Resolutie van het Europees Parlement van 4 februari 2014 over de lokale en regionale gevolgen van de ontwikkeling van slimme netwerken (2013/2128(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de artikelen 174, 175, 176, 177, 178 en 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 37 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien protocol 26 bij het VWEU,
– gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 getiteld "Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010)2020),
– gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad(1),
– gezien Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006(2),
– gezien Verordening (EU) nr. 1300/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad(3),
– gezien Verordening (EU) nr. 1298/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad wat de financiële toewijzing aan bepaalde lidstaten uit het Europees Sociaal Fonds betreft(4),
– gezien Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking"(5),
– gezien Verordening (EU) nr. 1302/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1082/2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS), wat de verduidelijking, vereenvoudiging en verbetering van de oprichting en werking van dergelijke groeperingen betreft(6),
– gezien Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG(7),
– gezien de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming(8),
– gezien Verordening (EU) nr. 734/2013 van de Raad van 22 juli 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag(9),
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld "EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken"(10),
– gezien de mededeling van de Commissie van 12 april 2011 getiteld "Slimme netwerken: van innovatie tot invoering" (COM(2011)0202),
– gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG(11),
– gezien Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG(12),
– gezien de mededeling van de Commissie van 8 maart 2011 getiteld "Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050" (COM(2011)0112),
– gezien de mededeling van de Commissie van 15 november 2012 getiteld "De interne energiemarkt doen werken" (COM(2012)0663),
– gezien de mededeling van de Commissie van 6 juni 2012 getiteld "Hernieuwbare energie: een belangrijke speler op de Europese energiemarkt" (COM(2012)0271),
– gezien het groenboek van de Commissie van 27 maart 2013 getiteld "Een kader voor het klimaat- en energiebeleid voor 2030" (COM(2013)0169),
– gezien zijn resolutie van 12 september 2013 over micro-opwekking – kleinschalige opwekking van stroom en warmte(13),
– gezien zijn resolutie van 16 januari 2013 over de rol van het cohesiebeleid van de EU en de actoren ervan bij de uitvoering van het nieuwe Europese energiebeleid(14),
– gezien zijn resolutie van 10 september 2013 over de tenuitvoerlegging en het effect van de energie-efficiëntiemaatregelen in het kader van het cohesiebeleid(15),
– gezien het voorstel van 25 januari 2012 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming) (COM(2012)0011),
– gezien het interne werkdocument van de Commissie van 14 november 2008 getiteld "Regio's 2020 – een beoordeling van de toekomstige uitdagingen voor de EU-regio's" (SEC(2008)2868),
– gezien de mededeling van de Commissie van 6 oktober 2010 over de bijdrage van het regionaal beleid aan de slimme groei in het kader van de Europa 2020-strategie (COM(2010)0553),
– gezien het discussiestuk met ontwerpverordening (EU) nr. …/.. van de Commissie van XXX waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard,
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling en het advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A7-0019/2014),
