Resolutie van het Europees Parlement van 16 januari 2014 over het voortgangsverslag 2013 betreffende Servië (2013/2880(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 19 en 20 juni 2003 in Thessaloniki over het vooruitzicht van de toetreding van de landen op de Westelijke Balkan tot de Europese Unie,
– gezien Besluit 2008/213/EG van de Raad van 18 februari 2008 inzake de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het Europees partnerschap met Servië, met inbegrip van Kosovo als gedefinieerd bij Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999, en tot intrekking van Besluit 2006/56/EG over de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het Europese partnerschap met Servië en tot intrekking van Besluit 2006/56/EG(1),
– gezien het advies van de Commissie van 12 oktober 2011 over het verzoek van Servië om toetreding tot de Europese Unie (SEC(2011)1208) en de mededeling van de Commissie van 12 oktober 2011 over de "Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2011-2012" (COM(2011)0666),
– gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 11 december 2012 over de uitbreiding en het stabilisatie- en associatieproces,
– gezien de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds, die op 1 september 2013 in werking is getreden; gezien de eerste vergadering van het Parlementaire Comité stabilisatie en associatie in november 2013, die een continue dialoog tussen het Europees Parlement en de Nationale Vergadering van Servië moet inluiden,
– gezien resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad, het advies van het Internationaal Gerechtshof van 22 juli 2010 over de vraag of de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo in overeenstemming is met het internationaal recht, en de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN van 9 september 2010 waarin zij de inhoud van dat advies onderschreef en zich verheugd toonde over de bereidheid van de EU om de dialoog tussen Belgrado en Pristina te faciliteren(2),
– gezien de gezamenlijke verklaring van de 7e interparlementaire vergadering EU-Servië van 18 en 19 maart 2013,
– gezien het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap dat op 1 juli 2006 van kracht werd en waarbij Servië ondertekenende partij is, en besluit D/2012/04/MC/EnC van de energiegemeenschap van 18 oktober 2012 over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/28/EG betreffende energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging van artikel 20 van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap, waarin bindende streefdoelen zijn vastgesteld,
– gezien de overnameovereenkomst tussen de EU en Servië van 8 november 2007(3) en Verordening (EG) nr. 1244/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum, en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld(4),
– gezien zijn resolutie van 22 oktober 2013 over het begrotingsbeheer van de pretoetredingsmiddelen van de Europese Unie op het gebied van de rechtsstelsels en de strijd tegen corruptie in de kandidaat-landen en potentiële kandidaat-landen(5) en zijn daarin opgenomen opmerkingen over Servië,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 28 juni 2013,
– gezien de samenstelling van het Servische team voor de toetredingsonderhandelingen,
– gezien het voortgangsverslag over Servië voor 2013 dat de Commissie op 16 oktober 2013 heeft gepubliceerd (SWD(2013)0412),
– gezien zijn eerdere resoluties,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Europese Raad op 28 juni 2013 heeft besloten toetredingsonderhandelingen met Servië aan te gaan en uiterlijk in januari 2014 de eerste intergouvernementele conferentie te houden, waarmee het Europese perspectief van Servië is bevestigd overeenkomstig de verplichtingen die de EU ten aanzien van de gehele regio van de Westelijke Balkan is aangegaan;
B. overwegende dat Servië belangrijke stappen heeft ondernomen ter normalisering van de betrekkingen met Kosovo, hetgeen heeft geleid tot het eerste akkoord over de beginselen van de normalisering van 19 april 2013, en dat het zich inspanningen heeft getroost om in voldoende mate te voldoen aan de politieke criteria en voorwaarden van het stabilisatie- en associatieproces; overwegende dat de toetredingsonderhandelingen een sterk instrument vormen voor de controle op de uitvoering van hervormingen;
C. overwegende dat de Commissie en Servië op 25 september 2013 zijn begonnen met de doorlichting van het acquis, te beginnen met hoofdstuk 23 – justitie en de grondrechten;
D. overwegende dat Servië, net als alle landen die het EU-lidmaatschap nastreven, op zijn eigen merites beoordeeld moet worden wat betreft de uitvoering en naleving van dezelfde criteria;
E. overwegende dat de rechtsstaat door de EU tot speerpunt van haar uitbreidingsbeleid is gemaakt;
F. overwegende dat de tenuitvoerlegging van het rechtskader voor de bescherming van minderheden volledig moet worden verzekerd, met name op het gebied van onderwijs, taalgebruik en toegang tot media en religieuze diensten in minderheidstalen;
G. overwegende dat de Commissie heeft benadrukt dat de economische governance in alle landen op de Westelijke Balkan moet worden versterkt;
