Resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2014 over de Europese Investeringsbank (EIB) - Jaarverslag 2012 (2013/2131(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het jaarverslag 2012 van de Europese Investeringsbank (EIB),
– gezien de artikelen 15, 126, 175, 208, 209, 271, 308 en 309 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en Protocol nr. 5 bij dit Verdrag betreffende de statuten van de EIB,
– gezien zijn resolutie van 26 oktober 2012 over innovatieve financiële instrumenten in de context van het volgende meerjarig financieel kader(1),
– gezien het verslag van zijn Commissie regionale ontwikkeling over risicodelingsinstrumenten voor lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit, zijn standpunt hierover van 19 april 2012(2) en met name het advies van zijn Commissie economische en monetaire zaken,
– gezien zijn resolutie van 7 februari 2013 over het jaarverslag 2011 van de Europese Investeringsbank(3),
– gezien het verslag van de voorzitter van de Europese Raad van 26 juni 2012 getiteld "Naar een echte economische en monetaire unie",
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 28 en 29 juni 2012 waarin met name een verhoging van het kapitaal van de EIB met 10 miljard euro in het vooruitzicht werd gesteld,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 27 en 28 juni 2013, waarin wordt verzocht op de totstandbrenging van een nieuw investeringsplan om kmo's te ondersteunen en financiering van de economie een impuls te geven,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 22 mei 2013, waarin de doelstelling is opgenomen om al het EU-beleid ter ondersteuning van concurrentie, banen en groei te mobiliseren,
– gezien de mededelingen van de Commissie over innovatieve financiële instrumenten: "Een kader voor de volgende generatie innovatieve instrumenten" (COM(2011)0662) en "Een proeffase voor het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties" (COM(2011)0660),
– gezien de kapitaalsverhoging van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), met name in verband met de kwestie van de betrekkingen tussen de EIB en de EBWO,
– gezien de beslissing om het toepassingsgebied van de EBWO uit te breiden tot het Middellandse Zeegebied,
– gezien het nieuwe memorandum van overeenstemming tussen de EIB en de EBWO dat op 29 november 2012 is getekend,
– gezien Besluit nr. 1080/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad(4) over het externe mandaat van de EIB voor 2007-2013,
– gezien de artikelen 48 en 119, lid 2, van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken (A7-0137/2014),
A. overwegende dat de EIB opgericht is bij het Verdrag van Rome en op grond van artikel 309 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie tot taak heeft een bijdrage te leveren, door een beroep te doen op de kapitaalmarkt en gebruik te maken van eigen middelen, aan de evenwichtige en ongestoorde ontwikkeling van de interne markt, met als doelstelling de prioriteiten van de Unie te verwezenlijken door economisch levensvatbare projecten voor EU-investeringen te selecteren;
B. overwegende dat in deze bijzonder moeilijke maatschappelijke en economische omstandigheden, gekenmerkt door bezuinigingen op overheidsbegrotingen, al het beleid en alle middelen van de EU, met inbegrip van die van de EIB, moeten worden ingezet om economisch herstel te ondersteunen en nieuwe groeimogelijkheden te vinden;
C. overwegende dat de EIB tevens fungeert als het financierende verlengstuk van en aanvulling op andere investeringsbronnen, door lacunes in de markt te dichten of te corrigeren;
D. overwegende dat de EIB de EU helpt bij de handhaving en versterking van haar concurrentiepositie op mondiaal niveau;
E. overwegende dat de EIB de hoeksteen van het EU-beleid en de katalysator van de ontwikkeling daarvan zal blijven, door voor de voortdurende aanwezigheid van de overheidssector te zorgen, investeringsmogelijkheden te bieden, en tegelijkertijd de optimale integratie en uitvoering van de EU 2020-vlaggenschipinitiatieven te waarborgen;
F. overwegende dat de EIB, als een essentieel instrument voor stabiliteit, een anticyclische rol zal spelen, en als een betrouwbare partner zal optreden voor deugdelijke projecten in de hele EU en daarbuiten;
G. overwegende dat de EIB de voornaamste stuwende krachten van de groei en werkgelegenheidsdoelstellingen in de Europa 2020-strategie ondersteunt, zoals groei stimulerende infrastructuur, grensverleggende innovatie en concurrentievermogen;
H. overwegende dat het uiterst belangrijk is dat de EIB haar AAA-kredietstatus handhaaft, om de toegang tot de internationale kapitaalmarkten met optimale financieringsvoorwaarden te behouden, met de daaruit voortvloeiende positieve gevolgen voor de belanghebbenden en de duur van projecten;
I. overwegende dat in juni 2012 de Europese Raad een Pact voor groei en banen heeft gelanceerd bestaande uit een reeks beleidslijnen gericht op de stimulering van slimme, duurzame, inclusieve, hulpbronnenefficiënte en banenscheppende groei;
J. overwegende dat het gebruik van innovatieve financiële instrumenten wordt gezien als een manier om het toepassingsgebied van bestaande instrumenten uit te breiden, zoals subsidies, en om de algemene effectiviteit van de EU-begroting te verbeteren;
K. overwegende dat het essentieel is om de normale kredietverlening aan de economie te herstellen en het financieren van investeringen te vergemakkelijken;
L. overwegende dat internationale financiële instrumenten een nieuwe ruimte bieden voor mogelijkheden tot samenwerking tussen alle institutionele spelers en echte schaalvoordelen opleveren;
M. overwegende dat de verrichtingen van de EIB buiten de EU op ondersteuning van het externe beleid van de Unie gericht zijn, met EU-doelstellingen moeten stroken en deze moeten bevorderen in overeenstemming met de artikelen 208 en 209 VWEU;