A. overwegende dat voorbeelden van beste praktijken, zoals de regio Burgenland, het "MaRes-project" (Macaronesia Research Strategy) en het "Green Islands-project", Energy Valley in Nederland, de regeneratieve voorbeeldregio Harz in Duitsland, Hostětín in de Tsjechische Republiek en het project "Orkney Micro Renewables" in Schotland, alsmede steden en gemeenschappen met proefprojecten in het kader van het CONCERTO-initiatief van de Commissie of het CO-POWER-initiatief voor efficiënt energieverbruik en gedecentraliseerde energieproductie aantonen dat lokale gemeenschappen en burgers ook "prosumenten" kunnen worden die in hun eigen energiebehoefte voorzien en daarnaast energie verkopen aan het net of krediet ontvangen voor hun overtollige stroom, waarbij gebruikgemaakt wordt van nettobemetering, en in virtuele elektriciteitscentrales samenwerken met andere actoren, waarbij maximale voordelen worden behaald door alle actoren bij de planning en uitvoering van regionale acties te betrekken, actieve participatie en informatie-uitwisseling te bevorderen en een holistische aanpak te ontwikkelen door er andere energiegerelateerde sectoren, zoals vervoer en woningbouw, bij te betrekken, intelligente regelingen voor financiële steun te gebruiken en nieuwe banen te scheppen;
B. overwegende dat het Parlement verslagen heeft aangenomen over de rol van het cohesiebeleid van de EU en de actoren ervan bij de uitvoering van het nieuwe Europese energiebeleid en over de tenuitvoerlegging en het effect van de energie-efficiëntiemaatregelen in het kader van het cohesiebeleid;
C. overwegende dat persoonsgegevens die voor de toepassing van slimme energiesystemen verzameld worden, uiterst gevoelig zijn, aangezien daaruit conclusies over het consumentengedrag getrokken kunnen worden, en dat daarom een bijzondere bescherming van deze gegevens gewaarborgd moet worden;
Nieuwe kansen voor de regionale economie
1. juicht een paradigmawissel voor de regio's met betrekking tot de manier waarop energie wordt geproduceerd en verbruikt toe, waarbij een verschuiving plaatsvindt van een niet-flexibel traditioneel model dat gebaseerd is op een "basislastlogica", naar variabele, gedecentraliseerde en lokale productie en de integratie van een groot aandeel kleinschalige hernieuwbare energie met een flexibele en snel reagerende vraag en gedecentraliseerde opslag; beseft dat, om een duurzame ontwikkeling te waarborgen en aan de eisen van de toekomstige vraag te kunnen voldoen, nieuwe energieproductie- en -verbruiksmodellen op basis van gedecentraliseerde en lokale productie moeten worden gestimuleerd; benadrukt dat een slim netwerk essentieel is voor een dergelijke paradigmawissel en dat de tenuitvoerlegging van slimme netwerken onderdeel dient uit te maken van een sectoroverschrijdende en omvattende benadering van regionale ontwikkeling teneinde de voordelen en de kansen op de markt voor de regio's te optimaliseren en te zorgen voor duurzaamheid, groei en innovatie;
2. wijst erop dat veel Europese regio's projecten binnen het bestaande EU-kader hebben uitgevoerd waarmee zowel synergieën op bepaalde gebieden als een duurzame energieproductie en hernieuwbare energiebronnen zijn bevorderd en waarbij publieke en private partners de handen ineenslaan om de regionale groeikansen in de energiesector te verkennen, door middel van de vroegtijdige inschakeling van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF), gerichte partnerschappen op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau en doeltreffende, gedecentraliseerde uitvoeringsstrategieën voor de exploitatie van lokale energiebronnen;
3. benadrukt de talrijke voordelen van slimme netwerken, namelijk verlaging van de broeikasgasuitstoot, vergroting van het aandeel van duurzame energie en gedecentraliseerde energieproductie, garanderen van een continue voorziening van huishoudens, creëren van de voorwaarden voor een efficiënt gebruik van elektriciteit tijdens het transport, de consumenten in staat stellen hun verbruik aan te passen om van de laagste prijzen te kunnen profiteren en tegelijk energie te besparen, verbetering van de energie-efficiëntie, stroombesparing, minder kostbare investeringen in stroomnetten door energie buiten piekperiodes te gebruiken, en stimulering van de technologische innovatie en ontwikkeling in de EU; onderstreept dat de burgers bij elk stadium moeten worden betrokken, ook bij de toepassing van geavanceerde meterinfrastructuur die voor een informatiestroom in twee richtingen zorgt, en bij de geplande activiteiten van de distributiesysteembeheerders (DSB's) en aanbieders van technologieën op het gebied van slimme netwerken; wijst er tevens op dat door de ontwikkeling en het gebruik van slimme netwerken het energieverlies bij het transport en de distributie aanzienlijk wordt verminderd; vestigt er de aandacht op dat automatische herconfiguratie van het net kan worden benut om uitval te voorkomen of te herstellen (zelfherstellend vermogen); merkt evenwel op dat de nationale ondersteunende systemen in diverse regio's vaak geen prioriteit toekennen aan de meest doeltreffende manier om technieken op het gebied van hernieuwbare energie te gebruiken ten behoeve van particuliere huishoudens;