1. verheugt zich op de formele start van de toetredingsbesprekingen met Servië tijdens de eerste intergouvernementele conferentie (IGC) EU-Servië op 21 januari 2014; beschouwt de IGC als een historische stap voor het Europees integratieproces van Servië en als een blijk van de verknochtheid van de EU aan het uitbreidingsproces; dringt er bij de Servische autoriteiten op aan dat zij aansluitend op de conferentie meer werk maken van EU-gerelateerde hervormingen in het land om te voldoen aan de hoop van de Serviërs op een soepel verlopend toetredingsproces en om het economisch herstel te bevorderen door het vooruitzicht van EU-lidmaatschap tastbaar te maken;
2. is verheugd over het feit dat de Servische regering zich inzet voor het Europese integratieproces en moedigt Servië aan om door te gaan met de systemische en sociaaleconomische hervormingen die het land in staat zullen stellen de verplichtingen van een toekomstig lidmaatschap op zich te nemen en doeltreffend na te komen; onderstreept dat de doorvoering van hervormingen de centrale indicator blijft van een succesvol integratieproces, en dringt er daarom bij de autoriteiten op aan de hervormingsinspanningen op te voeren op het gebied van justitie, corruptiebestrijding, de overheidssector, civiele controle op defensie en veiligheid, het energiebeleid met bijzonder aandacht voor energiebesparing en hernieuwbare energie, mediavrijheid, bescherming van alle minderheden en kwetsbare groepen alsmede hun grondrechten, structurele veranderingen in de economie, de sociale dialoog, verbetering van het bedrijfsklimaat en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen;
3. is verheugd over de inwerkingtreding van de stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO) op 1 september 2013 en de eerste bijeenkomst van de stabilisatie- en associatieraad op 21 oktober 2013; benadrukt dat de inwerkingtreding van de SAO een belangrijke stap vormt in het Europese integratieproces van Servië, en de EU en Servië een algemeen kader biedt om hun samenwerking met betrekking tot politieke criteria en de geleidelijke overname van het acquis te versterken en de toekomstige deelname van Servië aan de interne markt voor te bereiden; spoort alle betrokken partijen ertoe aan om op een verantwoordelijke manier samen te werken;
4. is verheugd over het eerste akkoord over de beginselen van de normalisering dat op 19 april 2013 is bereikt in een dialoog op hoog niveau tussen de premiers van Servië en Kosovo en dat het pad heeft geëffend voor verdere stappen in het Europese integratieproces van Servië en Kosovo; is verheugd over de stappen die beide zijden tot dusverre hebben ondernomen met het oog op de uitvoering van het akkoord, en moedigt de autoriteiten aan om alle tot nu toe bereikte akkoorden te goeder trouw en tijdig te blijven uitvoeren; juicht de akkoorden toe die op 8 september 2013 via overleg zijn bereikt over telecommunicatie en energie; verzoekt in het bijzonder zowel Servië als Kosovo om actief en constructief samen te werken met EULEX met het oog op de tenuitvoerlegging van de overeenkomst over wederzijdse juridische bijstand om het toenemende aantal verzoeken met betrekking tot eigendommen in Kosovo te verwerken; verzoekt beide zijden om deze constructieve aanpak te handhaven wanneer zij het eens moeten worden over de controversiële en gevoelige punten die nog moeten worden uitgewerkt en overeengekomen; dringt er bij beide zijden op aan om te blijven werken aan het probleem van de vermisten, en is in dat opzicht ingenomen met de eerste resultaten die zijn bereikt in het kader van de door het Rode Kruis voorgezeten werkgroep rond vermiste personen; erkent de inspanningen die zijn gedaan om de clandestiene handel tussen Servië en Kosovo terug te dringen; merkt op dat er verdere, voortgezette inspanningen moeten worden geleverd door de Servische en de Kosovaarse leiders om de Servische minderheid in de Kosovaarse samenleving te integreren en de etnische Albanese en Servische gemeenschappen dichter bij elkaar te brengen;
5. is verheugd over de eerste gemeenteraadsverkiezingen in heel Kosovo op 3 november 2013 en met name de zichtbare opkomst in de door Serviërs gedomineerde gemeenten ten zuiden van de Ibar, alsmede over het globaal gezien ordelijke verloop van deze verkiezingen in Kosovo, die in de voorlopige verklaring van de EU-waarnemersmissie werden omschreven als een cruciale stap in de richting van de vorming van de gemeenschap van Servische gemeenten, die deel uitmaakt van het normaliseringsproces; is ingenomen met de inspanningen van Belgrado en Pristina om ervoor te zorgen dat de verkiezingen op een vreedzame manier en in overeenstemming met de democratische normen zouden verlopen; veroordeelt scherp het geweld en de aanhoudende intimidatie in gemeenten in Noord-Mitrovica and Zvečan en dringt er bij de Servische autoriteiten op aan om met alle middelen pogingen te ondersteunen om de daders van geweld voor het gerecht te brengen; wijst in dit verband op de toezegging van de Servische leiders dat de verantwoordelijken voor de geweldsuitbarsting ter verantwoording zullen worden geroepen voor hun optreden; merkt op dat er nog steeds oplettend moet worden opgetreden om een einde te maken aan de georganiseerde misdaad en zijn banden met de lokale toppolitici en om de rechtsstaat in Noord-Kosovo te herstellen; is ingenomen met de opstelling van de Servische politieke leiders die etnische Serviërs in Kosovo actief hebben aangespoord om deel te nemen aan de verkiezingen, maar merkt tegelijkertijd op dat Belgrado het politieke pluralisme in de Servische gemeenschap in Kosovo niet mag verstikken door campagne te voeren namens een specifieke partij of kieslijst;
