Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2014/2020(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0270/2014

Ingediende teksten :

A7-0270/2014

Debatten :

PV 16/04/2014 - 11
CRE 16/04/2014 - 11

Stemmingen :

PV 16/04/2014 - 14.4
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2014)0434

Aangenomen teksten
PDF 196kWORD 54k
Woensdag 16 april 2014 - Straatsburg
Uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen
P7_TA(2014)0434A7-0270/2014

Resolutie van het Europees Parlement van 16 april 2014 over uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (2014/2020(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het ontwerp van besluit van de Raad (05600/2014),

–  gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad (COM(2011)0740),

–  gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 311, derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7‑0047/2014),

–  gezien zijn resolutie van 29 maart 2007 over de toekomst van de eigen middelen van de Europese Unie(1),

–  gezien zijn resolutie van 8 juni 2011 over investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa(2),

–  gezien zijn resolutie van 13 juni 2012 over het meerjarig financieel kader en eigen middelen(3),

–  gezien zijn resolutie van 23 oktober 2012 met het oog op het bereiken van een positief resultaat van de goedkeuringsprocedure van het meerjarig financieel kader(4),

–  gezien zijn resolutie van 13 maart 2013 over de conclusies van de Europese Raad van 7 en 8 februari 2013 betreffende het meerjarig financieel kader(5),

–  gezien zijn resolutie van 3 juli 2013 over het politieke akkoord over het meerjarig financieel kader 2014-2020(6),

–  gezien artikel 81, lid 1, van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A7‑0270/2014),

A.  overwegende dat de Raad overeenkomstig artikel 311, lid 4, VWEU volgens een bijzondere wetgevingsprocedure bij verordeningen de uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Unie vaststelt voor zover daarin wordt voorzien door het besluit houdende de bepalingen die van toepassing zijn op het stelsel van eigen middelen;

B.  overwegende dat in artikel 311 VWEU tevens wordt bepaald dat de begroting volledig uit eigen middelen wordt gefinancierd en dat de Raad de mogelijkheid heeft nieuwe categorieën van eigen middelen vast te stellen, dan wel bestaande categorieën in te trekken, waarmee de rechtsgrond wordt geschapen voor een grondige hervorming van het stelsel van eigen middelen;

C.  overwegende dat het Europees Parlement er altijd op heeft aangedrongen dat de begroting van de Unie weer wordt gefinancierd door middel van een stelsel van werkelijke eigen middelen, zoals bepaald in het Verdrag; overwegende dat het Parlement regelmatig heeft gewezen op de tekortkomingen en beperkingen van het bestaande stelsel van eigen middelen, en op het gebrek aan doorzichtigheid en de enorme complexiteit, waardoor het volledig onbegrijpelijk wordt voor de Europese burgers, die uiteindelijk de gevolgen ervan dragen;

D.  overwegende dat de nationale bijdragen aan de EU-begroting op BNI-grondslag, die tegenwoordig ongeveer 74% van de totale ontvangsten van de EU vormen, niet als werkelijke eigen middelen kunnen worden beschouwd, omdat ze eenvoudigweg worden overgeschreven van de nationale schatkisten naar de EU-begroting; overwegende dat de bijdrage op BTW-grondslag, die ongeveer 11% van de totale ontvangsten van de EU vormt, zich op zodanige wijze heeft ontwikkeld dat deze wordt gezien als nationale bijdrage aan de EU-begroting; overwegende dat deze situatie in de loop van de decennia ertoe heeft geleid dat het idee van "billijke compensatie" de overhand heeft gekregen, wat ook duidelijk bleek uit de conclusies van de Europese Raad van 7 en 8 februari 2013 over het MKF 2014-2020 en een structurele hervorming van de EU-begroting praktisch onmogelijk heeft gemaakt;

E.  overwegende dat de lidstaten vanwege de bezuinigingen weinig geneigd zijn om hun bijdragen aan de EU-begroting te verhogen, ondanks de onbetwiste voordelen die zij hebben bij de door de EU gefinancierde programma's, en overwegende dat een stelsel van rechtstreekse eigen middelen voor de EU de enige levensbare oplossing is;

