Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2013/2079(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0430/2013

Ingediende teksten :

A7-0430/2013

Debatten :

PV 13/01/2014 - 17
CRE 13/01/2014 - 17

Stemmingen :

PV 14/01/2014 - 5.9
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2014)0009

Aangenomen teksten
PDF 136kWORD 56k
Dinsdag 14 januari 2014 - Straatsburg
Technologie voor koolstofafvang en -opslag
P7_TA(2014)0009A7-0430/2013

Resolutie van het Europees Parlement van 14 januari 2014 over het uitvoeringsverslag 2013: ontwikkeling en toepassing in Europa van technologie voor koolstofafvang en -opslag (2013/2079(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad(1) (CCS-richtlijn),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 27 maart 2013 over de toekomst van koolstofafvang en -opslag in Europa (COM(2013)0180),

–  gezien het groenboek van de Commissie van 27 maart 2013 getiteld "Een kader voor het klimaat- en energiebeleid voor 2030" (COM(2013)0169),

–  gezien het klimaat- en energiepakket van de EU van december 2008,

–  gezien zijn resolutie van 15 maart 2012 over een routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050(2),

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en het advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A7-0430/2013),

A.  overwegende dat koolstofafvang en -opslag (CCS) een veelbelovende technologie is die de enige manier zou kunnen zijn om te komen tot een aanzienlijke vermindering van CO2-emissies van industriële bronnen, en die de mogelijkheid biedt om CO2-emissies van met fossiele brandstoffen gestookte krachtcentrales significant te verminderen, maar dat investeringen nodig zijn evenals demonstratie op industriële schaal om innovatie te bevorderen, een kostenverlaging te verzekeren, en de milieuveiligheid ervan te bevestigen;

B.  overwegende dat het Internationale Energieagentschap verwacht dat fossiele brandstoffen tegen 2030 nog altijd 75% van de wereldwijde energiemix zullen vertegenwoordigen, en meent dat met CCS bijna 20% van de tegen 2050 vereiste vermindering van CO2-emissies kan worden verwezenlijkt en dat als deze technologie niet wordt ingezet 40% extra moet worden geïnvesteerd in elektriciteit om een temperatuurstijging van meer dan 2°C te voorkomen;

C.  overwegende dat CCS de enige technologie is die een sterke verlaging van de CO2-uitstoot kan opleveren in belangrijke takken van industrie, zoals de staal-, de cement- en de chemische sector en in olieraffinaderijen, en in combinatie met het gebruik van biomassa voor de opwekking van elektriciteit, tot een netto vermindering van de CO2-emissies kan bijdragen;

D.  overwegende dat uitgaande van het huidige gebruik van fossiele brandstoffen en de prognoses voor de toekomst bij eenzelfde gebruik, CCS van cruciaal belang lijkt te zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling om de mondiale temperatuurstijging te beperken tot minder dan 2°C;

E.  overwegende dat de ontwikkeling van CCS moet worden beschouwd als een strategie die complementair is aan de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen in het kader van de overgang naar een koolstofarme economie;

F.  overwegende dat de regeringsleiders in 2007 hoopten tegen 2015 over een twaalftal demonstratie-installaties voor CCS te beschikken, maar dat dit voornemen alleen betaalbaar was met een hoge koolstofprijs en dus niet kan worden gerealiseerd;

G.  overwegende dat de ontwikkeling van deze technologie geen stimulans mag vormen om het percentage energiecentrales dat fossiele brandstoffen gebruikt te laten toenemen;

H.  overwegende dat de EU haar technologische voorsprong op het gebied van CCS stilaan verliest en, nu nog slechts één project in aanmerking komt voor steun uit het NER300-financieringsinstrument en de meeste projecten in het kader van het Europees energieprogramma voor herstel zijn stopgezet of opgeschort, geen effectief beleid heeft om topprojecten op het gebied van CCS te bevorderen;

