Resolutie van het Europees Parlement van 25 februari 2014 over het Europees semester voor economische beleidscoördinatie: jaarlijkse groeianalyse 2014 (2013/2157(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 136 juncto artikel 121, lid 2,
– gezien Verordening (EU) nr. 1175/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid(1),
– gezien Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten(2),
– gezien Verordening (EU) nr. 1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied(3),
– gezien Verordening (EU) nr. 1177/2011 van de Raad van 8 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten(4),
– gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden(5),
– gezien Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied(6),
– gezien zijn resolutie van 5 februari 2013 over betere toegang tot financiering voor kmo's(7),
– gezien de mededeling van de Commissie van 6 december 2012 met als titel "Actieplan ter versterking van de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking" (COM(2012)0722),
– gezien Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten in de eurozone(8),
– gezien Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit(9),
– gezien zijn resolutie van 23 oktober 2013 over het Europees Semester voor economische beleidscoördinatie: uitvoering van de prioriteiten voor 2013(10),
– gezien de mededeling van de Commissie van 13 november 2013 met als titel "Jaarlijkse groeianalyse 2014" (COM(2013)0800),
– gezien zijn resolutie van 21 mei 2013 over de strijd tegen belastingfraude, belastingontduiking en belastingparadijzen(11),
– gezien zijn resolutie van 12 december 2013 over een meetbaar en bindend engagement tegen belastingontduiking en belastingontwijking in de EU(12),
– gezien zijn resolutie van 12 december 2013 over voorbereidingen voor de bijeenkomst van de Europese Raad (19-20 december 2013)(13),
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en het advies van de Begrotingscommissie (A7-0084/2014),
A. overwegende dat de laatste najaarsprognose van de Commissie laat zien dat de reële groei van het bbp in de eurozone langzaam terugkeert en in 2014 naar verwachting 1,1% zal bedragen, de werkloosheid naar verwachting zal dalen en de inflatie naar verwachting ruim onder de 2 % zal blijven;
B. overwegende dat de groei in opkomende markten stagneert, terwijl deze krachtig blijft in de VS en positief blijft in Japan;
C. overwegende dat het Parlement van 20-22 januari 2014 een ontmoeting op hoog niveau heeft gehad met nationale parlementsleden (in de context van de Europese parlementaire week) om de jaarlijkse groeianalyse 2014 en de algemene economische beleidsdoelstellingen voor groei en banen te bespreken met de inzet om meer rekening te houden met de effectiviteit van beleid en de potentiële doorwerkeffecten in de EU;
D. overwegende dat de Commissie erkent dat het merendeel van de Europa 2020-doelstellingen zelfs in het meest optimistische scenario niet zal worden gehaald;
E. overwegende dat het Parlement verheugd is over de invoering van het instrument voor convergentie en concurrentievermogen, als onderdeel van de versterking van het bestuurskader;
1. constateert dat het economisch herstel in de EU op gang is gekomen maar nog broos is; onderstreept de noodzaak van groeivriendelijke begrotingsconsolidatie en benadrukt dat de inspanningen moeten worden ondersteund om conformiteit met het huidige economische bestuurskader te verzekeren enerzijds en te zorgen voor meer groei en werkgelegenheid op de middellange en lange termijn anderzijds;
2. is verheugd dat de noodzaak van groeivriendelijke begrotingsconsolidatie wordt erkend; dringt er bij de Commissie op aan om deze prioriteit om te zetten in concrete aanbevelingen aan de lidstaten en aan de EU als geheel, inclusief de lidstaten waarvoor een economisch aanpassingsprogramma geldt, zodat zij niet slechts de begrotingsconsolidatie aanpakken maar ook structurele hervormingen die leiden tot reële, duurzame en sociaal uitgebalanceerde groei, werkgelegenheid, versterkt concurrentievermogen en meer convergentie;