4. benadrukt in dit verband de mogelijkheden voor geografische (of territoriale) veranderingen in het energienetwerk en de bevordering van slimme netwerken voor achtergestelde regio's, ook de ultraperifere en perifere regio's en eilanden, die zich van energieconsumenten tot energieproducenten kunnen ontwikkelen en grote economische en concurrentievoordelen kunnen behalen terwijl een continue energievoorziening wordt gewaarborgd en de aanleg en exploitatie van slimme netwerken worden verzekerd; merkt op dat de aanleg en exploitatie van slimme netwerken met name kansen biedt aan deze regio's, die daarmee hun energiekosten kunnen verlagen;
5. wijst erop dat de netwerkinfrastructuur, het netwerkbeheer en de marktregels op dit moment zijn toegespitst op de behoeften en mogelijkheden van nucleaire en fossiele installaties en derhalve een concurrentienadeel opleveren voor nieuwe technologieën zoals hernieuwbare energie;
6. verzoekt de lidstaten en de regionale en lokale instanties zo snel mogelijk in lokale slimme netwerken te investeren en serieus te overwegen om het investeringsvolume met behulp van de ESIF te vergroten, inclusief financiële instrumenten om meer particuliere investeringen aan te trekken, met inachtneming van de behoeften van elke regio op milieu-, economisch, sociaal en territoriaal gebied, aangezien één standaardoplossing voor alle regio's niet bestaat; wenst een flexibele aanpak op lokaal en regionaal niveau om de belemmeringen voor het combineren van maatregelen voor energieproductie, -opslag, ook grensoverschrijdend, en -efficiëntie te verminderen en om samen te werken met andere sectoren, zoals informatie- en communicatietechnologie (ICT) en vervoer; onderstreept in dit verband het belang van pompopslag in combinatie met de exploitatie van hernieuwbare energiebronnen;
7. benadrukt dat voor de invoering van slimme netwerken een stabiel beleidskader voor de lange termijn nodig is; verzoekt de Commissie ambitieuze strategieën, beleidsmaatregelen en streefdoelen voor 2030 ten aanzien van energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en de uitstoot van broeikasgassen voor te stellen, teneinde investeerders en verwante industrieën zekerheid voor de toekomst te bieden en een slim energiesysteem te bevorderen;
8. herinnert eraan dat een goede integratie van gedecentraliseerde hernieuwbare-energieproductie in de meeste scenario's van het Stappenplan Energie 2050 onmogelijk is zonder de ontwikkeling van plaatselijke en regionale slimme distributienetten voor elektriciteit, temeer omdat daarmee informatieverbindingen en verbindingen voor stroomlevering tussen de lokale gebieden van sociaaleconomische ontwikkeling ontstaan, zodat een flexibel beheer mogelijk wordt en de nodige reserves beschikbaar zijn voor deze fluctuerende energiebronnen; wenst daarom dat er meer belang wordt toegekend aan de distributienetten; benadrukt evenwel dat het bij de ontwikkeling van slimme netwerken gaat om het efficiënte vervoer van energie van de plaats van productie naar de plaats van eindverbruik; wijst er voorts op dat de toegevoegde waarde van slimme netwerken nog groter wordt naarmate ze op grotere schaal met elkaar in verbinding staan, bijvoorbeeld op nationaal of zelfs op Europees niveau, en dat door de vraag naar elektriciteit op deze schaal te beheren, d.w.z. de vraag te spreiden, nieuwe kansen ontstaan om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen wanneer de productie lokaal te klein (dan wel te groot) is;
9. roept op tot een flexibelere aanpak in de internemarktverordeningen en -richtlijnen van de EU ter vermindering van de belemmeringen voor regiospecifieke oplossingen wat betreft de productie, levering en opslag van energie, efficiëntiemaatregelen en de combinatie van dergelijke maatregelen, met inbegrip van publiek-private partnerschappen en grensoverschrijdende projecten;