I.  overwegende dat het publiek te allen tijde een volledig en duidelijk beeld van de voordelen en mogelijke gevaren van CCS moet worden gegeven voordat projecten op commerciële schaal worden ontwikkeld;

De ambities opschroeven

1.  erkent dat de toepassing van CCS de EU de mogelijkheid beidt om haar doelstellingen inzake koolstofemissiereducties tegen 2050 tegen de laagst mogelijke kosten te halen en dat deze technologie in het bijzonder noodzakelijk is om industriesectoren met een grote CO2-uitstoot koolstofarm te maken; meent dat CCS ook zou kunnen bijdragen aan een diverse en zekere energievoorziening terwijl tegelijkertijd arbeidsplaatsen worden behouden en gecreëerd; herhaalt dat dringend CCS-vlaggenschipprojecten voor de gehele productieketen moeten worden ontwikkeld om de beste en economisch meest voordelige oplossingen te bepalen, en verzoekt de Commissie om doelstellingen te bepalen voor de verwezenlijking van dit doel; is zich ervan bewust dat, gezien de aanzienlijke investeringen die moeten worden gedaan, naast het emissiehandelssysteem (ETS) van de EU ook andere instrumenten nodig zijn om onderzoek te bevorderen en te zorgen voor de technische en veilige toepassing van CCS;

2.  is van mening dat CCS weliswaar gedeeltelijk zou kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen inzake de vermindering van broeikasgasemissies, maar dat het nog beter zou zijn als de lidstaten deze doelstellingen zonder het gebruik van CCS zouden bereiken;

3.  verzoekt de Commissie om de toepassing van CCS niet alleen aan te moedigen in verband met energieopwekking uit kolen en gas, maar eveneens in een aantal industriële sectoren, zoals de chemische sector, de metaal-, ijzer-, staal- en cementindustrie, en in olieraffinaderijen; benadrukt dat de Commissie het vraagstuk rond de toepassing van CCS moet behandelen binnen het klimaat- en energiekader voor de periode tot 2030 en voorstellen moet doen om bij te dragen aan de uitvoering op korte termijn van CCS-vlaggenschipprojecten;

4.  roept de Commissie en de lidstaten op verstrekkende maatregelen te nemen om internationale samenwerking te stimuleren en het gebruik van technologieën die de gevolgen van de klimaatverandering verminderen, te bevorderen, teneinde groeiende economieën in de richting van minder koolstofintensieve ontwikkelingsalternatieven, zoals CCS, te dirigeren;

5.  is van mening dat in het actieplan voor staal specifiek dient te worden gewezen op de noodzaak om in de staalsector CCS-vlaggenschipprojecten te ontwikkelen;

Leidende rol van de lidstaten

6.  erkent dat de toepassing van CCS onmogelijk is zonder de steun van de lidstaten en particuliere investeerders, en dat laatstgenoemden het onvoorwaardelijke en soevereine recht hebben de toepassing ervan te bevorderen of te voorkomen; merkt op dat bepaalde lidstaten te kennen hebben gegeven dat naar verwachting CCS geen rol zal spelen in hun strategieën om de CO2-uitstoot te verminderen, maar dat dit de lidstaten die menen dat technologie een effectieve rol kan spelen in hun overgang naar een koolstofarme economie, er niet van moet weerhouden de nodige investeringen te doen;

7.  herinnert de Commissie eraan dat het Parlement heeft aangedrongen op wetgeving waarbij de lidstaten worden verplicht een strategie voor de overgang naar een koolstofarme economie vóór 2050 uit te werken; stelt voor dat deze nationale routekaarten om de vijf jaar worden bijgewerkt; verwacht dat hierin wordt vastgesteld of en hoe CCS in de betrokken lidstaten zal worden toegepast;

8.  verzoekt de Commissie voor te stellen dat de lidstaten ertoe worden verplicht voorafgaand aan de VN-conferentie over klimaatverandering (UNFCCC-conferentie) in 2015 nationale routekaarten voor de overgang naar een koolstofarme economie op te stellen en te publiceren;

