Resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2014 over toegang van het publiek tot documenten (artikel 104, lid 7) in de periode 2011-2013 (2013/2155(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de artikelen 1, 10 en 16 van het EU-Verdrag (VEU) en de artikelen 15 en 298 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU),
– gezien artikel 11 van het VEU en de verplichting van de instellingen om een open, transparante en regelmatige dialoog te voeren met representatieve organisaties en met het maatschappelijk middenveld,
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en in het bijzonder de artikelen 41 (behoorlijk bestuur) en 42 (recht op toegang tot documenten),
– gezien Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(1),
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1700/2003 van de Raad van 22 september 2003 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 354/83 inzake het voor het publiek toegankelijk maken van de historische archieven van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie(2),
– gezien zijn resolutie van 14 september 2011 over de toegang van het publiek tot documenten voor de periode 2009-2010(3),
– gezien de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie betreffende de toegang tot documenten en met name de uitspraken van het Hof van Justitie in de zaken Access Info Europe (zaak C-280/11 P), Donau Chemie (C-536/11), IFAW vs de Commissie (C-135/11)(4), My Travel (C-506/08 P) en Turco (gevoegde zaken C-39/05 P en C-52/05 P), en de arresten van het Gerecht in de zaken In ‘t Veld vs de Raad (T-529/09), Germany vs de Commissie (T-59/09), EnBW vs de Commissie (T-344/08), Sviluppo Globale (T-6/10), Internationaler Hilfsfonds (T-300/10), European Dynamics (T-167/10), Jordana (T-161/04) en CDC (T-437/08),
– gezien het voorstel van de Commissie van 30 april 2008 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (COM(2008)0229),
– gezien het voorstel van de Commissie van 20 maart 2011 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (COM(2011)0137),
– gezien het verdrag van de Raad van Europa betreffende de toegang tot officiële documenten van 2008,
– gezien de jaarverslagen van de Raad, de Commissie en het Europees Parlement over 2011 en 2012 betreffende de toegang tot documenten, ingediend overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1049/2001,
– gezien het herziene kaderakkoord van 2010 over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie,
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 20 november 2002 tussen het Europees Parlement en de Raad over de toegang van het Europees Parlement tot gevoelige gegevens van de Raad op het gebied van het veiligheids- en defensiebeleid,
– gezien zijn resoluties van 12 september 2013 over het jaarverslag over de activiteiten van de Europese Ombudsman in 2012(5), en van 17 december 2009 over verbetering van het wettelijk kader voor de toegang tot documenten die nodig is na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon (Verordening (EG) nr. 1049/2001)(6),
– gezien het jaarverslag van de Europese Ombudsman voor 2012,
– gezien artikel 48 en artikel 104, lid 7, van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0148/2014),
A. overwegende dat het Verdrag van Lissabon sinds vier jaar van kracht is; overwegende dat artikel 15 van het VWEU in een constitutioneel kader voor de transparantie van de EU-instellingen voorziet en alle burgers van de EU evenals alle natuurlijke of juridische personen die in een lidstaat verblijven, het fundamentele recht op toegang tot documenten van instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de EU verleent; overwegende dat dit recht moet worden uitgeoefend in overeenstemming met de algemene beginselen en beperkingen opgenomen in de door het Parlement en de Raad goedgekeurde verordeningen;
B. overwegende dat artikel 298 van het VWEU in een open, efficiënte en onafhankelijke Europese administratie voorziet;
C. overwegende dat wetgevingsdocumenten in de regel volledig toegankelijk zijn en dat uitzonderingen betreffende niet-wetgevingsdocumenten moeten worden beperkt;
