Resolutie van het Europees Parlement van 22 oktober 2013 over het begrotingsbeheer van de pretoetredingsmiddelen van de Europese Unie op het gebied van de rechtsstelsels en de strijd tegen corruptie in de kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen (2011/2033(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de mededelingen van de Europese Commissie over de toetredingsstrategie en de voornaamste uitdagingen voor de jaren 2007-2008, 2008-2009, 2009-2010, 2010-2011, 2011-2012 en 2012-2013,
– gezien de meerjarige indicatieve financiële kaders, indicatieve meerjarenplannen, nationale programma's en projectfiches waarover tussen de Commissie en de respectieve kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen is onderhandeld,
– gezien Speciaal Verslag nr. 12/2009 van de Europese Rekenkamer over de doeltreffendheid van de projecten van de Commissie op het gebied van justitie en binnenlandse zaken voor de westelijke Balkan,
– gezien Speciaal verslag nr. 16/2009 van de Rekenkamer over het beheer door de Europese Commissie van pretoetredingssteun aan Turkije,
– gezien Speciaal verslag nr. 14/2011 van de Rekenkamer getiteld "Is door de EU-steun de capaciteit van Kroatië om na de toetreding financiële middelen te beheren toegenomen?",
– gezien Speciaal verslag nr. 18/2012 van de Rekenkamer over bijstand van de Europese Unie aan Kosovo(1) op het gebied van de rechtsstaat,
– gezien de thematische evaluatie van de Commissie van het rechtswezen en de grondrechten in Turkije van oktober 2012,
– gezien de thematische evaluatie van de Commissie van de rechtsstaat, de hervorming van het rechtswezen en de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad in de westelijke Balkan – delen 2 en 3 van mei 2012 en februari 2013,
– gezien de informatieve nota van de Commissie van maart 2013(2) over het gebruik van de pretoetredingsmiddelen op het gebied van de rechtsstelsels en de strijd tegen corruptie in de landen van de westelijke Balkan en Turkije,
– gezien het voortgangsverslag 2012 voor de kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen,
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A7-0318/2013),
A. overwegende dat kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen hun inspanningen moeten voortzetten om hun rechtsstelsels te verbeteren en corruptie te bestrijden als dat noodzakelijk wordt geacht voor toetreding, zelfs als ze in de tussentijd EU‑lidstaten zijn geworden; overwegende dat de Europese Raad tijdens de topconferentie van Helsinki in 1999 aan Turkije de status van kandidaat-land voor het EU-lidmaatschap heeft verleend en dat de het toetredingspartnerschap EU-Turkije in 2001 werd goedgekeurd, en overwegende dat tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad in Thessaloniki in 2003 het stabilisatie- en associatieproces werd bekrachtigd als het EU-beleid inzake de landen van de westelijke Balkan waardoor deze landen in aanmerking komen voor toetreding tot de EU; overwegende dat het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) niet de enige manier is waarop de EU de hervorming van de rechtsstaat in Bosnië en Herzegovina en Kosovo ondersteunt, aangezien ook steun voor de hervorming van het rechtsstelsel in Kosovo wordt geboden via Eulex, en tussen 2003 en 2012 in Bosnië en Herzegovina een politiemissie werd uitgevoerd;
B. overwegende dat de handhaving van de beginselen van de rechtsstaat, voornamelijk via de hervorming van het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad in de landen op de westelijke Balkan en in Turkije door de Commissie als belangrijkste prioriteit worden gezien, en overwegende dat sinds 2012 de "nieuwe aanpak" wordt gehanteerd in het kader van het uitbreidingsbeleid waarbij de hervorming van het rechtsstelsel en binnenlandse aangelegenheden vroeg in het toetredingsproces aan de orde komen via een nieuwe onderhandelingsmethode, waarin onder andere duidelijke prioriteiten en voorwaarden worden gesteld op de in hoofdstuk 23 en 24 genoemde terreinen, met als doel beter prioriteiten te kunnen aanbrengen bij de financiële steun in het kader van IPA II;
C. overwegende dat de Europese Unie financiële steun verleent aan kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen via het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) dat de programma's TPA, Phare en Cards uit 2007 vervangt, en overwegende dat alle kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen met uitzondering van IJsland baat hebben bij EU‑pretoetredingsfondsen in het kader van de hervorming van hun rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie;
D. overwegende dat het nieuwe pretoetredingsinstrument IPA II strategischer, efficiënter en gerichter moet zijn dan zijn voorgangers, om op de lange termijn resultaten te boeken door deze landen beter klaar te stomen voor het EU-lidmaatschap, en indien mogelijk de voorkeur te geven aan de sectorale aanpak om alomvattende hervormingsstrategieën van de begunstigde landen te steunen;
E. overwegende dat het IPA niet de enige manier is waarop de EU de hervorming van de rechtsstaat in Bosnië en Herzegovina en Kosovo ondersteunt, aangezien tussen 2003 en 2012 in Bosnië en Herzegovina ook een politiemissie werd uitgevoerd en er ook steun werd geboden aan Kosovo in de vorm van de rechtsstaatmissie van de EU in Kosovo (Eulex), waarmee in 2008 werd begonnen; overwegende dat Eulex, waar op 1 juli 2013 ruim 2 000 werknemers in dienst waren (waarvan meer dan 730 personen gedetacheerd zijn door EU‑lidstaten) en met een begroting van ruim 100 miljoen EUR per jaar (tussen juni 2012 en juni 2013), een belangrijke rol speelt in de ondersteuning van de Kosovaarse instellingen op het gebied van de rechtsstaat, onder andere de hervorming van het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie;