6. beklemtoont dat er transparanter moet worden gecommuniceerd over de resultaten van de dialoog tussen Belgrado en Pristina en dat de betreffende parlementen en maatschappelijke organisaties bij het uitvoeringsproces moeten worden betrokken; benadrukt in dit verband dat de Servische en Kosovaarse onderhandelaars vertrouwen bij het publiek moeten kweken en de burgers – zowel vrouwen als mannen – moeten raadplegen; verzoekt de Servische autoriteiten in Belgrado, Mitrovica en ten zuiden van de Ibar om meer inspanningen te leveren om de interactie tussen Kosovaarse Serviërs en Albanezen te bevorderen, met name door scholen en gemeenschapscentra aan te moedigen om de Albanese taal te onderwijzen; benadrukt dat Kosovaarse Albanezen ook sterk moeten worden aangemoedigd om meer in contact te treden met de Servische gemeenschappen om hen heen en om de Servische taal te leren, aangezien dit van essentieel belang is voor de integratie van de Servische gemeenschap in de Kosovaarse samenleving, de toekomstige dialoog en het bestuur van beide gemeenschappen;
7. betreurt de aanhoudende problemen waarmee EU-burgers die Servië vanuit Kosovo willen inreizen en Servië vervolgens willen verlaten om naar een derde land te reizen, worden geconfronteerd vanwege de niet-erkenning van de Kosovaarse buitengrenzen door Servië en de bewering van Servië dat een eerste inreis in Kosovo gelijkstaat aan een illegale inreis in Servië; betreurt voorts dat de Servische grenspolitie de Kosovaarse stempels in buitenlandse paspoorten nietig verklaart door er een nieuwe stempel overheen te zetten; spoort Servië aan om zulk beleid te heroverwegen als duidelijke maatregel om vertrouwen te scheppen, wat noodzakelijk is om de betrekkingen met Kosovo te normaliseren, en als concrete manier om de verdere EU-integratie te bevorderen in de geest van het vrije verkeer;
8. verzoekt de autoriteiten van Servië en zijn buurlanden om blijk te blijven geven van goede wil en hun volledige medewerking en steun te verlenen aan de speciale onderzoekstaskforce die werd opgericht naar aanleiding van het verslag van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa van december 2010, en pleit ervoor om de werkzaamheden van de taskforce te bespoedigen;
9. waardeert de constructieve benadering van de Servische regering ten aanzien van de betrekkingen met de buurlanden, omdat daardoor aanzienlijke vooruitgang in de regionale samenwerking en in de toenadering van Servië tot de EU kon worden geboekt; wijst nogmaals op het cruciale belang van regionale samenwerking op het gebied van energievraagstukken, de aanpak van de georganiseerde misdaad en de ontwikkeling van vervoersnetten, alsook van verzoening en de geleidelijke bijlegging van bilaterale conflicten met buurlanden, allereerst om vooruit te komen bij de verwerking van de erfenis van recente conflicten en vervolgens met het oog op het welslagen van de integratie van Servië in de EU; spoort de autoriteiten aan nauw samen te werken met de landen van ex-Joegoslavië om alle nog onopgeloste problemen met betrekking tot rechtsopvolging op te lossen en om alle bilaterale overeenkomsten met buurlanden te zijner tijd volledig toe te passen; verzoekt Servië harder te werken aan een oplossing van alle nog onopgeloste problemen met Kroatië, met name de vermisten, de grenstrekking en de behandeling van oorlogsmisdaden, zodat de obstakels kunnen worden weggenomen die intrekking van wederzijdse aanklachten inzake genocide bij het Internationale Hof van Justitie in de weg staan; verzoekt de autoriteiten in Belgrado om grondwetswijzigingen in Bosnië en Herzegovina actief te ondersteunen en te bevorderen om de kieswet in overeenstemming te brengen met het arrest van het EHRM in de zaak Sejdić-Finci en om de overheidsinstellingen in Bosnië en Herzegovina te versterken en te stroomlijnen, zodat het land zijn weg kan voortzetten naar een toetreding tot de EU;
10. erkent de recente vooruitgang bij het lokaliseren van massagraven en het identificeren van personen die tijdens de oorlogen in Kroatië en Bosnië en Herzegovina vermist zijn geraakt, en dringt er bij de Servische autoriteiten op aan om een grondiger onderzoek uit te voeren naar de archieven en de functionarissen van het voormalige Joegoslavische Volksleger;
11. verzoekt Servië zorg te dragen voor een sterk parlementair toezicht op het verloop van de toetredingsonderhandelingen; wijst er nogmaals op dat het van belang is het Servische parlement in een vroeg stadium te betrekken bij het wettelijk vastleggen van de gedane toezeggingen en gedurende het gehele toetredingsproces via een constructief overlegmechanisme contact te houden met het maatschappelijk middenveld, omdat dat een belangrijke rol heeft als kritische waarnemer van de voortgang van de Europese hervormingen, en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de dialoog en de betrekkingen van goed nabuurschap met de buurlanden van Servië stevig in de samenleving verankerd raken; is ingenomen met de samenwerking met Kroatië en Montenegro, via de uitwisseling van goede praktijken uit de recente ervaring, om Servië te helpen om snel en vlot vorderingen te boeken bij het toetredingsproces;