N. overwegende dat de activiteiten van de EIB worden aangevuld met specifieke instrumenten van het Europees Investeringsfonds (EIF), die gericht zijn op het verschaffen van risicofinanciering ten behoeve van kmo's en startende bedrijven, en microfinanciering;
O. overwegende dat de kapitaalsverhoging de balans van de EIB heeft versterkt, en ambitieuze doelstellingen voor operationele leningen mogelijk maakt;
P. overwegende dat specifieke inspanningen zijn gedaan om tot meer gezamenlijke interventies te komen (combinatie van EIF-garanties met leningen van de EIB aan kmo's);
Beleidskader en richtsnoeren voor het optreden van de EIB
1. is verheugd over het jaarverslag 2012 van de EIB en de verwezenlijking van het goedgekeurde werkprogramma tot financiering van ongeveer 400 projecten in meer dan 60 landen met een bedrag van 52 miljard EUR;
2. is ingenomen met de goedkeuring door de Raad van Gouverneurs van een kapitaalverhoging van 10 miljard EUR die 60 miljard EUR extra (vergroting van 49% van de kredietdoelstellingen) voor langetermijnleningen in de EU in de periode 2013-2015 mogelijk maakt;
3. vraagt de EIB om aan de beoogde doelstellingen in verband met zijn extra activiteiten vast te houden en voor de vermelde periode 180 miljard EUR aan extra investeringen in de hele EU vrij te maken;
4. herinnert eraan dat voor projecten in de EU de vooruitzichten met name interessant zijn in een aantal prioritaire thematische gebieden van de Europa 2020-strategie: innovatie en vaardigheden, met inbegrip van pakketten op het gebied van koolstofarme infrastructuur, investeringen in kmo's, cohesie, energie- en hulpbronnenefficiëntie (waaronder de omschakeling naar een koolstofarme economie); stelt vast dat deze aandachtsgebieden in het werkprogramma voor 2013-2015 van de EIB-groep naar behoren zijn aangegeven en is ingenomen met de toekenning van een extra 60 miljard EUR aan kredietverleningscapaciteit om hun uitvoering te financieren;
5. is er evenwel van overtuigd dat binnen deze breed geformuleerde prioriteiten meer aandacht moet worden besteed aan investeringen in groei en werkgelegenheid op de lange termijn en aan het genereren van een duurzame en zichtbare impact op de reële economie, en verzoekt met het oog daarop om een uitgebreide evaluatie met betrouwbare cijfers over de gevolgen van de kredietverlening van de EIB voor de banengroei op de lange termijn, en haar impact op de economie, op alle gebieden na de financiële crisis;
6. is verheugd over het van start gaan van de faciliteit voor groei en werkgelegenheid, die het de EIB mogelijk zal maken om meer diepgaand de effecten van de door hem gefinancierde projecten op de werkgelegenheid en groei te monitoren;
7. verzoekt de EIB de steun aan de langetermijnprioriteiten van de EU voor economische en maatschappelijke cohesie, groei en werkgelegenheid, milieuduurzaamheid, klimaatactie en hulpbronnenefficiëntie, voort te zetten met de verdere ontwikkeling van nieuwe financiële en niet-financiële instrumenten die zijn bedacht om zowel marktinefficiënties op de korte termijn als de structurele tekorten van de EU-economie op de lange termijn aan te pakken;
8. spoort de EIB aan memoranda van overeenstemming uit te werken en met regionale ontwikkelingsbanken te sluiten die in zijn regio van activiteit actief zijn, teneinde synergie-effecten tot stand te brengen en risico's en kosten te delen, en voor voldoende leningen voor de reële economie te zorgen;
9. is van mening dat het Pact voor groei en werkgelegenheid een belangrijk maar onvoldoende antwoord is op de uitdagingen waarmee de EU geconfronteerd wordt en merkt op dat de kapitaalsverhoging van de EIB en intensiever gebruik door de Commissie en de EIB van gezamenlijke risicodelingsinstrumenten, gekoppeld aan synergieën tussen bijzondere activiteiten van de EIB en de EIF, cruciaal zijn voor zijn succes;
10. verzoekt de EIB voorrang te geven aan de financiering van projecten die belangrijke bijdrage leveren aan economische groei;
11. herinnert eraan dat de Commissie, samen met de EIB, een verslag heeft uitgebracht over de mogelijkheden en gerichte prioriteiten die in het kader van de tenuitvoerlegging van het Pact voor groei en werkgelegenheid dienen te worden geïdentificeerd, met name wat betreft de infrastructuur, energie-efficiëntie en efficiënt gebruik van hulpbronnen, de digitale economie, onderzoek en innovatie en kmo's; verzoekt op grond van dit verslag, om een politiek debat in het Parlement dat wordt bijgewoond door de voorzitters van de Europese Raad en de Commissie en de president van de Europese Investeringsbank;
12. uit zijn bijzondere bezorgdheid over het feit dat in programmalanden (Griekenland, Ierland, Portugal, Cyprus) in 2012 de financiering beperkt bleef, tot grofweg ongeveer 5% van de totale EIB-investeringen; stelt vast dat de investeringsdoelstellingen van de EIB voor 2013 in programmalanden tot 5 miljard EUR belopen, op het totale EU-streefcijfer van 62 miljard EUR;
13. is bezorgd dat de EIB bij haar kredietverlening een enigszins risicomijdend beleid heeft gevoerd en daarmee het aantal potentiële kredietnemers dat voldoet aan de kredietverleningsvereisten beperkt heeft en als gevolg hiervan de toegevoegde waarde van leningen heeft beperkt;
14. verlangt van de EIB dat deze zijn interne capaciteit om risico te nemen vergroot door ervoor te zorgen dat zijn risicobeheersystemen aan de huidige omstandigheden zijn aangepast;
15. erkent dat het voor de EIB cruciaal is om zijn AAA-kredietstatus te behouden teneinde zijn financiële kracht en capaciteit te handhaven om geld in de reële economie te injecteren; dringt er echter bij de EIB en het EIF op aan te overwegen hun aandeel in meer risicovolle activiteiten te verhogen, teneinde een redelijk kosten-batenperspectief te verzekeren;
16. neemt kennis van de verhoging van de doelen van de EIB voor risicovolle bijzondere activiteiten tot 6 miljard in 2013, de verhoging van de financiering van initiatieven voor risicodeling en kredietverbetering tot 2,3 miljard EUR, alsook de recente instelling van het Initiatief voor groeifinanciering (Growth Financing Initiative), dat de toegang tot financiering voor innovatieve midcapbedrijven vergemakkelijkt;
