Sahellanden en bij alle overheidsautoriteiten met klem op aan hun inspanningen om een einde te maken aan de cultuur van straffeloosheid ten aanzien van vermeende oorlogsmisdadigers en mensenrechtenschenders in Tsjaad en elders in de regio snel te concretiseren en in daden om te zetten; merkt in dit verband op dat Tsjaad als enig Sahelland het protocol inzake de oprichting van een Afrikaans Hof voor de rechten van de mens en de volkeren bij het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren nog niet heeft ondertekend; roept Tsjaad op dit alsnog te doen, als een ferm signaal dat het vastbesloten is systematische inbreuken op de mensenrechten te bestraffen en de slachtoffers daarvan schadeloos te stellen; betreurt voorts dat Burkina Faso recentelijk een wet heeft goedgekeurd waarmee staatshoofden amnestie wordt verleend; vreest dat hiermee het verkeerde signaal wordt afgegeven aan schenders van de mensenrechten in de regio en acht deze wet strijdig met de beoogde bestrijding van straffeloosheid;

37.  is ingenomen met de vreedzame oplossing van het grensconflict tussen Niger en Burkina Faso, die dit conflict aanhangig hadden gemaakt bij het Internationaal Strafhof, dat daarover op 16 april 2013 een uitspraak heeft gedaan; verzoekt de Sahellanden dit voorbeeld te volgen;

38.  dringt er bij de Sahellanden op aan samen te werken met het Internationaal Strafhof teneinde het Hof in staat te stellen op vrije en volledig onpartijdige wijze onderzoeken in te stellen; vraagt de deelnemende landen de door het Internationaal Strafhof uitgevaardigde internationale arrestatiebevelen uit te voeren en de besluiten van het Hof onverwijld ten uitvoer te leggen; stelt voor dat de VN de Sahellanden steun verlenen bij het opzetten van onpartijdige en onafhankelijke gerechtelijke instanties voor de berechting van daders van internationale misdaden, naar het voorbeeld van de Speciale Rechtbank voor Sierra Leone; merkt op dat Mauritanië het enige Sahelland - en een van de weinige Afrikaanse landen - is dat nog niet is toegetreden tot het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof; spoort het land aan dit alsnog te doen en zo een ferm signaal af te geven dat het de cultuur van straffeloosheid afkeurt; wijst in dit verband op het belang van ontwikkeling van een EU-beleid inzake overgangsjustitie zoals uiteengezet in het EU-actieplan inzake mensenrechten;

39.  dringt er bij alle landen in de regio op aan snel actie te ondernemen naar aanleiding van de hardnekkige berichten over vermeende willekeurige arrestaties, mishandeling en misbruik, ondanks wetgeving die dergelijke praktijken verbiedt; toont zich uitermate bezorgd over de berichten van marteling in detentiecentra en willekeurige arrestaties van duizenden migranten in Mauritanië, alsook over het feit dat de autoriteiten al sinds twee jaar weigeren om de familieleden van een aantal veroordeelde gevangenen te informeren over hun verblijfplaats; is gealarmeerd door berichten dat in Tsjaad gevangenen massaal worden mishandeld, mensen zonder proces worden vastgehouden en er honderden gedwongen uitzettingen plaatsvinden in N'Djamena, naast de gedwongen verdwijning van gevangenen; herinnert eraan dat de gedwongen verdwijningen krachtens het Statuut van Rome als oorlogsmisdaden worden beschouwd; veroordeelt de berichten over uitermate slechte omstandigheden in enkele van de gevangenissen in de regio, met name in Tsjaad en Mali, die de meest basale gezondheidszorg ontberen en de gedetineerden groot leed berokkenen; vraagt de Sahellanden om de leefomstandigheden van gedetineerden te verbeteren, en om met name de veiligheid van de meest kwetsbare groepen, zoals minderjarigen en vrouwen, te waarborgen; wijst bovendien op de recente doodsvonnissen door de Malinese rechtbanken voor misdrijven als beroving, deelname aan een criminele organisatie en illegaal vuurwapenbezit;

Burgerlijke vrijheden en democratisch bestuur

40.  benadrukt dat de noodzaak om veiligheid te bewerkstelligen in het huidige conflict in Mali de aandacht niet mag afleiden van de voor de hele regio geldende prioritaire doelstellingen inzake een inclusieve nationale dialoog, goed bestuur en democratische hervormingen als de motor van politieke stabiliteit en duurzaamheid; wijst erop dat deze kwesties onlosmakelijk verbonden zijn met verbeteringen op het gebied van ontwikkeling en mensenrechten; spoort alle partijen in Mali aan wat deze doelstellingen betreft het goede voorbeeld te geven aan de rest van de regio;

41.  steunt de toezegging in de resolutie van de VN-Veiligheidsraad om de Malinese overgangsautoriteiten bijstand te verlenen bij de tenuitvoerlegging van de routekaart voor volledig herstel van de constitutionele orde, het democratisch bestuur en nationale eenheid, daar dit essentiële bouwstenen zijn voor het gehele vredesproces; acht het van essentieel belang omstandigheden te creëren die bevorderlijk zijn voor het houden van vrije, eerlijke en democratische verkiezingen, in overeenstemming met internationale normen; benadrukt dat een oplossing moet worden gevonden voor problemen die verband houden met de stemregelingen in de kampen van intern ontheemden en vluchtelingen, teneinde verdere politieke marginalisatie te voorkomen; dringt aan op onmiddellijke actie van de zijde van de Malinese regering en haar internationale partners; is ingenomen met de overeenkomst die de Malinese regering en de Toearegrebellen hebben ondertekend en die de weg bereidt voor de terugkeer van het Malinese leger en de Malinese overheid naar het noorden en waarmee een belangrijk obstakel voor het houden van de presidentsverkiezingen in juli uit de weg werd geruimd; onderstreept dat de veilige deelname van vrouwen aan het electorale proces moet worden gewaarborgd;

42.  is ingenomen met de verkiezingswaarnemingsmissie van de EU bij de verkiezingen in Mali; wijst er evenwel nogmaals op dat de EDEO moet zorgen voor een goede opvolging van de aanbevelingen van deze missie en in bredere zin voor integratie van deze aanbevelingen in het EU-beleid op de lange termijn; is er in het bijzonder van overtuigd dat verkiezingswaarnemingsmissies positief kunnen bijdragen aan verkiezingen in de Sahel doordat deze toezicht kunnen houden op mensenrechtenaspecten en terug kunnen rapporteren aan EU-delegaties zodat, indien nodig, passende maatregelen in gang kunnen worden gezet;

43.  dringt er bij de Malinese regering en de internationale gemeenschap op aan lessen te trekken uit de overgang naar democratie in Niger en het constitutionele proces in 2010-2011, met name ten aanzien van de uitgebreide raadpleging van het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden, de inspanningen om de politieke deelname en kandidaatstelling van vrouwen te bevorderen, en de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de organisatie van verkiezingswaarneming door burgers, kiezersvoorlichting en activiteiten; benadrukt dat de steun aan Niger in het belang van de gehele Sahelregio moet worden voortgezet, teneinde het vertrouwen van de burgers in het democratische systeem te bestendigen en toe te zien op de in de nieuwe grondwet vastgelegde verplichting om de transparantie te vergroten en de strijd tegen corruptie bij het beheer van winningsindustrieën te intensiveren, onder meer door alle mijncontracten van enige omvang en informatie over de hiermee gegenereerde inkomsten openbaar te maken;

44.  betreurt de beperkingen op de vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging in de Sahelregio ten zeerste; is met name bezorgd over berichten dat journalisten, politieke tegenstanders, vakbondsleden, geestelijken en andere maatschappelijke activisten en mensenrechtenverdedigers in Tsjaad worden getreiterd, geïntimideerd en gearresteerd; uit voorts zijn zorg over de arrestaties van en het vermeende geweld tegen vreedzame demonstranten in Mauritanië en de vermeende pogingen de oppositie in Mali het zwijgen op te leggen, onder meer door journalisten en politieke tegenstanders te arresteren en de media te censureren; benadrukt in dit verband dat het in de Sahel van groot belang is mensenrechtenverdedigers, een onafhankelijk maatschappelijk middenveld, met inbegrip van vrouwenverenigingen, en vrije media te ondersteunen als belangrijke actoren in de democratische samenleving, met name ten tijde van verkiezingen; is ingenomen met de positieve ontwikkelingen op het gebied van de vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging elders in de regio en verzoekt de EU deze verbeteringen samen met lokale partners te blijven aanmoedigen; roept de EU bovendien op om het maatschappelijk middenveld te helpen in kaart te brengen als uitgangspunt voor doeltreffendere steun; doet de EU de aanbeveling maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers zowel strategisch als financieel bij te staan door op de lange termijn gerichte uitwisselingen te initiëren, onder meer via de desbetreffende EU-delegaties;

