Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2013/2026(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0118/2014

Ingediende teksten :

A7-0118/2014

Debatten :

PV 13/03/2014 - 11
CRE 13/03/2014 - 11

Stemmingen :

PV 13/03/2014 - 14.14
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2014)0250

Aangenomen teksten
PDF 155kWORD 69k
Donderdag 13 maart 2014 - Straatsburg
De rol van eigendomsrechten, grondeigendom en vermogensvorming in de uitbanning van armoede en de bevordering van duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden
P7_TA(2014)0250A7-0118/2014

Resolutie van het Europees Parlement van 13 maart 2014 over de rol van eigendomsrechten, grondeigendom en vermogensvorming in de uitbanning van armoede en de bevordering van duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden (2013/2026(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 17 van de Universele verklaring van de rechten van de mens van de Verenigde Naties, betreffende het recht op eigendom,

–  gezien de Millenniumverklaring van 8 september 2000 en de daarin vervatte millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MOD's), doelstellingen 1, 3 en 7 in het bijzonder,

–  gezien de Gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad, het Europees Parlement en de Commissie betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: "De Europese Consensus" van 20 december 2005, alinea's 11 en 92 in het bijzonder,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 19 oktober 2004 met de titel "EU-richtsnoeren voor de ondersteuning van het uitstippelen van het grondbeleid en de bijbehorende hervormingsprocessen in ontwikkelingslanden" (COM(2004)0686),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 31 maart 2010 met de titel "Een EU-beleidskader voor steun aan ontwikkelingslanden bij de aanpak van voedselzekerheidsproblemen" (COM(2010)0127),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 13 oktober 2011 met als titel "Het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering" (COM(2011)0637),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 27 februari 2013 getiteld "Een waardig leven voor iedereen: armoede uitroeien en de wereld een duurzame toekomst geven" (COM(2013)0092),

–  gezien de in november 2004 door de Commissie goedgekeurde "EU-richtsnoeren voor grondbeleid: Richtsnoeren voor de ondersteuning van het uitstippelen van het grondbeleid en de bijbehorende hervormingsprocessen in ontwikkelingslanden",

–  gezien het onderzoek in het kader van het Programma van de Verenigde Naties voor menselijke nederzettingen (UN-Habitat) "Secure Land Rights for All" van 2008 en het richtsnoer van UN-Habitat over "How to Develop a Pro-Poor Land Policy: Process, Guide and Lessons’,

–  gezien het verslag van speciaal rapporteur van de VN Olivier De Schutter over het recht op voedsel "Large-scale land acquisitions and leases: a set of core principles and measures to address the human rights challenge" van 11 juni 2009,

–  gezien de in 2009 in Nairobi in Kenia aangenomen verklaring "De problemen van de verstedelijking en de terugdringing van armoede in de staten in Afrika, het Caribische Gebied en de Stille Oceaan",

–  gezien de in 2010 uitgebrachte verklaring van de Wereldtop van Rome over voedselzekerheid,

–  gezien de verklaring "Een einde maken aan sloppenwijken: een wereldwijde uitdaging voor 2020", die werd aangenomen tijdens de van 26 t/m 28 november 2012 te Rabat in Marokko gehouden internationale conferentie,

–  gezien de verklaring inzake 'Duurzame verstedelijking voor het uitroeien van de armoede', die werd aangenomen tijdens de van 3 t/m 6 september 2013 te Kigali in Rwanda gehouden tweede Driepartijenconferentie ACS/EG/UN-Habitat,

–  gezien de verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volken (UNDRIP) en overeenkomst nr. 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) van 1989 over inheemse en in stamverband levende volken,

–  gezien de beginselen voor verantwoorde landbouwinvesteringen die de mensenrechten, inkomstenbronnen en hulpmiddelen beschermen, gezien de vrijwillige richtsnoeren van de voedsel- en landbouworganisatie voor verantwoord beheer van bodemgebruik, visserij en bosbouw in de context van de nationale voedselzekerheid en gezien het kader en de richtsnoeren voor grondbeleid in Afrika van de Afrikaanse Unie (ALPFG),

–  gezien de aanbevelingen van de groep op hoog niveau voor de ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015 waarin wordt geadviseerd een doel inzake het beheer van grondbezit voor vrouwen en mannen op te nemen en te erkennen dat vrouwen en meisjes onder andere "een gelijk recht op het bezit van grond en andere goederen" moeten hebben,