12. is verheugd over de goedkeuring van de strategie en het actieplan inzake de hervorming van de rechtssprekende macht in de periode 2013-2018, waarin onafhankelijkheid, onpartijdigheid, bekwaamheid, kwaliteit van justitie en vrijheid van politieke inmenging de centrale beginselen vormen; dringt bij de autoriteiten aan op intensivering van deze hervorming overeenkomstig de aanbevelingen van de Venetiëcommissie, met name met betrekking tot de rol van het parlement bij gerechtelijke aanstellingen en de onafhankelijkheid van het openbaar ministerie, en met het oog op het in hoofdstuk 23 bedoelde controleproces, dat op 25 september 2013 van start is gegaan; onderstreept het belang van versterking van de onafhankelijkheid van de Hoge Justitiële Raad en de Raad van officieren van justitie en van vermindering van de achterstand bij de behandeling van zaken, omdat dit noodzakelijke voorwaarden zijn voor een succesvol verloop van het hele hervormingsproces; verzoekt de autoriteiten om de gerechtelijke academie, die aanwerving op basis van verdiensten zou moeten garanderen, van alle nodige middelen te voorzien; wijst op de noodzaak van voortgezette opleiding voor rechters en openbare aanklagers met het oog op de afhandeling van ingewikkelde financiële zaken en economische misdrijven; dringt er bij de bevoegde autoriteiten op aan om een op verdiensten gebaseerd en transparant proces voor de aanstelling van rechters en openbare aanklagers te waarborgen, evenals degelijke resultaten op het gebied van tuchtzaken tegen het gerechtelijk personeel; wijst voorts op de noodzaak van tijdige rechtspraak, die gepaard moet gaan met de eenmaking van de jurisprudentie, de publicatie van en toegang tot alle rechterlijke uitspraken onmiddellijk nadat zij zijn gedaan en de willekeurige toewijzing van zaken in alle rechtbanken; is bezorgd over de rechtsonzekerheid die een gevolg is van het aantal rechters die hun taken in een waarnemende hoedanigheid uitvoeren; herhaalt dat een sterk en onafhankelijk gerechtelijk apparaat van essentieel belang is opdat Servië kan voldoen aan de criteria voor EU-lidmaatschap;
13. stelt voor de wet inzake restitutie zodanig te wijzigen dat alle procedurele obstakels en juridische belemmeringen voor restitutie in natura worden weggenomen; en roept de Servische regering op de wet op de rehabilitatie volledig en op een niet-discriminerende manier uit te voeren; merkt op dat de tenuitvoerlegging ervan moet plaatsvinden in overeenstemming met de grondbeginselen van het strafrecht, zoals de eerbiediging van het vermoeden van onschuld;
14. is verheugd over de goedkeuring van de nationale strategie voor corruptiebestrijding en het actieplan 2013-2018 en onderstreept dat er permanent moet worden gewerkt aan een betekenisvolle uitvoering daarvan in het kader van de door de EU gestelde en voor het welslagen van de toetreding essentiële voorwaarden; wijst op het belang van passende financiering voor de correcte tenuitvoerlegging van de strategie; beklemtoont dat de politieke wil van cruciaal belang is om een goede staat van dienst op te bouwen op het gebied van onderzoek en veroordeling in prominente corruptiezaken, waaronder de 24 privatiseringszaken waarover de Raad voor corruptiebestrijding zich buigt; is in dat verband ingenomen met de eerste resultaten en de uiteindelijke veroordelingen in de strijd tegen corruptie; wijst er tegelijk op dat het nodig is institutionele capaciteit op te bouwen, de rechtsstaat te versterken en de samenwerking tussen instanties te intensiveren, met name bij de gerechtelijke en met de rechtsvervolging belaste organen, om complexe gevallen van systemische corruptie te kunnen behandelen en financieel onderzoek te kunnen uitvoeren; is van mening dat de rechtsbevoegdheid en de middelen van het Bureau voor corruptiebestrijding moeten worden versterkt; onderstreept dat de financiering van alle politieke partijen transparant moet zijn en moet stroken met de EU-normen; verzoekt de autoriteiten om de wet betreffende klokkenluiders aan te nemen en ervoor te zorgen dat deze wet onmiddellijk en vlot wordt uitgevoerd als noodzakelijk onderdeel van de strategie voor corruptiebestrijding;
15. merkt op dat corruptie en georganiseerde misdaad wijdverspreid zijn in de regio en een obstakel vormen voor de democratische, sociale en economische ontwikkeling van Servië; is van mening dat een regionale strategie en een nauwere samenwerking tussen alle landen in de regio van essentieel belang zijn om deze kwesties effectiever aan te pakken;
16. onderkent dat vrouwen belangrijke actoren voor verandering in de Servische samenleving zijn; wijst op de betere vertegenwoordiging van vrouwen in het parlement na de verkiezingen van 2012; moedigt de Servische autoriteiten aan zich te blijven inspannen om een gelijke vertegenwoordiging te garanderen; onderstreept dat vrouwen nog steeds gediscrimineerd worden op de arbeidsmarkt en in andere maatschappelijke sectoren en dat zij nog niet volledig vertegenwoordigd zijn in het politieke leven van het land, ook niet in regeringsfuncties; onderstreept dat de effectieve tenuitvoerlegging van de bestaande wetgeving inzake non-discriminatie en gendergelijkheid en de verdere versterking van de administratieve capaciteit grote uitdagingen blijven, en dringt er bij de Servische autoriteiten op aan om meer inspanningen te leveren om die uitdagingen het hoofd te bieden;