3. merkt op dat het oplopen van de obligatierenteverschillen de budgettaire manoeuvreerruimte in een aantal lidstaten significant heeft verkleind; merkt tevens op dat de monetairebeleidsbenadering van de Europese Centrale Bank (ECB) heeft geholpen om de obligatierenteverschillen te beperken; merkt op dat de ECB met behulp van prognoses ("forward guidance") dit beleid op de korte en middellange termijn zal voortzetten, en zo zal bijdragen tot een sterkere groei;
4. merkt op dat de Commissie de Europa 2020-doelstellingen in de landenspecifieke aanbevelingen op nationaal en Europees niveau in het oog houdt en zo zorgvuldiger let op de doelstellingen die zijn vastgesteld voor werkgelegenheid, O&O, onderwijs, armoede, hernieuwbare energie en emissiebeperking;
5. is van mening dat de gehele EU-economie haar kosten- en niet-kostenconcurrentievermogen binnen de mondiale economie verder moet versterken, met name door haar concurrentiekracht op de markten voor producten en diensten te vergroten om zo de productiviteit en grondstoffenefficiëntie te verhogen en de prijzen te drukken, en door ervoor te zorgen dat de arbeidskosten gelijke tred houden met de productiviteit en dat interne macro-economische onevenwichtigheden worden verminderd;
6. erkent de ambitieuze structurele hervormingen die ten uitvoer zijn gelegd door die lidstaten die ernstige moeilijkheden hebben ondervonden; spoort de lidstaten aan hun inspanningen voort te zetten; wijst erop dat de inspanningen voor structurele hervormingen vastberaden moeten worden voortgezet en moeten worden gemonitord teneinde de effectiviteit van de hervorming te verzekeren en voort te bouwen op de vooruitgang die is geboekt; dringt aan op de aanname en implementatie van structurele hervormingsprogramma's die convergentie en concurrentiekracht op nationaal en Europees niveau bevorderen, duurzame groei versterken en de werkgelegenheid stimuleren; onderstreept het belang van de vlotte en effectieve implementatie van programma's en schema's ter bestrijding van werkloosheid, met name onder jongeren;
7. benadrukt het belang van het op gang brengen of voortzetten van het proces van coherente en duurzame structurele hervormingen voor stabiliteit op de middellange en lange termijn; benadrukt dat de EU niet op algemene of arbeidskosten alleen kan concurreren, maar meer moet investeren in onderzoek, innovatie en ontwikkeling, onderwijs en vaardigheden en het efficiënte gebruik van hulpbronnen op zowel nationaal als Europees niveau;
8. herhaalt zijn vraag om een rechtshandeling inzake "convergentierichtsnoeren", goed te keuren volgens de gewone wetgevingsprocedure, waarin, voor een vaste periode, een zeer beperkt aantal doelen wordt vastgesteld voor de meest urgente hervormingsmaatregelen en zijn verzoek dat de lidstaten verzekeren dat de nationale hervormingsprogramma's worden opgezet op basis van voornoemde convergentierichtsnoeren en door de Commissie worden gecontroleerd; verzoekt de lidstaten van de EU zich ertoe te verbinden hun nationale hervormingsprogramma's volledig uit te voeren; stelt voor de lidstaten in dit kader de mogelijkheid te bieden met de EU-instellingen een "convergentiepartnerschap" aan te gaan, op grond waarvan voorwaardelijke financiering kan worden toegekend voor hervormingen; beklemtoont nogmaals dat een dergelijke intensievere economische samenwerking hand in hand dient te gaan met stimulerende financiële maatregelen; is van mening dat eventuele extra financiering of instrumenten, zoals een solidariteitsmechanisme, integraal deel moeten uitmaken van de EU-begroting, zonder dat de vastgestelde uitgavenrubrieken van het meerjarig financieel kader daarop van toepassing zijn;
9. is bezorgd over de algehele publieke en private schuldenlast van de lidstaten in de eurozone; wijst erop dat de EU een groeimodel op basis van excessieve schuldopbouw en hulpbronnenverbruik moet overstijgen;