45.  is van mening dat de bescherming en de bevordering van de vrijheid van meningsuiting van cruciaal belang is voor de ontwikkeling van een actief en betrokken maatschappelijk middenveld dat naar behoren kan bijdragen aan de ontwikkeling van de gehele regio; veroordeelt in dit verband alle pogingen tot censuur, intimidatie van journalisten of mensenrechtenactivisten alsook iedere vorm van directe of indirecte druk op particuliere of publieke media;

46.  vraagt de Sahellanden een einde te maken aan alle willekeurige arrestaties en aan intimidatiecampagnes tegen pers en media, mensenrechtenverdedigers of oppositieleden; roept de landen in de Sahel-/Sahararegio evenals de landen in Noord-Afrika op de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid om te demonstreren van niet-gewelddadige groeperingen ten volle te eerbiedigen; verzoekt de gerechtelijke instanties om gevangen genomen oppositieleden een eerlijk proces te geven en daarbij het geldende recht te eerbiedigen; dringt er bij de Sahellanden op aan de invoering van een meerpartijenstelsel te bevorderen en politieke partijen die de rechtsstaat respecteren toe te staan deel te nemen aan verkiezingen zonder dat zij bang hoeven te zijn voor represailles, en vraagt hen tevens de bevolking in staat te stellen aan de verkiezingen deel te nemen;

Ontwikkeling, humanitaire hulp en mensenrechten

47.  bevestigt andermaal de onlosmakelijke band tussen menselijke veiligheid en ontwikkeling in de Sahellanden, zoals omschreven in de strategie van de Europese Unie voor veiligheid en ontwikkeling in de Sahel uit 2011; onderstreept hoe belangrijk stabiliteit op het vlak van veiligheid, economie, politiek en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in de Sahel is voor het duurzame welslagen van het ontwikkelingsbeleid; wijst er wel op dat het met het oog op de veiligheid van het gebied onontbeerlijk is in ontwikkelingshulp te investeren, opdat de bevolking voldoende bestaansmiddelen krijgt om te zorgen voor een betere stabiliteit van het gebied; wijst erop dat aldus gevallen van smokkel en illegale transacties ten gevolge van de extreme armoede en het gebrek aan bestaansmiddelen en alternatieven grotendeels kunnen worden voorkomen;

48.  wijst met grote ernst op de extreme en wijdverbreide armoede in de Sahel, met name in Mali, Niger, Tsjaad en Burkina Faso, maar ook in Mauritanië; erkent het nadelige effect van armoede op de mogelijkheden om mensenrechten te verwezenlijken; merkt op dat vrouwen en meisjes disproportioneel het slachtoffer zijn van armoede en onderontwikkeling en uit diepe bezorgdheid over de hoge percentages moedersterfte en sterfte van kinderen jonger dan vijf jaar in de regio; benadrukt het omgekeerd evenredige verband tussen het opleidingsniveau van moeders en het percentage van zuigelingensterfte; wijst in dit verband op de noodzaak om meisjes aan te moedigen naar school te gaan; benadrukt de bevindingen van de VN dat de sterftecijfers lager zijn onder beter opgeleide moeders en doet in dit kader een krachtige oproep voor toegankelijk onderwijs voor iedereen; wijst erop dat de snelle bevolkingsgroei van veelal meer dan 3 % per jaar het vermogen van regeringen om zelfs de meest elementaire economische en sociale rechten te beschermen, extra onder druk zet; is van mening dat het derhalve noodzakelijk is de toegang tot gezondheidszorg en, voor wat betreft de seksuele en reproductieve rechten, tot gezinsplanningsdiensten te verbeteren;

49.  benadrukt de onderlinge afhankelijkheid van ontwikkeling, democratie, mensenrechten, goed bestuur en veiligheid in de Sahel; spreekt nogmaals zijn steun uit voor de op mensenrechten gebaseerde benadering en democratische zeggenschap in ontwikkelingssamenwerking, gebaseerd op lokale deelname en kennis om ontwikkelingsdoelen ter plaatse te verwezenlijken, alsook voor sterke, doeltreffende en onafhankelijke controlemechanismen, waarbij parlementen, andere daadwerkelijke representatieve organen en het lokale en regionale maatschappelijk middenveld op zowel nationaal als internationaal niveau betrokken worden; herinnert aan en ondersteunt de toezeggingen van de EU om haar ontwikkelingssamenwerking op een mensenrechtenbenadering te stoelen, zoals onder meer aangegeven in de EU-strategie inzake mensenrechten en het actieplan daarbij;

50.  herinnert aan de noodzaak de voor staten bestemde ontwikkelingshulp afhankelijk te maken van de eerbiediging van de grondrechten; herhaalt dat het voor een efficiënte toewijzing van de middelen voor Europese ontwikkelingshulp noodzakelijk is dat de Europese Unie in staat is het gebruik van deze middelen doeltreffend te controleren en zich ervan te vergewissen dat zij niet voor andere dan de oorspronkelijke doeleinden worden gebruikt; bevestigt dat het voor een doeltreffende bevordering van de mensenrechten noodzakelijk is de samenhang tussen het extern en intern beleid van de Unie te verbeteren, overeenkomstig de EU-doelstellingen inzake ontwikkeling;

51.  verzoekt de Commissie in de Sahel alle middelen ten behoeve van ontwikkeling te besteden, al naargelang de behoeften van de van tevoren aangewezen bevolkingsgroepen: Europees instrument voor democratie en mensenrechten, Europees Ontwikkelingsfonds, financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, Fonds voor weerbaarheid in de Sahel;

52.  verzoekt de Europese Unie alle maatregelen te ondersteunen die de Sahellanden, ngo's en het maatschappelijk middenveld nemen om de toegang tot gezondheidszorg te verbeteren, met name voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen; dringt er bij internationale organisaties op aan de strijd tegen HIV/AIDS, tuberculose, malaria en meningitis voort te zetten, aangezien deze ziekten veel sterfgevallen veroorzaken; onderstreept de noodzaak om ter versterking van de gezondheidsstelsels gezondheidsprogramma's te ontwerpen en uit te voeren, gezien het feit dat de wereldwijde economische crisis de vooruitgang op het gebied van de bestrijding van hiv/aids, tuberculose, malaria en andere ziekten ondermijnd heeft; herinnert eraan dat bepaalde bevolkingsgroepen in de Sahel nomaden zijn en dat zij moeilijk toegang krijgen tot gezondheidszorg; dringt er in dit verband op aan steun te verlenen aan voorlichtings- en opleidingscampagnes op het gebied van gezondheidszorg;

53.  wijst erop dat de besparingen op gebieden als voedselzekerheid, gezondheid en onderwijs, die van essentieel belang zijn om de millenniumontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken, de humanitaire en voedselcrisis in de Sahel verergeren; benadrukt dat structurele interventies op het gebied van landbouw, voedselzekerheid en voeding en concrete maatregelen om de toe-eigening van land een halt toe te roepen van essentieel belang zijn om een inclusieve en duurzame groei te bewerkstelligen en om te vermijden dat de voedselcrises in de Sahel zich jaar na jaar herhalen;

54.  is van mening dat de politieke instabiliteit in de Sahel, in combinatie met de ernstige droogte waaronder miljoenen mensen te lijden hebben, een ernstige bedreiging vormt voor de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en de sociale en economische rechten, hetgeen een negatieve weerslag heeft op een behoorlijk inkomen van de bevolking; herinnert eraan dat de rechtsstaat, behoorlijk bestuur en de eerbiediging van de mensenrechten onontbeerlijk zijn voor de stabiliteit van landen, veiligheid en eerbiediging van de fundamentele vrijheden;

55.  roept de plaatselijke en regionale autoriteiten, samen met het maatschappelijk middenveld, op om te zorgen voor doelmatige voorwaarden voor de veiligheid en de eerbiediging van de mensenrechten binnen de Sahellanden en aan hun grenzen, met het oog op de optimale verwezenlijking van het ontwikkelingsbeleid en het beleid inzake humanitaire hulp;

