Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2013 over de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de nationale strategieën voor integratie van de Roma (2013/2924(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien de artikelen 2, 3 en 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 8, 9, 10 en 19, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gelet op het Handvest van de grondrechten ("het Handvest"), en met name artikel 21,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie van 1965, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van 1979, het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989, en de VN-Verklaring over de rechten van personen die deel uitmaken van nationale, etnische, religieuze of taalminderheden van 1992,
– gezien de relevante jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie en het Europees Hof voor de Rechten van de mens,
– gezien Richtlijn 2000/43/EG van de Raad houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming,
– gezien Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden,
– gezien zijn resolutie van 1 juni 2006 over de situatie van Roma-vrouwen in de Europese Unie(1),
– gezien Kaderbesluit 2008/913/JBZ van de Raad betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht (het kaderbesluit betreffende racisme en vreemdelingenhaat),
– gezien zijn resolutie van 9 september 2010 over de situatie van de Roma en het vrije verkeer in de Europese Unie(2),
– gezien zijn resolutie van 9 maart 2011 over de EU-strategie voor integratie van de Roma(3),
– gezien zijn resolutie van 11 juni 2013 over sociale huisvesting in de Europese Unie(4),
– gezien zijn resolutie van 14 maart 2013 over de opvoering van de strijd tegen racisme, vreemdelingenhaat en haatmisdrijven(5),
– gezien de mededeling van de Commissie van 5 april 2011 getiteld "Een EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma tot 2020" (COM(2011)0173) en de conclusies van de Europese Raad van 24 juni 2011,
– gezien de mededeling van de Commissie van 21 mei 2012 getiteld "Nationale strategieën voor integratie van de Roma: eerste stap van de uitvoering van het EU-kader" (COM(2012)0226),
– gezien de mededeling van de Commissie van 26 juni 2013 getiteld "Verdere stappen bij de uitvoering van de nationale strategieën voor integratie van de Roma" (COM(2013)0454),
– gezien het voorstel voor een aanbeveling van de Raad van 26 juni 2013 over doeltreffende maatregelen voor integratie van de Roma in de lidstaten (COM(2013)0460),
– gezien zijn studie van januari 2011 betreffende maatregelen ter verbetering van de situatie van Roma-burgers van de EU in de Europese Unie,
– gezien het in mei 2012 voorgestelde onderzoek van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten getiteld "The situation of Roma in 11 EU Member States",
– gezien de hoorzitting over het EU-kader voor nationale strategieën voor integratie van de Roma, die op 18 september 2013 in het Europees Parlement plaatsvond,
– gezien het verslag van de Commissie van 4 september 2013 over de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de Europese Unie (SWD(2013)0328),
– gezien zijn resolutie van 4 juli 2013 over het effect van de crisis op de toegang tot zorg voor kwetsbare groepen(6),
– gezien het werkdocument van de Commissie van 20 februari 2013 over investeren in gezondheid (SWD(2013)0043),
– gezien zijn resolutie van 8 maart 2011 over vermindering van de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de EU(7),
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 oktober 2009 getiteld "Solidariteit in de gezondheidszorg: verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de EU" COM(2009)0567,
– gezien de vraag aan de Commissie over de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de nationale strategieën voor integratie van de Roma (O-000117/2013 – B7-0528/2013),
– gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Europese Unie gegrondvest is op de volgende waarden: eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten;