F. overwegende dat regionale projecten waarmee de samenwerking tussen begunstigden in verschillende landen wordt ondersteund, en horizontale projecten die gericht zijn op de gedeelde behoeften van diverse begunstigden, sinds 2007 in aanmerking komen voor financiering in het kader van IPA‑programma's met meerdere begunstigden;
1. herinnert eraan dat de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad een van de belangrijkste prioriteiten is waarop elke kandidaat-land of potentieel kandidaat-land dat zijn Europese aspiraties verwezenlijkt wil zien, zal worden beoordeeld;
2. wijst nogmaals op het belang van een onafhankelijk rechtsstelsel, de bescherming en bevordering van de grondrechten en doeltreffende corruptiebestrijding voor de versterking van de rechtsstaat en de democratie; is ingenomen met de nieuwe onderhandelingsstrategie van de EU, waarin deze aspecten werkelijk de kernpunten vormen van het toetredingsproces en voorzien wordt in vroege opening van de hoofdstukken 23 en 24 op basis van duidelijke en gedetailleerde actieplannen die ertoe aanzetten dat de noodzakelijke wetten en instellingen tot stand worden gebracht en dat de resultaten grondig worden gedocumenteerd; wijst met klem op de noodzaak van transparante en billijke benchmarks in het hele proces, waarmee de criteria vertaald worden in concrete stappen in de richting van toetreding;
Budgettair en financieel beheer
Hervorming van de rechtsstelsels
3. constateert dat sedert 2001 de pretoetredingssteun aan Turkije voor de hervorming van het rechtsstelsel 128 938 935 EUR beliep voor 30 projecten waarvan per 31 december 2012 66 645 666 EUR is uitbetaald; onderstreept dat momenteel negen projecten zijn voltooid, 11 projecten nog lopen en 10 projecten nog van start moeten gaan(3);
4. onderkent dat de Commissie in februari 2012 een invorderingsprocedure is gestart met betrekking tot twee afgeronde projecten in Turkije: de bouw van drie hoven van beroep in Ankara, Erzurum en Diyarbakır(4), en steun voor de totstandbrenging van hoven van beroep in Turkije(5); constateert dat 21 767 205,29 EUR was ingevorderd in april 2012 en dat dit bedrag overeenkomt met de betalingen die de Commissie had uitgevoerd voor beide projecten; merkt op dat het besluit van de Commissie om het hele bedrag in te vorderen werd aangevochten door de externe beoordelaars; verzoekt de Commissie uiterlijk in december 2013 gedetailleerde informatie over deze kwestie te verschaffen en de keuze voor een invordering van het volledige bedrag toe te lichten;
5. constateert dat sedert 2005 de pretoetredingssteun van de EU aan de landen van de westelijke Balkan voor de hervorming van hun rechtsstelsels 240 064 387,48 EUR beliep voor 124 projecten waarvan per 31 december 2012 85 749 243,96 EUR is uitbetaald; onderstreept dat momenteel 53 projecten zijn voltooid, 47 projecten nog lopen en 23 projecten nog van start moeten gaan(6);
Tabel 1: Pretoetredingssteun aan de landen van de westelijke Balkan voor de hervorming van hun rechtsstelsels
met betrekking tot de projecten PHARE, CARDS en IPA
Land
Totaal pretoetredingssteun (in EUR)
Betalingen per 31/12/12
(in EUR)
Aantal projecten
Uitvoering van projecten
Nog te starten
Lopend
Voltooid
Albanië
46 954 563.08
12 681 306.32
17
2
14
1
Bosnië en Herzegovina
35 918 893.00
14 148 643.76
26
4
13
8
Kroatië
34 443 208.36
12 356 399.21
17
4
6
7
FYROM
11 295 000.00
3 236 000.00
13
2
1
10
Kosovo
63 613 000.00
25 641 584.77
15
6
6
3
Montenegro
4 790 085.00
3 406 910.19
9
0
2
7
Servië
43 049 638.04
14 278 399.71
27
5
5
17
Totaal
240 064 387.48
85 749 243.96
124
23
47
53
Strijd tegen corruptie
6. constateert dat sedert 2001 de pretoetredingssteun aan Turkije voor de strijd tegen corruptie 6 160 000 EUR beliep voor 5 projecten waarvan per 31 december 2012 1 661 732 EUR is uitbetaald; onderstreept dat momenteel 1 project is voltooid, 2 projecten nog lopen en 2 projecten nog van start moeten gaan;
7. constateert dat sedert 2005 de pretoetredingssteun van de EU aan de landen van de westelijke Balkan voor de strijd tegen corruptie 55 160 227,76 EUR beliep voor 45 projecten waarvan per 31 december 2012 16 060 007,57 EUR is uitbetaald; onderstreept dat momenteel 18 projecten zijn voltooid, 17 projecten nog lopen en 10 projecten nog van start moeten gaan(7);
Tabel 2: Pretoetredingssteun aan de landen van de westelijke Balkan voor de strijd tegen corruptie
met betrekking tot de projecten PHARE, CARDS en IPA
Land
Totaal pretoetredingssteun (in EUR)
Betalingen per 31/12/12
(in EUR)
Aantal projecten
Uitvoering van projecten
Nog te starten
Lopend
Voltooid
Albanië
3 500 000.00
3 184 112.00
2
0
1
1
Bosnië en Herzegovina
4 553 791.00
1 878 730.36
16
1
9
6
Kroatië
9 684 397.12
3 753 821.95
9
2
2
5
FYROM
14 647 000.00
1 182 000.00
5
3
0
2
Kosovo
6 500 000.00
1 394 670.10
4
2
1
1
Montenegro
6 391 722.00
2 690 106.00
5
1
2
2
Servië
3 383 317.64
1 976 567.16
4
1
2
1
Totaal
55 160 227.76
16 060 007.57
45
10
17
18
8. onderstreept de nieuwe benadering van de Commissie bij het aanpakken van de hervorming van het rechtsstelsel en kwesties van binnenlandse zaken in een vroeg stadium van het toetredingsproces; constateert echter dat gemiddeld slechts 3,13% van het totale pretoetredingsbudget van de EU voor 2007-2012 aan justitie is besteed en slechts 0,52% aan de strijd tegen corruptie; constateert dat het totaalbedrag dat is toegewezen aan alle beleidsterreinen die worden behandeld in de hoofdstukken 23 en 24 (het rechtsstelsel en grondrechten, resp. justitie, vrijheid en veiligheid) over dezelfde periode ongeveer 7,41% van de totale pretoetredingssteun bedraagt; constateert voorts dat ongeveer 16,29% van aan component 1 toegewezen fondsen gericht is op de versterking van de rechtsstaat in kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen;
9. onderkent dat het contract voor het IPA‑project "Capaciteitssteun aan het ministerie van Justitie in Bosnië en Herzegovina voor strategieplanning, steuncoördinatie en EU‑integratie" uit 2007 is opgeschort; verzoekt de Commissie vóór 2013 gedetailleerde informatie te verschaffen over de opschorting van het contract en de status van het project;