D. overwegende dat transparantie essentieel is voor een democratische Europese Unie waar burgers ten volle aan het democratische proces kunnen deelnemen en openbare controle kunnen uitoefenen; overwegende dat een transparante administratie gunstig is voor de bevolking, de strijd tegen corruptie en de legitimiteit van de politieke structuur en de wetgeving van de Unie;
E. overwegende dat een ruime toegang van het publiek tot documenten een belangrijk onderdeel is van een levendige democratie;
F. overwegende dat burgers in een gezonde democratie niet hoeven te rekenen op klokkenluiders om ervoor te zorgen dat er transparantie heerst met betrekking tot de deskundigheid en werkzaamheden van hun bestuurders;
G. overwegende dat burgers het recht hebben om te weten hoe het besluitvormingsproces werkt en hoe hun vertegenwoordigers zich opstellen, zodat ze deze ter verantwoording kunnen roepen en zodat ze weten hoe publieke middelen worden toegewezen en besteed;
H. overwegende dat de administratie van de Unie de EU-wetgeving inzake de toegang tot documenten nog altijd niet naar behoren naleeft; overwegende dat de administratie de in Verordening (EG) nr. 1049/2001 opgenomen uitzonderingen stelselmatig en niet bij wijze van uitzondering toepast;
I. overwegende dat een instelling die het verzoek heeft ontvangen om de inhoud van een document bekend te maken en besluit dit verzoek niet in te willigen, volgens de jurisprudentie in principe moet uitleggen op welke manier het vrijgeven van dit document specifiek en daadwerkelijk ongunstig zou kunnen zijn voor een van de belangen die middels uitzonderingen wordt beschermd, zoals omschreven in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 (zie In ‘t Veld vs de Raad(7));
J. overwegende dat een specifieke en voorspelbare bedreiging voor het belang in kwestie niet mag worden voorgewend enkel en alleen uit vrees om de EU-burgers inkijk te geven in de meningsverschillen tussen de instellingen over de rechtsgrond voor de internationale werkzaamheden van de Europese Unie en aldus twijfels te doen rijzen over de legitimiteit van deze werkzaamheden (zie In ‘t Veld vs de Raad(8));
K. overwegende dat zes van de tien meest opzienbarende onderzoeken van de Europese Ombudsman in 2012 verband hielden met transparantie;
L. overwegende dat de statistieken voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 een daling tonen in het aantal eerste verzoeken aan alle drie de EU-instellingen;
M. overwegende dat het aantal specifieke opgevraagde documenten in het geval van het Parlement is afgenomen (van 1666 in 2011 tot 777 in 2012); overwegende dat het percentage verzoeken betreffende niet-specifieke documenten (bv. "alle documenten in verband met…") in het geval van het Parlement is toegenomen (van 35,5% in 2011 tot 53,5% in 2012); overwegende dat het aantal opgevraagde documenten in het geval van de Raad is afgenomen (van 9641 in 2011 tot 6166 in 2012)(9);
N. overwegende dat uit de kwantitatieve gegevens in de jaarverslagen voor 2012 blijkt dat zowel de Commissie (12% in 2011 en 17% in 2012) als de Raad (12% in 2011 en 21% in 2012) steeds vaker volledig de toegang hebben geweigerd, terwijl het percentage volledige weigeringen in het Parlement onveranderd is gebleven (5% in 2011 en in 2012);
O. overwegende dat het aantal confirmatieve verzoeken aan de Commissie aanzienlijk gestegen is (van 165 in 2011 tot 229 in 2012), waardoor het aantal volledig herziene besluiten licht is toegenomen, het aantal gedeeltelijk herziene besluiten is afgenomen en het aantal bevestigde besluiten is gestegen, en dat de Raad en het Parlement daarentegen relatief stabiele cijfers voor confirmatieve verzoeken voorleggen (Raad: 27 in 2011 en 23 in 2012; Parlement: 4 in 2011 en 6 in 2012);
P. overwegende dat een aantal verzoeken is uitgemond in klachten aan de Europese Ombudsman (Commissie: 10 in 2011 en 20 in 2012; Raad: 2 in 2011 en 4 in 2012; Parlement: 1 in 2011 en 1 in 2012);