F.  overwegende dat het Parlement voortdurend zijn steun heeft uitgesproken voor de voorstellen die de Commissie in juni 2011 heeft gepresenteerd en die, door middel van het verlagen van de nationale bijdragen aan de EU-begroting tot maximaal 40%, het afschaffen van de huidige puur op statistiek gebaseerde bijdrage op BTW-grondslag en deze vervangen door een werkelijke bron van EU-ontvangsten op BTW-grondslag, de invoering van een nieuwe categorie werkelijke eigen middelen en de vervanging van alle kortingen en correctiemechanismen door een systeem van forfaitaire bedragen voor de periode 2014‑2020, een stap in de goede richting betekenden door de ontvangstenkant van de EU‑begroting in overeenstemming te brengen met de letter en de geest van het Verdrag, en om die reden van meet af aan de steun genoten van de overgrote meerderheid van het Parlement;

G.  overwegende dat het Parlement ondanks zijn ontevredenheid over de onmacht van de Raad om vooruitgang te boeken met de hervorming van het stelsel van eigen middelen, uiteindelijk in november 2013 zijn steun verleende aan de MFK 2014-2020-verordening, naar aanleiding van de met de Raad bereikte overeenstemming over een gemeenschappelijke verklaring inzake de oprichting van een Groep op hoog niveau Eigen Middelen; overwegende dat het Litouwse voorzitterschap bij die gelegenheid toezegde een oprichtingsvergadering van deze Groep bijeen te zullen roepen op 18 en 19 december 2013; overwegende dat deze vergadering vanwege het uitblijven van een besluit door de Raad over zijn drie leden in deze Groep op hoog niveau pas zal plaatsvinden in april 2014;

H.  overwegende dat de Groep op hoog niveau Eigen Middelen uiterlijk eind 2014 een eerste beoordeling van de tekortkomingen van het huidige stelsel moet publiceren, gevolgd door een definitieve beoordeling in 2016, die besproken moet worden op een interinstitutionele conferentie met deelname van de nationale parlementen; overwegende dat de Groep op hoog niveau alle aspecten van de hervorming van het stelsel van eigen middelen moet bestuderen, om de Commissie een basis te bieden om te kunnen beoordelen of het gepast is om tegelijkertijd met de herziening van het MFK 2014-2020 na de verkiezingen (waarmee uiterlijk eind 2016 begonnen moet worden) nieuwe initiatieven inzake eigen middelen op te stellen, en om een voorstel te kunnen formuleren voor een succesvolle hervorming voor de periode van het MFK na 2020;

1.  verwelkomt de overeenstemming die de Raad heeft bereikt tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Unie, zoals bepaald in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

2.  betreurt echter het besluit van de Raad om de bepalingen inzake de berekening van de BNI-middelen weer te verplaatsen naar het eigenmiddelenbesluit; is van mening dat dit een gemiste kans is om alle uitvoeringsbepalingen in een enkele tekst bijeen te brengen, en dat artikel 311 van het Verdrag van Lissabon niet voorziet in een objectieve grondslag voor deze splitsing;

3.  betreurt dat de Raad geen vooruitgang heeft weten te boeken bij de hervorming van het stelsel van eigen middelen op basis van de wetgevingsvoorstellen van de Commissie;

4.  roept nogmaals op tot een hervorming van het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie, om het eenvoudig, transparant, eerlijk, zichtbaar en begrijpelijk te maken voor de burgers van de EU, zodat zij zich meer betrokken kunnen voelen bij het Europese project en tegelijkertijd de druk op de nationale schatkisten van de lidstaten verlaagd kan worden;

5.  heeft hoge verwachtingen van de werkzaamheden van de Groep op hoog niveau Eigen Middelen, die een unieke mogelijkheid biedt om de huidige blokkering van de hervorming van het stelsel van eigen middelen op te heffen; verwelkomt de eerste vergadering van de Groep op hoog niveau op 3 april 2014; verwacht dat, ondanks de aanzienlijke en betreurenswaardige vertraging bij het organiseren van deze oprichtingsvergadering, de Groep op hoog niveau zich zal houden aan de doelstellingen en het tijdschema zoals vastgelegd in de gemeenschappelijke verklaring tot oprichting van de Groep op hoog niveau Eigen Middelen;

6.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.

(1) PB C 27 E van 31.1.2008, blz. 214.
(2) PB C 380 E van 11.12.2012, blz. 89.
(3) PB C 332 E van 15.11.2013, blz. 42.
(4) PB C 68 E van 7.3.2014, blz. 1.
(5) Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0078.
(6) Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0304.

Juridische mededeling - Privacybeleid