Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 20 november 2013 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (COM(2011)0625 – C7-0336/2011 – COM(2012)0552 – C7-0311/2012 – 2011/0280(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0625) en de wijzigingen op het voorstel (COM(2012)0552),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 42 en artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0336/2011),
– gezien de Akte van toetreding van 1979, en met name punt 6 van het daaraan gehechte Protocol nr. 4 betreffende katoen,
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien advies 1/2012 van de Rekenkamer van 8 maart 2012(1),
– gezien de adviezen van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 25 april 2012 en 12 december 2012(2),
– gezien het advies van het Comité van de Regio’s van 4 mei 2012(3),
– gezien het besluit van 13 maart 2013 tot de opening van, en vaststelling van het mandaat voor interinstitutionele onderhandelingen over het voorstel(4),
– gezien de schriftelijke toezegging van de vertegenwoordiger van de Raad van 7 oktober 2013 om het standpunt van het Europees Parlement goed te keuren, overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Begrotingscommissie, de Commissie begrotingscontrole, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie regionale ontwikkeling (A7‑0362/2013),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. neemt kennis van de verklaringen van de Commissie die als bijlage bij onderhavige resolutie zijn gevoegd;
3. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 november 2013 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) nr. .../2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) nr. 1307/2013.)
BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE
VERKLARING VAN DE COMMISSIE
ad artikel 9, lid 2, van de verordening inzake rechtstreekse betalingen
Artikel 9, lid 2, van het voorstel voor een verordening inzake rechtstreekse betalingen sluit niet uit dat een landbouwer gebouwen of delen van gebouwen verhuurt aan derden of een stal bezit, mits deze activiteiten niet de hoofdactiviteit van de landbouwer uitmaken.
VERKLARING VAN DE COMMISSIE
inzake gekoppelde steun
Voor landbouwproducten, met name voor die welke niet in aanmerking komen voor gekoppelde steun overeenkomstig artikel 38, lid 1, van de verordening rechtstreekse betalingen, volgt de Commissie nauwgezet de marktontwikkeling en kan zij in geval van een ernstige crisissituatie op de markt alle passende maatregelen nemen om de marktsituatie te verbeteren.