B. overwegende dat de Roma in heel Europa worden gediscrimineerd en dat hun sociaal-economische situatie en hun situatie op het vlak van de grondrechten in veel gevallen slechter is dan die van niet-Roma in vergelijkbare omstandigheden;
C. overwegende dat recente gebeurtenissen in EU-lidstaten, de geweldsincidenten tegen Roma, het ontbreken van passend insluitingsbeleid, het gebruik van discriminerende anti-Roma-retoriek, de structurele en stelselmatige discriminatie, de onverhulde inbreuken op het Europees mensenrechtenverdrag en op het EU-Handvest van de grondrechten, en het uitblijven van gerechtelijk onderzoek en vervolging in het geval van mensenrechtenschendingen aantonen dat zigeunervijandige sentimenten nog altijd aanwezig zijn in de EU en dat deze op alle niveaus krachtdadiger moeten worden aangepakt;
D. overwegende dat de armoede onder en de uitsluiting van de Roma een kritische grens hebben bereikt, waardoor de vooruitzichten voor Roma-families beperkt zijn en jonge Roma al op zeer jeugdige leeftijd onder de armoedegrens terecht dreigen te komen;
E. overwegende dat de negatieve opstelling van niet-Roma ten opzichte van de Roma en de openlijke discriminatie resulteren in de uitsluiting van de Roma;
F. overwegende dat de toenemende uitsluiting van de Roma negatief is voor groei, en de begrotingstekorten doet toenemen;
G. overwegende dat de sociale ongelijkheid en de regionale verschillen ertoe leiden dat de levenskwaliteit van plattelandsgemeenschappen achteruit gaat; overwegende dat een slecht stadsontwikkelingsbeleid de toenemende stedelijke armoede accentueert en verergert;
H. overwegende dat uit de mededeling van de Commissie van 2013 over de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de nationale strategieën voor integratie van de Roma blijkt dat die vooruitgang van zeer bescheiden aard is, en dat zelfs bij de totstandbrenging van structurele voorwaarden voor de doeltreffende uitvoering van die nationale strategieën nauwelijks iets positiefs te melden valt;
I. overwegende dat de door de Commissie in 2011 opgerichte task force het gebruik van EU-middelen voor integratie van de Roma in 18 landen heeft onderzocht en tot de conclusie is gekomen dat de lidstaten deze financiële middelen niet goed gebruiken en dat deze EU-middelen weliswaar een aanzienlijk potentieel hebben om integratie van de Roma te bevorderen, maar dat het ten gevolge van knelpunten op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau niet echt tot een doeltreffende bevordering van de sociaal-economische integratie van de Roma komt;
J. overwegende dat de legitieme vertegenwoordiging van de Roma en de betrokkenheid van Roma-organisaties van het maatschappelijk middenveld bij de planning, uitvoering en monitoring van de bedoelde nationale strategieën in de meeste lidstaten onvoldoende zijn;
K. overwegende dat het voor de uitvoering van de nationale strategieën voor integratie van de Roma van essentieel belang is dat plaatselijke en regionale autoriteiten bij het ontwikkelen, uitvoeren, monitoren, evalueren en herzien van het beleid voor de Roma betrokken worden omdat deze bestuursniveaus op praktisch vlak het nauwst bij integratie van de Roma betrokken zijn, maar dat zij door de lidstaten vooralsnog slechts in beperkte mate worden ingeschakeld;
L. overwegende dat een gerichte toewijzing van financiële middelen hand in hand moet gaan met daadwerkelijke politieke wil van de kant van de lidstaten, aangezien dit een conditio sine qua non is voor een succesvolle uitvoering van de strategieën, en verder overwegende dat slechts een handjevol lidstaten bij de toewijzing van de Europese en de nationale middelen een geïntegreerde benadering volgt, terwijl in andere lidstaten de uitvoering van de nationale strategieën niet echt vordert ten gevolge van een onderbenutting van de EU-middelen, en met name ook omdat concrete maatregelen ontbreken;