10. verzoekt de lidstaten derhalve bij het ontwerpen van het economisch beleid en hervormingen bijzondere aandacht te besteden aan de jonge generatie van Europeanen en de gevolgen voor toekomstige generaties, zodat jongeren hun toekomst niet wordt ontnomen; benadrukt dat verdere inspanningen moeten worden gedaan om de langetermijneffecten van werkloosheid te bestrijden en in het bijzonder die van jeugdwerkloosheid;
11. is de instanties van de lidstaten die met succes macro-economische aanpassingsprogramma's of programma's voor de financiële sector ten uitvoer hebben gelegd erkentelijk;
12. merkt op dat een noodzakelijke voorwaarde voor het succes van financiële steunprogramma's een combinatie is van solidariteit en conditionaliteit, sterke eigen inbreng en de wil om te hervormen; dringt er echter bij de Commissie en de lidstaten op aan om financiële steun en het ad hoc systeem van de trojka in een verbeterde wettelijke structuur onder te brengen, overeenkomstig het kader voor het economisch bestuur van de EU en het communautair recht, en daarbij te zorgen voor democratische verantwoordingsplicht;
13. benadrukt dat de economische en monetaire unie (EMU) verre van voltooid is en herinnert de Commissie aan haar verplichtingen om de groei en de economische convergentie te verbeteren en het concurrentievermogen in de EU te versterken; is van mening dat dit het beste kan worden bereikt wanneer de Commissie eindelijk voorstellen zou indienen voor de voltooiing van de EMU volgens de lijnen die in haar blauwdruk voor een hechte economische en monetaire unie worden voorgesteld; merkt op dat de voltooiing van de EMU gebaseerd moet zijn op de communautaire methode;
14. erkent de resultaten van nieuwe en herziene financiële regelgeving van de EU bij het te boven komen van de financiële crisis; merkt op dat de voltooiing van de drie pilaren van de bankenunie en de implementatie van de nieuwe regels betreffende kapitaaleisen voor banken bijdragen aan het herstel van het vertrouwen in de veerkracht van de Europese bankensector;
15. is ingenomen met de verklaring van de Commissie dat het stimuleren van duurzame, slimme en inclusieve groei en het concurrentievermogen die leidt tot extra werkgelegenheid de topprioriteit is van de jaarlijkse groeianalyse 2014;
16. is het eens met de Commissie dat de lidstaten moeten doorgaan met het werken aan groeivriendelijke begrotingsconsolidatie; verzoekt de lidstaten hun belastingstelsels te vereenvoudigen, belastingen en sociale bijdragen te verlagen, met name voor lagere en middeninkomens, en de belastingdruk te verleggen van arbeid naar consumptie en activiteiten die schadelijk zijn voor het milieu om groei, particuliere investeringen en werkgelegenheid te stimuleren teneinde de consolidatie-inspanningen efficiënter te maken, en de investeringen in onderwijs, O&O en actief arbeidsmarktbeleid op te voeren;
17. moedigt lidstaten met een aanpassingsprogramma aan werk te maken van of door te gaan met de uitvoering van groeivriendelijke en duurzame structurele hervormingen die zijn gericht op het verwezenlijken van de Europa 2020-doelstellingen; spreekt zijn bezorgdheid uit over het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel met betrekking tot specifieke hervormingen in lidstaten met buitensporige begrotingstekorten of tekorten op de lopende rekening; acht het noodzakelijk om op alle fondsen die tijdens de periode 2014-2020 worden toegekend om de economische groei, de werkgelegenheid en strategische investeringen te stimuleren, met name het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, het beginsel van vervroegde boeking toe te passen en deze onmiddellijk ter beschikking te stellen;
