Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2014/2690(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B7-0365/2014

Ingediende teksten :

B7-0365/2014

Debatten :

Stemmingen :

PV 17/04/2014 - 9.12
CRE 17/04/2014 - 9.12
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2014)0456

Aangenomen teksten
PDF 135kWORD 51k
Donderdag 17 april 2014 - Straatsburg
Godsdienstvrijheid en culturele diversiteit
P7_TA(2014)0456B7-0365/2014

Resolutie van het Europees Parlement van 17 april 2014 over het buitenlands beleid van de EU in een wereld van culturele en religieuze diversiteit (2014/2690(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de artikelen 2 en 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien het Handvest van de Verenigde Naties,

–  gezien het Europees Verdrag betreffende de rechten van de mens en het Handvest van de grondrechten van de EU, met name de artikelen 10 en 22,

–  gezien het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten,

–  gezien het UNESCO-Verdrag inzake de bescherming en bevordering van de verscheidenheid van culturele uitdrukkingsvormen,

–  gezien de VN-resoluties inzake de vrijheid van godsdienst of overtuiging en inzake de uitbanning van alle vormen van onverdraagzaamheid en discriminatie op basis van godsdienst of overtuiging, en met name Resolutie A/RES/67/179 van 20 december 2012 van de Algemene Vergadering en Resolutie A/HRC/22/20/L.22 van 22 maart 2013 van de Mensenrechtenraad,

–  gezien het strategisch kader en het actieplan van de Europese Unie voor mensenrechten en democratie (11855/2012), die op 25 juni 2012 door de Raad Buitenlandse Zaken zijn goedgekeurd,

–  gezien de conclusies van de Raad van 20 november 2008 over de bevordering van de culturele diversiteit en van de interculturele dialoog in de externe betrekkingen van de Unie en de lidstaten,

–  gezien de Europese agenda voor cultuur (COM(2007)0242), die erop is gericht het bewustzijn van de culturele diversiteit en de waarden van de EU, de dialoog met het maatschappelijk middenveld en de uitwisseling van goede praktijken te bevorderen,

–  gezien zijn aanbeveling van 2 februari 2012 aan de Raad betreffende een consistent beleid ten aanzien van autoritaire regimes waartegen de EU restrictieve maatregelen heeft vastgesteld(1),

–  gezien zijn resolutie van 12 mei 2011 over de culturele dimensies van het externe optreden van de EU(2),

–  gezien zijn aanbeveling aan de Raad van 13 juni 2013 over de ontwerprichtsnoeren van de EU tot bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst of overtuiging(3) en gezien de richtsnoeren van de EU tot bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst of overtuiging, zoals goedgekeurd door de Raad Buitenlandse Zaken op 24 juni 2013,

–  gezien zijn resolutie van 11 december 2012 over een strategie voor digitale vrijheid in het buitenlandbeleid van de EU(4),

–  gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de EU is gefundeerd op de beginselen van mensenrechten, de rechtsstaat en democratie die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en de wil en de juridische en morele plicht heeft om deze waarden te bevorderen en te beschermen in haar externe betrekkingen met alle andere landen;

B.  overwegende dat op grond van artikel 21 VEU wordt erkend dat het internationale optreden van de Unie moet berusten op "democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de naleving van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht";

C.  overwegende dat het concept van culturele en religieuze verschillen vaak heeft geleid tot onenigheid tussen verschillende bevolkingsgroepen en door leiders en regimes is uitgebuit om hun eigen doelstellingen te bevorderen, waardoor conflicten in de hand werden gewerkt;

D.  overwegende dat een begrip van religieuze en culturele diversiteit dat inclusie, wederzijds respect en een begrip van verschillende mentaliteiten mogelijk maakt, een krachtig middel is om tolerantie en verzoening te bevorderen in postconflictsituaties en kan helpen om mensenrechten en democratie te stimuleren;

E.  overwegende dat naties, staten en beschavingen in deze tijd van globalisering actief met elkaar in contact staan, terwijl de regels en normen waaraan de functionering van economische en politieke systemen onderhevig is steeds nauwer onderling verweven raken en geconfronteerd worden met gemeenschappelijke uitdagingen zoals klimaatverandering, terrorisme en armoede; overwegende dat zij tegelijkertijd een weerspiegeling vormen van nationale identiteiten en culturele verschillen, waarvan een goed begrip cruciaal is voor een internationale op tolerantie gebaseerde dialoog;

F.  overwegende dat in alle beschavingen grote waarde wordt gehecht aan het nationaal cultureel erfgoed, dat de basis vormt voor de culturele identiteit van burgers;