Q. overwegende dat de Europese Ombudsman in 2011 en 2012 bij de afhandeling van een aantal klachten kritische opmerkingen heeft gemaakt of verdere actie heeft aanbevolen (Commissie: voor 10 op 18 klachten in 2011 en voor 8 op 10 in 2012; Raad: geen informatie; Parlement: voor 0 op 0 klachten in 2011 en voor 1 op 1 in 2012);
R. overwegende dat een aantal verzoeken om toegang tot documenten is uitgemond in een rechtszaak bij het Gerecht of een appel bij het Hof van Justitie (Commissie: 15 rechtszaken en 3 appels in 2011 en 14 rechtszaken en 1 appel in 2012; Raad: 1 rechtszaak en 2 appels in 2011 en 1 appel in 2012(10); Parlement: geen, noch in 2011, noch in 2012);
S. overwegende dat het Gerecht zich in de meeste gevallen heeft uitgesproken voor meer transparantie en in een aantal andere zaken toelichting heeft verschaft bij Verordening (EG) nr. 1049/2001 (Commissie: 5 op 6 in 2011(11) en 5 op 5 in 2012(12)); Raad: 1 op 1 in 2011 (Access Info Europe, T-233/09) en 1 op 4 in 2012 (In 't Veld, T-529/09); Parlement: 1 op 2 in 2011(13) (Toland, T-471/08) en 1 op 1 in 2012 (Kathleen Egan en Margaret Hackett, T-190/10));
T. overwegende dat het Hof van Justitie zich in de meeste gevallen heeft uitgesproken voor meer transparantie (Commissie: 1 op 1 in 2011 (My Travel, C-506/08) en 1 op 3 in 2012 (IFAW, C-135/11 P)(14)); de Raad en het Parlement: geen uitspraken in 2011, noch in 2012);
U. overwegende dat de jaarverslagen van de Commissie, de Raad en het Parlement geen vergelijkbare statistieken bevatten; overwegende dat de drie instellingen in hun statistieken niet dezelfde normen inzake volledigheid hanteren;
V. overwegende dat "de bescherming van het besluitvormingsproces" de meest aangehaalde reden vormt voor het maken van een uitzondering en dat de Commissie en de Raad deze reden bij eerste verzoeken opgeven (Commissie: 17% in 2011 en 20% in 2012; Raad: 41% in 2011 en in 2012); overwegende dat "de bescherming van internationale betrekkingen" op de tweede plaats komt van de door de Raad het meest aangehaalde redenen; overwegende dat het Parlement het vaakst "de bescherming van de individuele privacy en integriteit" inroept om een uitzondering te maken;
W. overwegende dat de instellingen geen uitvoering hebben gegeven aan de artikelen 15, lid 2, en artikel 15, lid 3, alinea 5, van het VWEU betreffende de verplichting voor het Europees Parlement en de Raad om een publiekelijk toegankelijke vergadering te beleggen wanneer zij een wetsontwerp behandelen, en de documenten met betrekking tot de wetgevingsprocedures te publiceren in overeenstemming met de bepalingen van de verordeningen waarnaar in artikel 15, lid 3, alinea 2, wordt verwezen;
X. overwegende dat artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 voorziet in een uitzondering op transparantie "indien de openbaarmaking ervan het besluitvormingsproces van de instelling ernstig zou ondermijnen, tenzij een hoger openbaar belang openbaarmaking gebiedt"; overwegende dat deze bepaling van voor het Verdrag van Lissabon stamt en in overeenstemming moet worden gebracht met artikel 15 van het VWEU;
Y. overwegende dat het Hof van Justitie met zijn uitspraak in de zaak Access Info Europe(15) heeft bevestigd dat de openbaarmaking van de namen van lidstaten en hun voorstellen niet schadelijk is voor het besluitvormingsproces; overwegende dat het Gerecht in zijn eerdere uitspraak in deze zaak had geoordeeld dat burgers het besluitvormingsproces in detail moeten kunnen volgen om hun democratische rechten te kunnen uitoefenen;
Z. overwegende dat internationale overeenkomsten gevolgen hebben voor de wetgeving van de EU; overwegende dat aan deze overeenkomsten gerelateerde documenten in principe openbaar toegankelijk moeten zijn, onder voorbehoud van legitieme uitzonderingen; overwegende dat de toepassing van een uitzondering ter bescherming van internationale betrekkingen in overeenstemming moet zijn met de bepalingen van alinea 19 van de uitspraak in de zaak In 't Veld vs de Raad (T-529/09);