18. benadrukt het belang van de monitoring en de uitvoering van de landenspecifieke aanbevelingen, multilaterale bewaking, de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken en intercollegiale toetsing als manieren om aan te zetten tot overleg en intercollegiale druk en zo een leidraad te bieden die kan helpen om ervoor te zorgen dat de hervormingen de nodige impuls krijgen en aanvaard worden;
19. wijst er nogmaals op dat een gebrek aan ambitieuze hervormingen om het concurrentievermogen van de Europese economieën te versterken en de houdbaarheid van de socialezekerheidsstelsels en de gezondheidszorgstelsels te waarborgen de toekomstige generaties met een zware last zal opzadelen; wijst erop dat het belangrijk is om buitensporige tekorten en onevenwichtigheden op de lopende rekening te herstellen;
20. wijst er nogmaals op dat zowel overheden als financiële instellingen in een lagegroeisituatie aanhoudend kwetsbaar zijn;
21. benadrukt dat structurele hervormingen moeten worden aangevuld met langetermijninvesteringen in onderwijs, onderzoek, innovatie en duurzame energie; is van mening dat publiek-private partnerschappen ook kunnen worden overwogen als een hulpmiddel om investeringen te bevorderen en te zorgen voor slimme en duurzame groei ter aanvulling op publieke investeringsprogramma's;
22. roept op tot het nemen van krachtiger en meer consistente maatregelen op basis van het uitvoerige Actieplan van de Commissie ter versterking van de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking; dringt er bij de Commissie op aan concrete en meetbare doelstellingen op te nemen in de Europa 2020-strategie;
23. benadrukt dat gebrekkige toegang tot financiering, met name voor kmo's, een van de grootste belemmeringen is voor de groei in de EU; is van mening dat meer alternatieven voor bankfinanciering nodig zijn door een betere efficiënte toewijzing van kapitaal via de kapitaalmarkt, stimulering van publieke investering op de lange termijn en een volledig gebruik van nieuwe innovatieve financiële instrumenten van de EU, ontworpen om de toegang voor kmo's tot de kapitaalmarkten te ondersteunen; is van mening dat de voltooiing van de bankenunie de toegang tot financiering moet verbeteren en een gelijk speelveld moet creëren als het gaat om de toegang van het mkb tot financiering; onderstreept de noodzaak om de administratieve rompslomp voor kleine en middelgrote ondernemingen verder te beperken en om bij de ontwikkeling van regelgeving voortdurend rekening te houden met het beginsel van proportionaliteit; gelooft dat de Europese Investeringsbank (EIB) een actievere rol kan spelen in het verschaffen van toegang tot financiering voor de reële economie; is van mening dat de voorstellen voor EIB-financiering tijdens de meest recente bijeenkomsten van de Raad, en met name de voorstellen met betrekking tot de financiering van het mkb, ambitieuzer kunnen en moeten;
24. herhaalt het belang van de voltooiing van de interne markt voor de groei in de EU; is van mening dat de lidstaten en de Commissie hun toezeggingen om de interne markt te voltooien, niet nakomen;
25. onderstreept het feit dat het gebrek aan een goed functionerende interne arbeidsmarkt en een duurzame aanpak van immigratie de groei in de EU belemmert; benadrukt de macro-economische voordelen voor de lidstaten om hun arbeidsmarkten te moderniseren en moedigt de Commissie en lidstaten aan specifieke maatregelen te overwegen om een succesvolle gemeenschappelijke arbeidsmarkt te stimuleren, gebaseerd op het vrije verkeer van werknemers, een daadwerkelijk gelijk speelveld en het beginsel van opwaartse sociale convergentie, en een modern, adequaat en inclusief immigratiebeleid vast te stellen, zowel op nationaal als op Europees niveau;
26. verzoekt de Commissie aan het Parlement uit te leggen welke specifieke maatregelen zij denkt te nemen om de doelstellingen van meer duurzame groei en een versterkt concurrentievermogen te stimuleren en te verwezenlijken;
27. is van mening dat de jaarlijkse groeianalyse in zijn geheel niet gedetailleerd genoeg is en niet voorziet in de middelen om de doelstellingen te bereiken;
