Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2013/2883(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B7-0073/2014

Ingediende teksten :

B7-0073/2014

Debatten :

PV 05/02/2014 - 20
CRE 05/02/2014 - 20

Stemmingen :

PV 06/02/2014 - 9.10
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2014)0103

Aangenomen teksten
PDF 159kWORD 36k
Donderdag 6 februari 2014 - Straatsburg
Voortgangsverslag 2013 over de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië
P7_TA(2014)0103B7-0073/2014

Resolutie van het Europees Parlement van 6 februari 2014 over het voortgangsverslag van 2013 over de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (2013/2883(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het besluit van de Europese Raad van 16 december 2005 om de status van kandidaat-land voor EU‑lidmaatschap toe te kennen, en gezien de conclusies van de Europese Raad van 13 december 2012, van 27 en 28 juni 2013, en van 17 december 2013,

–  gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003 over de vooruitzichten van de landen op de Westelijke Balkan op toetreding tot de Europese Unie,

–  gezien de resoluties van de VN-Veiligheidsraad 845 (1993) en 817 (1993), evenals de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN 47/225 en het interim-akkoord van 13 september 1995,

–  gezien het arrest van het Internationaal Gerechtshof over de toepassing van het interim-akkoord,

–  gezien het verslag van de Commissie van 16 april 2013, met de titel "Tenuitvoerlegging van de hervormingen in het kader van de toetredingsdialoog op hoog niveau en bevordering van goede nabuurschapsbetrekkingen" (COM(2013)0205), haar voortgangsverslag van 2013 (SWD(2013)0413) en haar mededeling van 16 oktober 2013 met de titel "Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2013‑2014" (COM(2013)0700),

–  gezien de overeenkomst tussen de politieke partijen van 1 maart 2013, het eindverslag van de enquêtecommissie van 26 augustus 2013 en het memorandum van overeenstemming van 16 september 2013,

–  gezien zijn eerdere resoluties over het land, onder meer zijn resolutie van 22 november 2012 over uitbreiding: beleid, criteria en strategische belangen van de EU(1),

–  gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de Europese Raad heeft besloten om voor het vijfde opeenvolgende jaar de toetredingsonderhandelingen met het land niet te openen ondanks de positieve aanbeveling in dit verband van de Commissie; overwegende dat dit verdere uitstel de toenemende frustratie van de publieke opinie in het land over de impasse waarin het EU-integratieproces is beland, versterkt en de binnenlandse problemen en spanningen zou kunnen verergeren; overwegende dat bilaterale kwesties geen hindernis mogen vormen voor de officiële opening van de toetredingsonderhandelingen, maar wel opgelost dienen te zijn voordat het toetredingsproces wordt afgerond;

B.  overwegende dat de rechtsstaat, de vrijheid van de media, regionale samenwerking en goede betrekkingen met de buurlanden wezenlijke onderdelen zijn van het EU‑uitbreidingsproces;

C.  overwegende dat bilaterale kwesties op zo kort mogelijke termijn constructief moeten worden aangepakt en dat hierbij rekening moet worden gehouden met de beginselen en de waarden van de VN en de EU;

1.  herhaalt zijn verzoek aan de Raad om onverwijld een datum vast te stellen voor de opening van de toetredingsonderhandelingen;

2.  verzoekt Griekenland om het Europese integratieproces van het land in een hogere versnelling te brengen en zo de in de agenda van Thessaloniki van 2003 aangegane verbintenis te herbevestigen en positieve omstandigheden tot stand te brengen waarin bilaterale geschillen kunnen worden opgelost in de geest van de Europese waarden en beginselen; verzoekt het Griekse voorzitterschap om de positieve dynamiek van zijn leiderschap aan te wenden voor de ontwikkeling van nieuwe initiatieven om de huidige impasse in de onderhandelingen te doorbreken en naar een oplossing toe te werken;

3.  moedigt het land aan zijn hervormingen te consolideren en beleid en praktijken ongedaan te maken die zijn Europese toekomst nog zouden kunnen belemmeren, en daadwerkelijke vooruitgang te boeken op sleutelgebieden zoals vastgesteld in de conclusies van de Europese Raad, en meer in het bijzonder de verklaringen over het uitbreidingsproces en het stabilisatie- en associatieproces; is van mening dat de opening van onderhandelingen met de EU een positieve stap vormt voor het oplossen van lopende geschillen met de buurlanden van het land, en zal leiden tot verdere hervormingen die de situatie in het land zullen verbeteren;

4.  betreurt, gezien de positieve aanbeveling van de Commissie en haar positieve evaluatie van de resultaten van de toetredingsdialoog op hoog niveau, dat de Europese Raad niet tot hetzelfde besluit is gekomen als in december 2012, toen hij concludeerde dat hij het standpunt van de Commissie grotendeels deelde, vooruitliep op een mogelijk besluit de toetredingsonderhandelingen tijdens het volgende voorzitterschap te openen, en opmerkte dat de Commissie alle noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden op zich zou nemen om dit mogelijk te maken, en waarschuwt in dit verband voor het risico op terugval;