AA. overwegende dat driepartijengesprekken tussen de Commissie, het Parlement en de Raad bepalend zijn voor de totstandkoming van EU-wetten; overwegende dat deze gesprekken niet openbaar zijn en dat documenten betreffende deze gesprekken, zoals agenda's en samenvattende verslagen, automatisch noch toegankelijk worden gemaakt voor de bevolking, noch voor het Parlement, hetgeen strijdig is met artikel 15 VWEU;
AB. overwegende dat documenten die worden geproduceerd door of in het bezit zijn van het voorzitterschap van de Raad en die betrekking hebben op de werkzaamheden van het voorzitterschap in deze rol, overeenkomstig de EU-voorschriften inzake transparantie publiekelijk toegankelijk moeten zijn;
AC. overwegende dat de onderhandelingen over de herziening van Verordening (EG) nr. 1049/2001 in een impasse verkeren; overwegende dat de nieuwe verordening voor veel meer transparantie moet zorgen dan momenteel het geval is;
AD. overwegende dat verzoeken om vergaderingen achter gesloten deuren in het Parlement in principe moeten worden behandeld conform de bepalingen van Verordening (EG) 1049/2001; overwegende dat deze verzoeken door het Parlement per geval worden beoordeeld en niet automatisch worden gehonoreerd;
AE. overwegende dat de classificatie volgens vertrouwelijkheidsniveau van documenten die binnen het toepassingsgebied vallen van de kaderovereenkomst van 2010 betreffende de betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie of die conform artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 als "gevoelige documenten" gelden, moet gebeuren op basis van een zorgvuldige en specifieke overweging; overwegende dat overdrijvingen bij de classificatie ertoe leiden dat documenten nodeloos en in buitensporige mate worden geheimgehouden en dat vergaderingen zonder afdoende rechtvaardiging achter gesloten deuren plaatsvinden;
AF. overwegende dat transparantie de regel blijft, ook voor clementieprogramma's voor kartelzaken; overwegende dat een automatisch verbod op openbaarmaking een schending inhoudt van het transparantievoorschrift zoals vastgelegd in de Verdragen; overwegende dat geheimhouding de uitzondering is en per geval door nationale rechters moet worden gerechtvaardigd met het oog op vorderingen voor schadeloosstelling;
AG. overwegende dat het wenselijk is EU-richtsnoeren op te stellen die de rechters als hulpmiddel kunnen gebruiken; is van mening dat er in dergelijke richtsnoeren een onderscheid moet worden gemaakt tussen bedrijfsdocumenten en karteldossiers waarover de Commissie beschikt;
Recht van inzage in documenten
1. brengt in herinnering dat transparantie de algemene regel is en dat het fundamentele recht op toegang is vastgelegd in het Verdrag van Lissabon;
2. brengt in herinnering dat de ruimst mogelijke toegang van het publiek tot documenten nodig is om burgers en het maatschappelijk middenveld effectief in staat te stellen om over alle aspecten van EU-activiteiten opmerkingen te maken;
3. brengt in herinnering dat transparantie het vertrouwen van het publiek in de Europese instellingen vergroot door ervoor te zorgen dat burgers zich kunnen informeren over en kunnen deelnemen aan het besluitvormingsproces van de Unie en zodoende een bijdrage leveren aan het democratischer maken van de EU;
4. herhaalt dat besluiten om de toegang tot documenten te weigeren, op duidelijk en streng omlijnde wettelijke uitzonderingen moeten stoelen en vergezeld moeten gaan van een gemotiveerde, specifieke toelichting die de burger in staat stelt de reden voor de weigering te begrijpen en doeltreffend gebruik te maken van de beschikbare rechtsmiddelen;
5. herinnert eraan dat er een juist evenwicht gevonden moet worden tussen transparantie en gegevensbescherming, zoals duidelijk is gebleken in de zaak-Bavarian Lager, en benadrukt dat gegevensbescherming niet mag worden misbruikt voor verdoezeling van belangenconflicten of ongepaste beïnvloeding van beheer en besluitvorming door de EU; wijst erop dat het arrest van het Hof in de zaak-Bavarian Lager gestoeld is op de huidige formulering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 en geen beletsel vormt voor wijziging van de formulering, wat dringend noodzakelijk is, vooral nu het recht op toegang tot documenten in de Verdragen en het Handvest van de grondrechten is verankerd;