Slimme energiesystemen
10. benadrukt dat een strategie voor de regio's en lokale gemeenschappen gericht op "slimme energiesystemen" dient te worden ontwikkeld om slimme netwerken succesvol ten uitvoer te kunnen leggen, waarbij slimme netwerken onderdeel worden van het regionale energiesysteem en een groot aandeel energie uit hernieuwbare bronnen wordt geïntegreerd, inclusief gedecentraliseerde opwekkingscapaciteiten, gecombineerd met vraagbeheersing, maatregelen ter bevordering van energie-efficiëntie, grotere energiebesparingen, alsook slimme oplossingen voor opslag, de vervoersector (e-vervoer) en meer uitwisseling met aangrenzende netwerken;
11. merkt op dat slimme meters een rol te spelen hebben in tweerichtingscommunicatie, aangezien zij consumenten het voordeel van nauwkeurige facturen bieden en de participatie van de vraagzijde ten goede komen, waarbij consumenten hun gewoonten gaan aanpassen aan pieken en dalen in de energieproductie; benadrukt dat de burgers volledig moeten profiteren van de voordelen van een slim energiesysteem en dat meer inspraak door de burgers tot efficiënter gedrag leidt en dus globaal gezien zorgt voor meer energiebesparingen via open protocollen; wijst op de verantwoordelijkheid van de DSB's als dienstverleners aan lokale, regionale of nationale overheden om de beveiliging en de stabiliteit van het netwerk te waarborgen en zo te garanderen dat iedereen toegang heeft tot deze dienst van algemeen belang; wijst erop dat elke burger rechtstreeks toegang dient te hebben tot consumptie- en productiegegevens om te garanderen dat slimme netwerken efficiënt en veilig functioneren; dringt er bij de Commissie op aan het nodige te doen om te bereiken dat elektrische apparaten (met name wasmachines, vaatwassers, warmtepompen, accumulatieverwarming enz.) automatisch door slimme meters kunnen worden aangestuurd en dat de consument dan het gunstigste tarief ontvangt;
12. verzoekt de Commissie en haar taskforce voor slimme netwerken de bestaande definitie van slimme netwerken bij te werken en uit te breiden met het slimme energiesysteem; verzoekt de lokale en regionale autoriteiten om het energieverbruik en de belastingsafschakelingen in goede banen te leiden en op een slim energiesysteem gebaseerde regionale strategieën uit te werken en goed te keuren;
13. benadrukt dat het voor de waarborging van de economische efficiëntie van slimme netwerken voor regio's noodzakelijk is de directe en indirecte voordelen te combineren en de energiesector te koppelen met een aantal andere sectoren, met name de sectoren woningbouw en vervoer, maar ook milieu, stadsplanning, sociale inclusie, afvalbeheer en de bouwsector, teneinde de streefdoelen op het gebied van energiebesparingen te verwezenlijken en tegelijkertijd de economische voordelen te optimaliseren, en vraag en aanbod op het gebied van energie binnen de regio in evenwicht te brengen;
14. roept op tot innovatie en meer investeringen in de ICT-sector om de belangrijkste uitdagingen te overwinnen waarmee slimme technologieën te maken hebben, zoals de interoperabiliteit van technologieën met het bestaande netwerk, alsook uitdagingen op het gebied van regelgeving; verzoekt de Commissie en de nationale en regionale actoren positieve regelgevings- en investeringskaders tot stand te brengen om de ontwikkeling van interoperabele ICT-oplossingen mogelijk te maken;
Positieve gevolgen voor de lokale werkgelegenheid
15. moedigt alle regio's en lokale overheden aan de voordelen van slimme energiesystemen als potentiële bron van lokale, groene en duurzame banen in ogen schouw te nemen en in zulke systemen te investeren; benadrukt dat de bouw een van de voornaamste sectoren is waar banen zullen ontstaan, niet alleen door directe investeringen in slimme energienetwerken, maar ook door het stimuleren van de technologische ontwikkeling en innovatie en het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) in de EU, door middel van investeringen in energie-efficiëntiemaatregelen en renovatie, bijvoorbeeld in de woningbouw, en door aanpassing aan nieuwe technologische oplossingen voor de bouw van energie-efficiënte woningen;