5.  benadrukt dat het voortdurend uitstellen van de opening van de toetredingsonderhandelingen almaar stijgende en onvoorziene kosten met zich meebrengt, zowel voor het land als voor de regionale stabiliteit; verzoekt zowel de regering als de Commissie om een kwantitatief onderzoek in te stellen naar de mogelijke sociale en economische kosten, de binnenlandse en regionale politieke gevolgen en de risico's van het niet-vaststellen door de Raad van een datum voor de opening van de toetredingsonderhandelingen;

6.  benadrukt dat alle kandidaat-lidstaten en mogelijke kandidaat-lidstaten op basis van hun verdiensten moeten worden behandeld;

7.  is het, ondanks de aanzienlijke uitdagingen waarvoor het land staat, eens met de conclusies van de Commissie dat het land een hoog niveau van aanpassing aan het EU‑acquis heeft ten opzichte van het stadium in het toetredingsproces waarin het zich bevindt en dat in voldoende mate aan de criteria van Kopenhagen is voldaan om met de toetredingsonderhandelingen te beginnen; merkt op dat nieuwe lidstaten overeenkomstig de EU-procedures alleen worden toegelaten als zij aan alle vereisten voldoen; is het met de Commissie eens dat het openen van de hoofdstukken 23 en 24 over justitie, democratie en de mensenrechten, juist op die gebieden die bepaalde lidstaten bijzonder na aan het hart liggen, voor extra voortgang zal zorgen;

8.  vraagt de Europese Raad om de opening van het screeningsproces te ondersteunen, met name voor de hoofdstukken 23 en 24; is van mening dat deze screening de hervormingsdynamiek zal ondersteunen en het land zal helpen beter het hoofd te bieden aan uitdagingen waarmee alle kandidaat-landen te maken krijgen, zoals het verder versterken van de doeltreffendheid van de rechtsstaat, en het hervormen van de rechtsstaat en het openbaar bestuur, evenals het versterken van de interetnische cohesie;

9.  is verheugd dat het land zijn verplichtingen in het kader van de stabilisatie- en associatieovereenkomst is nagenomen en zich in een vergevorderd stadium bevindt wat betreft de aanpassing van de wetgeving aan het acquis; vraagt de Raad om aanneming van de aanbevelingen van de Commissie om over te gaan tot de tweede fase van de uitvoering van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, overeenkomstig de relevante bepalingen van die overeenkomst;

10.  benadrukt dat goede nabuurschapsbetrekkingen en regionale samenwerking, waaronder een op basis van onderhandelingen tot stand gekomen en voor beide partijen aanvaardbare oplossing van de naamkwestie onder VN-toezicht, essentiële onderdelen van het EU-toetredingsproces van het land zijn; herinnert aan de Albanese minderheid in het land en ook aan de gevoelige bilaterale kwesties met andere buurlanden, met name Griekenland en Bulgarije, en herhaalt zijn op dit gebied met de Commissie gedeelde standpunt, dat bilaterale kwesties in een zo vroeg mogelijk stadium van het toetredingsproces op constructieve wijze en in een geest van goed nabuurschap moeten worden behandeld, door een intensieve en open dialoog in de geest van de gemeenschappelijke Europese toekomst, bij voorkeur vóór de opening van de toetredingsonderhandelingen; benadrukt dat gebaren, controversiële acties en uitspraken die een negatief effect zouden kunnen hebben op de betrekkingen met de buurlanden, moeten worden vermeden; vraagt om concretere resultaten in termen van samenwerking om goede nabuurschapsbetrekkingen tot stand te brengen tussen de drie partijen, te weten Athene, Sofia en Skopje;

11.  bevestigt de conclusie van de Commissie dat ieder aanhoudend falen van de Europese Raad om vorderingen te maken met betrekking tot de EU-toetreding van het land de geloofwaardigheid van het uitbreidingsproces van de EU op het spel zet; voegt daaraan toe dat dit ook het noodzakelijke klimaat voor het bevorderen van EU-gerelateerde hervormingsmaatregelen ondermijnt; merkt op dat het toetredingsproces zelf de impuls geeft om de hervormingen te voltooien;

12.  is van oordeel dat het feit dat beide partijen er gedurende bijna twintig jaar niet in zijn geslaagd een voor beiden aanvaardbare, rechtvaardige en billijke oplossing te vinden voor het geschil over de naam, ook vragen oproept over de geloofwaardigheid van het daarvoor opgezette kader, waarvoor inspanningen van wezenlijk belang zijn; merkt op dat de VN-bemiddelaar zich hiervoor evenwel intensief heeft ingespannen, en beide partijen zich evenwel daadwerkelijk politiek bereid hebben getoond om tot een oplossing te komen; herhaalt echter zijn standpunt dat bilaterale kwesties niet gebruikt mogen worden om het EU-toetredingsproces te dwarsbomen;