6. vraagt de instellingen, organen en agentschappen om Verordening (EG) nr. 1049/2001 zorgvuldig toe te passen en daarbij ten volle rekening te houden met alle ermee verband houdende jurisprudentie en om hun bestaande interne voorschriften te harmoniseren op basis van de letter en de geest van de verordening, met name ten aanzien van de termijnen voor het beantwoorden van verzoeken om toegang tot documenten, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat dit niet tot langere termijnen leidt; vraagt de Raad de notulen van vergaderingen van werkgroepen van de Raad te publiceren, met inbegrip van, in het licht van de zaak-Acces Info Europe, de namen van de delegaties van de lidstaten en hun voorstellen;
7. vraagt dat de instellingen, organen en agentschappen bij de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 nauwkeurig nagaan wat de mogelijkheden zijn voor de gedeeltelijke vrijgave van een document, tabel, grafiek, alinea of zin;
8. vraagt de instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de EU een meer proactieve aanpak van transparantie te ontwikkelen door op hun websites zo veel mogelijk categorieën van documenten voor het publiek toegankelijk te maken, waaronder interne administratieve documenten, en door deze documenten op te nemen in hun openbare registers; is van mening dat deze aanpak bijdraagt tot een doeltreffende transparantie en tot het voorkomen van onnodige gerechtelijke procedures, die onnodige kosten en lasten voor zowel de instellingen als de burgers met zich meebrengen;
9. vraagt dat de instellingen, organen en agentschappen artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 volledig toepassen en openbare documentenregisters met duidelijke en toegankelijke structuren, een goede zoekfunctionaliteit, regelmatig bijgewerkte informatie over nieuwe geproduceerde en geregistreerde documenten, verwijzingen naar niet-openbare documenten en, om publieke gebruikers bij te staan, gebruikersondersteuning met betrekking tot het type documenten dat het register bevat, opzetten;
10. vraagt dat de instellingen, organen en agentschappen in hun documentenregisters systematisch en onverwijld alle documenten publiceren die openbaar zijn gemaakt na een verzoek van het publiek om toegang en die daarvóór niet voor het publiek toegankelijk waren;
11. vraagt de administratie om volledige gegevens te verstrekken voor alle documenten waarvoor na het eerste verzoek een verzoek om toegang tot documenten uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1049/2001 wordt ingediend;
12. benadrukt dat het inroepen van de hulp van de Europese Ombudsman een belangrijke mogelijkheid vormt in gevallen waarin de betrokken administratie een weigering om toegang tot een document te verlenen heeft bevestigd; herinnert er evenwel aan dat besluiten van de Ombudsman niet verplichtend zijn;
13. benadrukt dat rechtszaken bijzonder lang kunnen aanslepen, hoge en zelfs onbetaalbare kosten met zich mee kunnen brengen en een onzekere afloop hebben, hetgeen een buitensporige last betekent voor burgers die een (gedeeltelijke) toegangsweigering willen aanvechten; wijst erop dat dit in de praktijk inhoudt dat er geen doeltreffend rechtsmiddel bestaat tegen verwerpingen van verzoeken om toegang tot documenten;
14. vraagt de instellingen, organen en agentschappen om dringend snellere, minder omslachtige en toegankelijkere procedures voor de behandeling van klachten tegen toegangsweigeringen vast te stellen, zodat rechtszaken minder noodzakelijk worden en er een echte cultuur van transparantie ontstaat;
15. wijst erop dat de jaarverslagen van de drie instellingen en van de organen en agentschappen van de EU onderling vergelijkbare cijfers moeten omvatten over onder meer het aantal opgevraagde documenten, het aantal aanvragen, het aantal documenten waartoe (gedeeltelijke) toegang wordt verleend, het aantal aanvragen dat wordt ingewilligd vóór en na een confirmatief verzoek, en de cijfers met betrekking tot door het Hof verleende toegang, door het Hof verleende gedeeltelijke toegang, en geweigerde toegang;
