Resolutie van het Europees Parlement van 16 januari 2014 over recente stappen gericht op het criminaliseren van lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en interseksuele mensen (LGBTI) (2014/2517(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens (UVRM), het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (IVDV), het Afrikaans Handvest van de rechten van de mens en de volkeren (AHRMV) en de grondwet van India,
– gezien de resolutie van de VN-Mensenrechtenraad A/HRC/17/19 van 17 juni 2011 over mensenrechten, seksuele gerichtheid en genderidentiteit,
– gezien de tweede herziening van de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, (de Overeenkomst van Cotonou), en de mensenrechtenclausules in deze overeenkomst, in het bijzonder artikel 8, lid 4, en artikel 9,
– gezien artikel 2, artikel 3, lid 5, en artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 10 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan de Europese Unie en haar lidstaten verplicht zijn de mensenrechten en de bescherming van het individu in hun betrekkingen met derde landen te eerbiedigen en bevorderen,
– gezien de richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de uitoefening van alle mensenrechten door lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en interseksuele mensen (LGBTI), door de Raad aangenomen in zijn vergadering van 24 juni 2013,
– gezien de verklaring van 20 december 2013 van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vice-voorzitter van de Commissie over de aanneming van het wetsontwerp tegen homoseksualiteit in Uganda,
– gezien de verklaring van Catherine Ashton van 15 januari 2014 waarin zij haar verontrusting te kennen geeft over de wet die in Nigeria is ondertekend en bekrachtigd, houdende een verbod van huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht,
– gezien zijn eerdere resoluties van 5 juli 2012 over geweld tegen lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en interseksuele mensen (LGBTI) in Afrika(1), zijn resolutie van 13 juni 2013 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005(2), en zijn resolutie van 11 december 2013 over het jaarverslag inzake mensenrechten en democratie in de wereld in 2012 en het beleid van de Europese Unie ter zake(3),
– gezien zijn eerdere resolutie van 17 december 2009 over Uganda: ontwerpwetgeving tegen homoseksualiteit(4), van 16 december 2010 over Uganda: het zogeheten "wetsontwerp-Bahati" en discriminatie van de LGBT-bevolking(5), van 17 februari 2011 over Uganda: de moord op David Kato(6),
– gezien zijn resoluties van 15 maart 2012(7) en 4 juli 2013(8) over de situatie in Nigeria,
– gezien zijn resolutie van 11 mei 2011 over de stand van zaken bij de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India(9),
– gezien de artikelen 122, lid 5, en 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat alle mensen vrij en gelijk in waardigheid en rechten worden geboren; overwegende dat alle staten verplicht zijn geweld en aanzetting tot haat en stigmatisering op grond van seksuele gerichtheid, genderidentiteit en genderexpressie te voorkomen;
B. overwegende dat wederzijds gewenst seksueel gedrag tussen personen van hetzelfde geslacht in niet minder dan 78 landen nog steeds als misdrijf geldt, waarop in 7 landen zelfs de doodstraf staat (Iran, Mauritanië, delen van Nigeria, Saoedi-Arabië, delen van Somalië, Soedan en Jemen); overwegende dat dergelijke repressieve wetgeving achterhaald is in het licht van de algemene mainstreaming van de rechten van lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgendere en interseksuele mensen in de laatste decennia, en overwegende dat de positieve ontwikkelingen in veel landen als voorbeeld moeten dienen voor de wereldwijde verbetering op het punt van LGBTI-aangelegenheden;