Financiering, uitbreidingsprioriteiten en medefinanciering
10. onderstreept de nieuwe benadering van de Commissie bij het aanpakken van de hervorming van het rechtsstelsel en kwesties van binnenlandse zaken in een vroeg stadium van het toetredingsproces; constateert echter dat gemiddeld slechts 2,87% van de totale pretoetredingssteun van de EU voor de periode 2007-2013 aan justitie is besteed en slechts 0,52% aan de strijd tegen corruptie;
Tabel 3: Hoogte van de financiële middelen voor specifieke projecten met het oog op de hervorming van het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie in vergelijking met de totale pretoetredingssteun van de EU aan kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen voor de periode 2007-2012(8)
Land
Totaal pretoetredingssteun van de EU (in EUR)
Investeringen in het rechtsstelsel
%
Investeringen in de strijd tegen corruptie
%
Albanië
591 200 000,00
46 954 563,08
7.94
3 500 000,00
0.59
Bosnië en Herzegovina
655 300 000,00
35 918 893,00
5.48
4 322 690,00
0.66
Kroatië
998 000 000,00
28 124 764,60
2.81
9 552 355,11
0.96
FYROM
615 100 000,00
8 903 000,00
1.45
13 285 000,00
2.16
Kosovo
635 300 000,00
63 613 000,00
10.01
6 500 000,00
1.02
Montenegro
235 600 000,00
4 377 111,00
1.86
6 391 722,00
2.71
Servië
1 385 400 000,00
43 049 638,04
3.11
3 383 317,64
0.24
Turkey
4 799 000 000,00
79 287 735,00
1.65
4 810 000,00
0.10
11. constateert dat de mate van medefinanciering door binnenlandse autoriteiten sterk verschilt per land: Kroatië en Turkije medefinancieren de meeste van hun projecten zelf, terwijl Servië al zijn projecten laat financieren door de pretoetredingssteun van de EU; is van mening dat medegefinancierde projecten, vooral op het vlak van het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie, meer zeggenschap opleveren voor de begunstigden; verzoekt de Commissie dan ook het aantal projecten dat wordt medegefinancierd door binnenlandse autoriteiten in het kader van IPA II te verhogen;
12. is van mening dat de hoogte van de pretoetredingssteun ten behoeve van de hervorming van de rechtsstelsels en de strijd tegen corruptie geen afspiegeling vormt van de prioriteit die de Commissie in dit verband heeft vastgesteld; dringt er, gezien het belang van de met het rechtsstelsel en de corruptie verband houdende kwesties, de ernst van de problemen ter plaatse, alsmede de positieve overloopeffecten en synergieën die aan andere sectoren ten goede zouden komen, indien de hervormingen van het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie naar behoren worden afgesloten en uitgevoerd, bij de Commissie en de begunstigde landen op aan om beduidend meer en adequate middelen voor deze twee sectoren uit te trekken; merkt echter op dat andere factoren zoals landgebonden gestructureerde dialogen over de rechtsstaat en het rechtsstelsel een aanzienlijke impact hebben op de doeltreffendheid van de EU-pretoetredingssteun in het kader van de hervorming van het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie; ziet derhalve onder ogen dat het percentage van de totale financiering niet het enige criterium is voor de efficiëntie van de EU-inspanningen om de rechtsstaat en anti-corruptiepraktijken te versterken;
13. betreurt het dat het financieringspeil in het kader van IPA-I laag is in verhouding tot het belang van deze beleidsterreinen; constateert echter dat er in sommige kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen sprake is van een laag absorptievermogen van IPA-I op de met de rechtsstaat verband houdende terreinen; acht het van essentieel belang dat het beheer van de pretoetredingsfinanciering op dit terrein in het kader van IPA-II verbeterd wordt en benadrukt dat de vorderingen ten aanzien van specifieke doelstellingen inzake een onafhankelijk en efficiënt rechtsstelsel, de rechtsstaat en de corruptiebestrijding, met inbegrip van de toepassing van die vorderingen in de praktijk, worden gecontroleerd en beoordeeld aan de hand van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren; acht het ook van belang dat IPA-II in prestatiestimulansen voorziet om substantiële vorderingen ten aanzien van de in de strategiedocumenten gespecificeerde doelstellingen te belonen;
14. betreurt het feit dat de Commissie niet over een instrument beschikt dat automatisch een uitvoeringspercentage voor de pretoetredingsprojecten van de EU genereert en onderstreept dat kennis over het uitvoeringspercentage van cruciaal belang is om toe te zien op de efficiënte uitvoering van de projecten en bijgevolg in een vroeg stadium knelpunten aan de orde te stellen; verzoekt de Commissie om elke zes maanden de gegevens te centraliseren over het uitvoeringspercentage van de projecten waarvoor toetredingssteun van de EU wordt verleend;
15. merkt op dat samenwerking bij de hervorming van de rechtsstelsels en de strijd tegen corruptie tevens plaatsvindt op politiek niveau door middel van landgebonden gestructureerde dialogen met de kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen over de rechtsstaat en het rechtsstelsel;
Algemene opmerkingen
16. onderstreept dat de doeltreffendheid van pretoetredingsprojecten die worden uitgevoerd op het vlak van het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie in de eerste plaats afhangt van de politieke wil van de autoriteiten om de hervormingen goed te keuren en volledig ten uitvoer te leggen; betreurt het feit dat er in de meeste kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen niet voldoende politiek draagvlak is om doeltreffende hervormingen door te voeren in de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad of op het vlak van een volledig onafhankelijk rechtsstelsel; wijst erop dat kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen pretoetredingssteun van de EU ontvangen om hun rechtsstelsel, zowel het wetgevingskader als de praktijk, in overeenstemming te brengen met de Europese normen;