–  gezien zijn resolutie van 27 september 2011 betreffende een EU-beleidskader voor steun aan ontwikkelingslanden bij de aanpak van voedselzekerheidsproblemen(1),

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0118/2014),

A.  overwegende dat eigendomsrechten omschreven kunnen worden als de regels die bepalen onder welke voorwaarden individuele belanghebbenden, gemeenschappen, en openbare en particuliere actoren op grond van formeel recht of gewoonterecht toegang verwerven en behouden tot materiële en immateriële activa; overwegende dat grondbezit volgens UN-Habitat specifiek kan stoelen op het formeel recht (onvervreemdbaar eigendom, pacht, openbare en particuliere huur), het gewoonterecht of ook op religieuze motieven; overwegende dat in de richtsnoeren voor het EU-grondbeleid van 2004 wordt bepaald dat landrechten niet altijd beperkt zijn tot particulier eigendom in de strikte zin, maar vaak zijn verankerd in sterk uiteenlopende vormen van een evenwicht tussen enerzijds individuele rechten en plichten en anderzijds collectieve voorschriften op verschillende niveaus;

B.  overwegende dat 1,2 miljard mensen wereldwijd houder zijn van eigendommen waarover zij geen formeel eigendomsrecht bezitten en dat zij niet over permanente behuizing of toegang tot land beschikken; in het bijzonder overwegende dat meer dan 90% van de plattelandsbevolking in het Afrika bezuiden de Sahara (waarvan 370 miljoen mensen als arm beschouwd worden) toegang heeft tot land en natuurlijke hulpbronnen via niet wettelijk verankerde gewoonterechtsystemen en informele pachtstelsels;

C.  overwegende dat het totale buitengerechtelijke en ongeregistreerde vermogen geschat wordt op meer dan 9,3 biljoen USD, oftewel 93 maal meer dan in de afgelopen dertig jaar aan ontwikkelingshulp naar de ontwikkelingslanden gegaan is;

D.  overwegende dat de verwezenlijking van MOD7 (Doel 11), te weten verbetering van de levensomstandigheden van 100 miljoen sloppenwijkbewoners tegen 2020, is gehaald maar dat het aantal sloppenwijkbewoners (in 2012 geschat op 863 miljoen) in absolute termen blijft toenemen; overwegende dat UN-Habitat ervan uitgaat dat maar liefst ruim een miljard mensen in sloppen wonen en dat dat tegen 2050 naar schatting 3 miljard mensen zullen zijn; overwegende dat in artikel 11 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten het universeel recht op huisvesting en op de voortdurende verbetering van de levensomstandigheden wordt erkend;

E.  overwegende dat ongeveer 200 miljoen mensen in plattelandsgebieden (bijna 20% van de armen in de wereld) geen toegang hebben tot voldoende grond om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien; overwegende dat landbouwgrond veelvuldig onder druk komt te staan, o.a. door bevolkingsgroei, verandering van grondgebruik, commerciële investeringen, milieudegradatie door droogte, bodemerosie en tekort aan voedingsstoffen, alsmede door natuurrampen en conflicten; en overwegende dat het voor de bevordering van de sociale stabiliteit noodzakelijk is landrechten te garanderen door de onzekerheid te verminderen en het ontstaan van grondconflicten tegen te gaan;

F.  overwegende dat particuliere investeerders en regeringen steeds meer belangstelling tonen voor aankoop of langdurige pacht van grote stukken landbouwgrond, meestal in ontwikkelingslanden in Afrika en Latijns-Amerika;

G.  overwegende dat arbitraire toewijzing van land door politieke autoriteiten bij uitstek een voedingsbodem is voor corruptie, onveiligheid, armoede en geweld;

H.  overwegende dat landbeheerkwesties nauw verband houden met de belangrijkste uitdagingen van de 21e eeuw, te weten voedselzekerheid, energieschaarste, verstedelijking en bevolkingsaanwas, verslechtering van het milieu, klimaatverandering, natuurrampen en het oplossen van conflicten, hetgeen betekent dat vergaande landhervormingen prioriteit moeten krijgen;