9.  onderstreept dat, bij een lage koolstofprijs, de lidstaten die de toepassing van CCS willen bevorderen een sleutelrol moeten spelen bij het verzekeren van een transparante inkomstenstroom en de eventueel noodzakelijke bijkomende financiële steun, om ervoor te zorgen dat vlaggenschipprojecten worden opgezet en uitgevoerd, terwijl zij tegelijkertijd de exploitanten die bij hun pioniersprojecten met hoge ontwikkelingskosten worden geconfronteerd een behoorlijk rendement op hun investeringen moeten verzekeren; merkt op dat passende regelgeving eveneens nodig zou kunnen zijn indien CCS met een commercieel doel zal worden toegepast; erkent dat de normen op het gebied van milieuveiligheid moeten worden nageleefd;

EU-regelgeving en financiering

10.  verzoekt de Commissie de oprichting van een EU-investeringsfonds voor industriële innovatie te bestuderen, om de ontwikkeling van innovatieve klimaatvriendelijke technologieën, waaronder CCS-vlaggenschipprojecten, andere innovatieve koolstofarme technologieën en maatregelen voor de vermindering van CO2-emissies van energie-intensieve industrieën en hun processen, te bevorderen; stelt voor dit fonds te financieren uit de verkoop van emissierechten uit de EU-ETS; benadrukt dat dit niet mag leiden tot een nieuwe last voor de EU-begroting; erkent dat bij de vaststelling van de parameters voor het gebruik van een dergelijk fonds rekening moet worden gehouden met de ervaring opgedaan met de beperkingen en het gebrek aan flexibiliteit van het financieringsmechanisme NER300;

11.  is van mening dat CCS-beleidsmaatregelen en -strategieën uitsluitend mogen worden ontwikkeld op basis van harde feiten ten aanzien van de positieve effecten die deze zullen hebben op het milieu, de stabiliteit van de Europese industrie, de werkgelegenheid in de EU en de betaalbaarheid van energie voor de burgers en de industrie;

12.  meent dat de steun voor CCS op de lange termijn vooral moet komen van een passend CO2-prijssignaal; stelt voor dat de Commissie een debat op gang brengt over mogelijke opties door een analyse te verrichten van systemen waarbij producenten worden verplicht CCS-certificaten voor te leggen die de CO2-emissies die door opslag of behandeling zijn vermeden aantonen, in verhouding tot de CO2 die de in de handel gebrachte fossiele brandstoffen bevatten;

13.  wenst dat de Commissie een leidraad voor de lidstaten opstelt over de verschillende financiële en andere mechanismen waarvan zij gebruik zouden kunnen maken om de ontwikkeling van CCS te bevorderen en aan te moedigen, en om toegang te krijgen tot ondersteuningsfondsen binnen de EU-begroting ;

14.  neemt kennis van het besluit van de Europese Investeringsbank om leningen voor de bouw van steenkoolcentrales met een emissie van meer dan 550g CO2/kWh te verbieden; onderstreept dat de invoering van strikte emissieprestatienormen van essentieel belang is indien geen financiële steun voor de ontwikkeling van CCS wordt verstrekt;

15.  stelt voor dat de Commissie overweegt op welke wijze het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal kan worden gebruikt om de precommerciële demonstratie van CCS in de desbetreffende industriële sectoren te steunen;

16.  waardeert de steun die de Noorse regering voor CCS-projecten in de EU heeft betuigd en spreekt de wens uit dat in het kader van de onderhandelingen over de volgende programmeringsperiode een verzoek om financiële steun voor CCS-vlaggenschipprojecten zal worden gedaan;

17.  verzoekt de Commissie de voordelen te beoordelen van het aanwijzen en het ontwikkelen van het CCS-proefproject "Ciuden" in Spanje, dat met EU-middelen ten bedrage van 100 miljoen euro wordt gesteund, als testfaciliteit voor afvangtechnologieën en CO2-opslag op het vasteland;