16. verzoekt de EU-instellingen om niet te eisen dat de tegenpartij de kosten van een rechtszaak draagt en ervoor te zorgen dat burgers niet wegens een gebrek aan financiële middelen verhinderd worden besluiten aan te vechten;
17. stelt vast dat de lidstaten zich moeten aanpassen aan het nieuwe kader inzake transparantie dat met het Verdrag van Lissabon is ingevoerd, zoals blijkt uit de zaak Duitsland vs de Commissie (T-59/09), waarin Duitsland bezwaar maakte tegen de openbaarmaking van documenten in verband met een schriftelijke aanmaning aan Duitsland en daartoe de bescherming van het openbaar belang in de context van "internationale betrekkingen" inriep, terwijl het Gerecht oordeelde dat "internationale betrekkingen" als een term uit het EU-recht moet worden beschouwd en bijgevolg niet kan worden gebruikt voor de communicatie tussen de Commissie en een lidstaat;
18. verzoekt de EU-instellingen om sneller te reageren op verzoeken om toegang tot documenten en confirmatieve verzoeken;
19. besluit te onderzoeken hoe de beraadslagingen in zijn Bureau en Conferentie van voorzitters transparanter kunnen worden gemaakt, onder meer door gedetailleerde notulen te maken en deze openbaar te maken;
Herziening van Verordening (EG) nr. 1049/2001
20. geeft uiting aan zijn teleurstelling over het feit dat er sinds december 2011, toen het Parlement zijn standpunt in eerste lezing inzake de herziening van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vaststelde, geen vooruitgang is geboekt, aangezien de Raad en de Commissie niet bereid leken om inhoudelijke onderhandelingen te voeren; vraagt de Raad daarom om eindelijk op te schieten met de herziening van Verordening (EG) nr. 1049/2001; vraagt dat de Raad en het Parlement overeenstemming bereiken over een nieuw instrument waarmee het transparantieniveau aanzienlijk kan worden verhoogd en artikel 15 van het VWEU daadwerkelijk wordt uitgevoerd;
21. verzoekt alle instellingen, organen en instanties van de Unie om Verordening (EG) nr. 1049/2001 toe te passen op een wijze die consistent is met het Verdrag van Aarhus; steunt het beleid van het Europees Geneesmiddelenbureau om op verzoek verslagen van klinische proeven met geneesmiddelen die in de EU in de handel worden of zijn gebracht te publiceren nadat het besluitvormingsproces voor het betrokken geneesmiddel is voltooid; beklemtoont dat bij elke wijziging van Verordening (EG) nr. 1049/2001 het Verdrag van Aarhus ten volle geëerbiedigd moet worden en dat hetzelfde moet gelden voor enigerlei ontheffing;
22. suggereert dat elke instelling en elk orgaan van de EU binnen haar/zijn managementstructuur een Transparency Officer aanwijst die verantwoordelijk is voor de naleving van de voorschriften en de verbetering van de gehanteerde praktijken;
23. vraagt alle instellingen om hun interne regelingen voor de aangifte van overtredingen te beoordelen en indien nodig te herzien, en eist dat klokkenluiders worden beschermd; vraagt in het bijzonder de Commissie om aan het Parlement verslag uit te brengen over haar ervaringen met de in 2012 aangenomen nieuwe voorschriften inzake klokkenluiders voor EU-personeel en met de uitvoeringsmaatregelen daarvan; vraagt de Commissie een voorstel in te dienen dat erop gericht is om klokkenluiders niet alleen moreel, maar ook financieel te steunen, zodat klokkenluiders naar behoren worden beschermd en ondersteund als onderdeel van het democratisch systeem;
Verslaglegging
24. verzoekt de instellingen, organen en agentschappen van de EU om hun jaarverslagen over de toegang tot documenten op elkaar af te stemmen en in de mate van het mogelijke onderling vergelijkbare en compatibele statistieken voor te leggen (zoals de tabellen in de bijlage, waarmee een rechtstreekse vergelijking mogelijk is);
25. vraagt de instellingen, organen en agentschappen van de EU om de aanbevelingen die het Parlement in zijn vorige resolutie over de toegang van het publiek tot documenten heeft gedaan, goed te keuren;