I.  overwegende dat naar schatting 1,4 miljard hectare wereldwijd is onderworpen aan gewoonterechtelijke regels; overwegende dat de grondbezitstructuren in Afrika, Azië en Latijns-Amerika aanzienlijk van elkaar verschillen en dat de plaatselijke, gewoonterechtelijke regelingen die zijn ontwikkeld, ongeacht of het daarbij gaat om onvervreemdbaar of gemeenschappelijk eigendom, niet terzijde kunnen worden geschoven wanneer het landeigendom wordt geformaliseerd;

J.  overwegende dat in het VN-verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) wordt vermeld dat vrouwen en echtgenoten gelijke rechten hebben wat betreft het bezit en de aankoop van eigendom; overwegende echter dat veel regels inzake grondbezit en eigendomsrechten vrouwen ofwel formeel ofwel in de praktijk discrimineren;

K.  overwegende dat de eigendomsrechten, gegarandeerde toegang tot land en toegang tot spaar- en kredietfaciliteiten van vrouwen in veel ontwikkelingslanden niet maatschappelijk erkend zijn; overwegende dat zo'n benadeelde uitgangspositie het voor vrouwen bijzonder moeilijk maakt om hun eigendomsrechten, en met name erfrechten, juridisch af te dwingen;

L.  overwegende dat de landrechten van met name vrouwen in ontwikkelingslanden steeds vaker worden geschonden door de grootschalige grondaankoop door ontwikkelde landen voor commerciële of strategische doeleinden, zoals landbouw, voedselzekerheid en de productie van energie en biobrandstoffen; overwegende dat vrouwen in ontwikkelingslanden vaak niet de mogelijkheid hebben om gebruik te maken van juridische steun en vertegenwoordiging om schendingen van eigendomsrechten succesvol aan te vechten;

M.  overwegende dat het toekennen van gegarandeerde landrechten aan vrouwen belangrijk is voor het terugdringen van de armoede, daar vrouwen een belangrijke rol vervullen als voedselproducenten in plattelandsgebieden en stedelijke agglomeraties, waar ze gezinsleden moeten voeden; overwegende dat vrouwen, die bij elkaar 70% van de Afrikaanse boeren vertegenwoordigen, formeel een uiterst schamele 2% van het land bezitten; overwegende dat uit recente programma's in India, Kenia, Honduras, Ghana, Nicaragua en Nepal is gebleken dat huishoudens onder vrouwelijke leiding over meer voedselzekerheid en betere gezondheidszorg beschikken en zich meer richten op onderwijs dan huishoudens onder mannelijke leiding;

N.  overwegende dat meer dan 60% van de mensen die honger lijden vrouwen en kinderen zijn en dat 60 tot 80% van het voedsel in ontwikkelingslanden wordt geproduceerd door vrouwen(2);

O.  overwegende dat in heel de wereld naar schatting 370 miljoen mensen van inheemse volken een sterke spirituele, culturele, sociale en economische band hebben met hun traditionele gronden, die doorgaans door de gemeenschap worden beheerd;

P.  overwegende dat artikel 17 van de Universele verklaring van de rechten van de mens stelt dat een ieder recht heeft op eigendom, hetzij alleen, hetzij tezamen met anderen, en dat niemand willekeurig van zijn of haar eigendom mag worden beroofd;

Q.  overwegende dat ILO-overeenkomst nr. 169 en de verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volken voorzien in specifieke vormen van bescherming voor de toegang tot land voor inheemse volken;

R.  overwegende dat artikel 10 van de Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volken het recht van deze volken waarborgt om niet te worden verdreven van hun gronden of grondgebieden, en hun garandeert dat verplaatsing naar elders niet zal plaatsvinden zonder hun vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming en nadat een gerechtvaardigde en billijke vergoeding is overeengekomen, en waar mogelijk een optie op terugkeer;

Landrechten, inclusief eigendomsrechten, en vermogensvorming

1.  is van mening dat geregistreerde eigendomsrechten en gegarandeerde landrechten de drijvende kracht zijn achter economische groei, , en tegelijkertijd sociale cohesie en vrede bevorderen;

2.  benadrukt dat door te zorgen voor gegarandeerde landrechten en meer gelijkheid bij de toegang tot land een stevige basis wordt gelegd voor het opbouwen van middelen van bestaan, het creëren van economische kansen en het produceren van voedsel voor huishoudens;