13.  is in dat opzicht ingenomen met het voorstel van de speciale VN-gezant, de heer Nimetz, voor een samengestelde naam met een geografische aanduiding, en meent dat dit een goede basis vormt voor een compromis, mits de Macedonische nationaliteit, identiteit, cultuur en taal niet in twijfel worden getrokken;

14.  verzoekt Griekenland om zijn voorzitterschap van de EU, samen met alle belangen binnen de Commissie, de Raad en het Parlement en in het land zelf, te gebruiken om een nieuwe politieke impuls te geven aan daadwerkelijke en oprechte inspanningen om onverwijld een wederzijds aanvaardbare oplossing voor het geschil over de naam te vinden; wijst op het besluit van 5 december 2011 van het Internationaal Gerechtshof over de toepassing van het interim-akkoord van 13 september 1995; is van mening dat het leiderschap van het land en de EU het publiek consequent moeten uitleggen welke voordelen de gevonden oplossing biedt, voordat een referendum over dit onderwerp wordt gehouden; is verheugd over de ontmoeting en de gesprekken tussen de Griekse minister van Buitenlandse Zaken Evangelos Venizelos en de Franse minister van Buitenlandse Zaken Laurent Fabius in verband met het land, en hoopt dat deze vooruitlopen op belangrijker positieve ontwikkelingen wat betreft de mogelijke oplossing van het geschil over de naam;

15.  juicht toe dat er in negen maanden tijd vijf vergaderingen hebben plaatsgevonden in een goede sfeer tussen de werkgroepen uit het land en Bulgarije; gelooft dat de diepgewortelde historische en gemeenschapskwesties, evenals andere kwesties die beide landen aangaan het best kunnen worden aangepakt door middel van een dialoog in deze geest, in samenwerking met de media, het justitieel apparaat en andere autoriteiten; verzoekt om significante maatregelen om te gelegener tijd een bilaterale overeenkomst te bereiken als geschikt kader in dit verband;

16.  herhaalt zijn bezorgdheid over het gebruik van historische argumenten in het huidige debat met buurlanden, en roept nogmaals op tot positieve ontwikkelingen wat betreft gezamenlijke vieringen van historische gebeurtenissen en gezamenlijke herdenkingen van personen met naburige EU-lidstaten, omdat dit zou bijdragen tot een beter begrip van de geschiedenis en tot goede betrekkingen met de buurlanden; steunt de pogingen om gemeenschappelijke deskundigencommissies met betrekking tot geschiedenis en onderwijs op te richten, met als doel bij te dragen tot een objectieve interpretatie van de geschiedenis, nauwere academische samenwerking, en de bevordering van een positieve houding van jongeren ten aanzien van hun buren; dringt er bij de autoriteiten op aan onderwijsmateriaal te introduceren dat vrij is van ideologische interpretaties van de geschiedenis en dat gericht is op wederzijds begrip;

17.  looft het land voor het handhaven van zijn constructieve rol en positieve bijdragen aan regionale samenwerking, en is verheugd over de actieve deelname van het land aan regionale initiatieven als het Midden-Europees Initiatief (MEI) en het Regionale Initiatief voor migratie, asiel en vluchtelingen (MARRI); feliciteert het land met de succesvolle voltooiing van zijn voorzitterschap van het Zuidoost-Europese samenwerkingsproces (juni 2012 - juni 2013) en is in dat opzicht verheugd over de bevordering van een alomvattende benadering als een waardevolle bijdrage aan een verdere versterking van de regionale samenwerking;

18.  vraagt de Commissie en de Raad om het land op te nemen in het nieuwe macroregionale samenwerkingskader in Zuidoost-Europa, te weten de Adriatisch-Ionische macroregionale strategie en het transnationale programma;

19.  benadrukt dat zowel de volledige uitvoering van de aanbevelingen van de parlementaire enquêtecommissie na de gebeurtenissen van 24 december 2012, als de naleving door alle partijen van het memorandum van overeenstemming, noodzakelijk zijn om het land een Euro-Atlantisch perspectief terug te bezorgen; is trots op de door de commissaris voor Uitbreiding en de door het Parlement zelf gespeelde rol bij het sluiten van de overeenkomst van 1 maart 2013, maar erkent dat de politieke partijen zelf verantwoordelijk zijn voor het aangaan van een constructieve onderlinge dialoog en samenwerking en voor het afkeuren van het gebruik van boycots, om volledig, onafhankelijk wetgevend toezicht op de regering mogelijk te maken en de Europese democratische normen te steunen; benadrukt dat zowel de regering als de politieke partijen moeten werken aan een verbetering van de betrekkingen teneinde de politieke stabiliteit te handhaven;

20.  is ingenomen met de conclusies van de verkiezingsobservatiemissie van de OVSE en het ODIHR volgens welke de in de lente gehouden gemeenteraadsverkiezingen efficiënt zijn verlopen; deelt de zorgen over het evenwicht van media-aandacht, de vervaging tussen staats- en partijactiviteiten in verband met het gebruik van administratieve middelen en gemelde onregelmatigheden betreffende de registratie van kiezers uit Pustec, Albanië; ondersteunt de toezegging van de regering om de aanbevelingen van de OVSE en het ODIHR voor een herziening van het kiesrecht volledig op te volgen; benadrukt de noodzaak van verdere inspanningen om transparante financiering te bevorderen en de verantwoordingsplicht van politieke partijen te versterken; dringt aan op maatregelen om vervaging tussen staats- en partijactiviteiten tijdens verkiezingscampagnes te voorkomen en om een partijoverschrijdend akkoord te bereiken over een onderzoek naar het kiesregister;

