Resolutie van het Europees Parlement van 16 januari 2014 over de recente verkiezingen in Bangladesh (2014/2516(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn resoluties over Bangladesh, met name die van 21 november 2013 over Bangladesh: mensenrechten en komende verkiezingen(1), van 23 mei 2013 over arbeidsomstandigheden en gezondheids- en veiligheidsnormen naar aanleiding van de recente fabrieksbranden en de instorting van een fabrieksgebouw in Bangladesh(2), van 14 maart 2013 over de situatie in Bangladesh(3) en van 17 januari 2013 over de recente slachtoffers door branden in textielfabrieken, met name in Bangladesh(4),
– gezien de verklaring van Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton namens de Europese Unie van 9 januari 2014 over de parlementsverkiezingen in Bangladesh en de verklaring van Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton van 30 november 2013 over de voorbereiding op de algemene verkiezingen in Bangladesh,
– gezien de verklaring van de woordvoerder van Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton van 20 december 2013 over een EU-verkiezingswaarnemingsmissie in Bangladesh,
– gezien het perscommuniqué van 1 december 2013 van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten, Navi Pillay, getiteld "Political brinkmanship driving Bangladesh to the edge",
– gezien artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat er op 5 januari 2014 algemene verkiezingen hebben plaatsgevonden in Bangladesh onder de auspiciën van een overgangsregering onder leiding van ex-premier Sheikh Hasina, die in 2011 door middel van het 15e amendement op de grondwet het gebruik dat tijdens de verkiezingen in Bangladesh een neutrale overgangsregering regeert, overboord had gezet;
B. overwegende dat 2013 volgens de berichten het meest gewelddadige jaar in de geschiedenis van Bangladesh sinds de onafhankelijkheid was en dat met name de voorbereidingen op de verkiezingen en de verkiezingen zelf gekenmerkt werden door wijdverspreid geweld met hoofdzakelijk door de oppositie gedirigeerde blokkades, stakingen en intimidatie van de kiezers; dat daarbij sinds begin 2013 meer dan 300 mensen gedood werden, waarvan ten minste 18 op de dag van de verkiezingen, en dat de fragiele economie van Bangladesh als gevolg van die situatie verlamd is;
C. overwegende dat de verkiezingen geboycot werden door de alliantie van oppositiepartijen onder leiding van de BNP (Nationalistische Partij Bangladesh), die had aangedrongen op een overgangsregering zonder partijen, waardoor de regerende Awami League zonder tegenstand van betekenis de verkiezingen won, omdat de oppositie in meer dan de helft van de kiesdistricten niet meedeed en de opkomst laag was; dat de verkiezingscommissie volgens meldingen meer 300 stembureaus heeft moeten sluiten vanwege de gewelddadigheden;
D. overwegende dat de twee grootste partijen van Bangladesh een lange traditie van compromisloze confrontaties en wantrouwen kennen, die de indrukwekkende sociale en economische vooruitgang die Bangladesh de afgelopen tien jaar geboekt heeft, in het gedrang dreigt te brengen;
E. overwegende dat een VN-missie onder leiding van Óscar Fernández-Taranco, die had willen bemiddelen voor een compromis, haar vijfdaagse bezoek op 5 oktober 2013 heeft beëindigd zonder een doorbraak te bereiken;
F. overwegende dat de secretaris-generaal van de VN, Ban Ki-Moon, verklaard heeft te betreuren dat de partijen vóór de verkiezingen geen overeenstemming hadden bereikt en alle partijen heeft opgeroepen te zorgen voor een vreedzame sfeer waarin mensen hun recht van vergadering en meningsuiting kunnen blijven uitoefenen;
G. overwegende dat de EU en Bangladesh al lang goede betrekkingen onderhouden, onder andere in de vorm van de samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling; dat de EU echter geen verkiezingswaarnemingsmissie naar het land heeft gestuurd omdat de voorwaarden voor representatieve verkiezingen niet waren vervuld vanwege het ontbreken van oppositiekandidaten;
H. overwegende dat de verkiezingscommissie van Bangladesh verklaard heeft dat de verkiezingen vrij, eerlijk en geloofwaardig waren, en dat de nieuwe regering onder leiding van de herkozen premier Sheikh Hasina beëdigd is; dat de opkomst bij de verkiezingen uiterst laag was: 40% volgens cijfers van de regering, 20% volgens diplomaten in Dhaka, en zelfs nog lager volgens vertegenwoordigers van de oppositie;
I. overwegende dat de bewegingsvrijheid van oppositieleidster Khaleda Zia beperkt is, dat andere vooraanstaande BNP-leden onlangs zijn opgepakt en dat talrijke BNP-aanhangers volgens berichten ondergedoken zijn uit angst voor represailles;
J. overwegende dat de oppositie nog steeds samenwerkt met Jamaat-e-Islami en de splintergroepering Hafezat-e-Islam, die als de voornaamste aanstichters van de gewelddadigheden worden gezien;