3.  onderstreept het feit dat er naast individueel landeigendom diverse andere mogelijkheden van landeigendom zijn, waarbij onder meer kan worden voortgebouwd op gewoonterechtelijke landeigendomsregelingen om eigendomsrechten met betrekking tot woonpercelen, landbouwgrond en natuurlijke hulpbronnen wettelijk te verankeren, en dat deze mogelijkheden erkend moeten worden, zoals ook bepleit wordt door UN-Habitat;

4.  benadrukt dat gegarandeerd landeigendom van kleine landbouwers - die 95% uitmaken van de potentiële landeigenaren in ontwikkelingslanden - de lokale economie stimuleert, de voedselzekerheid vergroot, de migratie vermindert en de uitbreiding van sloppenwijken vertraagt; wijst op het feit dat bijvoorbeeld in Ethiopië waar nu eigendomsrechten zijn ingevoerd, de productiviteit in drie jaar tijd puur en alleen dankzij deze verandering tot wel 40 % per acre is gestegen(3);

5.  stelt met bezorgdheid vast dat vrouwen door culturele tradities vaak aangewezen blijven op mannelijke familieleden als het gaat om gegarandeerd grondbezit, en dat zij geen rechtsbescherming genieten; benadrukt het feit dat de staten op grond van hun internationale verplichtingen moeten zorgen voor minimale economische, sociale en culturele rechten, en dat de regeringen onder meer verplicht zijn erop toe te zien dat bij landbeheer niet wordt gediscrimineerd met name niet jegens vrouwen en armen, en dat er geen andere mensenrechten worden geschonden;

6.  wijst op het feit dat wanneer mensen de middelen wordt gegeven om zelf over hun eigen hulpbronnen te beschikken en dit gecombineerd wordt met formele successieregels, kleine landbouwers gestimuleerd worden op duurzame wijze in hun land te investeren, hun land te terrasseren en te bevloeien, en de effecten van de klimaatverandering te verzachten; merkt in dit verband op dat uit onderzoeken blijkt dat de waarschijnlijkheid van investeringen in terrassering in het geval van huishoudens met volledig gegarandeerde en overdraagbare landeigendomsrechten 59,8% hoger is dan in het geval van huishoudens die binnen de vijf jaar een herverdeling van het land in hun dorp verwachten;

7.  merkt op dat men met landeigendomstitels geld kan lenen tegen een redelijke rentevoet, en dat geld dan weer gebruikt kan worden om een bedrijf op te richten en verder te ontwikkelen; benadrukt dat de bescherming van eigendomsrechten een concurrerend ondernemingsklimaat kan bevorderen waarin ondernemerschap en een innovatieve geest tot ontplooiing kunnen komen;

8.  erkent dat de uitdaging gelegen is in het overbruggen van de kloof tussen rechtmatigheid, legitimiteit en praktijk door op gedeelde normen gebaseerde grondbezitmechanismen op te zetten, waarmee eerst en vooral de bestaande rechten worden erkend en tegelijkertijd ervoor wordt gezorgd dat mannen en vrouwen alsook kwetsbare gemeenschappen in ontwikkelingslanden gegarandeerde rechten op grond en activa krijgen en ten volle worden beschermd tegen gevestigde belangen die zich hun eigendom zouden kunnen toe-eigenen;

9.  veroordeelt in de meeste strenge bewoordingen de illegale praktijk van landjepik waarbij de arme plattelandsbevolking en de traditionele nomadische bevolkingsgroepen hun land ontnomen wordt zonder dat daar een passende compensatie tegenover staat; wijst op het feit dat tussen 2000 en 2013 wereldwijd ten minste 32 miljoen hectare land via ten minste 886 van dit soort grootschalige, transnationale landtransacties ontvreemd is(4); benadrukt het feit dat het aantal gesloten grote landtransacties in werkelijkheid waarschijnlijk aanzienlijk lager hoger ligt dan deze cijfers;

10.  verzoekt de Commissie en de lidstaten in hun ontwikkelingsbeleid te laten meewegen dat er in ontwikkelingslanden, en met name in Afrika, op grote schaal grondaankopen plaatsvinden door investeerders uit ontwikkelde landen, en dat dit proces de lokale boeren benadeelt en rampzalige gevolgen heeft voor vrouwen en kinderen; verzoekt de Commissie en de lidstaten in dit verband vrouwen en kinderen te beschermen tegen verarming, hongersnood en gedwongen verwijdering van hun dorpen en grond;