M. overwegende dat nog altijd niet duidelijk is hoeveel Europese middelen er nu precies beschikbaar zijn voor integratie van de Roma; overwegende dat het in dit verband zeer belangrijk is dat de Commissie blijft controleren hoe de lidstaten de EU-gelden uitgeven, én waarborgen krijgt over het juiste gebruik van die middelen;
N. overwegende dat goed toezicht op en een stelselmatige en consistente beoordeling van de resultaten van de maatregelen voor integratie van de Roma cruciaal zijn voor een doeltreffende uitvoering van de genoemde nationale strategieën, en verder overwegende dat in minder dan de helft van alle lidstaten een mechanisme voor het regelmatig rapporteren over en het beoordelen hiervan in het leven is geroepen;
O. overwegende dat het EU-kader in de oprichting van nationale contactpunten voor integratie van de Roma in elke lidstaat voorzag en dat in dat kader werd aangegeven dat deze contactpunten de volledige bevoegdheid zouden moeten krijgen voor de coördinatie van integratie van de Roma op alle beleidsterreinen;
P. overwegende dat de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen moeten nemen om te waarborgen dat de Roma niet worden gediscrimineerd en dat hun mensenrechten, zoals vastgelegd in het Handvest en het Europees mensenrechtenverdrag, alsook in de EU-wetgeving, worden geëerbiedigd, beschermd en bevorderd;
Q. overwegende dat de Roma te leiden hebben onder discriminatie en sociale uitsluiting, en dat speciale aandacht moet worden besteed aan minderjarigen en vrouwen binnen de Roma-gemeenschappen, met name wat hun grondrechten betreft, waaronder hun recht op onderwijs en lichamelijke integriteit, alsmede aan het verbod op slavernij en gedwongen arbeid, zoals vastgelegd in de artikelen 3 en 5 van het Handvest van de grondrechten;
R. overwegende dat anti-Roma-vooroordelen en negatief gedrag alleen doeltreffend kunnen worden bestreden middels goede bewustmakingscampagnes en initiatieven die de interculturele dialoog en samenwerking bevorderen, en door middel van het cultiveren van brede steun voor insluiting van de Roma;
S. overwegende dat voor de Roma die het burgerschap van de Europese Unie hebben volledig de aan het Europees burgerschap verbonden zijnde rechten en plichten moeten gelden;
1. veroordeelt in krachtige bewoordingen de discriminatie van en het racisme tegen de Roma, en betreurt het feit dat de grondrechten van de Roma in de EU nog altijd niet volledig zijn gewaarborgd; verzoekt de Commissie en de lidstaten discriminatie te bestrijden en ervoor te zorgen dat de relevante EU-richtlijnen, zoals Richtlijn 2000/43/EG en 2012/29/EU(8), goed worden omgezet en ten uitvoer gelegd;
2. verzoekt de Commissie een doeltreffend pan-Europees mechanisme voor het monitoren van de grondrechten van de Roma, anti-Roma-incidenten en haatmisdrijven tegen de Roma in het leven te roepen, en krachtdadig op te treden – waaronder, indien van toepassing, in de vorm van inbreukprocedures – wanneer in de lidstaten de grondrechten van de Roma, in het bijzonder het recht op toegang tot en van uitoefening van sociaal-economische rechten, het recht op vrij verkeer en het verblijfsrecht, het recht op toegang tot gezondheidszorg en onderwijs, het recht op gelijkheid en van non-discriminatie (waaronder het recht op bescherming tegen meervoudige discriminatie), het recht op de bescherming van persoonsgegevens en het verbod op het bijhouden van registers op basis van etniciteit en ras, worden geschonden;
3. is verheugd over het initiatief van de Commissie houdende oprichting van een on line-instrument om plaatselijke autoriteiten te helpen bij het begrijpen en implementeren van het recht op vrij verkeer van EU-burgers; veroordeelt evenwel elke poging die erop gericht is het recht op vrij verkeer van de Roma te beperken en roept de lidstaten op illegale uitzettingen te beëindigen;
4. veroordeelt alle vormen van zigeunervijandige sentimenten, in het bijzonder haatuitingen in de publieke ruimte en in het politieke debat; verzoekt de lidstaten met klem zich met hernieuwd elan in te zetten voor de bestrijding van zigeunervijandige gevoelens, in de wetenschap dat deze gevoelens een rol spelen bij het ondermijnen van een succesvolle implementatie van de nationale strategieën voor integratie van de Roma; spoort alle partijen aan geen Roma-vijandige verklaringen af te leggen die tot haat aanzetten;