Vervoer en opslag

18.  erkent dat aanzienlijke besparingen mogelijk zijn door het creëren van CCS-clusters van industriële installaties met gezamenlijke pijpleidingen of andere CO2-transportsystemen; meent dat van exploitanten in het algemeen niet kan worden verwacht dat zij rekening houden met toekomstige vereisten van andere installaties, en dat grote investeringen zoals pijpleidingen die uiteindelijk voor het vervoer van CO2 uit verschillende bronnen kunnen worden gebruikt, door middel van publiek-private partnerschappen kunnen worden gerealiseerd; onderstreept dat de lidstaten die CCS willen toepassen een directe rol zouden kunnen spelen bij het verzekeren van CSS-vervoer en de beschikbaarstelling van opslaginfrastructuur;

19.  roept op tot een nauwere samenwerking met de Verenigde Staten en Canada in de vorm van een uitwisseling van expertise en goede praktijken in het licht van de activiteiten die worden ondernomen op het gebied van CCS in het kader van de bilaterale dialoog met Canada en de VS over schone energie;

20.  benadrukt dat we moeten beseffen dat nieuwe koolstofarme technologieën elkaar aanvullen en niet met elkaar concurreren; benadrukt dat voor zowel hernieuwbare energiebronnen als CCS een rol is weggelegd in de toekomstige energiemix van de EU en dat de ontwikkeling van CCS niet ten koste mag gaan van de verwezenlijking van de verplichte EU-doelstelling betreffende de ontwikkeling van hernieuwbare energie; verzoekt om maatregelen om het gebruik van beide technologieën te bevorderen binnen het klimaat- en energiekader voor de periode tot 2030;

21.  merkt op dat gezien de geologische gesteldheid van Europa, een groot aantal locaties gevonden zou kunnen worden die zouden kunnen worden gebruikt voor de permanente opslag van grote hoeveelheden CO2, in het bijzonder onder de Noordzee op grote afstand van de bewoonde wereld; ondersteunt EU-maatregelen en het gebruik van EU-middelen voor de vaststelling van gemeenschappelijke normen voor opslaglocaties, de identificatie van geschikte opslaglocaties in heel Europa, de ontwikkeling van proefprojecten en de voorbereiding van locaties voor opslag op commerciële schaal op het grondgebied van lidstaten die hierachter staan;

22.  verzoekt de Commissie de opstelling van een Europese atlas van potentiële CO2-opslaglocaties te bevorderen;

23.  erkent dat artikel 6 van het Protocol van Londen is gewijzigd waardoor het geen obstakel meer hoeft te vormen voor het grensoverschrijdende vervoer van CO2 voor opslag; merkt echter op dat de ratificatie van deze wijziging vele jaren zou kunnen kosten; verzoekt de Commissie te verduidelijken of er omstandigheden zijn waarin zij de grensoverschrijdende overbrenging van CO2 zal toestaan in de periode voorafgaand aan de ratificatie van het protocol;

Aansprakelijkheid bij opslag

24.  neemt kennis van de bezorgdheid van een aantal mogelijke CCS-exploitanten volgens welke de vereisten en aansprakelijkheden die hun worden opgelegd voor de geologische opslag van CO2 op locaties die door de lidstaten zijn goedgekeurd, niet-kwantificeerbaar en te ruim zijn; herinnert echter aan de regels inzake de verantwoordelijkheid voor CO2-opslag zoals vastgesteld in de richtlijn betreffende de geologische opslag van CO2 (de CCS-richtlijn) en aan de verplichtingen voor de houders van een opslagvergunning;

25.  is het ermee eens dat het onopzettelijk vrijkomen van CO2 uit een opslaglocatie moet worden voorkomen en dat de ecologische integriteit van projecten moet worden beschermd overeenkomstig artikel 1 van de CCS-richtlijn; verzoekt de Commissie richtsnoeren te bieden betreffende de mate waarin de details van nalevingsovereenkomsten vooraf moet worden vastgelegd door middel van onderhandelingen tussen mogelijke exploitanten en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat in kwestie;