17. verzoekt de EIB zijn activiteiten uit hoofde van het risicokapitaalmandaat en het door de EIB aan het EIF verstrekte mandaat mezzanine voor groei, te intensiveren;
18. is ingenomen met de verhoging van 1 miljard EUR van het door de EIB gefinancierde risicokapitaalmandaat van het EIF, met name gericht op meer risicovolle mezzaninefinanciering als onderdeel van de gezamenlijke verrichtingen van EIB en EIF om financieringsbeperkingen voor nieuwe plannen voor innovatie en groei van Europese middelgrote ondernemingen, aan te pakken;
19. nodigt de EIB uit om meer proactief zijn technische expertise te verstrekken op alle belangrijke gebieden van activiteiten met een hoog groeipotentieel in alle lidstaten; herinnert eraan dat technisch en financieel advies een efficiënt middel is om te helpen bij de oplevering van projecten en om de betalingen en werkelijke investeringen te versnellen; is dan ook van mening dat EIB-expertise zou moeten toenemen en in een vroeg stadium beschikbaar moet worden gesteld aan door de EU en de EIB medegefinancierde projecten, en in beoordelingen vooraf van grootschalige projecten, ook in het kader van de Gezamenlijke ondersteuning van projecten in de Europese regio’s (het Jaspers-instrument);
20. dringt er bij de EIB op aan om, in de huidige context van in vele landen hachelijk lage absorptiepercentages, de inspanningen ter ondersteuning de absorptiecapaciteit van lidstaten van EU-middelen, zoals structuurfondsen, te verhogen, door meer aanvullende instrumenten van gezamenlijke risicodeling te ontwikkelen en reeds door de EU-begroting gefinancierde instrumenten aan te passen;
21. verzoekt de lidstaten, in voorkomend geval, met de Commissie er voor te zorgen dat een deel van hun toewijzing uit de structuurfondsen wordt gebruikt om het risico van het EIB-krediet te delen en kredietgaranties te verlenen voor kennis en vaardigheden, hulpbronnen- en energie-efficiëntie, strategische infrastructuur en toegang tot financiering voor kmo's;
22. uit zijn waardering dat niet gebruikte structuurfondsmiddelen nu als een speciaal garantiefonds voor EIB-leningen kunnen worden gebruikt, met name in Griekenland;
23. stelt vast dat in 2012 de bank structuurprogrammaleningen met een waarde van 2,2 miljard EUR heeft afgesloten, waarmee steun mogelijk is geworden voor talrijke kleine en middelgrote regelingen die overeenkomen met de prioriteiten van het cohesiebeleid in verschillende sectoren;
24. verzoekt de EIB, in het licht van de verschillende economische en financiële voorwaarden die binnen de EU gelden, in nauwe samenwerking met de lidstaten resultaatgerichte investeringsplannen te ontwikkelen die op de juiste wijze zijn afgestemd op nationale, regionale en lokale prioriteiten voor groei, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de horizontale prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse en het Europees semester voor economisch bestuur;
25. spoort de bank aan de mogelijkheden te onderzoeken voor een grotere betrokkenheid door middel van een proactieve deelname aan partnerschapsovereenkomsten tussen de Commissie en lidstaten;
26. constateert de afname van het aantal publiek-private partnerschappen (PPP) tijdens en na de crisis, en brengt de bijzonder belangrijke rol in herinnering die zij bij investeringen, met name in vervoersnetwerken, in onderzoek en innovatie, spelen; wijst erop dat de markt voor PPP's in de EU weliswaar in waarde gestegen is, maar dat er aanzienlijk minder transacties geregistreerd zijn;
27. is van mening dat staatsgaranties (SG's) waardevolle instrumenten zijn in de aanpak van marktonvolkomenheden die de totstandbrenging van PPP-programma's en projecten kunnen afremmen; verzoekt, gezien de expertise van de EIB op dit gebied, om zijn grotere deelname in de kredietgaranties die de PPP's via de SG's verstrekt worden;
28. is bovendien van oordeel dat de capaciteit van de EIB tot adviesverlening die gebaseerd is op de in het Europees PPP-expertisecentrum (EPEC) opgedane ervaringen, kan worden ingezet voor gerichte technische en gespecialiseerde bijstand op regeringsniveau, en in voorkomend geval op regionaal niveau, teneinde deugdelijke beoordelingen te vergemakkelijken van de voordelen van een staatsgarantie binnen een PPP-programma;
29. herinnert aan de door de EIB en de Commissie met steun van de lidstaten in 2012 gestarte proeffase van het initiatief inzake projectobligaties, dat is gericht op het stimuleren van de financiering van belangrijke infrastructuurprojecten door het aantrekken van institutionele beleggers;
30. is ingenomen met het eerste halfjaarlijkse verslag van de proeffase inzake projectobligaties, dat melding maakt van de goedkeuring van negen projecten in zes landen; dringt erop aan het gebruik van dergelijke obligaties voort te zetten en uit te breiden, en de doelmatigheid ervan stelselmatig te beoordelen, teneinde rendabele investeringen te bevorderen in schuldinstrumenten die ertoe leiden dat particulier kapitaal gebruikt wordt voor nuttige infrastructurele projecten op het gebied van vervoer, energie en ICT, met name projecten met een grensoverschrijdend karakter; is evenwel van oordeel dat de EIB de selectie van de projecten waarin ze wil investeren moet verbeteren, en daarbij met name een veiligheids- en risicoprofiel van de projecten moet maken; herinnert eraan dat de EU-begroting 230 miljoen EUR bijdraagt ter ondersteuning van de kredietverhoging van de EIB voor infrastructurele investeringen in de vervoers-, energie- en communicatiesectoren;
31. verlangt dat het tijdig en op deugdelijke wijze geïnformeerd wordt over de geselecteerde projecten;