17. verzoekt de autoriteiten de geloofwaardigheid en het professionalisme van het programma ter bescherming van getuigen te waarborgen en het van voldoende middelen te voorzien, zodat de rechterlijke macht haar procedures met betrekking tot oorlogsmisdaden en georganiseerde misdaad effectief kan voortzetten; wijst erop dat een aantal voormalige politieambtenaren het beschermingsprogramma vrijwillig de rug hebben toegekeerd wegens de aanzienlijke tekortkomingen daarvan;
18. spreekt opnieuw met klem zijn bezorgdheid uit over de beslissing van het Grondwettelijk Hof om de 22 gewaarborgde bevoegdheden van de autonome provincie Vojvodina in te trekken, waardoor er een verontrustend aantal onopgeloste kwesties ligt die moeten worden aangepakt; roept in dit verband op om de rechtsstatelijke principes en het subsidiariteitsbeginsel te eerbiedigen herinnert de partijen er opnieuw aan dat de wet op de financiering van de autonome provincie volgens de grondwet eind 2008 aangenomen had moeten worden; spoort de regering daarom aan deze kwestie onverwijld aan het parlement voor te leggen, aangezien dit essentieel is voor de werking van de democratie en de rechtsstaat in Servië;
19. onderstreept het belang van een constructieve sociale dialoog voor de economische ontwikkeling in Servië; dringt er bij de regering op aan om capaciteitsopbouw voor werkelijk onafhankelijke vakbonden en werkgeversorganisaties te stimuleren en een kader en een politieke ruimte te creëren voor sociale dialoog en collectieve overeenkomsten;
20. benadrukt dat het van belang is de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en het beginsel dat discriminatie, ongeacht de reden, verboden is, op alle niveaus te bevorderen en te beschermen; is verheugd over de goedkeuring van de strategie tegen discriminatie en onderstreept dat het op de uitvoering aankomt; is verheugd over de tot dusverre gemaakte vorderingen, maar blijft bezorgd over de omvang van de discriminatie in het land en roept op tot respect voor alle minderheden op het vlak van nationaliteit, etniciteit, geslacht of seksuele geaardheid, en tot het waarborgen van hun sociaaleconomische en culturele rechten; wijst erop dat er bijzondere aandacht moet worden geschonken aan bevolkingsgroepen die het meest te lijden hebben onder discriminatie en discriminerende praktijken, zoals Roma, vrouwen, personen met een handicap en kinderen; verzoekt om een correcte tenuitvoerlegging van de Roma-strategie van Servië; vraagt om een betere bescherming van de rechten van vrouwen en een gendergelijkheidsbeleid, en wijst erop dat resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad volledig moet worden uitgevoerd en dat in al het relevante regeringsbeleid een genderperspectief moet worden opgenomen; veroordeelt scherp het besluit van de autoriteiten om de Pride Parade die voor september 2013 in Belgrado gepland was, te verbieden, zoals in de twee jaar daarvoor gebeurd is, en verzoekt om politieke steun voor de mensenrechten van lesbiennes, homo-, bi-, trans- en interseksuelen (LGBTI) op het hoogste politieke niveau; stelt dat het recht op openbare vergadering voor alle burgers en minderheden, ook de LGBTI-minderheid, verzekerd moet zijn; verzoekt de Servische autoriteiten om een proactieve aanpak te hanteren om de integratie van lesbiennes, homo-, bi-, trans- en interseksuelen te verbeteren; dringt er bij de regering op aan om het hele jaar door meer inspanningen te leveren bij het op alle fronten bestrijden van de gewelddadige groeperingen die vreedzame betogingen van de LGBTI-gemeenschap hebben trachten te verstoren en aan te vallen, om te voorkomen dat zij de rechtsstaat en de uitoefening van de mensenrechten in Servië in het gedrang brengen; verzoekt de Servische autoriteiten voorts om het probleem van de traumatische nasleep van het geweld van de jaren 1990 aan te pakken in het kader van een langetermijnstrategie om te voorkomen dat hooliganisme en wetteloosheid opnieuw de kop opsteken;
21. beklemtoont de centrale rol van actieve en onafhankelijke maatschappelijke organisaties voor het versterken en bestendigen van democratische politieke processen in het land; erkent het belangrijke werk van maatschappelijke organisaties en vrouwenorganisaties om de rechten van de LGBT-gemeenschap te bevorderen, een einde te maken aan geweld tegen vrouwen, de participatie van vrouwen in de politiek te verhogen, de vredesinspanningen te intensiveren en de rol van het maatschappelijk middenveld als waakhond te versterken; onderstreept het belang van een dialoog met de maatschappelijke organisaties en beklemtoont de cruciale rol van die organisaties voor het verbeteren van de regionale samenwerking op sociaal en politiek gebied; verwelkomt de verbeterde samenwerking van de regering met ngo's, maar dringt erop aan dat zij meer worden geraadpleegd bij de beleidsvorming, inclusief de vaststelling van beleidsmaatregelen en wetgeving, en bij het toezicht op de activiteiten van de overheid;