26. verzoekt de EU-instellingen om in hun jaarlijkse transparantieverslagen een reactie op de aanbevelingen van het Parlement op te nemen;
Wetsdocumenten
27. vraagt de Commissie de transparantie van deskundigen- en comitologiegroepen te vergroten door hun vergaderingen in het openbaar te laten plaatsvinden en de aanwervingsprocedure voor de leden van deze groepen alsook informatie over het lidmaatschap, procedures, behandelde documenten, stemmingen, besluiten en notulen online in een standaardformaat te publiceren; benadrukt dat leden van deskundigen- en comitologiegroepen van tevoren moeten verklaren of ze een persoonlijke belang bij het behandelde onderwerp hebben; vraagt de Commissie om de interne richtsnoeren voor alle DG's inzake de aanwervingsprocedure (evenwichtige samenstelling, belangenconflicten, openbare aanbestedingen, enz.) en de beloningsregels te verbeteren en volledig toe te passen, en om hiervan niet alleen verslag uit te brengen in het jaarlijkse verslag over de toegang tot documenten, maar ook in de jaarlijkse activiteitenverslagen van de DG's; vraagt de Commissie met name verslag uit te brengen over de stakeholder-adviesgroep voor het trans-Atlantisch partnerschap voor handel en investeringen;
28. doet een beroep op de Commissie, de Raad en het Parlement om de transparantie van informele driepartijengesprekken te vergroten door dergelijke bijeenkomsten in het openbaar te laten plaatsvinden en automatisch – onder voorbehoud van de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vermelde uitzonderingen – in een gestandaardiseerde vorm en op een eenvoudig toegankelijke website informatie te publiceren over kalenders, agenda's, notulen, behandelde documenten, amendementen en genomen beslissingen alsook informatie over delegaties van de lidstaten en hun standpunten en notulen;
29. wijst erop dat artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake gevoelige documenten een compromis is dat niet meer beantwoordt aan de nieuwe constitutionele en wettelijke verplichtingen sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon;
30. vraagt de instellingen, organen en agentschappen van de EU om openbare cijfers bij te houden over het aantal gerubriceerde documenten waarover zij beschikken, op basis van hun eigen classificatie;
Classificatie van documenten
31. vraagt de Commissie een voorstel te doen voor een verordening waarin duidelijke voorschriften en criteria worden vastgelegd voor de classificatie van documenten door de instellingen, organen en agentschappen van de EU;
32. vraagt de instellingen om verzoeken om vergaderingen achter gesloten deuren in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1049/2001 te beoordelen en te rechtvaardigen;
33. verzoekt de instellingen van de Unie om een onafhankelijke EU-instantie op te richten die toezicht houdt op de classificatie van documenten en de behandeling van verzoeken voor de organisatie van vergaderingen achter gesloten deuren;
Financiële informatie
34. vraagt de instellingen om documenten met betrekking tot de begroting van de Europese Unie, de uitvoering daarvan en begunstigden van financiële middelen en subsidies van de Unie openbaar en toegankelijk voor het publiek te maken en benadrukt dat deze documenten ook toegankelijk zijn via een specifieke website en database, alsook via een database over de financiële transparantie in de Unie;
Internationale onderhandelingen
35. geeft uiting aan zijn bezorgdheid over het automatische gebruik van de uitzondering ter bescherming van internationale betrekkingen als rechtvaardiging voor de classificatie van documenten;
36. herhaalt dat een instelling die het verzoek heeft ontvangen om de inhoud van een document bekend te maken en besluit dit verzoek niet in te willigen, in principe moet uitleggen op welke manier het vrijgeven van dit document specifiek en daadwerkelijk ongunstig zou kunnen zijn voor het openbaar belang inzake internationale betrekkingen;