32. merkt bezorgd op dat er nog een aantal belangrijke knelpunten zijn (zoals de omzetting van belangstelling in toezeggingen, beperkte ervaring bij aanbestedende autoriteiten met obligaties, aarzeling bij institutionele beleggers om zich te verbinden, zorgen van sponsors over kosten); nodigt de bank uit de mogelijkheid van het gezamenlijk investeren in vroegtijdige obligatieovereenkomsten serieus te overwegen, teneinde investeerders en sponsoren gerust te stellen; verzoekt de EIB ervoor te zorgen dat het initiatief inzake projectobligaties strookt met de klimaatdoelstelling van de EU voor de lange termijn, dat wil zeggen gericht is op koolstofarme infrastructuur;
33. uit zijn bezorgdheid over de projectprestaties in het kader van het Castorproject; verzoekt de bank gegevens over de kwaliteit van zijn zorgvuldigheidsonderzoek te overleggen en informatie te verstrekken of de uitgevoerde geologische studies de mogelijkheid aangeven van eventuele seismische risico's, wat het percentage daarvan was en hoe die zijn aangepakt;
34. ziet uit naar de definitieve versie van het evaluatieverslag van de PBI-proeffase, die in 2015 wordt verwacht;
35. is ingenomen met het nieuwe energiebeleid van de EIB, met nieuwe kredietverleningscriteria voor energieprojecten die het EU-beleid inzake energie en klimaat weergeven alsook hedendaagse investeringstendensen; verlangt dat EIB-investeringen op energiegebied bekend worden gemaakt en op jaarlijkse basis worden geanalyseerd, om te laten zien welke energiebronnen door de EIB worden gesteund; wenst echter te benadrukken dat het investeringsbeleid van de EIB nog veel meer gericht moet zijn op duurzame projecten; wijst er niettemin in dit verband op dat een alomvattend plan moet worden voorgelegd voor het geleidelijk afschaffen van leningen voor projecten met niet-hernieuwbare energie;
36. is verheugd over de invoering van een nieuwe prestatienorm voor emissies door het EIB, die zal worden toegepast op alle projecten die fossiele brandstoffen genereren teneinde investeringen uit te filteren waarvan de verwachte koolstofemissies boven een drempelwaarde uitkomen; vraagt het bestuur van de EIB om de emissieprestatienorm te blijven evalueren en in de toekomst striktere verplichtingen te overwegen;
37. dringt er bij de bank op aan, met het oog op het klimaatpakket voor 2030, met inbegrip van de prioriteiten op het gebied van koolstofverlaging, zijn inspanningen ten aanzien van koolstofarme investeringen te verhogen en te werken aan beleid met ambitieuzere klimaatdoelstellingen; verzoekt de EIB een klimaatevaluatie uit te voeren en al zijn activiteiten in 2014 te herzien, wat resulteert in een vernieuwd klimaatbeschermingsbeleid, bijvoorbeeld door projectbeoordeling en een geïntegreerde aanpak om sectorspecifiek beleid in sleutelsectoren slim te combineren; verzoekt de EIB deze herziening als bijlage bij zijn volgende jaarverslag te voegen;
38. wijst nogmaals op de belangrijke rol van de EIB bij de financiering van publieke en particuliere investeringen in energie-infrastructuur en bij de ondersteuning van projecten die bijdragen aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de EU op het gebied van klimaat en energie; herinnert aan zijn resolutie in 2007 waarin werd opgeroepen om projecten op het gebied van fossiele brandstoffen niet meer met overheidsgeld te financieren en openbare investeringen meer op energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen te richten; is van oordeel dat de EIB, in samenwerking met de Commissie, overeenkomstig de internationale en EU-klimaatveranderingsdoelstellingen en de hoogste internationale normen, zijn strategie op het gebied van klimaatverandering ten aanzien zijn financieringsverrichtingen voor eind 2015 moet bijwerken;
39. dringt erop aan de EIB meer middelen en kennis ter beschikking te stellen voor aanpassing aan de klimaatverandering;
40. verlangt dat de EIB de hand houdt aan de hoogste internationale normen inzake waterkracht, namelijk de richtsnoeren van de Wereldcommissie voor dammen en het protocol voor de beoordeling van de duurzaamheid van waterkrachtprojecten (Hydropower Sustainability Assessment Protocol), wat inhoudt dat de EIB alleen investeert in landen die een wetgevingskader hebben ingevoerd dat in procedures voor ruimtelijke energieprojecten (met inbegrip van verboden gebieden) voorziet, dat negatieve gevolgen voor ecosystemen en lokale gemeenschappen naar behoren worden geëvalueerd, voorkomen, beperkt en gemonitord en dat projecten niet worden uitgevoerd in of dichtbij beschermde gebieden of op riviervakken die zich in een goede ecologische toestand bevinden;
41. verzoekt de EIB de visie en de doelen van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 – "Onze levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal" – in zijn projecten te integreren;
Versterking van het scala aan steunmaatregelen voor kmo's en midcap-ondernemingen
42. brengt in herinnering dat kmo's beschouwd worden als de ruggengraat van de EU-economie en de belangrijkste motor zijn van Europese groei en werkgelegenheid, en goed zijn voor meer dan 80% van de werkgelegenheid in de particuliere sector;
43. is, met het oog op de verhoging van de kredietverleningsactiviteiten in de EU, ingenomen met de bijzondere aandacht voor de verbetering van de toegang tot financiering voor kmo's, en is dan ook verheugd dat de EIB-groep beoogt voor 2013 meer dan 19 miljard EUR aan kredieten voor kmo's in de EU te verlenen;
44. verzoekt in dit verband ook de Raad snel akkoord te gaan met de gemeenschappelijke initiatieven van de EIB en de Commissie, en de voor kmo’s bestemde middelen op de EU-begroting snel vrij te geven, alsook de samenwerking met de ECB krachtdadiger ter hand te nemen, teneinde de financieringsbeperkingen voor kmo’s te elimineren; wijst erop dat het grootste probleem in een aantal lidstaten het gegeven is dat de versnippering van de financiële markten resulteert in een gebrek aan financiering en in hogere financieringskosten, met name voor kmo's; vraagt de EIB zich bij haar inspanningen vooral te richten op het ongedaan maken van deze versnippering, teneinde financiering vrij te maken voor kmo's, ondernemerschap, en export en innovatie, hetgeen van cruciaal belang is voor economisch herstel;