22. verzoekt om een duidelijkere politieke verbintenis in het kader van de hervorming van het openbaar bestuur en de inspanningen om een op verdiensten gebaseerd systeem tot stand te brengen, met name waar het erom gaat het rechtskader te voltooien en volledig af te stemmen op de internationale normen; vindt het betreurenswaardig dat de wet inzake overheidsambtenaren niet van toepassing is op plaatselijke overheden;
23. benadrukt dat Servië de grote verdragen over de arbeidsrechten van de IAO en het herziene Europees Sociaal Handvest heeft geratificeerd; vestigt de aandacht op het feit dat de arbeids- en vakbondsrechten ondanks de constitutionele waarborgen nog steeds beperkt zijn, en dringt er bij Servië op aan deze rechten verder te versterken; is bezorgd over het feit dat de sociale dialoog nog steeds zwak is en dat er geen regelmatig overleg plaatsvindt met de sociale partners; dringt aan op het nemen van verdere stappen ter versterking van de Economische en Sociale Raad om ervoor te zorgen dat hij een actieve functie kan vervullen bij de bevordering van de sociale dialoog en een actievere adviserende rol kan spelen in het wetgevingsproces;
24. onderstreept dat de vrijheid van de media gewaarborgd moet worden en is in dit verband verheugd over de decriminalisering van laster; wijst erop dat er een sterke, onafhankelijke openbare omroep moet blijven bestaan en dat de stabiele en duurzame financiering daarvan moet worden gegarandeerd, terwijl ook voor volledige transparantie omtrent mediaeigendom moet worden gezorgd; moedigt aan tot snelle uitvoering van de mediastrategie en de daarmee verband houdende wetsontwerpen, waaronder het snel verzekeren van wijdverbreide internettoegang; is bijzonder bezorgd over de aanhoudende bedreiging van journalisten en herhaalt zijn oproep aan het adres van de autoriteiten om lopende onderzoeken naar de moord op journalisten af te ronden; is van mening dat er verdere stappen dienen te worden ondernomen om journalisten een veilige omgeving te bieden waarin zij hun werk effectief en zonder zelfcensuur kunnen uitvoeren; vestigt met name de aandacht op het gevaar dat overheidsmiddelen misbruikt worden voor advertenties om politieke invloed uit te oefenen op media;
25. verzoekt de Servische regering meer samen te werken met Europese instellingen om een betere toegang tot de Europese middelen voor organisaties uit het maatschappelijk middenveld te verzekeren, teneinde daarmee hun werk als essentiële actoren in het Europese integratieproces van Servië te ondersteunen;
26. wijst erop dat er meer inspanningen moeten worden geleverd om mensenhandel te bestrijden, en spoort ertoe aan om de rollen en taken van ambtenaren en dienstverleners bij de identificatie van slachtoffers en het doorverwijzen van slachtoffers naar de juiste diensten te formaliseren;
27. herhaalt zijn oproep aan de autoriteiten om als stap in het Servische democratiseringsproces hun inspanningen voort te zetten met het oog op het ongedaan maken van de erfenis van de voormalige communistische geheime diensten; verzoekt Servië intensiever aan de rechtsopvolging te werken en de verplichtingen inzake de boedelscheiding na te komen, alsook werk te maken van het akkoord over de verdeling van het gemeenschappelijke archief van het voormalige Joegoslavië; benadrukt in dit verband dat volledige toegang tot al het archiefmateriaal, en met name dat van de voormalige Joegoslavische geheime dienst (UDBA), van vitaal belang is; verzoekt de autoriteiten daarom nogmaals om de toegang tot de archieven met betrekking tot de voormalige republieken van Joegoslavië te vergemakkelijken en deze aan de respectieve regeringen te restitueren, als zij daarom verzoeken;
28. verzoekt de Servische regering om onderzoek naar de voormalige dictatoriale regimes mogelijk te maken en voormalige slachtoffers en hun gezinnen die daaronder geleden hebben, zowel politiek als gerechtelijk te rehabiliteren en schadeloos te stellen, om zo de sociale samenhang te vergroten en voor duurzame vrede en rechtvaardigheid te zorgen in de context van het Europese integratieproces van Servië;
29. wenst dat de wetgeving en de bilaterale en multilaterale overeenkomsten inzake nationale en etnische minderheden(6) in het hele land doeltreffend en op gelijke, niet-discriminerende en evenredige wijze worden uitgevoerd; verzoekt de autoriteiten een klimaat van tolerantie en gelijke behandeling te bevorderen, zonder enige discriminatie van nationale en etnische minderheden en met de mogelijkheid onderwijs in de moedertaal te volgen en bij lokale en regionale overheidsdiensten de eigen taal te gebruiken; dringt ook aan op verbeteringen om een einde te maken aan discriminatie in bestaande wetten en praktijken waar het gaat om de restitutie van eigendom aan leden van nationale en etnische minderheden; onderstreept het belang van nationale minderheidsraden en hun rol bij de integratie van nationale minderheden, bijv. bij de verwezenlijking van de individuele en collectieve rechten van nationale minderheden, en verzoekt de autoriteiten het werk van deze raden continu en adequaat financieel te ondersteunen; verzoekt de autoriteiten om een vlot verkiezingsproces te waarborgen bij de verkiezingen voor de nationale minderheidsraden in 2014, in overeenstemming met de aanbevelingen van de onafhankelijke organen; spreekt zijn bezorgdheid uit over een mogelijke onderbreking van uitzendingen in de minderheidstalen als gevolg van de aangekondigde privatisering van de media;