Beginselen van het buitenlands beleid van de EU

1.  bevestigt dat respect voor culturele diversiteit en tolerantie ten aanzien van andere concepten en overtuigingen, in combinatie met actie om alle vormen van extremisme en ongelijkheden te bestrijden, een noodzakelijk integraal onderdeel vormt van de succesvolle totstandbrenging van een internationale orde gebaseerd op universeel gedeelde democratische waarden;

2.  herhaalt zijn overtuiging dat de Unie, wanneer zij haar eigen belangen in de wereld beschermt, haar beleid altijd moet baseren op de bevordering van de fundamentele waarden die haar grondslag vormen (democratie, de rechtsstaat en mensenrechten, sociale rechtvaardigheid en de strijd tegen armoede) alsook op respect voor andere landen;

3.  benadrukt nogmaals dat de bescherming van personen die tot kwetsbare groepen behoren zoals etnische of religieuze minderheden, de bevordering van vrouwenrechten en de zelfredzaamheid van vrouwen, evenals de strijd tegen alle vormen van geweld en discriminatie op grond van geslacht of seksuele oriëntatie tot de doelstellingen van de EU in haar buitenlandse betrekkingen moeten behoren;

4.  is van oordeel dat toegang tot onderwijs in al zijn vormen, met name door de herdenking van gebeurtenissen uit het verleden, de geschiedenis en de bevordering van culturele uitwisseling, onontbeerlijk is voor het begrip van en het respect voor religie en het cultureel erfgoed;

5.  verzoekt de EU de ratificatie en tenuitvoerlegging van de belangrijke internationale mensenrechtenverdragen, met inbegrip van verdragen inzake vrouwenrechten en alle non-discriminatieovereenkomsten, belangrijke verdragen inzake arbeidsrechten en regionale mensenrechteninstrumenten te bevorderen; verwacht een snelle ratificatie van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens na de definitieve uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie;

6.  verzoekt de EU de ratificatie en tenuitvoerlegging van het UNESCO-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen te bevorderen;

7.  bevestigt dat de EU in het verleden al concrete resultaten heeft geboekt in de strijd tegen de doodstraf, maar is van mening dat zij zich nog resoluter moet inzetten, en dringt er bij de instellingen en de lidstaten op aan om hun politieke wil te handhaven en te versterken opdat de doodstraf overal ter wereld definitief kan worden afgeschaft;

8.  is van mening dat stabiele en moderne democratieën met een functionerende rechtsstaat een middel vormen om te zorgen voor vrede, internationale samenwerking en de bereidheid om mondiale problemen op constructieve wijze aan te pakken, en dat het in het belang van de EU is om een politiek klimaat van vrijheid, verdraagzaamheid en openheid, de scheiding van staat en godsdienst, evenals de ontwikkeling van democratische instellingen in de hele wereld actief te bevorderen;

9.  wijst er met name op dat de overgang naar democratie in veel landen wereldwijd gedurende de laatste twee decennia, en meer recent de gebeurtenissen van de opstanden in de Arabische wereld, hebben laten zien dat de aspiraties met betrekking tot democratie, sociale rechtvaardigheid, menselijke waardigheid en gelijke deelname universeel een drijvende kracht zijn binnen en tussen verschillende culturele en religieuze achtergronden en niet uitsluitend moeten worden gezien als een westerse aangelegenheid;

10.  is van mening dat het concept van culturele en religieuze verschillen herhaaldelijk is gebruikt om flagrante schendingen van de mensenrechten door autoritaire regimes en radicale niet-gouvernementele actoren te rechtvaardigen;

11.  verwerpt essentialistische visies van culturen als vaste entiteiten; is van mening dat de globalisering en de toenemende interactie tussen personen met verschillende culturele en religieuze achtergronden kunnen leiden tot de ontwikkeling en versterking van een gemeenschappelijke kern van universele waarden;

12.  herinnert eraan dat het respecteren en beschermen van kleinere en minderheidsculturen en het bevorderen van hun vermogen om zich vreedzaam uit te drukken in overeenstemming met de mensenrechten een manier is om een visie van culturele verschillen als confrontatie tussen onverenigbare blokken te voorkomen en vrede en stabiliteit te bevorderen;

13.  benadrukt dat inclusief onderwijs een belangrijke rol dient te spelen in het ontwikkelingsbeleid, de crisisbeheersing en de stabilisering na conflicten;

14.  benadrukt dat de eerbiediging van de godsdienstvrijheid een belangrijk beginsel van het buitenlands beleid is, dat leidt tot duurzamere internationale betrekkingen en dat de samenwerking tussen naties op basis van menselijkheid, tolerantie en wederzijdse erkenning bevordert;