45. is verheugd over de verhoogde kredietverlening aan kmo's van de banken door de opleving van de securisatiemarkt voor kmo's die met het nieuwe ABS-initiatief van de EIB-groep teweeg is gebracht; nodigt de EIB uit om een marktanalyse uit te voeren met het oog op een betere afstemming van dit product van de EIB op de behoeften van de betrokkenen; is ingenomen met de verhoging van de kredietverleningscapaciteit van het EIF door een kapitaalverhoging en de uitbreiding van zijn mandaat en verzoekt de EIB en de Commissie dit proces uiterlijk begin volgend jaar af te ronden;
46. steunt de initiatieven van de EIB-groep inzake innovatieve financiering van kmo's en midcap-ondernemingen via de inzet van kapitaalfondsen en risicodelingsinstrumenten in het kader van de financiële instrumenten Horizon 2020 en COSME, teneinde banken ertoe aan te zetten financiële middelen via leningen en garanties ter beschikking te stellen, en de beschikbaarheid van langetermijnrisicokapitaal te waarborgen;
47. schaart zich achter het gezamenlijk initiatief van de Commissie en de EIB tot financiering van kmo's op grond van het nieuwe MFK, waarbij EU-middelen uit hoofde van de programma's COSME en Horizon 2020 worden samengevoegd, met maximaal 8,5 miljard EUR aan middelen die toegewezen worden aan de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), teneinde aanvullende leningen voor kmo's te verzorgen;
48. vraagt de lidstaten actief deel te nemen, door met hun toewijzingen uit de ESIF bij te dragen aan de gezamenlijke instrumenten, teneinde op hun grondgebied de kredietverlening aan kmo's te stimuleren, en daarmee de algemene hefboomeffecten te vergroten;
49. spoort de EIB aan het initiatief inzake handelsfinanciering uit te breiden; is van mening dat dit garantiemechanisme voor kmo's van essentieel belang is en op grotere schaal binnen de EU moet worden toegepast, daar waar de behoefte daaraan het grootst is; verzoekt de EIB een eigen programma voor handelsbevordering te ontwikkelen; verzoekt de EIB in dit verband als eerste stap maatregelen te treffen die voor de garanties zorgen die ondernemingen nodig hebben om hun volledige exportpotentieel te benutten;
50. is ingenomen met de aandacht die de EIB aan de regionale en lokale dimensie besteedt en roept de lidstaten op ten volle gebruik te maken van financiële instrumenten onder gedeeld beheer zoals het programma Jeremie en regionale fonds-tot-fondsregelingen die kapitaalfinanciering voor lokale kmo's verzorgen;
51. is ingenomen met de evaluatie ex-post van de EIB-kredietverlening via intermediairs aan kmo's in de EU in de periode 2005-2011; onderkent dat in de periode 2005-2012 de EIB op dit gebied 64 miljard EUR aan leningen voor ongeveer 370 financiële instellingen in de EU-27 beschikbaar heeft gesteld; merkt op dat eind 2012 van deze middelen 53 miljard EUR is betaald aan financiële instellingen die, op hun beurt, bijna 48 miljard EUR aan kmo's hebben geleend via ongeveer 300 000 subleningen;
52. merkt op dat uit de evaluatie blijkt dat de EIB-kredietverlening via intermediairs aan kmo's voldoet aan de EU-doelstellingen; vraagt niettemin om een betere beoordeling van de complementariteit van het EIB-product en de nationale beleidsmixen, teneinde de relevantie van de verrichting verder te vergroten; verzoekt de EIB voorstellen in te dienen om het effect van het product L4SME zodanig te verhogen dat het, in plaats van een breed spectrum van kmo's te financieren, kan worden gebruikt voor het aanvullen van specifieke tekorten, en zodoende de bijdrage van de EIB aan groei en werkgelegenheid te optimaliseren;
53. stelt bezorgd vast dat de EIB-leningen tijdens de verslagperiode "enig" effect hadden op groei en werkgelegenheid, maar met grote verschillen tussen landen (slechts een derde van de kmo's dankte de omzetgroei aan de EIB-financiering); is bezorgd dat er slechts beperkte aanwijzingen zijn dat de EIB-leningen hebben geholpen bij het behoud van werkgelegenheid; stelt vast dat het relatieve effect op groei en werkgelegenheid groter was in de nieuwe lidstaten; erkent echter dat de financiële en economische crisis in de verslagperiode viel en dat het verhoudingsgewijs kleine aantal nieuwe banen werd gecreëerd ondanks een dalende werkgelegenheid;
54. uit zijn bezorgdheid dat, voor het merendeel van de verrichtingen, EIB-financiering lijkt te zijn gebruikt voor steun aan succesvolle kmo's en niet voor het financieren van tekorten; merkt evenwel op dat meer dan 80 % van de kmo's die gefinancierd zijn, ondernemingen met minder dan 50 werknemers zijn, wat aantoont dat de EIB ook kleinere bedrijven in het midden- en kleinbedrijf weet te bereiken;
55. vraagt de EIB de subsidiabiliteitscriteria volledig toe te passen teneinde meer invloed te hebben op de selectie van begunstigden van de financiering;
56. nodigt de EIB uit om projecten met een hogere toegevoegde waarde en meer risico te identificeren en te selecteren, met name onderzoeks-, ontwikkelings-, en innovatieprojecten op het gebied van prioritaire technologie die door startende ondernemingen, micro-ondernemingen, coöperaties, bedrijfsclusters, kmo's en midcap-ondernemingen uitgevoerd worden;
57. benadrukt de noodzaak om potentiële beleggers en begunstigden beter te informeren over het bestaan van innovatieve financiële instrumenten, en hun kennis daarvan te vergroten; spoort aan tot de vorming van een communicatiebeleid dat de zichtbaarheid vergroot van de verschillende acties die de EU via de EIB met deze nieuwe financiële instrumenten uitvoert; benadrukt bovendien dat gezorgd moet worden voor brede en stelselmatige toegang tot informatie over projecten, alsmede voor een grotere betrokkenheid van begunstigden van projecten en het plaatselijk maatschappelijk middenveld, hetgeen mogelijk kan worden gemaakt via met EIB-middelen gefinancierde investeringen;