K. overwegende dat Abdul Quader Molla, een vooraanstaand leider van Jamaat-e-Islami, op 12 december 2013 als eerste terechtgesteld werd wegens oorlogsmisdaden tijdens de Bengalese onafhankelijkheidsoorlog, en dat de processen van het International Crimes Tribunal (ICT) een uiterst controversieel verkiezingsthema waren, aangezien zes van de zeven personen die schuldig waren bevonden aan oorlogsmisdaden ter dood werden veroordeeld;
L. overwegende dat tijdens en na de verkiezingen duizenden burgers die tot kwetsbare minderheden behoren, met name Hindoes, het slachtoffer zijn geworden van gewelddadige aanvallen en uit hun huizen werden verdreven, naar verluidt voornamelijk door Jammat-e-Islami-militanten, om redenen die ten dele verband hielden met de vonnissen van het ICT, aangezien vele getuigen à charge Hindoes zijn;
M. overwegende dat ten minste één ICT-getuige, Mustafa Howlader, op 10 december 2013 in zijn huis werd vermoord;
1. veroordeelt met klem de moordpartijen en de wijdverspreide gewelddadigheden die in de aanloop naar en tijdens de verkiezingen van januari 2014 in het hele land hebben plaatsgevonden, en met name de aanvallen op religieuze en culturele minderheden en andere kwetsbare groeperingen; geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de verlamming van het alledaagse leven in Bangladesh als gevolg van de stakingen en blokkades en de krachtmeting tussen de twee politieke kampen;
2. verzoekt de regering van Bangladesh onmiddellijk een einde te maken aan alle repressieve methodes waarvan de veiligheidstroepen zich bedienen, zoals het zonder aanzien des persoons met scherp schieten en het martelen van gevangenen, en de politici van de oppositie die op willekeurige gronden gearresteerd zijn vrij te laten; dringt erop aan dat er onmiddellijk een onafhankelijk en transparant onderzoek wordt ingesteld naar de recente gevallen van dood door geweld voor en na de verkiezingen en dat de schuldigen, ook als die deel uitmaken van de veiligheidstroepen, voor het gerecht worden gebracht;
3. wijst erop dat Bangladesh de reputatie heeft een verdraagzame samenleving binnen een seculiere staat te zijn en verzoekt de autoriteiten van het land te zorgen voor meer bescherming voor bedreigde etnische en religieuze minderheden en te waarborgen dat al degenen die aanzetten tot geweld tegen andere gemeenschappen daadwerkelijk worden vervolgd;
4. betreurt oprecht dat het parlement en de politieke partijen van Bangladesh er niet in zijn geslaagd overeenstemming te bereiken over een inclusief mechanisme voor de verkiezingen en verzoekt de regering en het belang van Bangladesh voorop te stellen en een compromis te vinden dat het volk van Bangladesh een kans geeft om zijn democratische keuze op representatieve wijze tot uiting te brengen; is van mening dat alle opties moeten worden overwogen, zoals vervroegde verkiezingen als alle wettige politieke partijen bereid zijn mee te doen en de kiezers een keuzemogelijkheid te bieden;
5. verzoekt de EU alle beschikbare middelen aan te wenden om een dergelijk proces desgevraagd te steunen en volledig gebruik te maken van de instrumenten waarover zij beschikt, met name het Europees instrument voor democratie en mensenrechten en het stabiliteitsinstrument; verzoekt tevens zijn Directoraat democratieondersteuning Bangladesh een centrale plaats te geven in de werkzaamheden van het Bureau voor de bevordering van de parlementaire democratie (OPPD);
6. is van mening dat partijen met een democratische reputatie in het belang van Bangladesh een cultuur van wederzijds respect moeten ontwikkelen; verzoekt de BNP ondubbelzinnig afstand te nemen van Jamaat-e-Islami en Hafezat-e-Islam;
7. benadrukt dat partijen die hun toevlucht nemen tot terroristische handelingen moeten worden verboden;
8. onderkent dat het Internationaal Strafhof ondanks aanzienlijke tekortkomingen een belangrijke rol heeft gespeeld voor de slachtoffers en andere personen die te lijden hadden onder de Bengalese onafhankelijkheidsoorlog om de gang naar de rechter te kunnen maken en dit trauma te kunnen verwerken;
9. is echter bezorgd over het feit dat er in Bangladesh steeds meer mensen in de dodencel zitten, afgezien van de zes personen die door het ICT zijn veroordeeld, en vooral over de doodvonnissen tegen 152 soldaten vanwege een bloedige opstand in 2009 en de recente terechtstelling van Abdul Quader Molla; verzoekt de regering en het parlement de doodstraf af te schaffen en alle doodvonnissen om te zetten; verzoekt de autoriteiten tevens om met spoed een doeltreffend mechanisme in te voeren om getuigen in zaken die voor het ICT dienen te beschermen;
10. verzoekt de regering ook om herziening van de wet inzake informatie- en communicatietechnologie en de antiterrorismewet, die onder de laatste regering strenger zijn geworden en tot willekeurige criminalisering van burgers kunnen leiden;
11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de VN-Mensenrechtenraad en de regering en het parlement van Bangladesh.