16. benadrukt dat de aanleg van slimme netwerken tevens kan helpen de concurrentiekracht en het wereldwijde technologische leiderschap van de technologiebedrijven in de EU, zoals die - voornamelijk kmo's – in de elektrotechnische en elektronische industrie, te vergroten;
17. verzoekt alle regio's na te denken over investeringen in vaardigheden en scholing voor deze nieuwe banen, en daarbij te bedenken dat er ook een aanmerkelijk aantal nieuwe lokale banen kan worden gecreëerd in de ICT-diensten, de vervoersector en sectoren die slimme apparatuur, infrastructuur en diensten leveren, bijvoorbeeld voor nieuwe installaties, en daarmee een tekort aan gespecialiseerde arbeidskrachten te voorkomen en te zorgen voor mogelijkheden om zich aan te passen aan de behoeften die voortvloeien uit de opkomst van nieuwe beroepen in de desbetreffende domeinen; verzoekt de lidstaten en de regio's steun te verlenen aan opleidingsinitiatieven, zowel op academisch als op ambachtelijk niveau, op het gebied van hernieuwbare energie, zoals een studie milieutechniek en de ontwikkeling van nieuwe stageberoepen, zoals solateur; wijst erop dat regio's die erin slagen om een slim energiesysteem in te voeren meer banen kunnen aantrekken via gespecialiseerde opleidingen, door technische universiteiten en hogescholen op te richten die deskundig zijn op het desbetreffende gebied; verzoekt de regio's om samen te werken op het gebied van slimme specialisatie en juicht regelingen toe waarbij kennis wordt gedeeld tussen verschillende regio's en over de grenzen heen; wijst op de initiatieven waaraan het EIT werkt in de kennis- en informatiegemeenschap (KIC) InnoEnergy voor het onderzoek naar en de ontwikkeling van slimme netwerken, alsmede het opleiden van professionals in deze sector; wijst ook op de nieuwe mogelijkheden tot het instellen van regionale innovatieregelingen;
18. benadrukt dat overheidsinvesteringen in slimme energiesystemen, onder andere via de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF), lokaal de kans op duurzame banen kunnen vergroten, synergieën tot stand kunnen brengen en overloopeffecten op de werkgelegenheid en langetermijnvoordelen voor de regio's op economisch, sociaal en milieugebied kunnen opleveren, en evenzeer kunnen worden gebruikt als instrument om economische problemen op te lossen, met name in regio's in de landen die door de crisis zijn getroffen;
De rol van de burger
19. benadrukt dat het succes van een slim energiesysteem, zoals is aangetoond in onderzoeken naar beste praktijken en toonaangevende voorbeelden, vaak te danken is aan eigen plaatselijke inbreng van individuele burgers, een coöperatie, een lokale gemeenschap of een combinatie van deze actoren; erkent dat door een dergelijke eigen inbreng de acceptatie van investeringen in alle onderdelen van slimme energiesystemen wordt vergroot; onderstreept dat de burgers beter moeten worden geïnformeerd en dat er voor hen stimulerende maatregelen moeten worden genomen, zoals een dynamische tariefstructuur en passende ICT-instrumenten, zodat zij kunnen worden betrokken bij alle stadia van de planning van de infrastructuur, de energieproductie en het distributienet;
20. benadrukt dat het, gezien het technische karakter van slimme netwerken, van belang is gebruikers zodanig te informeren en bewust te maken dat zij prosumenten worden die op de hoogte zijn van de door deze netwerken geboden mogelijkheden, met name wat betreft hun verband met slimme meters; onderstreept dat deze bewustmaking zich vooral op jongeren dient te richten, aan de hand van onderwijsprogramma's bestemd voor leerlingen van het secundair en beroepsonderwijs;
21. verzoekt de Commissie de belemmeringen in de regelgeving en de juridische problemen voor plaatselijke inbreng in de bestaande EU-wetgeving weg te nemen, met name in de regels inzake staatssteun; nodigt de lidstaten uit mogelijkheden voor lokale energielevering aan het net te steunen, alsook het delen van lokale energie, niet alleen bidirectioneel tussen het netwerk en de eindverbruiker, maar ook grensoverschrijdend en tussen eenheden van eindverbruikers, waardoor de lokale zeggenschap over energieproductie en het delen van lokaal geproduceerde energie worden aangemoedigd;