56.  doet een beroep op de regeringen van de Sahellanden om de fundamentele oorzaken van de crisis aan te pakken middels een strategie voor duurzame economische ontwikkeling waarmee wordt ingegaan op de politieke, economische en sociale noden van hun burgers, zoals de toegang tot voedsel, onderwijs, gezondheidszorg, werkgelegenheid, huisvesting, herverdeling van rijkdom, een behoorlijk inkomen, enz.;

57.  benadrukt de noodzaak van corruptiebestrijding teneinde de institutionele legitimiteit te versterken en het groeiende aantal ontwikkelings- en mensenrechtenproblemen in de regio aan te pakken; merkt op dat de toegang tot basale gezondheidszorg en onderwijs ernstig te lijden heeft onder uiteenlopende vormen van corruptie; onderstreept voorts het belang van een vrij, georganiseerd maatschappelijk middenveld en vrije media voor het toezicht op en de melding van uiteenlopende vormen van misbruik;

58.  stelt vast dat vrouwen een essentiële rol spelen in de ontwikkeling van de Sahel, met name op het gebied van voeding, voedselzekerheid en de productie van levensmiddelen, aangezien vrouwen primair verantwoordelijk zijn voor de landbouw, hoewel zij nagenoeg nooit eigenaar kunnen worden van het land dat zij bewerken; verzoekt de Commissie de fundamentele bijdrage van vrouwen, als kleine boeren, aan de voedselveiligheid te erkennen en in programma's voor de specifieke ondersteuning van vrouwen te investeren; wijst met klem op het feit dat de EU-strategie tevens gericht dient te zijn op maatregelen die ervoor moeten zorgen dat de kwetsbaarste mensen - met name in plattelandsgebieden - landbouwscholing, onderricht in de voedingsleer en goede gezondheids- en arbeidsomstandigheden kunnen krijgen, en indien nodig kunnen terugvallen op een veiligheidsnet; benadrukt dat om ervoor te zorgen dat kleine boeren, met name vrouwen, niet alleen op een duurzame manier produceren maar ook hun productiecapaciteit ontwikkelen, de toegang tot microkredieten moet worden verbeterd voor investeringen in beter zaad, betere meststoffen en betere irrigatiemechanismen en in de nodige werktuigen om de gewassen te beschermen tegen plagen en ziekten;

59.  wijst erop dat er dringend humanitaire hulp van de EU moet worden verleend die kan helpen om de millenniumontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken; wijst op het belang van de doelstelling om de gezondheid van moeders te verbeteren om zo de kraamvrouwensterfte te verminderen en een universele toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg en gezinsplanning te verzekeren; benadrukt het belang van voorlichting over en bewustzijn van seksuele en reproductieve gezondheid als een onontbeerlijk deel van de agenda voor de gezondheid van vrouwen;

60.  stelt vast dat er zorgwekkende tekenen zijn dat de gehele Sahel dit jaar zal worden getroffen door een ernstige voedsel- en voedingscrisis, en doet een beroep op de Commissie om genoeg financiële middelen uit te trekken voor haar humanitaire hulp aan het gebied;

61.  benadrukt dat ernstige problemen als hongersnood, grote droogtes, aanhoudende honger en het onvermogen van de nationale overheid om de meest basale voedselzekerheid te bieden, de redenen zijn van de ontgoocheling van mensen ter plaatse; wijst nogmaals op de noodzaak tot verbetering van het vermogen van de nationale overheid de bevolking voedselzekerheid te bieden middels verhoogde financiële en politieke ondersteuning voor het AGIR-Sahelinitiatief, ook als een regionale en allesomvattende aanpak ter bestrijding van de onderliggende oorzaken van voedselonzekerheid;

62.  verzoekt de Europese Unie samen met de Sahellanden een prioritair ontwikkelingsbeleid te voeren op grond van een op de mensenrechten en fundamentele vrijheden gebaseerde benadering om aan de voedselcrisis en ondervoeding en hongersnood het hoofd te bieden, om aan de droogte weerstand te bieden en natuurrampen te bestrijden; dringt er bij de Commissie op aan dat de middelen voor de strijd tegen ondervoeding (123,5 miljoen EUR in 2012) optimaal worden ingezet en worden afgestemd op genoemd prioritair beleid, dat deze de noden van de getroffen bevolking dekken en dat hiermee de ontwikkeling van de plaatselijke capaciteiten van deze landen wordt gesteund om te zorgen voor goede resultaten van de hulp;

63.  wijst erop dat een langdurige inzet noodzakelijk is om weerbaarheid tegen de droogte in de Sahel op te bouwen en aldus steeds terugkerende voedselcrises die bij elke nieuwe droogte grootschalige humanitaire hulp vergen, te voorkomen; onderstreept dat voor deze inzet een duurzaam partnerschap tussen de regeringen, regionale instellingen, donors en financiële instellingen vereist is in navolging van het AGIR-Sahel-initiatief van de Europese Unie;

64.  is in het bijzonder bezorgd over het feit dat de toegang tot drinkwater nog altijd problematisch is in de gehele Sahelregio; herhaalt dat met het oog op de ontwikkeling van de regio met name aandacht moet worden besteed aan het vermogen te voorzien in de basisbehoeften van de bevolking van deze regio; benadrukt dat een belangrijk deel van de door de EU verstrekte ontwikkelingshulp hiervoor moet worden ingezet; is in dit verband ingenomen met alle internationale initiatieven ter vermindering van de waterschaarste in de Sahelregio;

65.  onderstreept dat een benadering op de lange termijn, op basis van de toegang tot onderwijs voor iedereen, noodzakelijk is om het dagelijks leven van de inwoners van de Sahel te verbeteren en de ontwikkeling te ondersteunen van een gebied dat in 2040 150 miljoen inwoners zal tellen;

66.  spoort de Sahellanden en de regionale actoren aan om samen met de Verenigde Naties nieuwe bronnen van ontwikkelingshulp aan te boren; is ingenomen met de door de speciaal gezant van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor de Sahel in gang gezette besprekingen met de Afrikaanse Ontwikkelingsbank en adviseert om ook de Wereldbank alsmede andere internationale financiële instellingen bij deze besprekingen te betrekken teneinde een actiefonds voor de Sahel op te richten; is verheugd over het geïntegreerde platform voor hulpbronnen van het voorgestelde fonds ter afstemming van regionale ontwikkelingsprojecten op de specifieke behoeften van Sahellanden; moedigt de EU aan haar eigen strategie dienovereenkomstig aan te passen en te coördineren;

67.  is bezorgd over de algehele situatie met betrekking tot de uraniumwinning in de Sahel, in het bijzonder gezien de aanval door de MUJAO op een uraniummijn in Arlit in Noord-Niger op 23 mei 2013; benadrukt dat grote inbreuken op de veiligheid rond de uraniummijnen in Niger desastreuze gevolgen kunnen hebben voor de lokale bevolking en de regionale stabiliteit, en dringt er derhalve bij de Nigeriaanse autoriteiten en hun internationale partners op aan maximale aandacht te besteden aan de veiligheid; wijst bovendien op het belang van waarborging van de veiligheid bij de uraniumwinning zelf; doet voorts een beroep op mijnbouwondernemingen ervoor te zorgen dat het uranium verantwoord gewonnen wordt met de volledige instemming van de lokale gemeenschappen en met minimale schadelijke gevolgen voor de naburige bevolking en hun leefomgeving;

68.  wijst met grote ernst op de frequente voedsel- en voedingscrises en andere humanitaire noodsituaties in de Sahelregio en op de gevolgen hiervan voor de meest fundamentele mensenrechten; is verheugd over de grote betrokkenheid van de EU en haar lidstaten bij de inspanningen ter bestrijding van de humanitaire crisis in de Sahel; benadrukt dat bestrijding van de voedselonzekerheid cruciaal is voor zowel de vrede als de verbetering van de mensenrechten; is van mening dat in dit verband lokale productie en zeggenschap moeten worden gestimuleerd, terwijl distributienetwerken en de mobiliteit van hulpbronnen moeten worden versterkt; merkt op dat de Europese Commissie in 2012 338 miljoen euro aan hulp heeft verstrekt voor de bestrijding van voedsel- en voedingscrises, waarvan 174 miljoen euro voor humanitaire noodhulp, en dat DG ECHO 172 miljoen euro aan humanitaire hulp ter beschikking heeft gesteld, waarvan 58 miljoen euro voor Mali;