28. neemt kennis van het waarschuwingsmechanismeverslag; wijst op de geleidelijke vermindering van interne onevenwichtigheden in de economie van de EU; vestigt ook de aandacht op de externe onevenwichtigheden, inclusief de excessieve handelstekorten en de afname van het aandeel in de exportmarkt in een meerderheid van de lidstaten;
29. wijst erop dat de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden tot doel heeft te voorkomen dat negatieve effecten van slecht ontworpen nationaal beleid overslaan op andere lidstaten in de eurozone; is bezorgd dat de Commissie bij haar interpretatie van het scorebord niet voldoende rekening houdt met het feit dat de eurozone en de lidstaten die daar deel van uitmaken onafhankelijke en open economieën zijn;
30. neemt kennis van de beoordeling van de Commissie dat een aantal belangrijke macro-economische onevenwichtigheden worden gecorrigeerd; wijst erop dat de Commissie, om het algehele concurrentievermogen van de EU verder te versterken, moet kijken naar het tekort op de lopende rekening van een lidstaat in verhouding tot de rest van de eurozone;
31. is bezorgd over het feit dat de meeste lidstaten nog steeds wereldwijd aan marktaandeel verliezen en een nettofinancieringstekort ten opzichte van het buitenland hebben; betreurt dat andere belangrijke kenmerken die een sterke invloed hebben op het concurrentievermogen zoals kapitaalkosten per eenheid product ondanks herhaalde verzoeken van het Parlement nog niet zijn opgenomen in het scorebord voor macro-economische onevenwichtigheden;
32. is nog steeds bezorgd over het gebrek aan vooruitgang bij het terugdringen van de excessieve particuliere schuldenlast; merkt op dat dit niet alleen een probleem vormt voor de financiële stabiliteit, maar ook het groeipotentieel van de EU beperkt;
33. wijst erop dat de aanhoudende situatie van buitengewoon lage rentetarieven het privéspaargeld van en de pensioenvoorzieningen voor Europese burgers steeds meer in het nauw brengen;
34. neemt nota van de eerste beoordeling van de Commissie van de ontwerpbegrotingsplannen van de lidstaten; onderstreept dat de evaluatie van ontwerpbegrotingsplannen het multilaterale toezicht en de monitoring van de begrotingssituatie van de lidstaten verbetert;
35. is bezorgd dat slechts twee lidstaten hun doelstelling voor de middellange termijn hebben behaald; roept lidstaten op door te gaan met hun inspanningen en om die zonodig te verhogen, aangezien een groeivriendelijke begrotingsconsolidatie in de lidstaten die niet aan de voorschriften voldoen, noodzakelijk is;
36. benadrukt dat het Europees semester op geen enkele wijze de prerogatieven van het Europees Parlement en die van de nationale parlementen in gevaar mag brengen; benadrukt dat er een duidelijk onderscheid moet zijn tussen EU-bevoegdheden en nationale bevoegdheden en dat het Parlement de instelling is waaraan op EU-niveau verantwoording moet worden afgelegd; dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor goede formele betrokkenheid van het Parlement bij alle stappen van het Europees semester, teneinde de democratische legitimiteit van de genomen besluiten te vergroten;
37. benadrukt de noodzaak om de democratische verantwoordingsplicht tegenover het Europees Parlement en de nationale parlementen te vergroten ten aanzien van belangrijke beleidsaspecten van de werking van de eurozone, zoals het Europees stabiliteitsmechanisme, de beslissingen van de Eurogroep en de monitoring en evaluatie van financiële ondersteuningsprogramma's; verzoekt de Commissie om een interne ex-postevaluatie van haar aanbevelingen en haar deelname aan de trojka uit te voeren en te publiceren;
38. wijst erop dat het grootste probleem in een aantal lidstaten het gegeven is dat de versnippering van de financiële markten resulteert in een gebrek aan financiering en in gestegen financieringskosten, met name voor kmo's; is van mening dat de ECB zijn pro-actievere rol in het ongedaan maken van deze versnippering moet blijven spelen en is van mening dat de EIB de financiering van het mkb, ondernemerschap, en export en innovatie verder kan stimuleren, omdat dit van cruciaal belang is voor economisch herstel;