21.  benadrukt de noodzaak om het professionalisme en de onafhankelijkheid van het overheidsapparaat te waarborgen door verbeteringen op alle niveaus door te voeren; constateert dat de wet inzake ambtenaren en de wet inzake overheidspersoneel in eerste lezing werden aangenomen door het parlement op 8 januari 2014; vindt het belangrijk dat in een nieuw rechtskader de fundamentele beginselen van transparantie, verdienste en eerlijke vertegenwoordiging worden neergelegd; vraagt de regering de noodzakelijke hervormingen op dit gebied voort te zetten, evenals op het gebied van overheidsuitgaven en overheidsopdrachten, aangezien dit positieve gevolgen zal hebben voor de kwaliteit van het bestuur;

22.  pleit voor een verdieping van de democratie via aanvullende beslissende maatregelen voor begrotingsdecentralisatie, betreurt daarbij de verlaging van de begroting in het afgelopen jaar, maar kijkt uit naar het toezichtsverslag betreffende de status van de decentralisatie, en is verheugd over het toegenomen aandeel van inkomsten in de kernbegroting van de gemeenten door verdere maatregelen om de eerbiediging van het lokale zelfbestuur te verhogen, met name in gevallen waarin de partijen die op lokaal niveau aan de macht zijn, niet op nationaal niveau aan de macht zijn;

23.  is verheugd over de vorderingen in het EU-toetredingsproces van de andere landen in de regio, maar vreest dat verdere vertraging bij de opening van de toetredingsonderhandelingen tot een onredelijke ongelijkheid in de regio kan leiden, hetgeen de goede interetnische betrekkingen verder op het spel zou kunnen zetten en waardoor alle Macedonische burgers zich achtergesteld zouden kunnen gaan voelen; veroordeelt alle vormen van ultranationalisme, in welk land dan ook; vraagt om antidiscriminatiebeleid en verdraagzaamheid in de maatschappij, ongeacht godsdienst, etniciteit of taal;

24.  steunt het verzoek van de Commissie om de herziening van de kaderovereenkomst van Ohrid te voltooien en om aan te vangen met de tenuitvoerlegging van de erin opgenomen aanbevelingen;

25.  merkt op dat een verdere versterking van de politieke dialoog met de Albanese bevolking in het land een belangrijke bijdrage aan de stabiliteit in de regio en aan samenwerking levert;

26.  dringt er bij de regering, de media, de academische gemeenschap, het maatschappelijk middenveld en alle betrokken belanghebbenden op aan duidelijke signalen aan het publiek af te geven dat discriminatie op basis van nationale identiteit niet getolereerd wordt in het land, ook niet met betrekking tot het gerechtelijke apparaat, de media, werkgelegenheid en maatschappelijke kansen; onderstreept het belang hiervan voor de integratie van de diverse etnische gemeenschappen, de stabiliteit van het land en de Europese integratie van het land;

27.  betreurt dat er nog niet meer vorderingen zijn geboekt met betrekking tot geïntegreerd onderwijs, en dat er geen middelen zijn toegewezen om de strategie voor geïntegreerd onderwijs uit te voeren; geeft uiting aan zijn bezorgdheid over het feit dat minder jongeren elkaars talen lijken te beheersen; dringt aan op maatregelen op dit gebied om een kloof en potentieel conflict langs etnische scheidslijnen onder kinderen in de schoolgaande leeftijd te voorkomen; benadrukt tegelijkertijd de noodzaak om inclusief tweetalig onderwijs op vrijblijvende basis te bevorderen; blijft zich zorgen maken over de scheiding van Roma-leerlingen in scholen;

28.  is van oordeel dat de belemmeringen voor een volkstelling conform de beste democratische normen gedeeltelijk zouden kunnen worden weggenomen via de invoering van een register van de burgerlijke stand, als een tijdelijke oplossing;