22. benadrukt dat door de tenuitvoerlegging van slimme energiesystemen de particuliere en de publieke sector aanmerkelijk zullen veranderen, aangezien de elektriciteitsvoorziening zal worden gekoppeld aan het verzamelen van gegevens die in realtime worden doorgegeven; dringt derhalve aan op transparante procedures op alle niveaus, waar alle actoren bij worden betrokken, inclusief burgers, bedrijven, de industrie, lokale overheden, distributiesysteembeheerders (DSB's), transmissiesysteembeheerders (TSB's), lokale en regionale gegevensbeschermingsambtenaren of ombudsmannen en de aanbieders van technologieën op het gebied van slimme netwerken;
Gegevensbescherming en privacy
23. onderstreept dat bij de exploitatie van slimme energiesystemen grote hoeveelheden persoonsgegevens en vele profielen gebruikt worden en dat er een groot risico bestaat op schending van de gegevensbescherming; benadrukt dat slimme meters moeten voldoen aan strenge normen inzake gegevens- en privacybescherming en dat de burgers moeten kunnen bepalen en controleren welke gegevens aan de netwerkexploitanten worden verstrekt, afgezien van het absolute minimum aan gegevens dat voor de levering van energie nodig is; wijst op verontruste geluiden met name in verband met de beveiliging van slimme netwerksystemen en de voordelen van slimme meters voor de consument, en roept op tot een betere evaluatie van een en ander en nader onderzoek naar de bescherming en het privékarakter van gegevens van slimme meters; benadrukt derhalve dat persoonsgegevens zonder uitzondering moeten worden beschermd, zodat zij beschermd en veilig blijven; benadrukt voorts dat de gegevensbeveiliging moet worden geïntegreerd in de strategieën voor de realisering van slimme netwerken;
24. benadrukt dat de regeling en praktijk van de gegevens- en privacybescherming moeten worden verbeterd wanneer slimme metersystemen worden geïnstalleerd; benadrukt dat het voor de werking en invoering van slimme netwerken beslist noodzakelijk is dat de bescherming en het privékarakter van gegevens voor alle met het netwerk verbonden natuurlijke personen en huishoudens zijn gewaarborgd; benadrukt dat verzamelde gegevens uitsluitend mogen worden gebruikt om de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening te garanderen; verzoekt de lidstaten toe te zien op de naleving van de regelgeving voor gegevensbescherming en tegelijkertijd synergieën overal in de telecommunicatie- en energienetwerken te handhaven en te ontwikkelen, en de individuele rechten op dit gebied te vrijwaren; onderstreept dat er voor het verzamelen van gegevens voor intelligente energiesystemen normen moeten worden ontwikkeld die moeten garanderen dat alleen relevante gegevens worden doorgegeven om de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening te waarborgen, dat geen gegevens aan derden worden doorgegeven, dat klanten het recht hebben de verzamelde gegevens te controleren en te wissen als zij niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins verwerkt, en dat de burgers eigenaar van hun gegevens blijven en kunnen bepalen aan welke partijen zij inzage in deze gegevens verlenen;
25. verzoekt de Commissie nadere richtsnoeren vast te stellen met betrekking tot het gebruik van in het kader van slimme netwerken verstrekte persoonlijke en niet-persoonlijke gegevens in het licht van de herziene EU-wetgeving inzake gegevensbescherming en de overeengekomen regels aangaande eigendom en beheer van deze gegevens door DSB's, leveranciers en andere commerciële organen;
Kader voor succesvolle slimme energiesystemen
26. verzoekt de Commissie maatregelen te treffen om de invoering van slimme netwerken te versnellen en zich daarbij specifiek op de volgende aspecten te richten: stimulering van investeringen en financiële prikkels op dit vlak, ontwikkeling van technische normen, garanderen van gegevensbescherming voor consumenten, vaststelling van een regelgevingskader met stimulansen voor de aanleg van slimme netwerken, garanderen van een open, door concurrentie gekenmerkte retailmarkt in het belang van de consumenten en voortgezette steunverlening voor innovatie op het gebied van technologie en systemen;