58. verzoekt de EIB een actieplan op te stellen ter vereenvoudiging van de toegang van kmo's tot informatie en financiering, waarin bijzondere aandacht wordt geschonken aan de administratieve formaliteiten met betrekking tot de toegang tot financiering;
59. herinnert eraan dat kredietverlening via intermediairs meer dan 20% van de totale jaarlijkse kredietverlening van de EIB uitmaakt;
60. herhaalt met bezorgdheid dat een aanzienlijk aantal vraagstukken op dit gebied nog steeds niet zijn opgelost, met name het gebrek aan transparantie (in het bijzonder wat betreft de informatie over de eindbegunstigden), de moeilijkheid om de economische en maatschappelijke effecten van de leningen te beoordelen (dat tot een minder gerichte benadering leidt) en de gebruikmaking, via het uitbesteden van verantwoordelijkheden, van derde partijen voor het uitvoeren van het zorgvuldigheidsonderzoek; dringt er bij de bank op aan nadere informatie te verstrekken over de manier waarop deze kwesties versneld zullen worden aangepakt en verzoekt om een door de EIB samen met de Commissie vast te stellen lijst van strenge criteria voor de selectie van financiële tussenpersonen, en deze lijst openbaar te maken;
61. verzoekt de EIB met klem om een actuele en volledige evaluatie uit te voeren van de wijze waarop de financiële crisis de eindontvangers van de EIB-financiering heeft getroffen, en om een grondige beoordeling van de effecten en de impact van de financiële crisis op de huidige situatie van de door de bank ingeschakelde financiële tussenpersonen, zowel binnen als buiten de EU;
62. vraagt de EIB ervoor te zorgen dat zijn doel wordt verwezenlijkt om alleen al in 2013 voor ongeveer een half miljoen personen banen te scheppen door kredietverlening aan projecten op het gebied van infrastructuur, hulpbronnenefficiëntie en kenniseconomie;
63. merkt op dat vanwege de moeilijke economische omstandigheden en striktere voorwaarden op de kredietmarkten, de financieringsbeperkingen voor bedrijven en de openbare sector de banengroei voor jongeren afremmen en de mogelijkheden voor de verbetering van beroepsopleidingen beperken;
64. is van oordeel dat het EIB-programma inzake jeugdwerkgelegenheid (met een kredietvolume van 6 miljard EUR), bestaande uit de onderdelen banen voor jongeren en investeren in vaardigheden, van het grootste belang is voor de aanpak van deze vraagstukken; is ingenomen met het tussentijdse uitvoeringsverslag waaruit blijkt dat in deze sector belangrijke resultaten zijn geboekt, zoals de kredietverlening van 4,9 miljard EUR via het deelprogramma investeren in vaardigheden, aangevuld met 2,7 miljard EUR uit hoofde van de pijler banen voor jongeren; erkent de vroegtijdige verwezenlijking van de doelstellingen van dit programma;
65. steunt de doelstelling van de bank om zijn op kmo's gerichte kredietverlening te optimaliseren teneinde een duidelijk verband te leggen tussen de EIB-kredietverlening en het scheppen van nieuwe banen voor jongeren;
66. verzoekt de bank zijn toepassingsgebied uit te breiden en gebruik te maken van aanvullende instrumenten teneinde bruikbare impulsen te geven aan het creëren van banen voor jongeren, in het bijzonder in lidstaten met berucht hoge jeugdwerkloosheidscijfers;
De EIB-bijdrage aan het externe optreden van de EU
67. verzoekt de EIB, overeenkomstig de evaluatie van het EIB-mandaat voor verrichtingen buiten de Europese Unie, om de doelstellingen van het buitenlandse beleid van de Europese Unie te ondersteunen zoals deze zijn vastgesteld door de Commissie en de Europese dienst voor extern optreden;
68. is ingenomen met de EU-garantie voor externe leningen die aan de EIB uit de EU-begroting is toegewezen, dat van een soortgelijke omvang is als de huidige, met een vast plafond van 30 miljard EUR (onderverdeeld in een algemeen mandaat van 27 miljard EUR en een facultatief bedrag van 3 miljard EUR dat afhankelijk is van de tussentijdse evaluatie) voor de komende financiële periode door de gebruikmaking van terugvloeiende middelen van ongebruikte FEMIP-verrichtingen (de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit) van vóór 2007;
69. verzoekt de Europese Rekenkamer om, met het oog op de tussentijdse evaluatie van het externe mandaat van de EIB, een speciaal verslag te verzorgen over de prestaties van de externe kredietverleningsactiviteiten van de EIB en de aansluiting daarvan op het EU-beleid en om de toegevoegde waarde te vergelijken met die van de eigen middelen van de EIB; verzoekt de Rekenkamer tevens om in zijn analyse te differentiëren tussen uit de EU-begroting toegewezen garanties, de door het EOF gegarandeerde investeringsfaciliteit, de verschillende mengvormen die in het kader van het EU-Afrika-trustfonds voor infrastructuur worden gebruikt, het Caraïbisch investeringsfonds en de investeringsfaciliteit voor het Stille Oceaangebied, alsook het gebruik van terugvloeiende middelen voor deze investeringen;
70. is verheugd over de toegenomen mogelijkheden voor flexibiliteit op grond van het nieuwe mandaat van de EIB voor kredietverlening in derde landen; verzoekt de EIB zijn steun aan het beleid en de doelstellingen van de EU te optimaliseren;
71. verzoekt de EIB extra flexibel gebruik te maken van het Garantiefonds, en zich meer te richten op kredietverlening voor eigen risico, door het toepassingsgebied daarvan voor rendabele projecten uit te breiden; hamert erop dat de EIB zorgt voor een hoge zichtbaarheid bij de eindbegunstigden van de projecten van de door hem verleende Europese financiële steun;
72. constateert dat de kandidaat-lidstaten en de oostelijke en zuidelijke buurlanden de hoogste prioriteit hebben van de EIB; benadrukt met name de noodzaak om steun aan de democratische en economische omschakeling na de Arabische lente te handhaven, met specifieke aandacht voor steun aan onderdelen van het maatschappelijk middenveld, banengroei en economisch herstel in de zuidelijke landen en de oostelijke partnerlanden; is tevreden over de aandacht voor kmo's en toegang tot financiering;