29.  betreurt de verslechterende reputatie van het land wat betreft de vrijheid van de media; deelt de zorgen van de Commissie over het feit dat de waarborging van de vrijheid van meningsuiting met een divers en pluralistisch medialandschap vrij van politieke inmenging, een grote uitdaging voor het land blijft; wijst er in dit verband op dat het gebrek aan pluralisme van de media gedeeltelijk veroorzaakt wordt door overheidsadvertenties; benadrukt de noodzaak om de onafhankelijkheid en duurzaamheid van de publieke omroep te waarborgen, en moedigt de autoriteiten aan om in dat opzicht waarborgen op te nemen in de mediawet; dringt erop aan dat meer raadpleging en dialoog wordt gevoerd over de huidige mediawet, om ervoor te zorgen dat dergelijke belangrijke hervormingen alleen worden goedgekeurd als daar een breed draagvlak voor is binnen de journalistieke gemeenschap van het land; wijst erop dat meer inspanningen noodzakelijk zijn om het vertrouwen tussen de regering en de mediagemeenschap te herstellen en weer op te bouwen; steunt het initiatief van het media-instituut van het land met EU-steun om een witboek te publiceren over het versterken van de betrekkingen tussen het maatschappelijk middenveld en de media; onderstreept dat het noodzakelijk is meer inspanningen te ondernemen ter bescherming van de rechten en de onafhankelijkheid van de werknemers in de media; benadrukt dat er behoefte is aan transparantie in de eigendomsstructuur van de media;

30.  benadrukt de eerder geboekte vorderingen door de rondetafel tussen de regering en de Vereniging van journalisten, waarbij een beroep werd gedaan op de expertise van de speciale vertegenwoordiger inzake vrije media van de OVSE, en is van oordeel dat het opnieuw samenbrengen van de rondetafel en de uitvoering van haar routekaart op het vlak van de vrijheid van meningsuiting en de totstandbrenging van een goede werkomgeving voor journalisten het belangrijkste mechanisme blijven voor het maken van de nodige vorderingen; erkent dat volledige vrijheid van meningsuiting alleen kan worden bewerkstelligd in een maatschappij waarin het recht van openbare toegang tot informatie verworven is en waarin een openbare ruimte bestaat waarbinnen een betekenisvol maatschappelijk debat kan worden gevoerd;

31.  is evenwel van oordeel dat het recente geval van de gevangen genomen journalist Tomislav Kezarovski en andere gevallen, waarvan de uitkomst alleen mag worden bepaald door een onafhankelijke justitieel apparaat dat werkzaam is binnen het kader van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, vragen opwerpen over mogelijke selectieve rechtspraak in het land, waartegen alle betrokken autoriteiten doeltreffende maatregelen moeten nemen;

32.  wijst op de nieuwe zuiveringswet, maar eveneens op de zorgen van de Commissie van Venetië en de Commissie van Helsinki ten aanzien van de grondwettigheid en het potentiële misbruik ervan;

33.  dringt aan op versterking van het mandaat van de commissie gegevensverificatie door alle noodzakelijke documenten van de inlichtingendiensten en contra-inlichtingendiensten permanent over te brengen naar de gebouwen van die commissie;

34.  herhaalt de aanbevelingen uit zijn voorgaande resolutie voor een krachtig maatschappelijk middenveld; dringt er bij de regering op aan om de belangrijke rol van het maatschappelijk middenveld en de meerwaarde ervan in het politieke debat te erkennen en vraagt de regering maatschappelijke organisaties actief in de dialoog over beleidsvorming te betrekken; benadrukt de cruciale rol die de maatschappelijke organisaties kunnen spelen om het EU-integratieproces transparanter en inclusiever te maken en ervoor te zorgen dat in dit verband beter verantwoording wordt afgelegd; stelt voor steun te bieden aan het maatschappelijk middenveld ter ondersteuning van de hieruit voortkomende initiatieven; is verheugd over de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de door het ministerie van Justitie opgerichte werkgroep over hoofdstuk 23, en spoort alle ministeries aan dit voorbeeld te volgen; dringt aan op een positief oordeel over het voorstel om maatschappelijke organisaties te selecteren om deel te nemen aan alle werkgroepen in het kader van het nationale programma voor het acquis;

35.  betreurt de geringe vorderingen bij de uitvoering van de tweede regeringsstrategie voor samenwerking met maatschappelijke organisaties en het bijbehorende actieplan, en is bezorgd over de ernstige vertraging die hierbij is opgelopen; maakt zich zorgen over de gebrekkige bereidwilligheid op dit gebied en het ontbreken van transparantie in begrotingssteun aan het maatschappelijk middenveld; is van oordeel dat het Open Government Partnership waarbij het land zich heeft aangesloten, een passend kader kan bieden voor het verbeteren van de situatie; is ingenomen met en dringt aan op het gebruik van indicatoren om de deelname van maatschappelijke organisaties te beoordelen, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 12 september 2012 met als titel "Aan de basis van democratie en duurzame ontwikkeling" (COM(2012)0492);

36.  herhaalt zijn verzoek aan de Commissie en de regering om akkoord te gaan met de reservering van een minimumbedrag van de volgende programmeringsperiode van het pretoetredingsinstrument zodat een betaling van 15 % aan niet-overheidsactoren kan worden gewaarborgd en ervoor te zorgen dat technische bijstand aan maatschappelijke organisaties door het maatschappelijk middenveld zelf wordt beheerd; pleit er bovendien voor dat het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) verder wordt toegepast om te helpen een streefwaarde van 9 % van de eigen begroting van het land via gedecentraliseerde regionale en lokale overheden te besteden;