C. overwegende dat in Uganda al mensen zijn veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf wegens wederzijds gewenste seksuele gedragingen tussen mensen van hetzelfde geslacht; en in Nigeria tot zeven jaar gevangenisstraf (of, in de 12 deelstaten met Sharia-wetgeving, tot de doodstraf) terwijl homoseksualiteit in India bij een uitspraak van het Hooggerechtshof van Delhi in 2009 uit de strafrechtelijke sfeer werd gehaald;
D. overwegende dat het Ugandese Parlement op 20 december 2013 de antihomoseksualiteitswet heeft goedgekeurd, waarmee ondersteuning van de rechten van LGBTI kan leiden tot 7 jaar gevangenistraf, het niet aangeven van LGBTI tot 3 jaar gevangenisstraf, en "recidivisten" of HIV-positieve wetsovertreders levenslang kunnen krijgen, terwijl vrijwillig homoseksueel gedrag al strafbaar was gesteld bij artikel 145 van het Ugandese wetboek van strafrecht;
E. overwegende dat de Nigeriaanse Senaat op 17 december 2013 een wetsontwerp houdende verbod van huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht heeft goedgekeurd, waarmee personen die een relatie hebben met iemand van hetzelfde geslacht veroordeeld kunnen worden tot maximaal 14 jaar gevangenisstraf, en personen die getuige zijn van dergelijke relaties of die een LGBTI-bar exploiteren of organisaties of bijeenkomsten voor LGBTI opzetten veroordeeld kunnen worden tot maximaal 10 jaar gevangenisstraf; overwegende dat dit ontwerp in januari 2014 door de handtekening van President Goodluck Jonathan rechtskracht kreeg;
F. overwegende dat het Indiase Hooggerechtshof op 11 december 2013 een uitspraak van het Hof van Justitie van Delhi uit 2009 vernietigde die inhield dat artikel 377 van het Indiase wetboek van strafrecht, een wet uit de koloniale tijd die homosexualiteit verbood, tegen het gelijkheidsbeginsel van de Indiase grondwet indruist, zodat homoseksualiteit in India weer onder het strafrecht is teruggebracht, met straffen tot wel levenslang;
G. overwegende dat de Russische Doema in juni 2013 een wet aannam waarbij zogenaamde ‘homoseksuele propaganda’ wordt verboden, waardoor LGBTI-organisaties zich drastisch in hun vrijheid van meningsuiting en vergadering beknot zien, en dat President Vladimir Putin deze wet met zijn handtekening heeft bekrachtigd;
H. overwegende dat de media, het publiek en de politieke en religieuze leiders in deze landen de LGBTI steeds meer willen intimideren, in hun rechten beperken en de gewelddadigheid jegens hen proberen te wettigen;
I. overwegende dat veel staatshoofden en regeringsleiders, VN-leiders, regerings- en parlementsvertegenwoordigers, de EU (de Raad, het Parlement, de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger) en tal van wereldpersoonlijkheden al hun sterke afkeuring hebben uitgesproken over wetgeving waarbij LGBTI worden gecriminaliseerd;
1. spreekt zijn krachtige veroordeling uit over deze ernstige bedreigingen van het universele recht op leven, op vrijgewaard blijven van marteling, wrede, onmenselijke en onterende behandeling, op privacy en op vrijheid van meningsuiting en vergadering, met alle daarmee gepaard gaande discriminatie en wettelijke beperkingen jegens LGBTI en mensen die te hunnen behoeve voor de mensenrechten opkomen; onderstreept dat LGBTI-gelijkheid een onloochenbaar onderdeel uitmaakt van de fundamentele mensenrechten;
2. veroordeelt ten stelligste dat er steeds meer repressieve wetgeving tegen LGBTI-mensen wordt uitgevaardigd; herhaalt dat seksuele gerichtheid en genderidentiteit zaken zijn die onder het recht op de persoonlijke levenssfeer vallen, zoals in het internationale recht en door nationale grondwetten gewaarborgd; roept de hierboven genoemde 78 landen op de criminalisering van wederzijds gewenste seksuele contacten tussen volwassenen van hetzelfde geslacht op te heffen;
3. roept de president van Uganda op om de antihomoseksualiteitswet niet te ondertekenen en sectie 145 van het Ugandese wetboek van strafrecht in te trekken; herinnert de Ugandese regering aan haar verplichtingen volgens het internationaal recht en de overeenkomst van Cotonou, waarin de eerbiediging van de universele rechten van de mens wordt gestipuleerd;