Hervorming van het rechtsstelsel
17. is verheugd over de veranderingen waarmee het wettelijke en institutionele kader beter worden afgestemd op het EU‑acquis, en over de modernisering van de institutionele structuur van het rechtsstelsel; onderschrijft bijvoorbeeld de positieve impact die de invoering van het dossierbeheerssysteem (CMS) heeft op de onpartijdigheid en de efficiëntie van rechtbanken, al worden de werking en de doeltreffendheid van dit systeem soms belemmerd door te ambitieuze doelstellingen, zoals in Kosovo;
18. verzoekt de Commissie werk te maken van een duidelijker definitie van de toepassingssfeer van projecten met betrekking tot het rechtsstelsel en de bestrijding van corruptie, teneinde het toezicht en de rapportage op deze gebieden te verbeteren;
19. benadrukt dat het Parlement actief betrokken moet zijn bij het toezicht op de toewijzing en het gebruik van pretoetredingsfondsen in de (potentiële) kandidaat-landen op alle gebieden, met inbegrip van de rechtsstelsels en de corruptiebestrijding; beklemtoont derhalve dat het Parlement op de hoogte moet worden gehouden van de tenuitvoerlegging van het IPA en de toewijzing van pretoetredingsfondsen aan (potentiële) kandidaat-landen;
20. wijst andermaal op het feit dat de rechtsstaat de hoeksteen van de democratie is en een noodzakelijke voorwaarde voor een functionerende markteconomie, en benadrukt dat hervormingen van het rechtsstelsel in een breder verband moeten worden gezien; onderstreept dat het rechtsstelsel volledig onafhankelijk, voorspelbaarder, efficiënter en eerlijker moet zijn om ervoor te zorgen dat de bevolking en het bedrijfsleven vertrouwen in het rechtsstelsel hebben; onderstreept in dit verband de noodzaak om rechtszaken op willekeurige wijze bij alle rechtbanken te verdelen en om te zorgen voor een tijdige rechtspleging en de harmonisatie van de jurisprudentie, de publicatie van en de gemakkelijke toegang tot alle rechterlijke besluiten onmiddellijk na vaststelling, alsook de voordelen, ook op financieel gebied, van het gebruik van e‑justice; wijst erop dat passende bijscholing van rechters, openbare aanklagers en griffiers essentieel is; merkt op dat de "nieuwe benadering" de nadruk moet leggen op deze kwesties in het kader van de toetredingsonderhandelingen;
21. acht het essentieel dat de financiële steun van de EU in sterkere mate gekoppeld wordt aan de prioriteiten van het uitbreidingsbeleid, met name met betrekking tot de rechtsstaat, teneinde de onafhankelijkheid, verantwoordingsplicht, onpartijdigheid, professionaliteit, transparantie en doeltreffendheid van de rechtsstelsels te vergroten; benadrukt dat voorspelbare en toereikende financiering een noodzakelijke voorwaarde is voor duurzame justitiële hervormingen; benadrukt het belang van bijscholing voor rechters, openbare aanklagers en ambtenaren; verzoekt om bijkomende financiële steun aan en engagement met relevante maatschappelijke actoren om de transparantie van de rechtsstelsels te verhogen en hun capaciteit voor de lange termijn te verbeteren, alsook aan degenen die erop toezien dat er geen misbruik gemaakt wordt van de fondsen en aan de bel trekken wanneer dat wel gebeurt;
22. betreurt het feit dat de impact en de duurzaamheid van de financiële steun van de EU wordt belemmerd door het gebrek aan een voorspelbaar rechtsstelsel en voorspelbare en toereikende binnenlandse financiering;
23. merkt op dat de "nieuwe benadering" de nadruk wil leggen op deze kwesties in het kader van de toetredingsonderhandelingen;
Strijd tegen corruptie
24. constateert dat corruptie een grote uitdaging vormt voor de meeste kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen; stelt met bezorgdheid vast dat in diverse landen op de westelijke Balkan voortgangsrapportages melding maken van de connecties die er bestonden tussen criminelen, netwerken van georganiseerde misdaad en politieke elites tijdens de conflicten in de regio, en dat die banden ook in de huidige maatschappij nog bestaan; maakt zich ernstige zorgen over het fenomeen "gijzeling van de staat", dat aanwezig is in een aantal van deze landen;
25. merkt op dat een daadwerkelijke tenuitvoerlegging en concrete resultaten in de strijd tegen corruptie, met name in gevallen van corruptie op hoog niveau en corruptie bij de rechterlijke macht, nog steeds een grote uitdaging vormen, en dat een betrouwbare staat van dienst zou moeten worden opgebouwd van gevallen waarin vervolging is ingesteld en een veroordeling heeft plaatsgevonden, om de voortgang te kunnen meten; is ingenomen met het feit dat de "nieuwe benadering" gericht zal zijn op deze kwesties in het kader van de toetredingsonderhandelingen; onderstreept de noodzaak van betere planning en financiering van maatregelen tegen corruptie op basis van de samenwerking tussen een brede groep belanghebbenden; doet een beroep op de Commissie om een strategisch perspectief op een langere termijn en een bredere basis te ontwikkelen inzake EU-steun voor maatschappelijke organisaties die zich op nationaal en op Europees niveau bezighouden met transparantie en de strijd tegen corruptie; merkt op dat de "nieuwe benadering" de nadruk wil leggen op deze kwesties in het kader van de toetredingsonderhandelingen;
26. wil een overzicht zien van objectieve en succesvolle rechtsvervolging en rechterlijke uitspraken in corruptiebestrijdingszaken, ook in ophefmakende zaken, opdat de burgers meer vertrouwen krijgen in de rechtsstaat en de overheidsinstellingen; verzoekt de betrokken autoriteiten de interinstitutionele samenwerking, met name met wetshandhavingsstructuren, te verbeteren, het maatschappelijk bewustzijn te vergroten en capaciteiten op te bouwen voor het plannen, handhaven en monitoren van anti-corruptieregels en -activiteiten, alsook nauw samen te werken met de Groep van Staten tegen Corruptie (Greco) en nauwe contacten te onderhouden met onafhankelijke overheidsorganen, zoals corruptiebestrijdingsinstanties; dringt erop aan dat de strategieën ter voorkoming en bestrijding van corruptie op nationale en internationale schaal worden uitgevoerd;