15.  verwerpt de verdediging en verspreiding van fundamentalistische religieuze dogma's die de rechten van specifieke gemeenschappen aantasten of schenden;

16.  uit zijn zorg over de verspreiding van intolerantie en betreurt ten zeerste gewelddadigheden jegens religieuze gemeenschappen, met inbegrip van christenen, moslims, joden en baha'is, aan wie in diverse landen fundamentele mensenrechten ontzegd worden uitsluitend vanwege hun geloofsovertuiging; veroordeelt met name krachtig de vele pogingen wereldwijd om kerken, moskeeën, synagogen, tempels en andere gebedshuizen te sluiten of te vernielen;

17.  benadrukt het belang van culturele diplomatie, culturele samenwerking alsmede educatieve en culturele uitwisseling in het overbrengen van de waarden die deel uitmaken van de Europese cultuur en in het bevorderen van de belangen van de EU en haar lidstaten; onderstreept dat de EU als coherente mondiale speler vanuit een mondiaal perspectief en met een mondiale verantwoordelijkheid moet optreden;

De rol van de EU in het VN-systeem en op multilaterale fora

18.  erkent dat de huidige structuur van het VN-systeem, met name die van de Veiligheidsraad, de diversiteit van mondiale spelers adequater moet weerspiegelen;

19.  merkt evenwel op dat de EU en haar lidstaten in staat zijn geweest een gemeenschappelijke basis te vinden voor dialoog en samenwerking met lidstaten van de VN voor het vinden van gemeenschappelijke oplossingen die culturele en religieuze verschillen overstijgen; merkt tevens op dat de spanningen en impasses die de ontwikkeling van dergelijke oplossingen belemmeren, voortkomen uit bezwaren van landen en bij conflicten betrokken partijen tegen dergelijke overeenkomsten om strategische redenen in plaats van op basis van conflicterende morele waarden;

20.  wijst op het belang van de coördinatie van fora die zijn gericht op het bevorderen van de dialoog en het wederzijds begrip tussen culturen en godsdiensten; is echter van mening dat de doeltreffendheid van deze fora moet worden geëvalueerd en dat middelen om hun bereik te benutten moeten worden overwogen;

21.  erkent de waarde van de parlementaire diplomatie en wijst op het werk van de parlementaire vergaderingen van internationale organisaties ter bevordering van de interculturele en interreligieuze dialoog; is in dit verband verheugd over initiatieven als de aanbeveling van de Parlementaire Vergadering van de Unie voor het Middellandse Zeegebied (maart 2012, Rabat) om een "Mediterraan waardenhandvest" op te stellen;

Uitdagingen van religieuze invloed in de internationale politieke arena

22.  wijst er bezorgd op dat, naast de dreiging die terroristische netwerken voor de Unie en de rest van de wereld vormen, extremistische religieuze groeperingen die geweld gebruiken als een middel om haat en onverdraagzaamheid te bevorderen en om samenlevingen en wetgeving te beïnvloeden teneinde mensenrechten en fundamentele vrijheden van burgers te beperken, de kernwaarden die de Unie in haar buitenlands en ontwikkelingsbeleid bevordert, ondermijnen, waarbij zij openlijk dan wel heimelijk door bepaalde staten worden gesteund;

23.  is van mening dat de EU assertiever moet zijn in haar steun voor de bevordering en bescherming van mensenrechten, sociale en politieke rechten door het maatschappelijk middenveld, evenals voor de open en inclusieve interpretaties van religieuze dogma's in die landen waar de regeringen een onverdraagzame kijk op godsdienst en cultuur uitdragen of tolereren;

24.  wijst erop dat in veel niet-Europese landen, zelfs in landen waar diverse religieuze uitingen worden getolereerd, secularisme en atheïstische of agnostische visies niettemin vaak onderwerp zijn van juridische of maatschappelijke discriminatie en dat atheïsten geconfronteerd worden met bedreigingen, druk en gevaar; merkt op dat zij in EU-programma's en -beleid dezelfde bescherming verdienen als religieuze en andere minderheden; wijst erop dat vrijheid van godsdienst en geweten zowel het recht op geloofsovertuiging en geloofsbeoefening als het recht op het ontbreken van een geloofsovertuiging inhoudt, evenals het recht een geloofsovertuiging te kiezen of te bevorderen als een integraal onderdeel van de vrijheid van meningsuiting en het recht om van geloof te veranderen of om van je geloof af te stappen; verwacht dat al deze aspecten aanwezig zullen zijn in de initiatieven van de EU voor een interculturele dialoog;