37.  looft het land voor de eerder doorgevoerde hervormingen die het nationale rechtskader in overeenstemming met de internationale normen hebben gebracht; dringt er bij het land op aan de transparantie van de Raad van Justitie te vergroten om percepties dat deze beïnvloed wordt en onder druk werkt, te beperken; verzoekt de Commissie om de eerbiediging van de vonnissen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens met betrekking tot het land, in haar toekomstige voortgangsverslagen in aanmerking te nemen en te analyseren;

38.  is ingenomen met de acties om het professionalisme, de onafhankelijkheid en de doeltreffendheid van het justitieel apparaat te verbeteren, die met name hebben geleid tot de aanwerving van afgestudeerde studenten van de Academie voor rechters en openbare aanklagers voor deze functies, de voortzetting van het positieve afhandelingspercentage van de rechtbanken in het eerste halfjaar van 2013, en de verdere vermindering van de achterstand; dringt aan op de harmonisering van de jurisprudentie, teneinde de rechtspraak voorspelbaar te maken en het vertrouwen van het publiek te waarborgen;

39.  vraagt in het bijzonder om versterking van de staatscommissie ter voorkoming van corruptie, de anticorruptie-eenheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken, het openbaar ministerie voor de bestrijding van de georganiseerde misdaad en corruptie, en de overheidsdienst voor financiële controle in termen van begrotings-, materiële en personele middelen; benadrukt voorts de noodzaak om zich te concentreren op zaken betreffende corruptie op hoog niveau en om meer gebruik te maken van beschikkingen tot inbeslagneming en confiscatie van opbrengsten, en verlangt nadrukkelijk dat verdere inspanningen worden geleverd voor het instellen van een prestatiebalans inzake veroordelingen in zaken op hoog niveau; vraagt onafhankelijke maatschappelijke organisaties en de media om corruptie aan het licht te brengen en te pleiten voor onafhankelijke en onpartijdige onderzoeken en gerechtelijke procedures; is ingenomen met de aanhoudende, door het UNDP gesteunde inspanningen van de staatscommissie ter voorkoming van corruptie, voor het versterken van het preventieve aspect van de bestrijding van corruptie, door de introductie van alomvattende integriteitssystemen in negen testgemeenten; steunt het voornemen van de nationale autoriteiten om de wijziging van de wet inzake corruptiepreventie te voltooien, het concept van de integriteitssystemen landelijk in te voeren en systematische institutionele bescherming aan klokkenluiders te bieden;

40.  merkt op dat er nog steeds aan gewerkt wordt om de nationale inlichtingendatabank operationeel te maken en dringt er bij de autoriteiten van het land op aan hun inspanningen in dat opzicht te versnellen en het nationale coördinatiecentrum voor de strijd tegen de georganiseerde misdaad zo spoedig mogelijk op te richten, teneinde volledige steun te verlenen aan de bestrijding van georganiseerde misdaad, corruptie, fraude, witwassen van geld en andere ernstige misdrijven, met inbegrip van grensoverschrijdende misdrijven;

41.  geeft uiting aan zijn zorgen over het wijdverspreide en langdurige gebruik van voorarrest en de omstandigheden waarin gedetineerden worden vastgehouden; merkt op dat bij demonstraties soms sprake is van een buitensporige politieaanwezigheid; dringt aan op een evenredig beheer van de openbare orde en op de eerbiediging van het recht van vrije vergadering;

42.  is ingenomen met de nieuwe wet betreffende rechtsbedeling voor kinderen en vraagt om toereikende financiële middelen om deze wet ten uitvoer te leggen; blijft het gebrek aan gezondheidszorg en opleiding in jeugdgevangenissen betreuren;

43.  is ingenomen met het afnemende aantal kinderen in tehuizen, maar blijft zich zorgen maken over het hoge aantal nog altijd in instellingen verblijvende kinderen met een handicap; vraagt om verdere hervormingen van het systeem voor kinderbescherming en om versterkte capaciteiten van de sociale centra om steun te kunnen bieden aan kansarme gezinnen;

44.  is verheugd over de oprichting van de nationale jeugdraad en de inspanningen om ervoor te zorgen dat de raad breed opgezet en politiek onpartijdig is en volledig kan deelnemen als lid van het Europees Jeugdforum; verzoekt het agentschap voor jeugd en sport van het land om de activiteiten van de jeugdraad volledig te ondersteunen en eraan mee te doen;

45.  dringt er bij de regering op aan toereikende personele en financiële middelen toe te kennen aan de commissie voor de bescherming tegen discriminatie en aan de anti‑discriminatie-eenheid binnen het departement voor gelijke kansen; vraagt om maatregelen om de bewustwording in verband met gelijkheid en non-discriminatie te vergroten;