69.  verlangt dat de EU de actie ter versterking van de humanitaire hulp in de Sahel voortzet en intensiveert, voor nauwe coördinatie tussen de internationale agentschappen voor humanitaire hulp, het maatschappelijk middenveld en de lagere en centrale overheden zorgt en de nodige bedragen van het 10e EOF (660 miljoen EUR voor 2007-2013) en van het Fonds voor de wereldwijde alliantie voor het weerbaarheidsinitiatief - AGIR-Sahel (172 miljoen EUR voor 2012) vrijmaakt;

70.  onderstreept dat het noodzakelijk is dat alle Sahellanden passend beleid inzake sociale basisinfrastructuur en basisnetwerken (sanitaire voorzieningen, netwerk van medische contactpersonen, vervoer, telecommunicatie) uitstippelen met het oog op een neutrale, universele, niet aan restricties onderhevige, behoorlijke en doeltreffende verlening van de humanitaire hulp; verwacht dat de landen en de plaatselijke en regionale autoriteiten deze netwerken in stand houden en toegankelijk houden;

De mensenrechtensituatie van vrouwen, kinderen en minderheden

71.  veroordeelt krachtig de voortdurende slavernij, vaak via overerving, in de Sahelregio en met name in Mauritanië, waar naar verluidt een aanzienlijke minderheid van de bevolking het slachtoffer van slavernij is; merkt op dat slavernij onderdeel is van een rigide kastenstelsel en ondanks de officiële afschaffing ervan in 1981 en de uitdrukkelijke strafbaarstelling in 2007 nog altijd voortbestaat; maakt zich ernstige zorgen over het feit dat deze praktijk zelfs binnen het overheidsbestuur is geïnstitutionaliseerd; wijst tevens op de extreme onwil van de regering van Mauritanië om het voortdurende wijdverbreide bestaan van slavernij te erkennen, en merkt op dat voor zover bekend tot op heden slechts één rechtszaak tegen een slaveneigenaar heeft geresulteerd in succesvolle vervolging; dringt er bij de Mauritaanse regering op aan om haar nationale en internationale juridische verbintenissen en verplichtingen na te komen om alle vormen van slavernij effectief te beëindigen en om antislavernijwetgeving aan te nemen die, onder meer, voorziet in compensatieregelingen; roept de Mauritaanse autoriteiten bovendien op om maatschappelijke activisten die ijveren voor beëindiging van slavernij, niet langer lastig te vallen en zelfs gevangen te zetten, onder meer op grond van afvalligheid; dringt er in dit verband bij de Commissie en de lidstaten op aan het werk van zowel Mauritaanse als internationale antislavernijorganisaties, met inbegrip van de speciale VN-rapporteur voor hedendaagse vormen van slavernij en de Internationale Arbeidsorganisatie, te blijven ondersteunen;

72.  constateert met grote bezorgdheid dat slavernij nog altijd voorkomt in de bredere Sahelregio, waarbij grote aantallen mensen in Mali, Niger en elders gedwongen arbeid verrichten; spoort de verantwoordelijke nationale en internationale autoriteiten aan om in dit verband actie te ondernemen door toe te zien op een behoorlijke uitvoering van de bestaande wetgeving die slavernij verbiedt en strafbaar stelt, met speciale aandacht voor de positie en kwetsbaarheid van vrouwen en meisjes; spoort de autoriteiten aan programma’s te ontwikkelen die onder meer tot doel hebben slachtoffers bij te staan bij hun rehabilitatie en re-integratie, gegevens te verzamelen en bewustwordingscampagnes te organiseren, omdat velen slavernij als een natuurlijk fenomeen beschouwen en deze sociale hiërarchie diep in de samenleving is geworteld; spoort de lokale autoriteiten aan strategieën en programma’ s te ontwikkelen ter integratie van voormalige slaven in de samenleving door hen te voorzien van middelen voor hun levensonderhoud en adequate toegang tot werk;

73.  is uiterst bezorgd over de schending van de fundamentele kinderrechten in de Sahel, in het bijzonder gendergerelateerd geweld en discriminatie, de alom tegenwoordige kinderarbeid, de vermeende detentie van minderjarigen in volwassenengevangenissen in Mauritanië, Mali en elders, en het ronselen van kindsoldaten voor het reguliere leger van Tsjaad; verzoekt de EU nauw met de regeringen van de Sahellanden samen te werken om dergelijke praktijken uit te roeien;

74.  spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over bewijzen van kinderarbeid in Malinese goudmijnen en in de land- en bosbouw en andere economische sectoren, waarbij naar verluidt kinderen van amper zes jaar oud betrokken zijn; wijst op in de Sahellanden geldende wetgeving die kinderarbeid verbiedt; wijst er tevens op dat goudwinning buitengewoon riskant is; dringt er derhalve bij de Malinese autoriteiten op aan de beleidsvoorstellen in haar actieplan voor de bestrijding van kinderarbeid (PANETEM) van juni 2011 ten uitvoer te leggen, en onderwijs voor iedereen actiever te bevorderen; verzoekt de EU samen te werken met de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en andere nationale en internationale organisaties, teneinde kinderarbeid in Mali volledig uit te bannen; dringt er bij de Sahellanden op aan kinderarbeid te bestrijden en onderwijs te bevorderen;

75.  wijst met grote zorg op het feit dat volgens de cijfers van ngo’s in Mali meer dan drie miljoen kinderen onder de 17 jaar werken; betreurt deze situatie, met name omdat zij leidt tot lagere opleidings- en alfabetiseringspercentages;

76.  wijst erop dat de Europese Unie de beginselen van het Kimberleyproces ondersteunt, de actieplanprogramma´s betreffende wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT) ten uitvoer legt en waar mogelijk ijvert voor de naleving van elementaire internationale normen op het gebied van sociale bescherming, werk en milieu, alsmede voor maatschappelijk verantwoord ondernemen; verzoekt de Europese Unie en de Sahellanden de invoering te overwegen van een proces voor het traceren van goud, naar het voorbeeld van het Kimberleyproces voor diamanten; benadrukt dat het voor Europese bedrijven die dochterondernemingen in de landen van de regio hebben noodzakelijk is om zelf deze basisnormen en de internationale richtsnoeren inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen na te leven; herinnert eraan dat de EU binnenkort het beginsel van landsgewijze verslaglegging ten uitvoer gaat leggen;

77.  is zeer bezorgd over de berichten dat in Tsjaad en in andere landen in de regio kinderen worden ontvoerd om losgeld te eisen of om hen te verkopen; wijst erop dat kinderen zowel in het land zelf als in het buitenland worden verhandeld met het oog op gedwongen arbeid, gedwongen uithuwelijking en seksuele uitbuiting; wijst er voorts op dat kinderen in sommige gevallen zijn ontvoerd om vervolgens te worden verkocht aan internationale adoptiebureaus;

78.  verzoekt de Sahellanden de toegang tot onderwijs voor alle kinderen, zowel jongens als meisjes, en voor nomadenvolkeren te bevorderen, zonder daarbij te discrimineren op grond van ras, kaste of etniciteit; dringt er bij de Sahellanden op aan beleid voor beroepsopleiding en de toegang tot hoger onderwijs en de arbeidsmarkt te bevorderen teneinde de jongeren in de Sahel een toekomstperspectief te bieden en aldus te voorkomen dat zij zich aansluiten bij terroristische groeperingen; benadrukt dat de leefomstandigheden van kinderen op scholen moeten voldoen aan minimumcriteria inzake hygiëne, veiligheid en waardigheid, en dat er maatregelen moeten worden getroffen om ervoor te zorgen dat kinderen niet door hun begeleiders worden mishandeld of worden gedwongen te bedelen;

79.  dringt aan op de invoering en follow-up van een doeltreffend gezondheids- en onderwijsbeleid voor de kwetsbaarste bevolkingsgroepen, zoals vrouwen en kinderen, om te trachten de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken: basisonderwijs voor iedereen, verbetering van de gezondheid van moeders en toegang tot gezondheidszorg voor iedereen, strijd tegen HIV-AIDS en alle infectieziekten; verlangt dat de Europese Unie in het kader van het 11e EOF jongeren tot prioriteit van haar optreden in de Sahel maakt en een ambitieus onderwijsbeleid ontwikkelt; wijst andermaal op het belang van beleid dat aan vrouwen en de toegang tot werk is gewijd;

80.  erkent de belangrijke rol die vrouwen vervullen bij de stabilisatie en ontwikkeling van de Sahel, en dringt aan op versterking van hun leiderschap bij de preventie van conflicten, het behoud en het herstel van de vrede, alsmede op het gebied van veiligheid, politiek en economische ontwikkeling; moedigt de ontwikkelingspartners aan om financiële steun te verlenen aan projecten die specifiek gericht zijn op de empowerment van vrouwen in het gebied;