5. verzoekt de lidstaten onderzoeken in te stellen naar en een eind te maken aan etnische profiling, aan politiegeweld tegen de Roma en andere vormen van schendingen van de mensenrechten van de Roma, ervoor te zorgen dat op vooroordelen stoelende misdrijven strafbaar worden gesteld, worden geregistreerd en naar behoren worden onderzocht, en dat de slachtoffers passende bijstand en bescherming wordt geboden, en speciale opleidingsprogramma’s te ontwikkelen voor politiemensen en andere overheidsfunctionarissen die met de Roma-gemeenschappen werken;
6. verzoekt de Commissie en de lidstaten iets te doen aan het feit dat de kinderen van de Roma in de EU bij hun geboorte niet altijd worden ingeschreven en derhalve niet over een geboortecertificaat beschikken;
7. verzoekt de lidstaten de uitsluiting van de Roma krachtdadig aan te pakken door middel van het uitvoeren van de maatregelen in de nationale strategieën voor integratie van de Roma, en dat aan de hand van concrete doelstellingen, termijnen en beschikbare middelen; verzoekt de Commissie en de lidstaten de vertegenwoordigers van de Roma en de Roma-organisaties van het maatschappelijk middenveld actief te betrekken bij het beheer, de uitvoering, monitoring en beoordeling van de nationale strategieën en de projecten voor de Roma door middel van nieuwe mechanismen voor een geregelde en transparante dialoog, overeenkomstig de beginselen van de Europese gedragscode voor partnerschappen; vraagt de lidstaten in hun nationale strategieën aan te geven op welke wijze zij van plan zijn de Roma zeggenschap te geven over en te betrekken bij dit proces; vraagt de Commissie de lidstaten te helpen bij hun inspanningen die erop gericht zijn de vertegenwoordigers van de Roma beter te informeren over de kansen die de nationale strategieën bieden, en hen aan te sporen in het integratieproces een actievere rol te spelen;
8. verzoekt de Commissie en de lidstaten voldoende financiering ter beschikking te stellen voor de totstandbrenging van een sterk maatschappelijk middenveld binnen de Roma-gemeenschappen, met capaciteit, kennis en deskundigheid op de gebieden monitoring en evaluatie;
9. verzoekt de Commissie intensiever met de lidstaten, plaatselijke autoriteiten en andere relevante actoren samen te werken om doeltreffend te communiceren over de uitvoering van de nationale strategieën en de voordelen van maatschappelijke integratie van de Roma, ter bevordering van de interculturele dialoog en de bewustmakingcampagnes die beogen een eind te maken aan anti-Roma-vooroordelen en negatieve gedragingen door middel van een mentaliteitsverandering, en ter facilitering van initiatieven die leiden tot meerderheidssteun voor maatregelen ter bevordering van integratie van de Roma;
10. verzoekt de Commissie en de lidstaten in hun nationale strategieën voor integratie van de Roma meer nadruk te leggen op de genderdimensie, en Roma-vrouwen en Roma-jongeren te betrekken bij de uitvoering van en het toezicht op de nationale strategieën;
11. spoort de lidstaten aan plaatselijke en regionale autoriteiten te betrekken bij het herzien, beheren, uitvoeren en monitoren van hun nationale strategieën, en de plaatselijke en regionale autoriteiten te helpen en te ondersteunen bij de maatregelen die zij met het oog op de insluiting van de Roma onder de vier pijlers van de nationale strategieën, alsmede bij het implementeren van anti-discriminatiemaatregelen moeten nemen;