73. steunt in verband met het externe beleid van de EU de geleidelijke ontwikkeling van nieuwe financiële producten in samenwerking met de Commissie en de lidstaten, zoals producten die een mengvorm zijn van EU-subsidies, leningen en risicodelingsinstrumenten, teneinde nieuwe categorieën bedrijven te bereiken; doet het verzoek om optimale werkmethoden en goed omschreven subsidiabiliteitscriteria op te stellen voor het gebruik van dergelijke instrumenten, vergezeld van voorwaarden voor gestructureerde verslaglegging, toezicht en controle; verzoekt om de voltooiing van het toewijzingsbeleid;
74. verwacht dan ook dat het governance-verslag over de uitvoering van het platform voor samenwerking met internationale financiële instellingen inzake mengvormen van financiering ("blending"), in dit opzicht gedetailleerde en consistente informatie bevat en een adequate rol voor de EIB waarborgt; verzoekt de Commissie een volledig verslag uit te brengen over de effecten en resultaten van de uitvoering van financiële faciliteiten met betrekking tot het platform voor samenwerking inzake vermenging;
75. is verheugd over de steun van de EIB aan projecten in een aantal energiesectoren die op groei en banen zijn gericht; herinnert aan de noodzaak om de samenhang met nieuwe ontwikkelingen in het EU-beleid op het gebied van energie en klimaat, te handhaven; spoort de EIB aan, tegen de achtergrond van zijn vernieuwde energiebeleid, zowel binnen als buiten de EU zijn steun aan projecten voort te zetten die op energie-efficiëntie en duurzame hernieuwbare energie gericht zijn, en daarmee de weg te banen naar een koolstofarme economie;
De samenwerking van de EIB met andere internationale financiële instellingen
76. herinnert eraan dat gestructureerde samenwerking tussen EU-organen (de Commissie en de EIB) en andere financiële instellingen de enige manier is om te voorkomen dat activiteiten elkaar overlappen;
77. is ingenomen met het vernieuwde memorandum van overeenstemming tussen de EIB en de EBWO, die de bereidheid van de EU weergeeft om de coördinatie en samenwerking tussen deze twee grote internationale financiële instellingen te intensiveren; spoort de EIB aan memoranda van overeenstemming uit te werken en met regionale ontwikkelingsbanken te sluiten die in zijn mandaatsregio actief zijn, teneinde synergie-effecten tot stand te brengen, risico's en kosten te delen, en voor voldoende leningen voor de reële economie te zorgen;
78. vraagt de beide instellingen te streven naar optimale operationele coördinatie voor wat betreft complementariteit en arbeidsdeling, teneinde stelselmatig de beste mogelijkheden en synergieën te onderzoeken, en de optimale hefboomwerking te vinden voor de steun aan en de uitvoering van EU-beleidsdoelstellingen en daarbij hun respectieve comparatieve voordelen en kenmerken in acht te nemen;
79. spoort de EIB en de EBWO aan om in een zo vroeg mogelijk stadium (ex-ante evaluatie of actieverkennende fase), hun expertise, hun strategische en programmatische aanpak in de verschillende interventiegebieden en met name hun samenwerking bij risicobeheersinstrumenten (financiële, operationele of landenrisico's) te versterken, teneinde het toezicht op risico's te verbeteren;
80. is verheugd over het nieuwe gezamenlijk actieplan dat in november 2012 tussen de EIB, de EBWO en de Wereldbankgroep is overeengekomen, en dat gericht is op de ondersteuning van economisch herstel en groei in Centraal- en Zuidoost-Europa, en stelt vast dat het actieplan meer dan 30 miljard EUR behelst aan gezamenlijke toezeggingen voor de periode 2013-2014; vraagt de EIB, zoals overeengekomen, een toezegging te doen van ten minste 20 miljard EUR;
81. stelt opnieuw voor dat de Europese Unie lid wordt van de EIB;
Het EIB-kader voor governance, naleving en controle
82. verzoekt de EIB en andere geassocieerde partners en belanghebbenden hun governanceprocedures verder te verbeteren door, onder meer, de ontwikkeling van uitputtende en deugdelijke systemen van monitoring, verslaglegging en controle;
83. is verheugd dat de EIB zijn verbintenis tot transparantie bekrachtigd heeft door deel te nemen aan het internationaal initiatief inzake transparantie van ontwikkelingshulp (IATI);
84. verzoekt de bank de volledige onafhankelijkheid en de goede werking van zijn klachtenprocedure te waarborgen;
85. dringt er bij de EIB op aan de bepalingen van het Verdrag van Aarhus na te leven door een openbaar documentenregister op te zetten om het in de EU-Verdragen verankerde recht op toegang tot documenten te waarborgen; vraagt de bank haar toezegging na te komen en het register met ingang van 2014 openbaar te maken;
86. verlangt dat het volgende jaarverslag wordt aangevuld met een reeks horizontale prestatie-indicatoren van de effecten van de financieringsverrichtingen op de belangrijkste gebieden van de EIB-interventies, in voorkomende geval, het te verwachten hefboomeffect en de overdracht van de financiële voordelen in de gefinancierde programma's;
87. benadrukt nogmaals de verantwoordelijkheid van de bank om de transparantie van de selectie van financiële intermediairs en partners in medegefinancierde projecten en van de eindbegunstigden, te verhogen;
88. onderstreept dat de EIB de bureaucratie moet verminderen, teneinde de financiering effectiever en sneller toe te kunnen wijzen;
89. verzoekt de EIB de transparantie betreffende haar leenactiviteiten via financiële tussenpersonen verder te vergroten door jaarlijks verslag over haar leningen aan kmo's uit te brengen en daarbij volledige gegevens te verstrekken over het niveau van de uitbetalingen aan kmo's, het aantal betroffen kmo's, de gemiddelde omvang van de leningen en de ondersteunde sectoren, alsook een beoordeling van de toegankelijkheid van de leningen voor kmo's en de doeltreffendheid van de leningen;