26.  wijst erop dat de CCS-richtlijn de lidstaten veel ruimte laat om te bepalen welke financiële garanties de CCS-exploitanten moeten bieden en hoeveel tijd verloopt alvorens de verantwoordelijkheid voor een gesloten opslaglocatie wordt overgedragen aan de bevoegde autoriteit; stelt voor dat lidstaten die de ontwikkeling van CCS willen bevorderen een actievere rol en een grotere verantwoordelijkheid op zich nemen dan tot dusver het geval was;

27.  verzoekt de Commissie haar richtsnoeren bij de CCS-richtlijn te herzien om deze punten te verduidelijken;

28.  meent dat de vereiste van de CCS-richtlijn volgens welke de exploitanten bij het vrijkomen van CO2, emissierechten moeten inleveren geen rekening houdt met de verplichte dure herstelmaatregelen; vreest dat dit een bijkomende hinderpaal is voor de ontwikkeling van CCS; verzoekt de Commissie bij de evaluatie van de CCS-richtlijn een wijziging van deze bepaling voor te stellen;

"Klaar voor CO2-afvang en -opslag"-status

29.  onderstreept dat het niet langer aanvaardbaar is te investeren in krachtcentrales of industriële installaties met een naar verwachting hoge CO2-uitstoot, zonder rekening te houden met de vraag hoe de emissies in de toekomst zullen worden verminderd;

30.  benadrukt dat CCS volgens een Eurobarometer-enquête grotendeels onbekend is bij de Europese bevolking, maar dat mensen die ermee bekend zijn er meestal voorstander van zijn; vraagt de Commissie en de lidstaten om de voorlichting te verbeteren teneinde meer bekendheid te geven aan CCS, en acht een groter begrip van CCS van cruciaal belang voor de aanvaarding onder het publiek en daarmee het succes van CCS;

31.  merkt op dat de lidstaten verschillende criteria kunnen hanteren bij de uitvoering van de bepalingen van de CCS-richtlijn die vereisen dat een evaluatie van de afvang-, transport- en opslagcapaciteit wordt verricht alvorens exploitatievergunningen voor krachtcentrales worden afgegeven;

32.  verzoekt de Commissie voor te stellen dat in de lidstaten die hebben besloten gebruik te maken van CCS-technologie, een passende voorbereiding voor de toepassing van CCS, of andere maatregelen om de uitstoot van CO2 aanzienlijk te verminderen, verplicht kunnen worden gesteld bij de bouw van alle nieuwe met fossiele brandstoffen gestookte krachtcentrales en industriële installaties met een hoge CO2 -uitstoot vanaf een bepaalde grootte, behalve in geval van vermindering van de piekvraag of wanneer een lidstaat heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om een routekaart te publiceren over hoe de emissiereductiedoelstellingen voor 2050 zonder het gebruik van CCS kunnen worden gerealiseerd;

33.  vraagt de Commissie te analyseren en te rapporteren in welke mate CCS tegen bepaalde peildata, bijvoorbeeld 2030, moet zijn ontwikkeld, om te zorgen dat CCS een beduidende bijdrage kan leveren aan de emissiereductiedoelstellingen voor 2050;

Afvang en gebruik van koolstof

34.  verwelkomt de diverse initiatieven om CO2 zo te gebruiken dat de globale uitstoot in de atmosfeer vermindert en om alternatieve producten te ontwikkelen zoals duurzame vervoersbrandstoffen; verzoekt de Commissie in het bijzonder dringend de mogelijkheden te onderzoeken van het veilige gebruik van CO2 om de terugwinning van olie en gas in de EU te verbeteren;

o
o   o

35.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114.
(2) PB C 251 E van 31.8.2013, blz. 75.

Juridische mededeling - Privacybeleid