25.  stelt voor dat de religieuze leiders van de drie Abrahamistische religies (het jodendom, het christendom en de islam) een interreligieuze dialoog aangaan, in een geest van eenheid en tolerantie ten aanzien van al hun eigen verschillend georganiseerde uitingsvormen;

Geloofwaardigheid, samenhang en consistentie van EU-beleid

26.  is van mening dat de doeltreffendheid van het EU-optreden berust op haar voorbeeldfunctie en de consistentie tussen de interne praktijk en het extern optreden;

27.  verzoekt alle lidstaten eventuele bestaande wetten die in strijd zijn met de fundamentele vrijheid van godsdienst en geweten en de vrijheid van meningsuiting in te trekken;

28.  benadrukt dat het van groot belang is dat de EU de eerbiediging van de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst of overtuiging, de persvrijheid en de vrijheid van toegang tot de media en nieuwe informatietechnologieën in haar extern optreden bevordert en dat zij de digitale vrijheden van burgers actief beschermt en bevordert;

29.  pleit voor een samenhangend EU-beleid inzake mensenrechten op basis van gemeenschappelijke fundamentele normen en een constructieve, resultaatgerichte aanpak; benadrukt dat de EU, wanneer zij wordt geconfronteerd met mensenrechtenschendingen, gebruik moet maken van het volledige scala aan instrumenten dat zij tot haar beschikking heeft, met inbegrip van sancties;

30.  bevestigt zijn steun voor het opnemen van wederzijdse voorwaarden en politieke bepalingen inzake mensenrechten en democratie in alle EU-overeenkomsten met derde landen, als gemeenschappelijke bevestiging van de wederzijdse inzet voor deze waarden en ongeacht de mate waarin de mensenrechten worden beschermd in een bepaald land, met passende waarborgen om ervoor te zorgen dat het schorsingsmechanisme door geen van beide partijen kan worden misbruikt;

Aanbevelingen aan de Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie

31.  verzoekt de EDEO en de EU-delegaties over de hele wereld om derde landen en regionale organisaties nauwer te betrekken bij de bevordering van de interculturele en interreligieuze dialoog;

32.  gaat ervan uit dat EU-vertegenwoordigers in hun politieke verklaringen duidelijk zullen maken dat intolerante interpretaties van religies of overtuigingen die geweld jegens en onderdrukking van aanhangers van andere geloofsovertuigingen tolereren, onverenigbaar zijn met de waarden van de EU en de universele mensenrechten en moeten worden bestreden met dezelfde vastberadenheid als repressieve politieke regimes;

33.  verzoekt de EU aan cultuur een nog grotere plaats toe te kennen in de politieke dialoog met partnerlanden en -regio's in de hele wereld en daarbij culturele uitwisselingen te bevorderen en cultuur systematisch in ontwikkelingsprogramma's en -projecten te integreren; beklemtoont in dit verband de noodzaak van stroomlijning van interne operaties tussen de diverse DG's van de Commissie die zich richten op de externe betrekkingen (buitenlands beleid, uitbreiding, handel en ontwikkeling), onderwijs, cultuur en de digitale agenda;

34.  benadrukt dat het belangrijk is dat het personeel van de EU hiertoe een passende opleiding krijgt en vestigt de aandacht op het werk in dit verband van vele organisaties, zoals de Anna Lindh-stichting en het KAICIID Dialogue Centre in Wenen;

35.  erkent dat het internet en communicatietechnologieën van groot belang zijn voor het bevorderen van de vrijheid van meningsuiting, pluralisme, de uitwisseling van informatie, het onderwijs, de mensenrechten, de ontwikkeling, de vrijheid van vergadering, de democratie en de interculturele en interreligieuze interactie en inclusie, en zodoende bijdragen tot verdraagzaamheid en begrip; verzoekt de Commissie derhalve met klem om de in het verslag over een strategie voor digitale vrijheid in het buitenlands beleid van de EU opgenomen aanbevelingen ten uitvoer te leggen;

36.  wijst op de vele mogelijkheden die nieuwe technologieën bieden bij de bevordering van de interculturele en interreligieuze dialoog en de beginselen en waarden van de EU; moedigt alle hoofden van de EU-delegaties aan om ten volle gebruik te maken van instrumenten voor digitale diplomatie door actief en stelselmatig in de sociale media aanwezig te zijn; verzoekt de EDEO om de mogelijkheden van nieuwe virtuele programma's te onderzoeken;

o
o   o

37.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten en de regeringen van de lidstaten.

(1) PB C 239 E van 20.8.2013, blz. 11.
(2) PB C 377 E van 7.12.2012, blz. 135.
(3) Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0279.
(4) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0470.

Juridische mededeling - Privacybeleid