81.  is bezorgd over de discriminatie waar vrouwen en meisjes mee te maken hebben in een groot deel van deze regio, hetgeen zich onder meer uit in gedwongen huwelijken, kinderhuwelijken, seksuele uitbuiting, gebrekkig onderwijs en wijdverbreide genitale verminking, met inbegrip van infibulatie, alsook traditionele praktijken als sororaat- en leviraathuwelijken, en met betrekking tot hun toegang tot onderwijs, banen met rechten en de gezondheidszorg; dringt erop aan dat, in samenwerking met al degenen die betrokken zijn bij de ontwikkeling ter plaatse, beleid wordt ingevoerd voor de bescherming van mensenrechten en gendergelijkheid, met name om ervoor te zorgen dat vrouwenrechten, waaronder seksuele en reproductieve rechten worden geëerbiedigd, beschermd en bevorderd, zonder discriminatie op grond van ras, kaste, leeftijd, etniciteit, religie, burgerlijke staat, herkomst en het al dan niet bezitten van een migrantenstatus; onderstreept dat meer inspanningen nodig zijn om ervoor te zorgen dat hervormingen op het gebied van het overheidsbestuur en de rechtsstaat tegemoetkomen aan de specifieke behoeften van vrouwen;

82.  verzoekt de Sahellanden wetten en concrete maatregelen vast te stellen waarmee alle vormen van geweld tegen vrouwen worden verboden en bestraft, inclusief huiselijk en seksueel geweld, seksuele intimidatie en schadelijke traditionele praktijken, zoals genitale verminking van vrouwen en gedwongen huwelijken, met name in het geval van minderjarige meisjes; wijst op het belang van bescherming van de slachtoffers en gerichte dienstverlening, en van de strijd tegen de straffeloosheid van de daders, waarbij moet worden gegarandeerd dat dergelijke misdaden worden onderzocht, voor de rechtbank worden gebracht en daadwerkelijk worden bestraft alsook dat alle vrouwen volwaardige toegang tot de rechtspraak krijgen, zonder discriminatie op religieuze en/of etnische gronden; benadrukt dat huiselijk geweld geen privéaangelegenheid is die alleen het gezin aangaat, en dat excuses voor geweld op grond van culturele of religieuze overtuigingen onacceptabel zijn;

83.  verzoekt de Sahellanden met klem hun wetten met betrekking tot vrouwen- en eigendomsrechten te herzien; benadrukt dat het belangrijk is dat vrouwen eigenaar zijn van de grond die zij bewerken en waarop zij wonen;

84.  verzoekt de internationale gemeenschap met klem meer financiële middelen beschikbaar te stellen voor de bevordering van de rechten en de empowerment van vrouwen in de regio; is verheugd over de inspanningen van de Afrikaanse Unie ten behoeve van de rechten van de vrouw en wijst andermaal op de sleutelrol van de Ecowas voor de stabiliteit van de regio; doet een beroep op de Sahellanden om nauwer samen te werken teneinde samen met ngo´s, het maatschappelijk middenveld, de VN en de EU bewustmakingscampagnes te lanceren over de rechten van vrouwen; verzoekt de EU samen met regionale actoren het onderwijs aan meisjes te bevorderen en maatregelen ter vergroting van de financiële veiligheid en het potentieel van vrouwen te ondersteunen, omdat deze cruciaal zijn voor de sociale, politieke en economische zelfredzaamheid van vrouwen; pleit bovendien voor specifieke beleidsaandacht voor verbetering van de gezondheidszorg voor vrouwen;

85.  roept de Sahellanden op ervoor te zorgen dat alle meisjes bij de geboorte worden geregistreerd en vervolgens voor het basisonderwijs worden ingeschreven;

86.  verzoekt de Commissie, de EDEO en de Raad de landen van de regio nog meer aan te moedigen om expliciete bepalingen in hun wetgeving op te nemen en programma's te promoten waarmee de rechten van vrouwen en meisjes worden gewaarborgd, met name de toegang tot overheidsdiensten, met inbegrip van onderwijs, de toegang tot gezondheid, seksuele en reproductieve rechten, betrouwbare leningen voor voedsel, grond en productiemiddelen, vooral in plattelandsgebieden, en toegang tot de gezondheidszorg en de rechtspraak, ten einde de financiële onafhankelijkheid van vrouwen te vergroten door hen te helpen de overstap te maken van de informele naar de formele sector, hun participatie in de politieke en economische besluitvorming te stimuleren en een einde te maken aan alle vormen van geweld jegens vrouwen en meisjes, met inbegrip van de uitroeiing van gedwongen huwelijken op jonge leeftijd en de barbaarse praktijk van genitale verminking van vrouwen;

87.  verzoekt respectievelijk de SVEU voor de Sahel en de SVEU voor de mensenrechten gezamenlijke acties te ontwikkelen met het oog op een betere waarborging van de rechten van de vrouw in de regio, met name door straffeloosheid voor gendergerelateerd geweld en alle andere vormen van geweld die de waardigheid van vrouwen ondermijnen, te bestrijden; dringt er bij de Europese Commissie, de EDEO en de partnerlanden op aan van de rechten van de vrouw en gendergelijkheid prioriteiten te maken in het kader van de programma's voor bilaterale steun en te voorzien in duurzame en betrouwbare financiering van initiatieven die de positie van de vrouw moeten versterken en de gelijkheid van mannen en vrouwen moeten bevorderen; veroordeelt geweld met name als de voornaamste belemmering voor vrouwen om hun sociale en economische vrijheid uit te oefenen; onderstreept dat de bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen moet worden beschouwd als een vraagstuk dat vele terreinen bestrijkt;

88.  verwelkomt de legale status van relaties tussen personen van hetzelfde geslacht in Mali, Niger, Tsjaad en Burkina Faso; betreurt evenwel de nog altijd bestaande maatschappelijke discriminatie; is zeer bezorgd over de toepassing van wetten op het gebied van "openbare schennis van de goede zeden" en wetten die vereniging met "een immoreel doel" verbieden, met betrekking tot de gemeenschap van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LGBT) in Mali en de omliggende regio; spreekt de hoop uit dat degenen die tijdens de opstand in het noorden van Mali zijn onderdrukt veilig kunnen terugkeren in hun gemeenschap; is ernstig verontrust over het feit dat relaties tussen lesbiennes, homo's, biseksuelen en transgenders in Mauritanië nog altijd strafbaar zijn, hetgeen voor mannen op papier de doodstraf door openbare steniging inhoudt; merkt evenwel op dat er geen gedocumenteerde gevallen zijn waarin deze straf daadwerkelijk is toegepast; dringt er desalniettemin bij de regering van Mauritanië op aan om in samenwerking met het maatschappelijk middenveld de wetgeving aan te passen en te helpen de levens van lesbiennes, homo's, biseksuelen en transgenders te verbeteren;

89.  is van mening dat een op rechten gebaseerde benadering ten aanzien van de situatie en de ontwikkeling van de Toeareg-bevolking, met oprechte aandacht voor in het verleden wortelende gevoelens van onvrede en rekening houdend met het feit dat de Toeareg-bevolking in het gebied tevens samenleeft met andere etnische groeperingen, essentieel is voor vrede en ontwikkeling in de Sahelregio; is verheugd over de ontwikkelingen in Niger op dit gebied, maar dringt er bij alle landen met een aanzienlijke Toeareg-bevolking - waaronder niet-Sahel-landen als Algerije en Libië - op aan samen te werken met vertegenwoordigers van de gemeenschap teneinde de problemen van onderontwikkeling en vijandschap op zowel politiek als institutioneel niveau op te lossen; wijst voorts op de verscheidenheid aan culturen in de Sahel; is van mening dat al deze volkeren in staat moeten worden gesteld om weer op vreedzame wijze samen te leven; moedigt de regeringen in de regio aan al deze culturen te betrekken bij sociale en politieke dialogen en bij de besluitvormingsprocessen;