27. benadrukt dat de lidstaten volgens de nieuwe ESIF-verordeningen voor de periode 2014-2020 verplicht zijn de ESIF-middelen te concentreren op investeringen in een slim, duurzaam en inclusief Europa; merkt op dat voor de regio's zal worden bepaald dat zij, afhankelijk van hun economisch ontwikkelingsniveau, minimaal 20% van de middelen uit het EFRO moeten aanwenden voor investeringen in de energietransitie, met veel aandacht voor slimme netwerken, de productie en distributie van energie uit hernieuwbare bronnen, energie-efficiëntie, energiebesparing, warmte-krachtkoppeling en koolstofarme strategieën, met bijzondere nadruk op stedelijke gebieden, en energie uit slimme netwerken op distributieniveau; benadrukt dat overheidsfinanciering nog steeds een cruciale rol speelt bij het stimuleren van particuliere investeringen in O&O en demonstratieprojecten op het gebied van slimme netwerken; wijst erop dat het Cohesiefonds ook investeringen op dit gebied mogelijk maakt; verzoekt de lidstaten optimaal gebruik te maken van deze nieuwe mogelijkheid; benadrukt dat het EFRO in het kader van investeringen waarvoor geen verplichte thematische concentratie geldt, ook steun kan verlenen aan de ontwikkeling van slimme netwerken voor distributie, opslag en vervoer van energie, alsmede integratie van gedecentraliseerde energieproductie uit duurzame bronnen;
28. benadrukt dat de ESI-fondsen als katalysator voor investeringen fungeren en dat, aangezien verscheidene territoriale niveaus betrokken zijn bij de financiering en het besluitvormingsproces, meerlagig bestuur een belangrijke rol speelt in de succesvolle tenuitvoerlegging; is verheugd over de aanvullende financieringsmogelijkheden binnen het programma "Intelligente energie – Europa";
29. is ingenomen met het feit dat er in de financieringsfaciliteit "Connecting Europe" sterke nadruk wordt gelegd op slimme energieprojecten van gemeenschappelijk belang, en betreurt tegelijkertijd dat in de actuele lijst van twee jaar slechts twee projecten voor slimme netwerken zijn opgenomen; benadrukt dat ook projecten voor slimme distributiesystemen in aanmerking moeten worden genomen; onderstreept dat bij infrastructuurprojecten aan duurzaamheids- en concurrentiecriteria moet worden voldaan en dat deze gebaseerd moeten zijn op een geïntegreerde benadering, die door de betrokkenheid van distributiesysteembeheerders gewaarborgd moet worden; benadrukt daarnaast het belang van de ontwikkeling van de noord-zuidenergieverbindingen in het Middellandse Zeegebied;
30. verzoekt de Commissie de belemmeringen voor investeringen in slimme energiesystemen te verminderen, met name door de vrijstelling in het kader van de modernisering van het staatssteunbeleid zodanig uit te breiden dat overheidssteun voor alle onderdelen van regionale en lokale slimme energiesystemen wordt toegestaan, inclusief sectoroverschrijdende investeringen en activiteiten; dringt erop aan dat slimme energiesystemen als categorie moeten worden opgenomen in de toekomstige verordening van de Commissie waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (algemene groepsvrijstellingsverordening) en de voorschriften aangaande andere groepsvrijstellingscategorieën die in wisselwerking staan met de ontwikkeling van slimme energiesystemen worden aangepast;
31. benadrukt dat de interoperabiliteit van slimme infrastructuur van cruciaal belang is, aangezien onzekerheid in de regelgeving en uiteenlopende normen de verspreiding van slimme infrastructuur afremmen; roept derhalve op tot nauwere samenwerking tussen de verschillende Europese technische normalisatieorganisaties; benadrukt dat er open normen nodig zijn om de interoperabiliteit te bevorderen en de ontwikkeling en inzet van technologie te versnellen;
32. verzoekt de Commissie maatregelen te nemen voor het opheffen van de belangrijkste belemmeringen, zoals het gebrek aan interoperabiliteit en normen (door gestandaardiseerde "plug and play" zouden de kosten lager worden en zou ook de connectiviteit van kleine decentrale energieproductie-eenheden (of kleine vraagresponstoepassingen) mogelijk worden), onzekerheid over de taken en verantwoordelijkheden bij nieuwe toepassingen van slimme netwerken, onzekerheid over de verdeling van kosten en baten en daarmee over nieuwe bedrijfsmodellen, de weerstand van consumenten om deel te nemen aan tests, en het scala aan voorschriften en regelingen in Europa die belangrijke belemmeringen kunnen vormen voor herhaling van projectresultaten in verschillende landen;