46.  is ingenomen met de heropening van het LGBTI-centrum in Skopje, na vijf afzonderlijke aanvallen op het centrum in de afgelopen twaalf maanden; is verheugd over de conclusies van de antidiscriminatiecommissie van het land waarin homofobie in schoolboeken wordt veroordeeld, en pleit ervoor dat deze op bredere schaal worden toegepast; vraagt in het bijzonder om een verbod op discriminatie op grond van seksuele geaardheid in arbeid; betreurt dat de antidiscriminatiewet nog steeds niet in overeenstemming is met het EU-acquis; herhaalt zijn oproep tot wijziging van deze wet om deze volledig in overeenstemming met het EU-acquis te brengen; veroordeelt alle geweld tegen de gemeenschap van lesbiennes, homoseksuelen, bi-, trans- en interseksuelen en verzoekt alle politieke leiders en de rest van de maatschappij hetzelfde te doen; dringt erop aan dat plegers van dergelijk geweld worden berecht; herinnert de regering en de politieke partijen eraan dat zij verantwoordelijk zijn voor het tot stand brengen van een cultuur van integratie en tolerantie;

47.  dringt er bij de autoriteiten op aan systematisch gegevens te verzamelen over buitengesloten en gemarginaliseerde groepen, waaronder straatkinderen, Roma-kinderen en personen met een handicap; betreurt dat er geen gegevens over haatmisdrijven worden verzameld; blijft zich zorgen maken over het aantal Roma-kinderen in scholen voor kinderen met speciale behoeften, maar is verheugd over het systeem van staatsbeurzen om Roma-kinderen in staat te stellen de middelbare school af te maken;

48.  blijft zich zorgen maken over de aanhoudende discriminatie van Roma; benadrukt in dat opzicht dat Roma-vrouwen te kampen hebben met dubbele discriminatie, op grond van geslacht en van het behoren tot een bepaalde etnische groep, hetgeen vaak hand in hand gaat met armoede; vreest dat deze sinds lange tijd erkende dubbele discriminatie wijdverspreid, diepgeworteld en alomtegenwoordig is; vraagt de autoriteiten om dit patroon te doorbreken, en dringt sterk aan op de proactieve tenuitvoerlegging van de strategie voor inclusie van de Roma-gemeenschap en op maatregelen om de toegang tot gezondheidszorg, onderwijs, werk, huisvesting en sociaal welzijn voor Roma te waarborgen;

49.  dringt er bij de regering sterk op aan het probleem van Roma zonder persoonlijke documenten op te lossen;

50.  vraagt de regering zijn inspanningen op te voeren om de status van de Roma- en Ashkali-vluchtelingen uit Kosovo te verbeteren;

51.  is verheugd dat het aantal vrouwelijke burgemeesters is gestegen van nul naar vier van de 81 burgemeesters in het land, evenals het aantal vrouwen in het parlement, hetgeen in overeenstemming is met de genderquota; maakt zich echter zorgen over aanhoudende praktijken van vrijwillige terugtrekking van vrouwen uit de politieke besluitvorming; is ingenomen met de veranderingen in de arbeidswet om betere rechtsbescherming te verschaffen aan vrouwen die zwanger of recentelijk bevallen zijn, maar maakt zich zorgen over de hoge werkloosheid onder vrouwen; is ingenomen met de aanneming van de strategie inzake gendergelijkheid, maar merkt op dat de openbare regelingen voor gendergelijkheid nog steeds niet goed werken, en vraagt de regering de werking ervan te verbeteren en de personele en financiële middelen ervoor te verhogen; vraagt de autoriteiten om op alle beleidsterreinen genderaspecten een plaats te geven, en om de steun en initiatieven te intensiveren die erop gericht zijn de bewustwording van gendergelijkheid te doen toenemen; betreurt dat het parlement belangrijke amendementen op de wet op zwangerschapsbeëindiging heeft aangenomen in een verkorte procedure, zonder een breder maatschappelijk debat;

52.  complimenteert de regering met het feit dat zij de macro-economische stabiliteit heeft weten te behouden en is ingenomen met de terugkeer van de groei; merkt echter op dat de inkomensconvergentie langzaam is verlopen en deelt de zorgen over de vraag of het streefpercentage van 2,6 % overheidstekort tegen 2016 zal worden behaald en hoe de openbare financiën zullen worden geconsolideerd; beveelt aan dat de Commissie het land de status van "werkende markteconomie" toekent;

53.  is verheugd over de stijging van het BBP met 2,9 % in reële termen in het eerste kwartaal van 2013, vergeleken met hetzelfde kwartaal in 2012; wijst op de tendens van positieve veranderingen op de arbeidsmarkt, met een stijging van het aantal werkenden in het eerste kwartaal van 2013 met 3,9 % ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2012, en een afname van het aantal werklozen op jaarbasis met 4,2 %; is ingenomen met het feit dat het land in het verslag van de Wereldbank "Doing Business" in de top 10 staat van landen in de wereld die de grootste vooruitgang hebben geboekt op zakelijk gebied en op het gebied van regelgeving;