EU-beleidsaanbevelingen voor de Sahel

90.  verwelkomt de benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de Sahel en het sterke mensenrechtenelement in zijn mandaat; verwacht dat de nieuwe SVEU nauw samenwerkt met de SVEU voor de mensenrechten, het bureau van de openbare aanklager van het Internationaal Strafhof, het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR), en de mensenrechtenverdedigers en -waarnemers in de regio als het gaat om de bevordering van de naleving van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht; pleit voor goede coördinatie tussen met name de SVEU voor de Sahel en de SVEU voor het zuidelijk Middellandse Zeegebied, alsook met de SVEU voor de Hoorn van Afrika, aangezien crises in Afrika altijd grote regionale gevolgen hebben, dat wil zeggen veelal elders in de regio doorwerken en geostrategisch gezien niet zonder gevolgen blijven; dringt er in dit verband bij de EU op aan al haar inspanningen in Afrika doeltreffend te coördineren, zeker als het gaat om crisisbeheer en inspanningen na beëindiging van conflicten, en roept de VV/HV op deze coördinatie op zich te nemen;

91.  benadrukt dat het van belang is dat de uit het mensenrechtenbeleid van de EU voortvloeiende verplichtingen ten uitvoer worden gelegd, met inbegrip van de richtsnoeren inzake kinderen en gewapende conflicten, inzake geweld tegen vrouwen en meisjes en de bestrijding van alle vormen van discriminatie jegens hen, inzake de bevordering van de naleving van het internationaal humanitair recht, en inzake de bescherming van burgers in GVDB-missies en -operaties, evenals de alomvattende strategie van de EU ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de resoluties 1325 en 1820 van de VN-Veiligheidsraad betreffende vrouwen, vrede en veiligheid, onder meer door de ontwikkelingen op dit vlak te monitoren en er verslag over uit te brengen;

92.  betreurt dat noch in de EU-strategie voor veiligheid en ontwikkeling in de Sahel die op 21 maart 2011 werd goedgekeurd, noch in de conclusies hierover die op 23 maart 2012 door de Raad Buitenlandse Zaken werden aangenomen, wordt verwezen naar het bevorderen van gendergelijkheid, de situatie van vrouwen of de verdediging van de rechten van vrouwen;

93.  is ingenomen met de strategische actielijnen in de EU-strategie voor de Sahel met inbegrip van ondersteuning voor en bevordering van goed bestuur en interneconflictoplossing; is evenwel van mening dat de mensenrechten, de rechtsstaat, steun voor democratisering, doeltreffend economisch bestuur en strenge anticorruptiemaatregelen nog steeds niet in voldoende mate centraal zijn gesteld in de strategie, als sleutelelementen ter ondersteuning van de koppeling tussen ontwikkeling en veiligheid; dringt er bij de EU-instellingen op aan samen te werken om tot een herziening van de strategie te komen door concrete voorstellen te doen voor:

   a) de aanpak van de benarde situatie van de vluchtelingen en intern ontheemden in de gehele regio,
   b) de bestrijding van de mensonterende slavernij, mensenhandel en andere vormen van handel en smokkel die zo schadelijk zijn gebleken voor de mensenrechten en de veiligheid in de regio,
   c) de verbetering van de situatie van vrouwen, kinderen en minderheden,
   d) het doeltreffend en efficiënt kanaliseren van hulp waarbij regeringen bijkomende steun wordt verleend overeenkomstig het “meer voor meer”-beginsel,
   e) de beëindiging van de cultuur van straffeloosheid, onder meer middels ondersteuning van reeds in Mali en elders voorgestelde of uitgevoerde maatregelen,
   f) de bescherming van de burgerlijke vrijheden en de verbetering van het democratisch bestuur middels inclusieve verkiezingsprocessen en geloofwaardige vertegenwoordiging alsook middels ondersteuning van het maatschappelijk middenveld,
   g) de bescherming van de culturele diversiteit en het culturele erfgoed;

94.  doet de EU de aanbeveling te overwegen doelgerichte sancties te treffen in de vorm van de bevriezing van tegoeden, een visumverbod of andere instrumenten, gericht tegen de allerergste schenders van de mensenrechten in zowel Mali als elders in de regio;

95.  is ingenomen met het recente verslag van de secretaris-generaal van de VN over de situatie in de Sahel; wijst op de vierledige aanpak gericht op versterking van het bestuur, de veiligheid, humanitaire vereisten en ontwikkeling als onderdeel van een geïntegreerde strategie; is met name ingenomen met de sterke mensenrechtendimensie van de strategie, en roept de EU op deze strategie te blijven ondersteunen; is voorts verheugd over de nadruk die in de geïntegreerde strategie van de VN gelegd wordt op bevordering van participatie, ondersteuning van het lokale en regionale bestuur, versterking van de sociale en veiligheidscohesie, de ontwikkeling van vroegewaarschuwingssystemen voor toekomstige dreigingen en, in het bijzonder, versterking of consolidering van nationale en regionale mensenrechtenmechanismen; spoort de EU aan om duurzaamheid, veiligheid, humanitaire en ontwikkelingskwesties, en mensenrechten op soortgelijke holistische wijze aan te pakken, in samenwerking en in harmonie met de VN en met oog voor het fundamenteel transnationale, grensoverschrijdende en onderling verweven karakter van de aan te pakken vraagstukken in de Sahel;

96.  benadrukt het voortdurende cruciale belang van intensievere samenwerking tussen de EU en Afrikaanse regionale actoren zoals de AU, de Ecowas, de Unie van de Arabische Maghreb en de Afrikaanse regionale mensenrechteninstrumenten, teneinde duurzame vooruitgang te boeken met betrekking tot de initiatieven inzake mensenrechten en democratie in de Sahel; moedigt buurlanden als Senegal, Algerije en Marokko aan leiderschap te tonen en te helpen een werkelijke regionale dynamiek te bewerkstelligen waarmee de economische ontwikkeling van de regio en de mensenrechten kunnen worden bevorderd; onderkent ten slotte dat duurzame oplossingen voor de problemen in de Sahel van binnenuit moeten komen en door de eigen bevolking moeten worden omarmd en uitgevoerd; verzoekt de EU desalniettemin om bereid te blijven met alle passende middelen die zij ter beschikking heeft samen te werken met de partners in de Sahel en hen bij te staan, om zo de levenskwaliteit van de mensen in die regio te verbeteren en de banden met hun democratische regeringen te versterken;

Mensenrechtenoverwegingen in de Westelijke Sahara en de Tindouf-kampen

97.  is ingenomen met en onderschrijft het verslag van de secretaris-generaal van de VN van april 2013 over de Westelijke Sahara, waarin wordt benadrukt dat "het van cruciaal belang is om het conflict betreffende de Westelijke Sahara aan te pakken als onderdeel van een bredere strategie voor de Sahel", en dat "de mensenrechtenkwestie van groot belang blijft voor een eventuele oplossing van het conflict"; wijst erop dat de voortdurende conflicten in de Sahel en vooral de aanwezigheid van terroristische groeperingen, zoals de AQIM in het noorden van Mali en het zuiden van Algerije, de situatie in de Westelijke Sahara, alsook in de omringende regio, destabiliseren; wijst voorts op de negatieve gevolgen van het conflict voor de regionale integratie, waar Marokko en Algerije bij betrokken zouden moeten zijn en die aanzienlijke mogelijkheden kan bieden voor democratisering en economische ontwikkeling, waarmee de menselijke veiligheid in de gehele Sahel en de Sahara kan worden vergroot;

98.  bevestigt nogmaals zijn steun voor de VN-resoluties over de Westelijke Sahara; roept op tot volledige naleving van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van het Sahrawi-volk, met inbegrip van de vrijheid van vereniging, de vrijheid van meningsuiting en het recht om vreedzaam te demonstreren;

99.  benadrukt dat de mensenrechten in de Westelijke Sahara en in de Tindouf-kampen moeten worden aangepakt, zelfs zonder vooruit te lopen op een eventuele definitieve politieke regeling en zonder een mening tot uiting te brengen met betrekking tot een dergelijke regeling; herhaalt niettemin dat zelfbeschikking een fundamenteel mensenrecht is, zoals vastgelegd in artikel 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van de VN en dat territoriale integriteit een beginsel van het internationaal recht is; herinnert voorts aan resolutie 1754(2007) van de VN-Veiligheidsraad waarin de partijen worden opgeroepen in goed vertrouwen onderhandelingen te openen, zonder voorwaarden vooraf, "teneinde te komen tot een rechtvaardige, duurzame en voor alle partijen aanvaardbare politieke oplossing, die voorziet in zelfbeschikking van de bevolking van de Westelijke Sahara"; herhaalt deze oproep aan Marokko en het Polisario-front om de onderhandelingen met betrekking tot een vreedzame oplossing voor het conflict voort te zetten en het recht op zelfbeschikking van het Sahrawi-volk opnieuw te onderschrijven; wijst op de kansen die voortvloeien uit de politieke en democratische hervormingen in Marokko en neemt nota van de sterkere verplichtingen die met deze hervormingen gepaard gaan voor wat betreft de eerbiediging en naleving van de mensenrechten in met name de Westelijke Sahara; vreest dat de vertraging van 25 jaar bij de organisatie van een referendum of de totstandkoming van enige andere vorm van een voor beide partijen aanvaardbare politieke regeling, de vervreemding van de Sahrawi en het gevaar van geweld vergroot, met name onder jongeren; dringt er bij de EU op aan haar betrokkenheid te vergroten en de Verenigde Naties te ondersteunen in hun pogingen de partijen ertoe te bewegen de rechtstreekse onderhandelingen te hervatten teneinde het conflict op vreedzame en duurzame wijze op te lossen;