12. verzoekt de lidstaten met steun van het Bureau voor de grondrechten, het ontwikkelingsprogramma van de VN en de Wereldbank gedifferentieerde gegevens over de sociaal-economische situatie van de Roma te produceren, alsmede over de mate waarin de Roma met discriminatie op grond van etnische afkomst te maken hebben en over haatmisdrijven waar zij het slachtoffer van worden, met volledige inachtneming van de gegevensbeschermingsnormen en het recht op privacy, en samen met de Commissie basisindicatoren en meetbare doelstellingen te ontwikkelen die essentieel zijn voor een goed monitoringsysteem, met het oog op meetbare feedback over de vooruitgang die wordt geboekt bij de uitvoering van de nationale strategieën en bij de verbetering van de situatie van de Roma, waarbij in het bijzonder aandacht dient te worden besteed voor de situatie van minderjarigen en vrouwen; verzoekt de Commissie de coördinerende rol van het Bureau te versterken en de capaciteiten ervan volledig te benutten;
13. verzoekt de Commissie een tijdspad en duidelijke en meetbare doelstellingen en indicatoren voor de uitvoering van de nationale strategieën vast te stellen, aansluitend bij de Europa 2020-strategie, de lidstaten te helpen bij het verbeteren van hun absorptiecapaciteit van EU-middelen en per land verslagen op te stellen en aanbevelingen te formuleren;
14. verzoekt de lidstaten met de multidimensionale en territoriale aspecten van armoede rekening te houden, voldoende financiële middelen bijeen te brengen van zowel hun nationale begrotingen, als EU-programma’s - vooral van het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling - , onder andere via vanuit de gemeenschap geleide plaatselijke ontwikkeling, gemeenschappelijke actieplannen, geïntegreerde territoriale investeringen en geïntegreerde acties, teneinde de doelstellingen in hun nationale strategieën te verwezenlijken, geïntegreerde multisectorale en multifondsprogramma’s te ontwikkelen voor de regio’s met de grootste achterstanden, integratie van de Roma in de partnerschapsovereenkomsten voor de programmeringsperiode 2014-2020 op te nemen en eigen operationele programma’s te maken voor de bevordering van gelijke kansen en de preventie van discriminatie en segregatie;
15. verzoekt de Commissie en de lidstaten speciale, kleinschalige en flexibele subsidieregelingen te ontwikkelen voor gemeenschapsprojecten en voor het mobiliseren van plaatselijke gemeenschappen voor sociale integratie;
16. verzoekt de lidstaten hun algemene onderwijs-, werkgelegenheids-, huisvestings- en gezondheidsbeleid af te stemmen op de doelstellingen van de nationale strategieën;
17. verzoekt de Commissie en haar task force voor de Roma de besteding van voor integratie van de Roma bedoelde EU-gelden door de lidstaten, alsmede de impact van de nationale beleidsmaatregelen voor het leven van alledag van de Roma te blijven volgen, hierover elk jaar verslag uit te brengen aan het Parlement en de Raad, en in deze verslagen in concreto aan te geven hoe de doeltreffendheid van de besteding van de EU-middelen kan worden vergroot; is van oordeel dat de Commissie deskundigen en het maatschappelijk middenveld om een gestructureerde input moet vragen en voor doeltreffende samenwerking tussen het Platform voor integratie van de Roma en het roulerende EU-voorzitterschap moet zorgen;
18. verzoekt de Commissie de impact van de EU-financiering op de maatschappelijke integratie van de Roma periodiek extern te laten beoordelen, de met behulp van EU-financiering ontwikkelde goede praktijken en gerealiseerde projecten in kaart te brengen, en hun duurzaamheid op de lange termijn te waarborgen;
19. verzoekt de lidstaten met plaatselijke en regionale autoriteiten samen te werken om ruimtelijke segregatie tegen te gaan, onwettige gedwongen uitzettingen te beëindigen en het verschijnsel dakloosheid onder de Roma te voorkomen, alsook een doeltreffend en inclusief huisvestingsbeleid – inclusief de terbeschikkingstelling van passende woonruimte – en maatschappelijke en gezondheidsbijstand in het geval van uitzettingen te ontwikkelen;
20. verzoekt de lidstaten het instrument ruimtelijke ordening in te zetten voor integratie en desegregatie, en kwaliteit van de infrastructuur en het milieu te verbeteren in die steden die met de grootste sociale onevenwichtigheden te kampen hebben, alsook de band tussen stedelijke en plattelandsgebieden te versterken met het oog op het bevorderen van een inclusieve ontwikkeling;