30. wijst op de noodzaak van een krachtiger aanpak van de situatie van Romavrouwen en –mannen, die nog steeds te kampen hebben met moeilijke leefomstandigheden, gedwongen uitzettingen en discriminatie op de arbeidsmarkt; verzoekt de Servische autoriteiten om te voorzien in toegang tot huisvesting en gezondheidsdiensten; wijst erop dat de antidiscriminatiewetgeving volledig moet worden geharmoniseerd met het EU-beleid en dat ten aanzien van de integratie van de Roma een holistische benadering moet worden gehanteerd; wijst voorts op de noodzaak van een effectieve monitoring van de integratiemaatregelen om de kloof tussen wetgeving en tenuitvoerlegging te dichten;
31. neemt kennis van de werkzaamheden gericht op wijziging van het wetboek van strafrecht; merkt evenwel op dat er na goedkeuring van de wijzigingen nog steeds rechtsonzekerheid in de privésector bestaat; spreekt opnieuw zijn bezorgdheid uit over de bepalingen van het nieuwe artikel 234 over misbruik van verantwoordelijke posities, dat nog steeds ruimte biedt voor willekeurige interpretatie, en wenst dat lopende vervolgingen die ten onrechte op basis van artikel 359 in de privésector zijn ingesteld, onmiddellijk worden gestaakt om de rechtsstaat te herstellen en rechtszekerheid te creëren voor de Servische zakenwereld;
32. benadrukt dat overheidsinstellingen op een transparante, verantwoordingsplichtige manier moeten handelen; prijst de werkzaamheden van onafhankelijke regelgevingsorganen, zoals de ombudsman, de commissaris voor informatie van openbaar belang e.a., en erkent hun bijdrage aan de verbetering van het rechtskader en de verantwoordingsplicht van de overheidsinstellingen; dringt er bij de autoriteiten op aan om systematisch gevolg te geven aan hun aanbevelingen en bevindingen;
33. wijst op de voordelen van het decentraliseringsproces en moedigt aan tot versterking van de bevoegdheden van de lokale overheden; betreurt het dat de nationale raad voor decentralisatie nog steeds niet actief is; blijft met name verontrust over de rechtsonzekerheid omtrent de status van Vojvodina en de vertraging bij de goedkeuring van de wet betreffende de eigen middelen van Vojvodina;
34. is ingenomen met de stappen die door de autoriteiten worden ondernomen om de sociaaleconomische situatie in de Preševo-vallei en Sandžak te verbeteren, maar onderstreept dat er meer inspanningen nodig zijn, aangezien deze regio's nog steeds erg onderontwikkeld zijn en de werkloosheid er nog hoog is; wijst op het feit dat etnische Albanese en Bosnische minderheden nog steeds ondervertegenwoordigd zijn in het plaatselijke bestuur; vraagt de Raad en de Commissie om zulke ontwikkelingsstrategieën krachtig te ondersteunen;
35. spreekt nogmaals zijn steun uit voor het REKOM-initiatief en spoort de landen van het voormalige Joegoslavië er met klem toe aan om een intergouvernementele commissie op te richten die de feiten moet achterhalen over de slachtoffers en vermiste personen van de oorlogen in de periode 1991-2001;
36. is verheugd over de samenwerking van Servië met het Internationale Joegoslavië-Tribunaal, waardoor alle verdachten van oorlogsmisdaden zijn overgedragen aan het tribunaal in Den Haag om te worden berecht, een belangrijke stap in de richting van Europese integratie; spoort aan tot verdere samenwerking met het tribunaal en met andere voormalige Joegoslavische republieken om de slachtoffers en hun families gerechtigheid te schenken;
37. verzoekt de regering gevolg te geven aan de aanbevelingen in het eindverslag van de OVSE/ODIHR over de parlements-, gemeenteraads- en vervroegde presidentsverkiezingen in mei 2012, met name ten aanzien van de bijlegging van electorale geschillen, de transparantie van de kiezersregistratie en de politieke financiering, alsmede het rechtskader voor verkiezingen in Servië te consolideren en te harmoniseren, aangezien eventuele wijzigingen in de kieswet volgens internationale normen ruim vóór de verkiezingen moeten plaatsvinden;
38. bevestigt zijn onwankelbare steun voor de visumliberalisering ten aanzien van de landen op de Westelijke Balkan, een belangrijk onderdeel van het Europese integratieproces voor de gehele regio, maar is tegelijkertijd zeer bezorgd over de toename van het aantal onechte asielzoekers; verzoekt de lidstaten in verband daarmee geen oneigenlijk gebruik te maken van de in september 2013 goedgekeurde visumopschortingsregeling, maar dit vraagstuk aan te pakken door hun wetgevingskader aan te passen en Servië tot de "veilige landen van oorsprong" te rekenen, hetgeen een cruciale maatregel is om het aantal onechte asielzoekers terug te dringen; vraagt tegelijkertijd om maatregelen op nationaal niveau, met name sociaaleconomische maatregelen ten behoeve van kwetsbaardere groepen, alsmede op actieve maatregelen om de georganiseerde misdaadnetwerken die zich met mensensmokkel bezighouden aan te pakken;