100.  roept de Commissie en de lidstaten op een actievere rol te spelen bij de oplossing van het conflict in de Westelijke Sahara, gegeven dat een politieke oplossing van het conflict in de Westelijke Sahara, verzoening en de mensenrechtensituatie nauw met elkaar verbonden zijn; wijst erop dat zij daartoe niet alleen de VN-onderhandelingen moeten ondersteunen, maar tevens uiteenlopende instrumenten voor het buitenlands beleid moeten inzetten (bv. versterking van het toezicht op de mensenrechten en het bewustzijn hierover onder politie en veiligheidstroepen, ondersteuning van democratische hervormingen, waaronder decentralisering en bestrijding van discriminatie in de regio), dit alles om het zo broodnodige vertrouwen tussen de partijen bij het conflict te bevorderen;

101.  spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over het recente verslag van de speciale vertegenwoordiger van de VN inzake marteling, waaruit blijkt dat Marokkaanse functionarissen personen op politieke gronden gevangen hebben gezet, zich schuldig hebben gemaakt aan marteling en verkrachting van Sahrawi-gedetineerden, actievoerders hebben ontvoerd en achtergelaten in de woestijn om hun te intimideren, en advocaten die voor onafhankelijkheid zijn herhaaldelijk en onder meer thuis hebben lastiggevallen; wijst voorts op de wijdverspreide beschuldigingen inzake gedwongen verdwijningen en oneerlijke processen; vraagt in het bijzonder aandacht voor de ontmanteling van het protestkamp van Gdeim Izik in november 2010, waarbij als gevolg van het aanzienlijke geweld dertien mensen om het leven kwamen, en het latere proces tegen 25 Sahrawi's, van wie velen bekend staan als mensenrechtenactivisten, in februari 2013; neemt kennis van Marokko´s ongewijzigde standpunt dat het proces eerlijk en naar behoren is verlopen, en van de positieve conclusies van enkele internationale waarnemers, maar herinnert tevens aan de bezorgdheid van de speciale vertegenwoordiger van de VN over het gebruik van een militaire rechtbank, de beschuldigingen inzake marteling, en het onvermogen van de Marokkaanse autoriteiten om deze beschuldigingen te onderzoeken; wijst op de conclusies van enkele ngo´s en mensenrechtenwaarnemers met betrekking tot de vermeende politieke vervolgingen in de zaak, de gebrekkige bewijslast en excessieve straffen, waarbij twintig personen zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van twintig jaar tot levenslang; is derhalve ingenomen met het feit dat de Marokkaanse regering de aanbevelingen van de Marokkaanse nationale raad voor mensenrechten heeft onderschreven, waarin staat dat burgers niet berecht mogen worden door militaire rechtbanken; dringt er bij de Marokkaanse regering op aan te waarborgen dat deze aanbevelingen ten uitvoer worden gelegd; betreurt tegelijkertijd dat dit besluit te laat komt voor degenen die reeds zijn veroordeeld; moedigt de Marokkaanse regering voorts aan alle aanbevelingen in de verslagen van de VN en de nationale raad voor mensenrechten ten uitvoer te leggen, en zich te blijven inzetten voor de totstandkoming van een mensenrechtencultuur; dringt er in dit verband bij de Marokkaanse autoriteiten op aan om alle Sahrawische politieke gevangenen onmiddellijk vrij te laten en samen te werken met het maatschappelijk middenveld en andere actoren, teneinde de transparantie en eerlijkheid van gerechtelijke procedures te waarborgen, en om onderzoek te doen naar en vervolging in te stellen tegen veiligheidsfunctionarissen die ervan worden beschuldigd betrokken te zijn bij willekeurige gevangenneming, marteling en andere vormen van machtsmisbruik;

102.  veroordeelt de schendingen van de mensenrechten waarmee de Saharaanse vrouwen worden geconfronteerd, met name in de vorm van pesterijen en seksueel geweld;

103.  wijst nogmaals op de zorgen in het onofficieel naar buiten gebrachte verslag van de OHCHR van 2006 inzake beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging in de Westelijke Sahara; neemt kennis van de bewering van Marokko dat het sit-indemonstraties en andere vormen van protest toestaat; betreurt dat Marokko ngo's die zich voor onafhankelijkheid uitspreken klaarblijkelijk via institutionele weg tegenwerkt door hun wettelijke registratie en erkenning te verhinderen, die zij nodig hebben om zich effectief in te zetten binnen hun gemeenschappen; veroordeelt de vaak strenge straffen voor "ondermijning van de Marokkaanse territoriale integriteit", een wetgevingsinstrument dat naar verluidt wordt gebruikt om Sahrawi´s die voor onafhankelijkheid pleiten, te dwarsbomen; herinnert aan de bevindingen van de onafhankelijke deskundige van de VN inzake culturele rechten dat de Marokkaanse autoriteiten bepaalde aspecten van de Sahrawi-cultuur onderdrukken; herhaalt de oproep van deze onafhankelijke VN-deskundige om een einde aan deze maatregelen te maken en volledige culturele diversiteit te bevorderen; neemt in dit verband verheugd kennis van de in de nieuwe Marokkaanse grondwet opgenomen bepalingen inzake de eerbiediging van culturele rechten; is ingenomen met de oprichting van een Sahrawi-televisiestation; dringt met klem aan op volledige tenuitvoerlegging van deze bepalingen;

104.  betreurt de uitzetting door Marokko van een delegatie van vier leden van het Europees Parlement op woensdag 6 maart 2013 ten zeerste; merkt op dat de delegatie van plan was de Westelijke Sahara te bezoeken om onderzoek te doen naar de mensenrechtensituatie aldaar en vertegenwoordigers van de MINURSO te ontmoeten; betreurt dit gedrag van de Marokkaanse autoriteiten ten zeerste en eist van het Koninkrijk Marokko dat het onafhankelijke waarnemers, leden van parlementen, de pers en humanitaire organisaties vrije toegang tot de Westelijke Sahara geeft, alsook het recht zich daar vrijelijk te verplaatsen;

105.  herinnert aan de zorgen van het Bureau van de Verenigde Naties voor projectdiensten (UNOPS) dat de Westelijke Sahara nog altijd een van de gebieden ter wereld is met de meeste landmijnen; wijst erop dat landmijnen in de Westelijke Sahara ten minste 2 500 tragische slachtoffers hebben geëist sinds 1975, nog altijd een bedreiging zijn voor vele duizenden Sahrawi-nomaden, en een ernstige belemmering vormen voor de oplossing van het conflict in de Westelijke Sahara en de vluchtelingensituatie; prijst in dit verband het werk van de MINURSO, het Koninklijke Marokkaanse Leger, het Polisario-front, Landmine Action en andere organisaties om de desbetreffende gebieden in kaart te brengen en van landmijnen te ontdoen; is verheugd dat het Polisario-front de Oproep van Genève inzake het verbod op antipersoonsmijnen heeft ondertekend; moedigt alle actoren aan alles in het werk te stellen om de bevolking voor te lichten, slachtoffers bij te staan en alle resterende munitie te verwijderen; merkt bovendien op dat Marokko een van de weinige landen ter wereld en een van de slechts drie Afrikaanse landen is die het Verdrag van Ottawa niet hebben ondertekend; roept het land op het verdrag alsnog te ondertekenen als een manier het onderlinge vertrouwen te versterken en aan te geven dat het vrede wil;