4. spreekt zijn krachtige veroordeling uit over de aanvaarding en ondertekening in Nigeria van de wet houdende verbod van huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht; roept de president van Nigeria op om deze wet evenals de artikelen 214 en 217 van het Nigeriaanse wetboek van strafrecht in te trekken;
5. wijst erop dat wederzijds gewenste seksuele contacten tussen volwassenen van hetzelfde geslacht wel legaal zijn in Burkina Faso, Benin, Tsjaad, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Congo, de Democratische Republiek Congo, Equatoriaal Guinea, Gabon, Guinee-Bissau, Ivoorkust, Madagascar, Mali, Niger, Rwanda en Zuid-Afrika, en dat discriminatie op grond van seksuele gerichtheid in de Zuid-Afrikaanse grondwet wordt verboden, waaruit blijkt dat de opvattingen in Afrika over dit onderwerp uiteenlopen;
6. vraagt de Commissie, de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) en de lidstaten uitdrukking te geven aan hun sterke afkeuring van de drie genoemde wetten , en duidelijk te maken dat deze beduidende consequenties zullen hebben voor de respectieve bilaterale betrekkingen van deze landen met de EU en haar lidstaten;
7. is ingenomen met het initiatief van de Indiase overheid om het Hooggerechtshof te verzoeken zijn uitspraak te herzien, omdat het indruist tegen het grondwettelijk beginsel van gelijkheid; verzoekt het Indiase parlement om artikel 377 te schrappen indien het Hooggerechtshof nalaat om zijn uitspraak te herzien;
8. is ernstig verontrust over de negatieve gevolgen van de wet in Rusland die propaganda voor "niet-traditionele seksuele betrekkingen" verbiedt, waardoor de discriminatie van en het geweld tegen LGBTI toeneemt; doet een beroep op de Russische autoriteiten om die wet in te trekken, en dringt aan op voortdurende internationale waakzaamheid in deze kwestie;
9. herinnert eraan dat wetten waarbij wederzijds gewenste seksuele contacten tussen volwassenen van hetzelfde geslacht en het opkomen voor mensenrechten ten behoeve van LGBTI worden gecriminaliseerd, een belangrijke belemmering opleveren voor de bestrijding van HIV/AIDS, en de verspreiding van HIV en seksueel overdraagbare ziekten in de hand werken, omdat de risico-groepen daardoor worden afgeschrikt van medische begeleiding en behandeling, en dat zulke wetten bijdragen aan een klimaat van extreme homofobie en discriminatie; constateert dus dat zulke wetten de HIV/AIDS-preventie in landen met hoge prevalentiecijfers nog meer zullen bemoeilijken;
10. onderstreept dat bij verdere criminalisering van wederzijds gewenste seksuele betrekkingen tussen volwassenen van hetzelfde geslacht, de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, met name waar het gaat om gendergelijkheid en ziektebestrijding, en mogelijk succes met het ontwikkelingskader na 2015, nog verder uit het zicht zullen raken ;
11. dringt er bij de Commissie, de EDEO en de lidstaten op aan via alle bestaande kanalen, zoals bilaterale en multilaterale fora en ook de lopende onderhandelingen voor een handelsverdrag met India, en in de meest krachtige bewoordingen hun afkeuring kenbaar te maken van de criminalisering van LGBTI;
12. dringt er bij de Commissie, de EDEO en de lidstaten op aan alle mogelijke bijstand te verlenen aan NGO’s en mensenrechtenactivisten, met gebruikmaking van de LGBTI-richtsnoeren van de Raad, het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten en andere programma’s;
13. dringt er bij de Commissie en de Raad op aan, bij de eerstvolgende herziening van de Overeenkomst van Cotonou een uitdrukkelijk verbod op te nemen van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid, zoals het Parlement al meermaals heeft gevraagd;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de Europese dienst voor extern optreden, de lidstaten, de nationale regeringen en parlementen van Uganda, Nigeria, India, en Rusland,en de presidenten van Uganda, Nigeria en Rusland.