90. verzoekt de EIB niet samen te werken met financiële tussenpersonen met een ongunstige reputatie wat betreft transparantie, fraude, corruptie en maatschappelijke en milieu-impact; spoort de EIB aan partnerschappen aan te gaan met transparante en controleerbare financiële tussenpersonen met nauwe banden met de plaatselijke economie in elk land in kwestie; verzoekt de EIB in dit verband voor meer transparantie te zorgen, met name met betrekking tot leningen via intermediairs, alsook meer zorgvuldigheidsonderzoeken te verrichten teneinde het gebruik te voorkomen van belastingparadijzen, interne verrekenprijzen, belastingfraude, belastingontduiking en agressieve belastingontwijking of -planning; dringt aan op een voor iedereen toegankelijke lijst van strenge criteria voor de selectie van financiële tussenpersonen; verzoekt de EIB haar samenwerking met nationale publieke kredietinstellingen te intensiveren, teneinde de positieve gevolgen van haar financieringsprogramma's voor kmo's te optimaliseren;
91. verzoekt de EIB onverwijld een omvattende herziening van zijn beleid inzake niet-coöperatieve jurisdicties uit te voeren en daarbij naar behoren rekening te houden met de recente ontwikkelingen in dit verband op Europees en internationaal niveau; verzoekt de EIB dan ook ervoor te zorgen dat alle bij zijn projecten betrokken ondernemingen en financiële instellingen informatie bekend maken omtrent de economische eigenaar van elke rechtsvorm die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met de onderneming, met inbegrip van trusts, stichtingen en bankrekeningen;
92. verzoekt de EIB voorts om samen met de Commissie een lijst van uit te sluiten financiële tussenpersonen op te stellen die is gebaseerd op hun reputatie wat betreft transparantie, fraude, betrekkingen met offshore-jurisdicties en maatschappelijke en milieu-impact;
93. is van oordeel dat het van fundamenteel belang is dat de EIB zijn AAA-kredietstatus handhaaft aangezien deze status de lening van 71 miljard EUR op de internationale kapitaalmarkten in 2012 tegen aantrekkelijke tarieven mogelijk gemaakt heeft; spoort de EIB niettemin aan zijn capaciteit te vergroten om aan projecten met meer toegevoegde waarde en hogere risico's, meer prioriteit te geven;
94. benadrukt nogmaals, zoals in voorgaande jaren, het belang van prudentieel banktoezicht op de EIB en vraagt om een juridisch onderzoek naar een mogelijkheden om tot een oplossing van dit vraagstuk te komen;
95. stelt voor dat dit prudentieel toezicht:
(i)
uitgeoefend wordt door de ECB, krachtens artikel 127, lid 6 VEU, of
(ii)
uitgeoefend wordt in het kader van de toekomstige bankenunie, zoals geschetst in de mededeling van de Commissie van 12 september 2012 of
(iii)
mocht dat onmogelijk zijn, op basis van vrijwillige medewerking van de EIB uitgevoerd wordt door de Europese Bankautoriteit, al dan niet met deelneming van een of meer nationale toezichthouders, of anders door een onafhankelijke accountant;
betreurt het dat de Commissie niets in deze richting heeft voorgesteld, ondanks de verzoeken van het Parlement, waarvan het eerste dateert uit 2007;
96. is ingenomen met de nieuwe interne ontwikkelingen binnen de EIB in verband met de algemene toepassing van optimale bancaire werkmethoden; verlangt in dit verband dat bij de activiteiten van de EIB zowel binnen als buiten de EU ook zijn partnerbanken zich houden aan de optimale bankpraktijken die stroken met de EU-wetgeving inzake financiële diensten en met de stabiliteit van de financiële markten; verzoekt de EIB in zijn jaarlijkse werkprogramma een audit van een activiteitengebied op te nemen teneinde zekerheid te bieden dat de optimale bancaire werkmethoden deel uitmaken van de schriftelijke interne procedures van de bank;
97. verzoekt de EIB de transparantie en toegankelijkheid van haar activiteiten, beoordelingen en resultaten te vergroten door zowel naar het eigen personeel toe, d.w.z. middels participatie in relevante interne vergaderingen, als extern, bijvoorbeeld op haar website, voor een betere informatieverschaffing te zorgen;
98. verheugt zich over het feit dat de EIB maatregelen heeft genomen ter bestrijding van witwassen en financiering van terrorisme, en door de benoeming van een nieuw hoofd compliance voor de groep, de complianceafdeling van extra middelen heeft voorzien; verzoekt dat het Parlement stelselmatig over de in het verslag van het groepshoofd compliance vermelde resultaten op de hoogte wordt gehouden;
99. verzoekt de EIB de rapportage per land te volgen teneinde de financiering van illegale activiteiten te bestrijden; is van mening dat alle begunstigden die in verschillende jurisdicties zijn gevestigd, zowel ondernemingen als financiële intermediairs, willen zij in aanmerking komen voor financiering en investering van de EIB, in hun door een auditor gecontroleerde jaarverslagen informatie per land bekend moeten maken over hun verkoop, activa, werknemers, winst en belastingbetaling in elk land waarin zij actief zijn; is van mening dat begunstigden overeenkomsten met regeringen van het gastland en met name de voor hen geldende fiscale regeling in elk land waarin zij actief zijn, bekend moeten maken;
100. verzoekt de controleomgeving in de EIB aan de toekomstige toename van het aantal financieringsaanvragen aan te passen, die het gevolg is van de kapitaalsverhoging van de EIB, en in andere financiële partnerschappen, met name voor risicobeheerfuncties;
De follow-up van de EIB van resoluties van het Parlement
101. verzoekt de EIB verslag uit te brengen over de stand van zaken en status van voorgaande aanbevelingen die het Europees Parlement met betrekking tot elk jaarverslag afgeeft, in het bijzonder over de impact van de in zijn mandaatsregio's verstrekte leningen op de groei en het scheppen van banen aldaar, en op economische integratie tussen de EU en kandidaat-lidstaten en nabuurschapslanden;
o o o
102. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Investeringsbank en de regeringen en parlementen van de lidstaten.