54.  is verheugd over het feit dat de Commissie voornemens is met dit land en andere landen in de regio een speciale dialoog op te starten over werkgelegenheid en sociaal beleid; pleit voor maatregelen voor een gemoderniseerde arbeidswet die volledig in overeenstemming is met de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO); benadrukt dat het land de acht verdragen over de fundamentele arbeidsrechten van de IAO heeft geratificeerd; wenst dat de capaciteit van de sociale partners wordt versterkt en de arbeids- en vakbondsrechten worden gewaarborgd; deelt de zorg over het feit dat de hoge werkloosheid, met name onder kwetsbare groepen zoals jongeren en vrouwen, één van de grootste uitdagingen voor de regering blijft, en pleit voor krachtigere maatregelen ter bestrijding van de armoede, de hoge jeugdwerkloosheid en discriminatie;

55.  wijst op de maatregelen die door de autoriteiten van het land zijn genomen in verband met de recente gevallen van landbouwproducten die met hoge concentraties bestrijdingsmiddelen naar EU-landen zijn uitgevoerd; verzoekt de Macedonische autoriteiten met name de controles te intensiveren en beter na te gaan in hoeverre de fytosanitaire EU normen in het land worden nageleefd;

56.  betreurt het feit dat het land nog niet over een alomvattend klimaatbeleid beschikt, hoewel het zich heeft aangesloten bij de standpunten van de EU op het internationale toneel; verwacht dat de regering de noodzakelijke maatregelen zal nemen om de administratieve capaciteit te versterken voor de tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake klimaatverandering;

57.  merkt op dat aanzienlijke inspanningen nodig zijn op het gebied van het milieu, in het bijzonder wat betreft waterkwaliteit, natuurbescherming, het behoud van wilde dieren en planten, en de bestrijding van verontreiniging en risicobeheer in de industrie; pleit voor inspanningen om de wetgeving op deze gebieden ten uitvoer te leggen; onderstreept dat geen grote vooruitgang kan worden geboekt zonder dat de administratieve capaciteiten naar behoren worden versterkt; vraagt de regering de noodzakelijke maatregelen in dit verband te nemen;

58.  dringt er bij de regering op aan om de samenwerking met de EU in de energiesector voort te zetten binnen het kader van de energiegemeenschap;

59.  wijst erop dat het potentieel van het land op het gebied van hernieuwbare energiebronnen onderontwikkeld is, mede door omslachtige administratieve procedures en het elektriciteitstarief; vraagt de autoriteiten in dit verband de inspanningen op dit gebied op te voeren teneinde te voldoen aan de verplichting van de energiegemeenschap om de richtlijn betreffende hernieuwbare energie begin 2014 ten volle ten uitvoer te hebben gelegd;

60.  herhaalt zijn steun aan de visumliberaliseringsregeling voor de landen op de westelijke Balkan als een belangrijke pijler van hun Europese integratieproces; verzoekt de lidstaten hun asielprocedures te verkorten voor burgers van landen van de Westelijke Balkan die zonder visum binnen het Schengengebied kunnen reizen, als doeltreffend middel om het aantal ongegronde asielaanvragen te verminderen en tegelijkertijd asielzoekers nog altijd het recht te geven hun zaak in een volwaardig gesprek uiteen te zetten;

61.  herhaalt dat er een goed evenwicht moet blijven bestaan tussen legitieme maatregelen voor de bestrijding van illegale migratie en vermijding van het opstellen van etnische profielen of andere maatregelen die discriminerend kunnen zijn met betrekking tot het recht van vrij verkeer; looft de regionale samenwerking op het gebied van migratie en vluchtelingen; dringt er met klem op aan dat de huidige EU‑visumliberaliseringsregeling voor het land wordt behouden; meent dat het land als een "veilig land van herkomst" moet worden beschouwd, om procedures voor de behandeling van aanvragen sneller te laten verlopen; vraagt de regering het bestaande vrije visumregime met buurlanden te handhaven, en zijn inspanningen op te voeren om de sociale en economische situatie van minderheden te verbeteren en discriminatie of negatieve maatregelen zoals reisbeperkingen voor mensen wier asielaanvraag in de EU is afgewezen, te voorkomen;

62.  neemt kennis van de inspanningen van de regering om de lokale wegeninfrastructuur in het land opnieuw op te bouwen, met het doel het alternatieve toerisme te ontwikkelen en het leven van de burgers te verbeteren; dringt er in dit opzicht bij het land op aan om regionale ontwikkelingsprojecten in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) dynamischer te benaderen ter versterking van de grensoverschrijdende samenwerking en de banden tussen de landen in de regio, en om deel te nemen aan de ontwikkeling van een modern en milieuefficiënt spoorwegsysteem dat Zuidoost-Europa met de rest van het continent verbindt; vraagt om verdere ontwikkeling van het vervoersbeleid en de aanpassing ervan aan het acquis;

63.  neemt nota van de bijeenkomst van de ministers van Transport van het land en van Bulgarije op 28 november 2013 in Sofia, en hoopt dat de tijdens deze bijeenkomst bevestigde toezeggingen betreffende de voltooiing van de spoorweg tussen de twee landen, op korte termijn zullen worden nagekomen, hetgeen de regio nieuwe economische perspectieven zal bieden;

64.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, alsmede aan de regering en het parlement van het land.

(1) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0453.

Juridische mededeling - Privacybeleid