EU-begroting
39. stelt vast dat de jaarlijkse groeianalyse 2014 nauwelijks verschilt van de editie van 2013; is dan ook wederom teleurgesteld dat de Commissie geen nieuwe voorstellen heeft ingediend over de mogelijke rol die de EU-begroting kan spelen in het stimuleren van groei en het scheppen van banen, teneinde de Europa 2020-doelstellingen te verwezenlijken;
40. betreurt het dat de Commissie er niet in is geslaagd om het Parlement een uitvoerig verslag te overleggen met betrekking tot de uitvoering van het Pact voor groei en banen, dat in juni 2012 is overeengekomen;
41. verzoekt de Commissie te zorgen voor een stelselmatig bijgewerkt scorebord inzake de uitvoering van de nieuwe programma's, dat vergelijking van lidstaten mogelijk maakt waardoor beter geïnformeerde besluiten over bestedingsprioriteiten kunnen worden genomen in het licht van waarneembare tendensen van de begrotingsautoriteiten;
42. benadrukt het feit dat het lage niveau van betalingskredieten en het krappe uitgavenmaximum voor betalingen een cruciaal probleem blijven voor de EU-begroting, en bijzonder negatieve gevolgen hebben voor het economisch herstel aangezien late betalingen vooral de rechtstreekse begunstigden schaden; onderstreept voorts dat dit lage niveau van betalingskredieten in de begroting van de EU volledig in strijd is met de tussen de medewetgevers overeengekomen maatregelen om de medefinancieringspercentages van in gedeeld beheer uitgevoerde EU-programma's tijdelijk te verhogen voor lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit; wijst met het oog op de uitvoering, nogmaals op de noodzaak van een ordelijk verloop van betalingen zodat een buitengewone verschuiving van nog betaalbaar te stellen bedragen ("RAL") naar de begroting van 2015 wordt voorkomen, en in dit verband, waar nodig, gebruik te maken van de verschillende flexibiliteitsmechanismen die in de MFK-verordening opgenomen zijn; is van plan zijn uitgebreide controle van de algehele situatie betreffende betalingen voort te zetten, met name in verband met het zeer hoge niveau van betalingen dat in verband met de voltooiing van de programma's van het voorgaande MFK nog nodig is;
43. betreurt andermaal dat de lidstaten hun bijdrage aan de EU-begroting blijven beschouwen als een aanpassingsvariabele voor hun consolidatie-inspanningen die vervolgens leidt tot een kunstmatige verlaging van het in de EU-begroting beschikbare volume aan betalingskredieten; verzoekt de Commissie om bij de beoordeling van de begrotingsplannen van de lidstaten met deze terugkerende en gevaarlijke tendens rekening te houden en concrete acties voor te stellen om deze ontwikkeling te keren;
44. herinnert aan zijn standpunt dat de begrotingen van de lidstaten kunnen worden ontlast met een nieuw stelsel van eigen middelen ter financiering van de Unie-begroting waarmee de bruto nationaal inkomen-afdrachten worden verminderd en de lidstaten de mogelijkheid wordt gegeven hun consolidatie-inspanningen te leveren zonder dat de EU-financiering van investeringen in herstel- en hervormingsmaatregelen in gevaar wordt gebracht; onderstreept dan ook het belang dat het Parlement toekent aan de instelling van de nieuwe groep op hoog niveau inzake de eigen middelen, die tot een daadwerkelijke hervorming van de EU-financiering moet leiden;
45. beklemtoont nogmaals dat intensievere economische samenwerking hand in hand dient te gaan met stimulerende maatregelen; is van mening dat eventuele extra financiering of instrumenten, zoals een solidariteitsmechanisme, integraal deel moeten uitmaken van de EU-begroting, zonder dat de vastgestelde uitgavenrubrieken van het MFK daarop van toepassing zijn;
o o o
46. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Europese Centrale Bank.