21. verzoekt de lidstaten een eind te maken aan segregatie en, in voorkomend geval, de illegale plaatsing van Roma-kinderen op speciale scholen, en de noodzakelijke infrastructuur en mechanismen te ontwikkelen om alle Roma-kinderen een kans op toegang tot kwalitatief hoogwaardig onderwijs te geven, te voorkomen dat Roma-leerlingen de school vroegtijdig verlaten (onder andere door de ouders bij het onderwijsproces te betrekken), Roma-kinderen een kleuterschoolplek aan te bieden en toegang tot ontwikkelingsdiensten te waarborgen, opleiding voor leraren te ontwikkelen om hen te leren omgaan met de specifieke potentiële problemen met Roma-leerlingen, inclusieve ondersteuningsstructuren (zoals begeleiding en mentorschappen) voor Roma-leerlingen te ontwikkelen, teneinde te voorkomen dat zij het secundair en tertiair onderwijs vroegtijdig verlaten, hun toegang tot het Erasmusprogramma te waarborgen, en stagemogelijkheden te creëren zodat zij passende werkervaring kunnen opdoen;
22. verzoekt de Commissie en de lidstaten iets te doen aan de hoge werkloosheid onder de Roma en een einde te maken aan alle obstakels voor de toegang tot werkgelegenheid, waaronder middels bestaande mechanismen zoals de Jeugdgarantieregeling en de vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie; verzoekt de lidstaten anti-discriminatiemechanismen, speciale opleidingsprogramma’s en programma’s ter facilitering van de toegang tot de arbeidsmarkt te ontwikkelen, inclusief voor de evenredige vertegenwoordiging van de Roma in overheidsdiensten, de uitoefening van vrije beroepen te bevorderen, middelen vrij te maken voor meer banen in sectoren met het grootste werkgelegenheidspotentieel - zoals de inclusieve groene economie, gezondheids- en sociale diensten, en de digitale economie - en partnerschappen tussen overheden en werkgevers tot stand te brengen;
23. verzoekt de Europese instellingen stageprogramma’s te ontwikkelen en in alle instellingen Roma in dienst te nemen;
24. verzoekt de Commissie en de lidstaten iets te doen aan het bestaande onevenwicht op gezondheidsgebied voor de Roma en aan de discriminatie die zij ondervinden bij de toegang tot gezondheidszorg, speciale programma’s te ontwikkelen en hieraan voldoende nationale en Europese financiële middelen ter beschikking te stellen, met bijzondere aandacht voor de gezondheid van moeder en kind;
25. verzoekt de lidstaten nationale contactpunten voor integratie van de Roma aan te wijzen en aan te geven wat hun taken bij de uitvoering van de nationale strategieën zijn, erop toe te zien dat deze contactpunten over voldoende autoriteit, capaciteit, en politieke en financiële ondersteuning beschikken om hun taken doeltreffend uit te voeren, te zorgen voor goede contacten met de Roma-gemeenschap en Roma-organisaties van het maatschappelijk middenveld, ervoor te zorgen dat de contactpunten gemakkelijk herkenbaar en bereikbaar zijn, en toe te zien op een transparante communicatie tussen deze contactpunten en alle betrokken partijen;
26. herinnert de lidstaten eraan dat goede praktijken zoals de programma’s voor bemiddeling voor de Roma en de European Alliance of Cities and Regions for Roma Inclusion van de Raad van Europa succesvol zijn, hetgeen de lidstaten ertoe zou moeten aanzetten integratie van de Roma met nog meer politieke overtuiging ter hand te nemen;
27. steunt het voorstel van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad voor doeltreffende maatregelen voor integratie van de Roma in de lidstaten;
28. onderstreept dat integratie een proces is dat in twee richtingen verloopt en dat elke integratie-inspanning impliceert dat de partijen gedeelde, maar - gezien hun capaciteiten en hun economische, politieke en sociale hulpbronnen - asymmetrische verantwoordelijkheden hebben;
29. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de Raad van Europa.
Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad.