Resolutie van het Europees Parlement van 16 januari 2014 over het voortgangsverslag 2012 over IJsland en de perspectieven na de verkiezingen (2013/2932(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien het besluit van de Europese Raad van 17 juni 2010 om toetredingsonderhandelingen met IJsland te starten,
– gezien de resultaten van de toetredingsconferenties met IJsland,
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad met de titel "Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2012-2013" (COM(2012)0600) en het op 10 oktober 2012 aangenomen voortgangsverslag 2012 over IJsland,
– gezien zijn voorgaande resoluties over IJsland, en met name de resolutie van 7 juli 2010 over de IJslandse aanvraag tot lidmaatschap van de Europese Unie(1), de resolutie van 7 april 2011 over het voortgangsverslag 2010 over IJsland(2) en de resolutie van 14 maart 2012 over het voortgangsverslag 2011 over IJsland(3),
– gezien de op 14 januari 2013 aangenomen overeenkomst over het voeren van toetredingsonderhandelingen in de aanloop naar de parlementsverkiezingen en gezien het door de Progressieve Partij en de Onafhankelijkheidspartij op 22 mei 2013 ingestelde regeringsplatform,
– gezien de verklaring van 13 juni 2013 van de IJslandse minister van Buitenlandse Zaken, Gunnar Bragi Sveinsson, en de commissaris voor uitbreiding en Europees nabuurschapsbeleid, Štefan Füle,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat IJsland aan de criteria van Kopenhagen voldoet en dat er op 27 juli 2010 toetredingsonderhandelingen met IJsland zijn gestart, nadat de Raad hiervoor toestemming had verleend;
B. overwegende dat de onderhandelingen zijn geopend over 27 hoofdstukken, waarvan er 11 voorlopig zijn afgesloten;
C. overwegende dat de onlangs verkozen IJslandse regering het toetredingsproces heeft opgeschort en naar aanleiding van een debat in het Althing over dit onderwerp momenteel de toetredingsonderhandelingen en de ontwikkelingen in de Europese Unie tegen het licht houdt;
D. overwegende dat de IJslandse regering heeft verklaard dat de toetredingsonderhandelingen niet zullen worden voortgezet zonder voorafgaand nationaal referendum;
1. merkt op dat de IJslandse regering overeenkomstig artikel 49 en na instemming van het Althing op 17 juli 2009 om toetreding tot de Europese Unie heeft verzocht;
2. is verheugd over het vooruitzicht een land met een goed functionerende democratische traditie, krachtige instellingen en maatschappelijke organisaties als nieuwe lidstaat op te nemen;
3. merkt op dat IJsland over het algemeen goed in staat is de verplichtingen van het lidmaatschap na te komen, met name vanwege zijn deelname aan de Europese Economische Ruimte;
4. onderstreept dat de toetredingsonderhandelingen op transparante en integratiegerichte wijze verlopen en is ingenomen met de opening van 27 onderhandelingshoofdstukken en de voorlopige afsluiting van 11 hoofdstukken, hetgeen aangeeft dat het toetredingsproces aanzienlijk vordert;
5. benadrukt dat de Europese Unie zich ten volle blijft inzetten voor de voortzetting en afronding van de toetredingsonderhandelingen;
6. merkt op dat recente opiniepeilingen aangeven dat een meerderheid van de IJslanders de toetredingsonderhandelingen wil afronden;
7. merkt op dat IJsland verder als kandidaat-land wordt beschouwd;
8. neemt kennis van het besluit van de IJslandse regering om niet te wachten op afronding van de toetredingsonderhandelingen voordat zij een referendum uitschrijft; kijkt uit naar het parlementaire debat waarbij de toetredingsonderhandelingen en de ontwikkelingen binnen de Europese Unie tegen het licht worden gehouden; biedt zijn steun aan bij de voorbereiding van deze evaluatie; hoopt dat deze evaluatie tijdig kan worden afgerond en wacht toekomstige beslissingen, onder meer over het al dan niet organiseren van een referendum over de voortzetting van de toetredingsonderhandelingen, af;
9. hoopt dat het referendum binnen afzienbare tijd zal worden gehouden;
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de voorzitter van het Althing en de regering van IJsland.