11.  benadrukt dat de intrekking van stimuleringsmaatregelen van de overheid voor de productie van op gewassen gebaseerde biobrandstoffen en van subsidies één manier is om landjepik tegen te gaan;

12.  herinnert eraan dat wanneer landrechten niet gegarandeerd zijn en er sprake is van zwak bestuur, plaatselijke gemeenschappen grote risico's lopen in termen van voedselonzekerheid, verplaatsing en verdrijving van boeren en veehoeders; dringt er in dit verband bij de EU-lidstaten op aan om steun te geven aan de nationale capaciteit van ontwikkelingslanden om hun administratieve structuren te versterken;

13.  benadrukt het feit dat zowel in het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten het zelfbeschikkingsrecht wordt erkend, wat gedefinieerd wordt als het recht van alle volken om vrijelijk te beschikken over hun natuurlijke rijkdommen en hulpbronnen, en dat in beide verdragen wordt vermeld dat geen enkele persoon van zijn of haar middelen van bestaan mag worden beroofd; benadrukt in dit verband dat onderhandelingen over grootschalige pacht of landaankoop gepaard moeten gaan met transparantie, passende en geïnformeerde deelneming van de bij de pacht of landaankoop betrokken plaatselijke gemeenschappen en met het afleggen van rekenschap over het gebruik van de inkomsten, die ten goede moeten komen van de lokale bevolkingsgroepen;

14.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om op VN-niveau te onderzoeken wat de gevolgen zijn van dergelijke grondaankopen voor de verwoestijning van landbouwgrond, voor het verlies van het verblijfsrecht en het recht op toegang tot land van vrouwen (met name alleenstaande vrouwen en vrouwen die gezinshoofd zijn), voor de voedselzekerheid en voor het levensonderhoud van de vrouwen zelf, hun kinderen en de van hen afhankelijke personen;

15.  benadrukt dat investeringsovereenkomsten inzake grootschalige pacht of landaankoop naar behoren rekening moeten houden met het recht van de degenen die het land op dat moment gebruiken, alsmede met de rechten van de werknemers op boerderijen; is van mening dat de verplichtingen van investeerders helder moeten worden gedefinieerd en gehandhaafd moeten kunnen worden door bijvoorbeeld de opneming van sanctiemechanismen voor gevallen van niet-naleving van de mensenrechten; is van mening dat alle landtransacties een wettelijke verplichting moeten omvatten op grond waarvan een bepaald minimumpercentage van de geteelde gewassen op de plaatselijke markt moet worden verkocht;

Routekaart naar gegarandeerde landrechten, inclusief eigendomsrechten, en duurzaam landbeheer in ontwikkelingslanden

16.  wijst op het feit dat landhervormingen om de nodige flexibiliteit vragen en dat ze toegesneden moeten worden op de plaatselijke, maatschappelijke en culturele omstandigheden, zoals traditionele vormen van eigendom van stammen, en dat deze vooral tot doel moeten hebben de meest kwetsbare mensen het heft in eigen handen te geven;

17.  benadrukt dat het naast elkaar bestaan van op het gewoonterecht gebaseerde regelingen voor grondbezit en door koloniale bewinden opgelegde modellen, een van de belangrijkste oorzaken is van de endemische onzekerheid over landrechten in ontwikkelingslanden; benadrukt in dit verband de absoluut noodzaak om de legitimiteit te erkennen van op het gewoonterecht gebaseerde grondbezitregelingen, waarmee individuele personen en gemeenschappen wettelijke rechten worden toegekend en wordt voorkomen dat landrechten worden ontnomen en misbruikt, wat met name schering en inslag is in Afrikaanse gemeenschappen en onder de grote inheemse volkeren van Latijns-Amerika;

18.  benadrukt dat het wettelijk verankeren van gegarandeerd grondbezit voor landbezetters in steden een aanzienlijke impact heeft op de beleggingen in huizen, daar uit onderzoeken blijkt dat het percentage woningrenovaties met meer dan 66% toeneemt;

19.  feliciteert Rwanda met de vooruitgang die is geboekt met het grondbeleid, waardoor het mogelijk werd het hele land in relatief korte tijd te kadastreren;