27. is van mening dat vrijheid van pers en media en digitale vrijheid een cruciaal middel vormen om toezicht te houden op het gezag en een belangrijk middel in de bestrijding van corruptie, omdat daarmee zowel een platform voor vrije meningsuiting als toegang van het publiek tot informatie wordt gewaarborgd; vraagt daarom dat deze vormen van vrijheid actief worden nagestreefd door middel van IPA-programma's voor regeringen, burgers, de pers en de media;
28. vreest dat de pretoetredingssteun van de EU niet altijd op consistente wijze wordt ingezet vanwege een ontbrekende regionale benadering en strategie; onderstreept dat er bijvoorbeeld in Kroatië met pretoetredingssteun van de EU een anti-corruptieagentschap is opgericht met onderzoeksbevoegdheden, terwijl het in Kosovo opgerichte anti-corruptieagentschap deze bevoegdheden niet heeft gekregen, zodat er twijfels zijn gerezen over de efficiëntie daarvan; verzoekt de Commissie dan ook een duidelijke regionale strategie op te stellen om te voorkomen dat er tegenstrijdige modellen worden gefinancierd in kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen;
Uitvoering van de projecten
29. constateert dat pretoetredingsprojecten een tijdspanne hebben tussen 1 en 3,5 jaar; erkent, op basis van externe thematische evaluaties, dat dergelijke termijnen een uitdaging vormen en zelfs te ambitieus zijn, gezien de grote omvang en de talrijke, vaak gecompliceerde onderdelen van de meeste projecten; beveelt aan, gezien het ingewikkelde karakter van de hervormingen inzake het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie, alsmede de tijd die alleen al voor activiteiten voorafgaand aan de programmering nodig is, dat de Commissie passende maatregelen neemt in het kader van IPA II-planning en -projecten die leiden tot een langer tijdpad (vijf tot zeven jaar), waarin van tevoren vastgestelde en periodieke herzieningen zijn opgenomen, opdat - mede in de begroting - meer flexibele aanpassingen mogelijk zijn;
30. is bezorgd over de chronische vertragingen bij de uitvoering van projecten en, uiteindelijk, over de doeltreffendheid ervan; constateert bijvoorbeeld dat projecten in Turkije een gemiddelde vertraging van een jaar oplopen voordat contracten worden uitgevoerd vanwege knelpunten bij het aanbesteden en gunnen van contracten, terwijl in Kroatië contracten voor PHARE-programma's gemiddeld meer dan een jaar later dan gepland werden getekend, slechts een paar dagen voor de in de financiële overeenkomst vastgelegde termijn voor contractsluiting;
31. vreest verder dat de complexiteit van de regels voor pretoetredingssteun en de starheid van die regels als er nieuwe activiteiten moeten worden opgenomen in een project, uiteindelijk een stimulans met averechtse uitwerking tot gevolg hebben, bijv. om een activiteit te herhalen of een onbevredigend projectontwerp te accepteren; is niettemin van mening dat het juiste evenwicht tussen flexibiliteit in dienst van de efficiëntie van projecten en de noodzaak om onregelmatigheden te voorkomen en de beste prijs‑kwaliteitverhouding te bewerkstelligen nog steeds aanwezig zijn, en verzoekt de Commissie in deze geest te handelen in het kader van IPA II;
32. is van mening dat er bij grootschalige projecten altijd proefactiviteiten moeten worden uitgevoerd voordat ze volledig ten uitvoer worden gelegd, om mogelijke gebreken vast te stellen en te verhelpen, vermijdbare vertragingen en moeilijkheden te beperken en de te behalen resultaten te meten;
33. stelt vast dat een meer alomvattende sectorgewijze aanpak inzake de hervorming van het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie positieve veranderingen met zich mee zou brengen in de vorm van meer gerichte nationale hervormingsinspanningen, intensievere coördinatie tussen donoren en een betere interactie tussen de afzonderlijke projecten; verzoekt de Commissie te garanderen dat er sectorgewijze benaderingen worden ingevoerd in overeenstemming met de richtsnoeren voor een sectorgewijze aanpak van de pretoetredingssteun, en dat de capaciteiten van de begunstigde landen om zinvolle sectorstrategieën op te stellen en uit te voeren, worden vergroot; doet een beroep op de Commissie om de uitvoering van de sectorgewijze aanpak te blijven begeleiden tijdens de planning- en programmeringsstadia van IPA II; is van mening dat in de meeste begunstigde landen noch de institutionele opmaak noch de begrotingsprocessen een niveau hebben dat geschikt is voor sectorale begrotingssteun, en verzoekt de Commissie de nodige institutionele en procedurele verbeteringen in deze landen te bevorderen;
34. onderstreept dat samenwerking en coördinatie met andere donoren en internationale financiële instellingen van cruciaal belang is om duplicatie te vermijden, de doeltreffendheid van de steun te garanderen en capaciteitsopbouw in de kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen te bevorderen; betreurt het dat de hervorming van het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie niet vallen onder het toepassingsgebied van het investeringskader voor de westelijke Balkan, dat een gezamenlijk initiatief is van de EU, internationale financiële instellingen, bilaterale donoren en de regeringen van de westelijke Balkan om de steun van de donoren samenhangender te maken; verzoekt de Commissie en haar partners een structuur op te richten die geïnspireerd is op het investeringskader voor de westelijke Balkan om de samenwerking en coördinatie bij de hervorming van het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie te bevorderen, en het Parlement op de hoogte te houden van de geboekte vooruitgang op dit vlak;