39. moedigt de Servische autoriteiten aan de belastinginning te verbeteren en een verantwoord begrotingsbeleid te voeren; onderstreept dat brede structurele hervormingen de begrotingsconsolidering moeten ondersteunen, en moedigt de regering daarom aan om hoognodige economische structuurhervormingen door te voeren, zoals de wet inzake planning en bouw, om het investerings- en bedrijfsklimaat te verbeteren, de groei van het aantal kleine en middelgrote ondernemingen verder te bevorderen, de hoge werkloosheid en de grote armoede te bestrijden, met name in regio's waar voornamelijk nationale minderheden wonen, en een pensioenhervorming uit te voeren om tot een duurzaam pensioenstelsel te komen; wijst op de dringende noodzaak van het wegnemen van administratieve obstakels voor het bedrijfsleven, en op het belang van een snelle herstructurering van overheidsbedrijven om de verliezen te beperken en de aanwezigheid van de overheid in de economie terug te dringen; verzoekt met het oog daarop de Servische autoriteiten een volledig functionerende markteconomie te bevorderen, een krachtige belastinggrondslag tot stand te brengen en een armoedestrategie uit te werken, aangezien dit van essentieel belang is om de toetreding van Servië tot de EU haalbaar te maken; dringt er bij de Servische autoriteiten op aan om het maatschappelijk middenveld en de bedrijfswereld te raadplegen en hen te betrekken bij werkgroepen voor het opstellen van nieuwe wetgeving; dringt er bij de Servische autoriteiten op aan om het vertrouwen van het bedrijfsleven te herstellen door een hervorming van de wet- en regelgeving; merkt voorts op dat de geslaagde invoering en tenuitvoerlegging van structurele economische hervormingen de omvangrijke migratie kan helpen inperken;
40. spreekt zijn voldoening uit over het werk dat tot dusver is verricht door het Bureau voor restitutie; moedigt restitutie in natura aan wanneer dat mogelijk wordt geacht; is ingenomen met het besluit van het Ministerie van Economische Zaken om een volledige lijst op te stellen van alle openbare en staatseigendommen om zo een einde te maken aan de onrechtmatige verwerving van zulke eigendommen door particuliere belangen; onderstreept dat een grondig opgestelde lijst van openbare en staatseigendommen van essentieel belang blijft voor het welslagen van de strijd tegen de systeeminherente corruptie, aangezien er een grote kloof zit tussen de werkelijke en de officieel geregistreerde openbare en staatseigendommen;
41. verzoekt de autoriteiten alles in het werk te stellen om de nadelige gevolgen van het economische beleid, zoals armoede, werkloosheid en sociale uitsluiting, tot een minimum te beperken, maar ook de onderliggende oorzaken ervan aan te pakken en te bestrijden en ontwikkeling te bevorderen;
42. betreurt het uitblijven van vorderingen en de aanhoudende vertragingen bij de praktische tenuitvoerlegging van het kader voor hernieuwbare energie; merkt op dat Servië achterloopt op andere kandidaat-landen wat het gebruik van hernieuwbare energiebronnen betreft, en uit zijn bezorgdheid over het feit dat Servië zijn doelstellingen op het gebied van hernieuwbare energie voor 2020 niet zal halen; wijst op de noodzaak van transparantie in de raadplegingsprocessen van de regering en betreurt het dat de Servische autoriteiten geen rekening hebben gehouden met de standpunten van de internationale financiële instellingen bij de aanneming van de stroomleveringsovereenkomst;
43. vindt het betreurenswaardig dat er te weinig vorderingen zijn geboekt op het gebied van milieu en klimaatverandering en verzoekt de Servische autoriteiten om zo snel mogelijk een omvattende klimaatstrategie aan te nemen die aansluit bij de EU-streefdoelen;
44. benadrukt dat zowel Servië als de overige landen in de regio de komende jaren de EU-milieunormen zullen moeten toepassen en streefdoelen zullen moeten vaststellen om de broeikasgasemissies te beperken, zoals zij ook streefdoelen voor hernieuwbare energie voor 2020 hebben vastgesteld; merkt op dat Servië in de energiestrategie van de Energiegemeenschap die in 2012 is goedgekeurd aangeeft voornemens te zijn de productie van elektriciteit met steenkool in grote stookinstallaties te verhogen en wijst erop dat dit strijdig is met de geplande terugdringing van broeikasgasemissies; verzoekt de Servische autoriteiten in dat verband om een energiebeleid te voeren dat strookt met de streefdoelen van de EU en met name om te profiteren van het recente besluit van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) om een project van 75 miljoen euro te financieren om aan plaatselijke banken in de Westelijke Balkanlanden kredietlijnen te verstrekken voor doorlening aan private en gemeentelijke kredietnemers met het oog op investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie;
45. dringt er bij de Servische autoriteiten op aan om het beleid inzake consumentenbescherming te verbeteren, met name wat betreft de algemene voedselveiligheidsbeginselen en de oprichting van een nationaal referentielaboratorium; vindt het betreurenswaardig dat de wet inzake genetisch gemodificeerde organismen nog niet is afgestemd op de EU-wetgeving;
46. steunt de campagne van het stadsbestuur van Belgrado voor "Belgrado - Culturele Hoofdstad van Europa 2020", en stimuleert daarmee samenhangende projecten die erop gericht zijn Belgrado en Servië cultureel dichter bij de EU te brengen, in het bijzonder met betrekking tot het interetnisch samenleven, multicultureel begrip en de dialoog tussen de religies;
47. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie alsmede aan de regering en het parlement van Servië.