Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 2 april 2014 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van internationale handelsregels (COM(2012)0773 – C7-0415/2012 – 2012/0359(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2012)0773),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0415/2012),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de schriftelijke toezegging van de vertegenwoordiger van de Raad van 5 februari 2014 om het standpunt van het Europees Parlement goed te keuren, overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A7-0308/2013),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast(1);
2. neemt kennis van de verklaring van de Commissie die als bijlage bij onderhavige resolutie is gevoegd;
3. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Dit standpunt vervangt de amendementen die zijn aangenomen op 23 oktober 2013 (Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0439).
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 2 april 2014 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) nr. .../2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) nr. 654/2014.)
BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE
VERKLARING VAN DE COMMISSIE
De Commissie is verheugd over de vaststelling van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van internationale handelsregels en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad.
Krachtens de verordening is de Commissie bevoegd in bepaalde specifieke situaties uitvoeringshandelingen vast te stellen, op basis van objectieve criteria en onderworpen aan de controle door de lidstaten. De Commissie is voornemens bij de uitoefening van die bevoegdheid te handelen volgens deze verklaring.
Bij het opstellen van ontwerpuitvoeringshandelingen zal de Commissie uitgebreide raadplegingen organiseren om te waarborgen dat alle relevante belangen op gepaste wijze in aanmerking worden genomen. De Commissie verwacht dankzij die raadplegingen input te zullen krijgen van particuliere belanghebbenden die geraakt worden door de maatregelen van derde landen of door eventuele door de Unie vast te stellen handelspolitieke maatregelen. Evenzo verwacht de Commissie input te zullen krijgen van overheidsinstanties die betrokken kunnen zijn bij de tenuitvoerlegging van eventuele door de Unie vast te stellen handelspolitieke maatregelen. Waar het maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten betreft, zal bij het opstellen van ontwerpuitvoeringshandelingen met name met de input van de overheidsinstanties in de lidstaten op gepaste wijze rekening worden gehouden.
De Commissie erkent dat het belangrijk is dat de lidstaten tijdig worden geïnformeerd wanneer zij de vaststelling van uitvoeringshandelingen op grond van deze verordening overweegt, zodat zij kunnen bijdragen aan volledig doordachte besluiten, en zij zal het nodige doen om deze doelstelling te verwezenlijken.
De Commissie bevestigt dat zij de ontwerpuitvoeringshandelingen die zij aan het comité van de lidstaten voorlegt, onverwijld aan het Parlement en de Raad zal toezenden. Evenzo zal zij na het uitbrengen van een advies in het comité de definitieve ontwerpuitvoeringshandelingen onverwijld aan het Parlement en de Raad toezenden.
De Commissie zal het Parlement en de Raad regelmatig op de hoogte houden van internationale ontwikkelingen die kunnen leiden tot situaties waarin het nodig is maatregelen vast te stellen uit hoofde van de verordening. Dit zal gebeuren via de bevoegde comités en commissies van de Raad en het Parlement.
De Commissie is verheugd over het voornemen van het Parlement om een gestructureerde dialoog over geschillenbeslechting en handhavingskwesties te bevorderen en zal ten volle deelnemen aan speciale bijeenkomsten met de bevoegde parlementaire commissie om van gedachten te wisselen over handelsgeschillen en handhavingsmaatregelen, onder meer met betrekking tot de effecten op de bedrijfstakken van de Unie.
Tot slot bevestigt de Commissie dat zij er groot belang aan hecht ervoor te zorgen dat de verordening een doeltreffend en doelmatig instrument vormt voor de handhaving van de rechten van de Unie krachtens internationale handelsovereenkomsten, ook op het gebied van de handel in diensten. De Commissie zal daarom, overeenkomstig de bepalingen van de verordening, de werkingssfeer van artikel 5 herzien om deze uit te breiden tot aanvullende handelspolitieke maatregelen inzake de handel in diensten, zodra de voorwaarden zijn geschapen voor het waarborgen van de werkbaarheid en doeltreffendheid van deze maatregelen.