20.  waarschuwt voor het toepassen van een "one size fits all"-beginsel om grondbezit te garanderen; onderstreept het feit dat formele landbeheerdiensten het meest doeltreffend zijn wanneer zo op lokaal niveau worden aangeboden; is daarom van mening dat voor de effectieve toekenning van gegarandeerde landrechten misschien een hervorming nodig zal zijn van de gecentraliseerde openbare kadastrale instanties, opdat de verantwoordelijkheden kunnen worden overgedragen aan lokale en op het gewoonterecht gebaseerde instanties; is van mening dat kadastrale registratie vervolgens verbeterd kan worden door middel van de automatisering van kadastergegevens en -systemen;

21.  wijst erop dat landbouw een essentiële bron van bestaansmiddelen en voedselzekerheid voor de plattelandsgemeenschappen blijft; merkt echter op dat landbouwgrond veelvuldig onder druk komt te staan door bevolkingsgroei, verandering van grondgebruik, commerciële investeringen, en verslechtering van het milieu door droogte, bodemerosie en tekort aan voedingsstoffen, alsmede door natuurrampen en conflicten; is in deze context van mening dat het garanderen van landrechten voor de plattelandsbevolking van essentieel belang is voor de verwezenlijking van de milleniumontwikkelingsdoelstellingen (MOD's); is van oordeel dat een reeks beleidsinstrumenten kan helpen deze uitdagingen het hoofd te bieden en dat deze instrumenten moeten worden afgestemd op de plaatselijke omstandigheden;

22.  is van mening dat de regeringsfunctionarissen allereerst moeten nagaan welke systemen voor landbeheer en landrechten reeds bestaan en dat ze vervolgens op deze systemen moeten voortbouwen ten behoeve van de armen en de kwetsbare groepen;

23.  vertrouwt erop dat de decentralisering van het landbeheer lokale gemeenschappen en individuen mede het heft in eigen handen geeft en wijst op de noodzaak om corrupte praktijken van lokale leiders die het op een akkoordje gooien met buitenlandse investeerders en beslag leggen op ongeregistreerde stukken grond uit te roeien;

24.  benadrukt dat geen enkele verandering in grondgebruik mag worden doorgevoerd zonder de vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming van de betreffende lokale gemeenschappen; herinnert eraan dat het internationaal recht inheemse volken specifieke vormen van bescherming van hun rechten op grond biedt; dringt er overeenkomstig de Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volken op aan dat de landen doeltreffende mechanismen invoeren voor het voorkomen van, en het instellen van beroep tegen, elke actie die tot doel of als resultaat heeft dat inheemse volken worden beroofd van hun land, grondgebieden of hulpbronnen;

25.  merkt op dat het eigendom van het beperkte deel van het land in Afrika dat wel kadastraal geregistreerd is (10%), is vastgelegd met behulp van verouderde en zeer onnauwkeurige systemen; benadrukt het feit dat volgens schattingen van de Wereldbank(5) de 27 economieën die in de afgelopen zeven jaar hun kadaster hebben gemoderniseerd de gemiddelde termijn die benodigd is voor de overdracht van eigendomsrechten hebben gehalveerd en daarmee de transparantie hebben vergroot, de corruptie teruggedrongen en de inning van ontvangsten vereenvoudigd; benadrukt dat binnen het ontwikkelingsbeleid een hoge prioriteit moet worden toegekend aan het opzetten en verbeteren van kadasters in ontwikkelingslanden;

26.  herinnert eraan dat gegarandeerd grondbezit op verschillende manieren gewaarborgd kan worden, mits de rechten van landgebruikers en eigenaren duidelijk zijn; herinnert eraan dat er naast formele eigendomstitels zekerheid kan worden verkregen door duidelijke, langlopende pachtcontracten, of door de formele erkenning van op het gewoonterecht gebaseerde rechten en informele regelingen, met toegankelijke en doeltreffende mechanismen inzake geschillenbeslechting; roept de EU op ontwikkelingshulp vooral in te zetten voor capaciteitsopbouw en opleidingsprogramma's op het gebied van landbeheer die tot doel hebben de landrechten voor armen en kwetsbare groepen te garanderen door onder meer kadastraal onderzoek en kadastrale registratie, alsook de toerusting van onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden;

27.  verzoekt de EU de capaciteit van rechtbanken in ontwikkelingslanden om het eigendomsrecht op effectieve wijze te handhaven, landgeschillen te beslechten en onteigeningen in goede banen te leiden, te helpen versterken, dit alles in het kader van een holistische benadering gericht op consolidering van rechtsstelsels en de rechtsstaat;

28.  verzoekt de EU ontwikkelingslanden te steunen bij de uitvoering van hun landhervormingen om met name de betrokkenheid van alle belanghebbenden te bevorderen en in combinatie met bewustmakingsprogramma's, opdat de rechten van alle betrokken partijen - armen en kwetsbaren in het bijzonder - volledig geëerbiedigd worden; haalt het voorbeeld aan van Madagaskar en van de plaatselijke loketten voor landregistratie, waar dankzij eenvoudige en lokale initiatieven de registratie van land aanzienlijk kon worden vereenvoudigd.