Behaalde resultaten en duurzaamheid
35. erkent dat de Europese Rekenkamer na zijn controle van de pretoetredingsprojecten voor de periode 2001-2005 heeft verklaard dat de duurzaamheid van de projecten zou kunnen worden verbeterd, indien (i) de participatie van de begunstigden wordt vergroot; (ii) geen projecten worden gelanceerd zonder een onderhoudsplan; (iii) de Commissie de verdeling nauwgezetter in de gaten houdt en het gebruik van door de EU gefinancierde uitrusting en infrastructuur evalueert; en (iv) het verlenen van technische bijstand adequaat wordt aangevuld met het actief aanzetten tot institutionele veranderingen; onderstreept dat, ondanks verbeteringen in het kader van het IPA-programma, nog zwakke punten blijven bestaan, met name ten aanzien van de participatie van de belanghebbenden en onderhoud, en constateert bijvoorbeeld dat tijdens het planningsproces 2011 in Turkije de begunstigden in de laatste 12 maanden nauwelijks erbij werden betrokken;
36. merkt op dat pretoetredingsprojecten zijn gebaseerd op projectfiches waarin de algemene en specifieke doelstellingen zijn geformuleerd alsmede de geplande activiteiten die uitgevoerd moeten worden, het tijdspad, de kosten en uitvoeringsmethoden daarvan en de indicatoren waarmee het succes van de projecten kan worden gemeten;
37. wijst erop dat in artikel 30 van het Financieel Reglement dat van toepassing is op de jaarbegroting van de Unie (Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 – Financieel Reglement) wordt vastgelegd dat er SMART-doelstellingen moeten worden vastgesteld voor alle beleidsmaatregelen die deel uitmaken van de EU-begroting en moeten worden opgenomen in de jaarlijkse activiteitsverslagen als onderdeel van de begrotings- en beheersprocessen die de activiteiten als uitgangspunt hebben;
38. stelt vast dat de projectfiches er geleidelijk op vooruit zijn gegaan dankzij de opneming van meer en beter uitgedachte SMART-doelstellingen, alsmede specifieke indicatoren voor de verschillende onderdelen van een project; is echter bezorgd over het feit dat uit externe evaluatie is gebleken dat sommige projecten te weinig gericht waren vanwege ongeschikte indicatoren, waarbij de SMART-indicatoren niet altijd voor het rechtswezen geschikt zijn; onderstreept de noodzaak van het ontwerpen van kwalitatieve indicatoren waarmee de uitwerking van de projecten op de lange termijn kan worden gemeten; verzoekt de Commissie nadere richtsnoeren vast te stellen voor het gebruik van prestatie-indicatoren met het oog op de programmering, controle en evaluatie van het financieel kader 2014-2020 in verband met IPA II; is van mening dat er specifieke indicatoren moeten worden ontwikkeld en gehanteerd in de sector justitie, vrijheid en veiligheid, in overeenstemming met de meer strategische benadering in het kader van IPA II;
39. is van oordeel dat kwalitatief hoogwaardige opleiding een essentieel aspect vormt van de hervorming van het rechtsstelsel en is ingenomen met het feit dat meer dan 30% van de TAIEX-activiteiten gericht is op de terreinen justitie, vrijheid en veiligheid, maar heeft twijfels over de relevantie van de in de projectfiches afgebakende objectieve indicatoren die worden gebruikt om de toegevoegde waarde van opleidingsactiviteiten te meten; wijst erop dat indicatoren zoals "kwaliteit en kwantiteit van opleidingsactiviteiten door opleiders" of "opgeleide juridische adviseurs die tevreden zijn over de opleiding" vooral gericht zijn op productie en voorbijgaan aan het resultaat; wijst er bijvoorbeeld op dat het feit dat deelnemers in een vragenlijst verklaren dat de opleiding op hun werk van invloed zal zijn, als zodanig geen indicator van geboekt resultaat is; verzoekt derhalve de Commissie om haar met opleiding verband houdende indicatoren te verfijnen en een degelijke effectbeoordeling van de opleidingsactiviteiten in de kandidaat-landen en de potentiële kandidaat-landen te organiseren;
40. betreurt het feit dat relevante basisgegevens die worden gebruikt als uitgangspunt voor het meten van verbetering, vaak ontbreken waardoor uit pretoetredingsprojecten voortvloeiende veranderingen niet kunnen worden gemeten;
41. constateert dat steun voor wetshervormingen een van de meest voorkomende onderwerpen van pretoetredingsprojecten is; merkt op dat de institutionele kaders inmiddels in overeenstemming zijn met de Europese normen, maar stelt met bezorgdheid vast dat de duurzaamheid van die wetswijzigingen en nieuwe kaders in kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen in het geding is wegens het gebrek aan een algemene strategie, zoals externe beoordelaars hebben geconstateerd; merkt in het bijzonder op dat verordeningen en aanvullende regelgeving vaak ontbreken, aangepaste rollen en verantwoordelijkheden niet worden verduidelijkt en het personeel niet voldoende opleiding heeft gekregen en de nieuwe wetten dan ook niet op de juiste wijze kan toepassen; hamert erop dat de steun voor de hervorming van het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie gericht moet zijn op de lange termijn en moet overeenstemmen met de evaluatiecriteria die het hele proces behelzen: van het opstellen van nieuwe kaders, wetten, verordeningen en regelgeving tot de uiteindelijke vervolging in zaken van hoog niveau;
42. merkt op dat de prestaties en de duurzaamheid van programma's met meerdere begunstigden nog niet geëvalueerd zijn; verzoekt de Europese Rekenkamer deze projecten op te nemen in het toepassingsgebied van een toekomstig speciaal verslag over de pretoetredingssteun in kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen;
Monitoring en evaluatie