33. herinnert aan de normalisatieopdracht uit 2011 ter ondersteuning van de ontwikkeling van een Europees slim netwerk, die in 2012 had moeten zijn afgerond; is verheugd over de vooruitgang die in het kader van deze opdracht is geboekt, maar benadrukt dat er nog meer moet worden gedaan; verzoekt de Commissie contact met de normalisatie-instellingen op te nemen om de voltooiing van hun werkzaamheden te bespoedigen en een nieuwe opdracht te verstrekken indien zij dit noodzakelijk acht;
34. verzoekt de lidstaten verder samen te werken en positieve praktijken uit te wisselen in het forum van de Raad van Europese energieregulators (CEER) inzake de regulering van nationale DSB's; stelt tegelijkertijd vast dat er grote verschillen zijn in de organisatie van de DSB's; sommige lidstaten hebben één DSB, terwijl het er in andere lidstaten meer dan 800 zijn; moedigt de lidstaten aan nauwer samen te werken; verzoekt de lidstaten en de Commissie een uniforme classificatie vast te stellen om te bepalen of een organisatie moet worden beschouwd als een transmissiesysteembeheerder, een distributiesysteembeheerder of een gecombineerd beheerder;
35. verzoekt de Commissie na te gaan of het nodig is om, in overeenstemming met het derde pakket voor de interne energiemarkt, voorstellen te doen voor de ontwikkeling en bevordering van intelligente netwerken, die vervolgens door het consequente optreden van de Commissie gewaarborgd moeten worden, aangezien hierdoor meer marktdeelnemers zouden kunnen worden aangetrokken en de potentiële synergieën bij de uitbouw, de ontwikkeling en het onderhoud van de telecommunicatie- en energienetwerken zouden kunnen worden vergroot; onderstreept echter dat deze voorstellen moeten worden ingepast in een gestroomlijnd regelgevingskader, volgens de door de Commissie vastgestelde beginselen;
36. vraagt om samenwerking op Europees, nationaal en regionaal niveau bij de ontwikkeling van slimme netwerken; is van mening dat slimme netwerken een belangrijke kans bieden tot het stimuleren van innovatie, onderzoek en ontwikkeling, banengroei en het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven op lokaal en regionaal niveau, en in het bijzonder van kmo's;
37. verzoekt de regio's samenwerkingsverbanden aan te gaan en voordelen, kennis en beste praktijken te delen, alsook samen te werken bij kosten-batenanalyses van slimme energiesystemen binnen de doelstelling "territoriale samenwerking" van de ESI-fondsen; verzoekt de Commissie een transnationaal netwerk voor regio's met slimme energiesystemen op te zetten; nodigt grensoverschrijdende regio's uit het rechtsinstrument Europese groepering voor territoriale samenwerking te gebruiken om in een dergelijk netwerk gezamenlijk diensten van algemeen economische belang op het gebied van hernieuwbare energie, energiebesparing en slimme netinfrastructuur op te zetten en te beheren;
38. onderstreept het belang van initiatieven als het Convenant van burgemeesters, de belangrijkste Europese beweging in de strijd tegen klimaatverandering waaraan plaatselijke en regionale overheden deelnemen; dit convenant is gebaseerd op een vrijwillige verbintenis van de ondertekenende partijen om de doelstelling van de EU om de CO2-uitstoot met 20% te beperken te verwezenlijken en zelfs te overtreffen, via meer energie-efficiëntie en de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen; dergelijke initiatieven ondersteunen de inspanningen van de plaatselijke overheden bij de tenuitvoerlegging van een duurzaam energiebeleid; benadrukt dat lokale overheden een cruciale rol spelen bij het beperken van de gevolgen van klimaatverandering, zeker als men bedenkt dat 80% van het energieverbruik en de CO2-uitstoot verband houdt met stedelijke activiteiten;
o o o
39. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en het Comité van de Regio's.