106.  vestigt de aandacht op de situatie van de Saharaanse vrouwen en hun belangrijke rol in de Saharaanse samenleving, met name in de vluchtelingenkampen, waar het analfabetisme aanzienlijk is gedaald; wijst op de sleutelrol die vrouwen vervullen in de organisatie van de Saharaanse instellingen en op hun sterke participatie in de besluitvorming op alle niveaus, van de lokale comités tot het parlement en de regering; vestigt de aandacht op de rol die de vrouwen in de Westelijke Sahara spelen in de vredeshandhaving, het bevorderen van de dialoog, de bijlegging van conflicten en het behoud van de Saharaanse samenleving en structuren;

107.  uit zijn bezorgdheid over de armoede en het gebrek aan basisvoorzieningen in de door het Polisario-front bestuurde vluchtelingenkampen nabij Tindouf, met name voor wat betreft voedsel, gezondheidszorg en toegang tot drinkwater; is ingenomen met de humanitaire hulp van de EU middels ECHO aan de desbetreffende vluchtelingenkampen; roept de internationale actoren niettemin op hun hulp doeltreffender te kanaliseren, coördineren en op elkaar aan te doen sluiten, alsook waar nodig het hulpbedrag te verhogen, teneinde de stabiliteit van de humanitaire situatie te waarborgen en de omstandigheden in de kampen te helpen verbeteren; sluit zich aan bij de aanbevelingen van de speciale vertegenwoordiger van de VN inzake behoorlijke huisvesting dat voldoende internationale financiële middelen ter beschikking moeten worden gesteld voor huisvesting; wijst evenwel op het goed werkende bestuur in de kampen en is ingenomen met de actieve aanwezigheid van het maatschappelijk middenveld en met de grote deelname van vrouwen aan beide; is bovendien ingenomen met de sociale aandacht voor onderwijs in de kampen, ondanks de schaarse middelen; wijst evenwel op het gebrek aan duidelijke documentatie over het precieze aantal bewoners van de kampen; dringt er bij de Polisario-autoriteiten op aan om, indien nodig met steun van Algerije, regelmatig tellingen of officiële registraties uit te voeren of deze te faciliteren;

108.  vreest dat de armoede in de Tindouf-kampen in combinatie met het ontbreken van langetermijnperspectieven voor veel vluchtelingen, hen kwetsbaar maakt voor radicalisering in religieus fundamentalistische richting; wijst op het gevaar dat jongeren worden geworven voor criminele of terroristische organisaties, en vraagt aandacht voor de poreuze grenzen in het gebied, hetgeen diepere infiltratie van de kampen door jihadistische groeperingen uit het noorden van Mali en elders, dreigt te vergemakkelijken; veroordeelt de ontvoering van drie Europese hulpverleners uit het Rabouni-kamp in oktober 2011; benadrukt daarom dat het van zeer groot belang is om de veiligheid en de beveiliging van de kampen te waarborgen; roept de Algerijnse autoriteiten op hun verantwoordelijkheid hiervoor te nemen en de mensenrechtensituatie in de Tindouf-kampen te verbeteren; spreekt zijn volledige steun uit voor het UNHCR-programma ter bevordering van het onderlinge vertrouwen door familiebezoeken tussen Tindouf en de Westelijke Sahara mogelijk te maken;

109.  wijst erop dat hoewel de meeste internationale waarnemers, verslagen van het OHCHR, de Afrikaanse commissie van de rechten van de mens en de volkeren, het Robert F. Kennedy Center for Justice and Human Rights en Human Rights Watch weinig bewijs hebben gevonden voor systematische en institutionele mensenrechtenschendingen in de kampen, veel actoren, met inbegrip van de Marokkaanse regering, Marokkaanse ngo's en enkele voormalige bewoners van de Tindouf-kampen, de Polisario-autoriteiten ervan hebben beschuldigd de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van beweging van bewoners te beperken; wijst erop dat Polisario deze beschuldigingen krachtig ontkent en bereid is om samen te werken met de mensenrechtenorganen van de VN; dringt er derhalve bij Polisario op aan om onafhankelijke mensenrechtenwaarnemers volledig, regelmatig en ongestoord toegang tot de kampen te verschaffen en beschuldigingen grondig te onderzoeken;

110.  is verheugd over de inspanningen om de documentatie over vermeende mensenrechtenschendingen in de Westelijke Sahara te verbeteren, met name door de oprichting van de Marokkaanse nationale raad voor mensenrechten die in Laayoune en Dakhla zetelt en die wordt erkend door de VN; neemt kennis van het positieve werk van deze raad en dringt er bij de Marokkaanse regering op aan de onafhankelijkheid en de bevoegdheden ervan te versterken en zijn aanbevelingen ten uitvoer te leggen; spoort de raad voorts aan zijn inspanningen te intensiveren teneinde een band op te bouwen met de Sahrawi´s die vijandig staan ten aanzien van de Marokkaanse heerschappij en een adequate follow-up van klachten te waarborgen; is ingenomen met de goedkeuring door Marokko in 2012 van drie van de vijf aanbevelingen van de VN-Raad voor de mensenrechten inzake de mensenrechtensituatie in de Westelijke Sahara, en dringt erop aan ook de resterende twee aanbevelingen goed te keuren; is voorts verheugd over het feit dat Marokko internationale ad-hocdelegaties heeft uitgenodigd, met inbegrip van de speciale vertegenwoordiger van de VN inzake marteling, en dat deze op de uitnodiging zijn ingegaan; moedigt de Marokkaanse autoriteiten aan toestemming te geven voor verkenningsmissies van andere internationale organen zoals de Afrikaanse Commissie voor de mensenrechten en rechten van volkeren en het Europees Parlement; dringt er bij alle betrokken partijen op aan op soortgelijke wijze te blijven samenwerken met de mensenrechtenorganen van de VN; steunt de oprichting van een officiële Minurso-ICRK-missie in de regio van Fadret Leguiaa om te beginnen met het opgraven en het teruggeven van de stoffelijke overschotten aan de families, na de ontdekking van massagraven door het onderzoeksteam van de University of the Basque Country;

111.  neemt niettemin kennis van de ernstige en betwiste beschuldigingen aan het adres van zowel de Marokkaanse als de Polisario-autoriteiten; herinnert tevens aan de nadruk die de secretaris-generaal van de VN recentelijk legde op "onafhankelijk, onpartijdig, alomvattend en duurzaam toezicht op de mensenrechtensituatie in zowel de Westelijke Sahara als de kampen"; wijst er in dit verband op dat de VN in april 2013 het mandaat van de MINURSO niet hebben versterkt met een mensenrechtendimensie; spoort de VN aan dit alsnog te doen of anders een nieuwe, permanente, onpartijdige mensenrechteninstantie op te richten die belast wordt met het toezicht op en de verslaglegging over de algehele mensenrechtensituatie en met het onderzoek naar individuele klachten; dringt erop aan dat een dergelijke instantie ook betrekking moet hebben op het door Marokko gecontroleerde deel van de Westelijke Sahara, de Tindouf-kampen en ander grondgebied dat onder controle van het Polisario-front staat;

112.  spoort de regeringen van Marokko en Algerije aan om hun politieke dialoog verder te ontwikkelen en uit te breiden teneinde de regionale dynamiek te verbeteren en toenemende spanningen te voorkomen, en ten behoeve van de bredere internationale gemeenschap;

113.  dringt er bij de VV/HV en de SVEU voor de mensenrechten op aan de Marokkaanse autoriteiten en het Polisario-bestuur in de Westelijke Sahara en in Tindouf opleidingsprogramma's op het gebied van mensenrechten te bieden, specifiek voor de politie en andere veiligheidsagenten, de wetgevende macht, ambtenaren van het lokaal bestuur, media en middenveldorganisaties, daarbij voortbouwend op de politieke hervormingen richting democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten zoals Marokko die heeft ingezet, dit ongeacht de vraag of er al dan niet een politiek akkoord komt voor het conflict in de Westelijke Sahara, maar wel met het oog op bevordering van de onderhandelingen daartoe;

o
o   o

114.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordigers van de EU voor de mensenrechten en voor de Sahel, de EU-lidstaten, de regeringen en de parlementen van de Sahellanden, Marokko, Algerije en het Polisario-front, de secretaris-generaal van de VN en de VN-Veiligheidsraad, de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten, de voorzitter en de secretaris-generaal van de commissie van de AU, en de voorzitter en commissievoorzitter van de Ecowas.

(1) PB L 200 van 27.7.2012, blz. 21.
(2) PB L 75 van 19.3.2013, blz. 29.
(3) PB C 99 E van 3.4.2012, blz. 87.
(4) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0503.
(5) Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0055.
(6) PB C 249 E van 30.8.2013, blz. 41.

Juridische mededeling - Privacybeleid