43. onderkent dat de Commissie de impact en de duurzaamheid van pretoetredingsprogramma's beoordeelt via ROM-verslagen (resultaatgericht toezicht), maar betreurt het dat deze verslagen niet openbaar toegankelijk gemaakt worden; is van mening dat er in de voortgangsverslagen van de Commissie moet worden stilgestaan bij de bevindingen van de ROM-verslagen, en de programma's en hun impact moeten worden beoordeeld; dringt er daarom bij de Commissie op aan een hoofdstuk toe te voegen over het opnemen van ROM-conclusies in elk voortgangsverslag;
44. wijst erop dat het aantal ROM- verslagen ongelijk over de landen verdeeld is, van 31 voor Albanië tot geen voor Bosnië en Herzegovina, Kroatië, Montenegro en Servië; wijst bovendien op het feit dat landen die gebruikmaken van het gedecentraliseerde uitvoeringssysteem (DIS) geen extern ROM hoeven te laten verrichten en dat in Kroatië derhalve weinig sprake is van het onafhankelijk natrekken van de resultaten; doet een beroep op de Commissie om te zorgen voor regelmatig en gedegen onafhankelijk extern toezicht op de programma's die worden gefinancierd middels de pretoetredingssteun van de EU in alle kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen;
45. is bezorgd over het feit dat ROM-verslagen worden beschouwd als stelselmatig overhellend in het voordeel van positieve evaluaties en dat zij niet geschikt zijn om de resultaten op langere termijn te monitoren; onderstreept dat bij toezicht moet worden gekeken naar de resultaten per sector en niet slechts naar de resultaten per project; dringt er bij de Commissie op aan een uitgebreid actieplan voor toezicht te ontwikkelen met inbegrip van andere evaluatie-instrumenten dan ROM-verslagen, zoals kaders voor de beoordeling van de resultaten per sector met SMART-indicatoren, om gaandeweg een allesomvattend toezicht op de projectresultaten mogelijk te maken; wil graag op de hoogte gehouden worden over de voortgang vóór eind 2014;
46. herinnert aan de oproep van het Parlement aan de Commissie om een beoordeling uit te voeren van de impact en de resultaten die zijn geboekt met de toewijzing van EU-fondsen voor de hervorming van het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie in kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen(9); is ingenomen met de publicatie door de Commissie in 2012/2013 van de evaluatie over het rechtsstelsel en grondrechten in Turkije en de evaluatie over de rechtsstaat, de hervorming van het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad op de Westelijke Balkan; betreurt het niettemin dat de evaluatie over Turkije geen beoordeling bevatte over de projecten in verband met de strijd tegen corruptie;
47. is zich ervan bewust dat de Europese Rekenkamer momenteel een speciaal verslag voorbereidt over pretoetredingssteun van de EU aan Servië; beveelt ten sterkste aan in deze prestatie-audit projecten op te nemen die zijn uitgevoerd op het vlak van de hervorming van het rechtsstelsel en de strijd tegen corruptie;
Transparantie
48. is van mening dat een databank met alle in het kader van pretoetredingssteunprogramma's gefinancierde projecten moet worden opgezet en openbaar toegankelijk gemaakt; vraagt de Commissie derhalve maatregelen te ontwikkelen om de wettelijke regelingen transparanter te maken en een systeem te ontwerpen om alle ontvangers van EU-steun op één website bekend te maken, ongeacht de vraag wie de middelen beheert en op basis van standaardcategorieën aan informatie die alle lidstaten in ten minste één EU-werktaal moeten verstrekken;
49. wijst op de toewijding van de Commissie om deze kwesties vóór 2015 aan te pakken door de publicatie van informatie over IPA-steun in overeenstemming met het internationale initiatief inzake transparantie van ontwikkelingshulp waarmee een gemeenschappelijke norm in het leven geroepen is voor de elektronische publicatie van tijdige, alomvattende en toekomstgerichte informatie over hulpmiddelen die worden verstrekt in het kader van ontwikkelingssamenwerking; benadrukt dat een dergelijk initiatief alleen zijn vruchten kan afwerpen als de informatie regelmatig wordt bijgewerkt; dringt er daarom bij de Commissie op aan de databank volgens plan maandelijks bij te werken;
Landgebonden opmerkingen
Albanië
50. is ingenomen met de verbeteringen die de EU-steun teweeg heeft gebracht, zowel in het wettelijke en institutionele kader als in de infrastructuur van het rechtsstelsel in Albanië; tekent echter bezwaar aan tegen de ontoereikende verslaglegging over de resultaten van het daadwerkelijke nut, de uitvoering en concrete impact van al deze transformaties;
51. erkent de resultaten van de goedgekeurde strategische documenten op het vlak van anti-corruptie, maar vindt het zorgwekkend dat de genomen maatregelen op dit terrein zo weinig doeltreffend zijn; benadrukt dat Albanië in 2012 de lijst van meest corrupte landen in Europa aanvoerde; verzoekt de Commissie en de Albanese autoriteiten om de uitvoering van de anti‑corruptiestrategie en de actieplannen in dit land met spoed opnieuw te beoordelen;
Bosnië en Herzegovina
52. betreurt de gebrekkige toepassing van een gedeelte van de versterkte capaciteit van het rechtsstelsel in Bosnië en Herzegovina; vindt het zorgwekkend dat de Rekenkamer in zijn audit over 2009 gewag maakte van het gebrek aan fondsen voor de werking en het onderhoud van de overgenomen infrastructuur, met het risico dat eventuele verbeteringen niet duurzaam zijn;
53. maakt zich grote zorgen over de povere prestaties van het anti‑corruptieagentschap in Bosnië en Herzegovina en over de gebrekkige verslaglegging inzake de concrete resultaten van de EU-financiering voor de strijd tegen corruptie;
Kroatië
54. wijst op de vooruitgang die door Kroatië is geboekt op een aantal terreinen van de hervorming van het rechtsstelsel en de uitvoering daarvan, terwijl de duurzaamheid werd gewaarborgd door middel van vervolgprojecten;