29.  wijst op het feit dat de jaarlijkse inkomsten uit landtransacties aanzienlijk stijgen als ontwikkelingslanden een degelijk belastingstelsel opbouwen in het kader waarvan de kadastrale registratie wordt verbeterd en taxatiebevoegdheden worden afgebakend, zoals bijvoorbeeld in Thailand waar deze inkomsten binnen 10 jaar tijd verzesvoudigden;

30.  wijst erop dat de formele erkenning van landrechten voor vrouwen niet automatisch leidt tot de effectieve tenuitvoerlegging van deze rechten; verzoekt de EU om in haar landhervormingsprogramma's bijzondere aandacht te schenken aan de kwetsbaarheid van vrouwen voor veranderingen in de gezinsstructuur en aan de mate waarin vrouwen hun rechten kunnen doen gelden, en om ervoor te zorgen dat in de praktijk de namen van beide echtgenoten op landeigendomstitels komen te staan;

31.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om er in hun humanitair en ontwikkelingsbeleid voor te zorgen dat ontwikkelingslanden wettelijke maatregelen nemen om gendergelijkheid te bevorderen en om aan eigendomsrechten gerelateerde discriminatie op grond van etniciteit, ras en burgerlijke staat tegen te gaan; verzoekt de Commissie en de lidstaten voorts aan de orde te stellen op welke wijze de aanzienlijke sociale, politieke en culturele beperkingen voor het verkrijgen van landrechten kunnen worden weggenomen;

32.  verzoekt de EU-delegaties in ontwikkelingslanden om toe te zien op de naleving van de eigendomsrechten van vrouwen, om vrouwen op die manier te beschermen tegen het risico op armoede en sociale uitsluiting;

33.  verzoekt de EU om steun te verlenen aan de inspanningen van de ontwikkelingslanden om de markten voor de verhuur van land te hervormen teneinde land toegankelijk te maken voor armen en groei te bevorderen, en daarbij buitensporige restricties op de pachtmarkten te vermijden;

Landrechten, inclusief eigendomsrechten, centraal stellen in het EU-ontwikkelingsbeleid

34.  wijst op het feit dat de grootschalige landaankoop in ontwikkelingslanden, onder andere, een rechtstreeks gevolg is van het zwakke landbeheer aldaar; benadrukt dat EU-steun zou moeten bijdragen tot de opbouw van de institutionele capaciteit die nodig is voor het verlenen van gegarandeerde landrechten, om "rent seeking" (profiteergedrag), bureaucratische inertie en corrupte praktijken waarvoor geen rekenschap wordt afgelegd, aan te pakken;

35.  pleit voor deelname van de EU aan wereldwijde landinitiatieven; benadrukt het feit dat de EU als 's werelds meest vooraanstaande donor van ontwikkelingshulp alles in zich heeft om de huidige beperkte aanpak zowel qua reikwijdte als zichtbaarheid op een hoger plan te brengen en zo het vraagstuk landbezit te helpen aanpakken;

36.  wijst erop dat de EU niet alleen moet streven naar betere systemen voor eigendomsrechten in ontwikkelingslanden, maar ook moet proberen de mensen toegang te geven tot sociale voorzieningen en verzekeringsstelsels opdat hun middelen van bestaan en hun activa worden beschermd in geval van rampen of andere schokken;

37.  vraagt om de uitvoering van de vrijwillige richtsnoeren voor verantwoord beheer van bodemgebruik, visserij en bosbouw;

38.  spoort de Commissie aan een duidelijk afgebakende begrotingslijn vast te stellen, waarbij de blik verschoven wordt van individuele initiatieven naar centrale op de lange termijn gerichte ondersteuning van landbeheerhervormingen, dit teneinde het landbezit te stroomlijnen;