37. beklemtoont dat dit in de praktijk ondanks alle principes nog altijd niet gebeurt, zoals blijkt uit de uitspraak van het Gerecht in zaak T-529/09 (In ‘t Veld vs de Raad) betreffende de weigering door de Raad om toegang te verlenen tot een standpunt van de juridische dienst van de Raad over de TFTP-overeenkomst tussen de EU en de VS;
Standpunten van juridische diensten
38. benadrukt dat standpunten van de juridische diensten van de instellingen in principe moeten worden vrijgegeven, zoals bevestigd door de uitspraak van het Hof in de zaken Turco, waarin staat dat "Verordening (EG) nr. 1049/2001 […], aldus punt 4 van de considerans en artikel 1 ervan, tot doel [heeft] het recht van toegang van het publiek tot documenten van de instellingen maximaal zijn beslag te geven"(16);
39. herhaalt dat een instelling alvorens te beoordelen of de in artikel 4, lid 2, tweede streepje, vermelde uitzondering betreffende de bescherming van juridisch advies van toepassing is, zich er eerst van moet vergewissen dat het document waarvoor om openbaarmaking wordt verzocht, daadwerkelijk betrekking heeft op juridisch advies, en indien dat het geval is, moet beslissen om welke delen van dit document het precies gaat en welke delen bijgevolg onder de uitzondering kunnen vallen (Turco, alinea 38);
40. roept de instellingen op tot de naleving van de uitspraak in de zaken Turco over standpunten van juridische diensten die zijn opgesteld in het kader van de wetgevingsprocedure, waarin staat dat "het […] immers juist de transparantie op dit punt [is] die, doordat zij een open discussie mogelijk maakt over meerdere uiteenlopende gezichtspunten, ertoe bijdraagt om aan de instellingen een grotere legitimiteit te verlenen in de ogen van de Europese burgers en het vertrouwen van deze burgers te vergroten" en dat "[het in] feite […] veeleer de afwezigheid van informatie en discussie [is] die bij de burgers twijfel doet ontstaan, niet alleen aan de rechtmatigheid van een individuele handeling maar ook aan de legitimiteit van het gehele besluitvormingsproces"(17);
41. benadrukt dat, conform de uitspraak in de zaak In ‘t Veld vs de Raad (T-529/09)(18), een specifieke en voorspelbare bedreiging voor het belang in kwestie niet mag worden voorgewend enkel en alleen uit vrees om de EU-burgers inkijk te geven in de meningsverschillen tussen de instellingen over de rechtsgrond voor de internationale werkzaamheden van de Europese Unie en aldus twijfels te doen rijzen over de legitimiteit van deze werkzaamheden;
Clementieregeling in kartelzaken
42. onderstreept dat het Hof van Justitie in zijn uitspraak in zaak C-536/11 (alinea 43) stelt dat "elk verzoek om inzage in [het karteldossier] per geval, met inachtneming van alle relevante gegevens van de zaak, [moet] worden beoordeeld [door de nationale rechtbanken]";
o o o
43. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Europese Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de Raad van Europa.
Zie IFAW vs de Commissie (C-135/11 P), waar in lid 75 staat dat het Gerecht het gevraagde document niet heeft kunnen raadplegen en bijgevolg niet kan vaststellen of het document in deze specifieke zaak met recht op grond van de uitzonderingen kan worden geweigerd.
De Commissie geeft geen details over het aantal opgevraagde documenten. Het aantal eerste verzoeken voor documenten van de Commissie bedroeg 6447 in 2011 en 6014 in 2012.
Zaken Batchelor (T-362/08), IFAW II (T-250/08), Navigazione Libera del Golfo (T-109/05 en T-444/05), Jordana (T-161/04), CDC (T-437/08) en LPN (T-29/08).
Germany vs de Commissie (T-59/09), EnBW vs de Commissie (T-344/08), Sviluppo Globale (T-6/10), Internationaler Hilfsfonds (T-300/10), European Dynamics (T-167/10).
Zie de zaak IFAW betreffende documenten afkomstig uit een lidstaat en de verplichting van het Gerecht om de documenten in kwestie te beoordelen; de twee andere zaken hebben betrekking op controleprocedures voor fusies: Agrofert (C-477/10 P) en Éditions Odile Jacob (C-404/10 P). Deze drie uitspraken van het Hof staan niet beschreven in het jaarverslag van de Commissie.