55. constateert een aantal positieve ontwikkelingen in de strijd tegen corruptie, die uit de doeken zijn gedaan in de jaarlijkse voortgangsverslagen over Kroatië; maakt zich echter zorgen over het risico dat de maatregelen die genomen zijn voorafgaand aan de toetreding van het land tot de Europese Unie niet onomkeerbaar en niet duurzaam zijn; onderstreept dat het bijvoorbeeld niet duidelijk is welke instelling zich in de leidende positie bevindt om alle anti‑corruptiehervormingen te overzien, dat de leden van de Commissie belangenverstrengeling pas begin februari 2013 benoemd waren waardoor er vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de werking en de resultaten ervan, en dat er nog steeds benoemingen met politieke motieven plaatsvinden op ministeries en in raden van toezicht bij bedrijven en deze zelfs in aantal toenemen;
Kosovo
56. merkt op dat vanwege de gebrekkige controle op het noordelijke deel van het land door de Kosovaarse autoriteiten in Pristina, IPA-projecten zoals de "hervorming van het opleidingsstelsel op juridisch gebied", dat bedoeld was voor heel Kosovo, in het algemeen een verwaarloosbare impact hadden in het noorden;
57. vindt het zeer bezwaarlijk dat de EU-steun in Kosovo op het vlak van de rechtsstaat door de Rekenkamer is aangemerkt als niet voldoende doeltreffend; onderkent dat bepaalde specifieke omstandigheden in Kosovo, te weten: het zwakke uitgangspunt voor de opbouw van de rechtsstaat en de geringe prioriteit die aan dit terrein wordt gegeven door de Kosovaarse autoriteiten, tot op zekere hoogte de beperkte doeltreffendheid van het optreden van de EU verklaren; benadrukt niettemin dat van de Commissie en de EDEO op bepaalde terreinen wel degelijk verbetering kan worden verwacht:
–
duidelijkere formulering van doelstellingen voor capaciteitsopbouw en de koppeling daarvan aan specifieke criteria waaraan de voortgang kan worden afgemeten,
–
betere coördinatie van externe en interne doelstellingen,
–
betere coördinatie tussen de EU-instellingen onderling en met de Kosovaarse autoriteiten en de internationale gemeenschap, waarmee wordt gegarandeerd dat Eulex functioneert met een voltallige, bevoegde staf en dat deze werknemers worden ingezet voor de benodigde periode en de juiste vaardigheden hebben om doeltreffend te werk te gaan, en
–
ervoor zorgen dat de beleidsdialogen met de Kosovaarse autoriteiten vooral gericht zijn op het versterken van de rechtsstaat en gekoppeld zijn aan stimulansen en dwingende voorwaarden;
58. vindt met name het gebrek aan tastbare vooruitgang in de strijd tegen corruptie in Kosovo verontrustend; ziet corruptie als een grote uitdaging en een onoverkomelijk obstakel voor het functioneren van de overheidsinstellingen;
FYROM
59. is ingenomen met de geboekte vooruitgang in het wetgevingskader wat betreft de hervorming van het rechtsstelsel en met de positieve ontwikkelingen op het vlak van efficiëntie en onpartijdigheid, als gevolg van de invoering van het automatische beheersinformatiesysteem voor rechtszaken; erkent de actieve benadering van FYROM bij de hervorming van het rechtsstelsel en de voortrekkersrol van het land op dit gebied;
60. vindt het zorgwekkend dat er geen verslaglegging beschikbaar is over de doeltreffendheid van IPA‑projecten over de strijd tegen corruptie in FYROM;
Montenegro
61. is ingenomen met de verbetering van de regionale samenwerking op het vlak van politie en justitie, waardoor het rechtskader versterkt wordt dat nodig is om de onafhankelijkheid van het rechtsstelsel en een grotere efficiëntie van het rechtsstelsel in Montenegro te waarborgen; is verontrust over de zwakke coördinatie tussen donoren en de lage duurzaamheidsbeoordelingen van projecten;
62. merkt op dat corruptie een bron van grote zorg is in Montenegro; erkent de inspanningen van Montenegro in de strijd tegen corruptie, en is met name verheugd over de versterking van het directoraat voor het anti-corruptie-initiatief, dat is opgericht met EU-fondsen;
Servië
63. vreest dat de onafhankelijkheid van het rechtsstelsel een grote bron van zorg blijft in Servië, vooral vanwege de onevenredige invloed van de politiek; betreurt daarnaast dat de nieuwe wetgeving noch consistent noch adequaat ten uitvoer is gelegd, waardoor de efficiëntie ervan in het gedrang komt;
64. is ingenomen met de positieve evaluatie van het project "Steun voor de oprichting van het anti-corruptieagentschap", en vooral met het feit dat het project een aanzienlijke impact moet hebben op alle doelgroepen en op de samenleving in het algemeen; hamert echter op de noodzaak van permanent toezicht om erop toe te zien dat politieke ontwikkelingen het project niet in de weg staan;
Turkey
65. onderkent dat de projecten die zijn uitgevoerd op het vlak van het rechtsstelsel redelijk bewijs voor duurzaamheid leveren en is ingenomen met de politieke bereidheid van de Turkse autoriteiten om het hervormingsproces dat was ingezet met een grotere begrotingstoelage voor justitiële opleiding voort te zetten; wijst niettemin op een aantal tekortkomingen in het ontwerp van projecten, zoals het gebrek aan basisgegevens en SMART-indicatoren, die moeten worden aangepakt om een gedegen beoordeling van de impact van pretoetredingsprojecten mogelijk te maken;
66. merkt op dat in de strijd tegen corruptie de financiële steun van de EU onlangs was ingeluid met het project "Ethiek voor de voorkoming van corruptie in Turkije 2006"; neemt van de Commissie aan dat er geen EU-fondsen in de programmering konden worden opgenomen vóór de oprichting van een onafhankelijk anti-corruptieorgaan en het opstellen van een nationale anti-corruptiestrategie; constateert dat het bovengenoemde project wordt gezien als betrekkelijk bevredigend, maar dat het SMART-indicatoren ontbeerde;
o o o
67. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Rekenkamer, het Comité van toezicht van het OLAF en het OLAF zelf.
Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
De verklaring inzake de gemiddelden voor de totale pretoetredingssteun voor 2007-2012, besteed aan justitie en de strijd tegen corruptie heeft betrekking op de toewijzing voor deze gebieden tot februari 2013.