39.  benadrukt dat de uitdaging van het verlenen van gegarandeerde landrechten aan ontheemden en vluchtelingen door de klimaatverandering waarschijnlijk nog groter zal worden; dringt er in dit verband bij de EU op aan meer bijstand te verlenen met betrekking tot de opneming van landrechten in de humanitaire en ontwikkelingsrespons op rampen of civiele conflicten, waarbij erop moet worden toegezien dat het landbeleid gegarandeerde landrechten voor verschillende etnische, sociale en generationele groepen op billijke wijze waarborgt;

40.  verzoekt de Commissie en de lidstaten de positie van vrouwen te versterken met betrekking tot de uitoefening van hun rechten en hun toegang tot land, erfrechten, toegang tot kredieten en spaarfaciliteiten in postconflictsituaties, met name in landen waar de rechten van vrouwen niet juridisch afdwingbaar zijn noch maatschappelijk erkend, en waar ongelijkheid van man en vrouw voor de wet, een traditionele houding ten aanzien van vrouwen en een door mannen gedomineerde sociale hiërarchie verhinderen dat vrouwen gelijke en billijke rechten krijgen; verzoekt de EU de onlangs opgerichte VN-Vrouwenorganisatie bij deze kwestie te betrekken;

41.  is ingenomen met het in juni 2013 door de G8 gelanceerde Land Transparency Initiative op basis van het initiatief inzake transparantie in de winningssector (Extractive Industries Transparency Initiative (EITI)), en met de erkenning van het feit dat transparantie met betrekking tot de eigendom van bedrijven en land in combinatie met gegarandeerde eigendomsrechten en robuuste instellingen van cruciaal belang is voor de terugdringing van armoede; benadrukt echter dat de inspanningen moeten worden verhoogd om de tenuitvoerlegging van efficiënte landhervormingen te vergemakkelijken;

42.  verklaart opnieuw dat de EU zich in het kader van duurzame ontwikkeling wil inzetten voor de vermindering van armoede in de wereld en herhaalt dat zij in al haar beleid en al haar praktijken met betrekking tot ontwikkelingslanden een sterke gendercomponent moet opnemen(6);

43.  benadrukt het feit dat het beleid in ontwikkelingslanden voor de gelijkschakeling van de eigendomsrechten van vrouwen met die van mannen moet worden versterkt; is van oordeel dat dit beleid verwerkt moet worden in de landenprogramma's en gepaard moet gaan met de nodige mechanismen voor financiële ondersteuning, zoals spaarfaciliteiten, kredietverstrekking, toelagen, microkredieten en verzekeringen; meent dat de versterking van dit beleid moet resulteren in een sterkere positie voor vrouwen en ngo's en het vrouwelijk ondernemerschap moet bevorderen; gelooft dat de versterking van dit beleid zal leiden tot meer kennis van vrouwen op juridisch en financieel gebied, ondersteuning van het onderwijs voor meisjes, een betere informatievoorziening, de opzet van rechtsbijstanddiensten en meer genderbewustzijn van financiële dienstverleners;

44.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om zich in hun ontwikkelingsbeleid actief in te zetten voor het vrouwelijk ondernemerschap en de eigendomsrechten van vrouwen, als stap om vrouwen financieel onafhankelijker te maken van hun echtgenoten en om de economie van hun landen te versterken;

45.  brengt in herinnering dat 15 oktober de Internationale Dag van de Plattelandsvrouw is en verzoekt de Europese Unie en de lidstaten bewustmakingscampagnes in ontwikkelingslanden te bevorderen;

o
o   o

46.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten van de EU, alsmede aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de voorzitter van de Wereldbank, de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten, de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering en de Paritaire Parlementaire Vergadering van de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan Afrika-Europese Unie.

(1) PB C 56 E van 26.2.2013, blz. 75.
(2) Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO), Policy Brief No 5, Economic and Social Perspectives, augustus 2009.
(3) USAID Ethiopië, http://ethiopia.usaid.gov/programs/feed-future-initiative/projects/land-administration-nurture-development-land
(4) http://www.landmatrix.org/get-the-idea/global-map-investments/
(5)2012b.Zakendoen 2012: Zakendoen in een transparantere wereld, Washington, DC: Wereldbank.
(6) PB C 46 van 24.2.2006.

Juridische mededeling - Privacybeleid