Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2014/2834(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B8-0097/2014

Debatten :

Stemmingen :

PV 18/09/2014 - 10.3

Aangenomen teksten :

P8_TA(2014)0024

Aangenomen teksten
PDF 141kWORD 61k
Donderdag 18 september 2014 - Straatsburg
Mensenrechtenschendingen in Bangladesh
P8_TA(2014)0024RC-B8-0097/2014

Resolutie van het Europees Parlement van 18 september 2014 over mensenrechtschendingen in Bangladesh (2014/2834(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over Bangladesh,

–  gezien de samenwerkingsovereenkomst tussen de EG en Bangladesh van 2001,

–  gezien de artikelen 33 en 35 van de grondwet van Bangladesh, die bepalen dat geen enkele persoon onderworpen mag worden aan foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, en dat geen enkele persoon in hechtenis genomen of gehouden mag worden zonder op de hoogte te worden gesteld van de redenen van deze vrijheidsbeneming,

–  gezien de uitspraak van het Hooggerechtshof, waarmee waarborgen worden vastgelegd tegen willekeurige arrestaties door de politie op grond van artikel 54 van het Wetboek van Strafvordering, dat tevens vereist dat alle dodelijke incidenten die zich voordoen tijdens politiële hechtenis onderzocht worden door een rechter-commissaris, en dat de noodzakelijke gerechtelijke procedure wordt gevolgd,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat Bangladesh in 2000 heeft geratificeerd,

–  gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de EU en Bangladesh al lang goede betrekkingen onderhouden, onder andere door de samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling;

B.  overwegende dat Bangladesh de afgelopen jaren significante vooruitgang heeft geboekt, met name bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en op het gebied van economische prestaties;

C.  overwegende dat de regering van Bangladesh een "zero-tolerance"-beleid heeft afgekondigd voor elke schending van de mensenrechten door organen voor rechtshandhaving, en een Wet op de politiehervorming heeft uitgevaardigd die voorziet in een gedragscode, modelpolitiebureaus en centra voor slachtofferhulp in de belangrijkste politiebureaus;

D.  overwegende dat de regering van Bangladesh heeft aangekondigd in samenwerking met het Internationale Comité van het Rode Kruis informatie- en trainingsprogramma's uit te voeren over internationale waarborgen tegen marteling, die gericht zijn op wetshandhavingsorganen en autoriteiten van detentiecentra;

E.  overwegende dat Bangladesh de afgelopen jaren is getroffen door een aantal tragedies in zijn kledingfabrieken, waarbij de instorting van de Rana Plaza-fabriek met meer dan 1 100 gewonden het dodelijkste incident was; overwegende dat Bangladesh na de instorting van Rana Plaza samen met de grootste belanghebbenden in de kledingsector een hervormingsprogramma heeft afgekondigd dat is gericht op veilige en menswaardige werkomstandigheden; overwegende dat de EU dit programma steunt door middel van het Duurzaamheidspact Bangladesh, maar dat sommige belanghebbenden weigeren deel te nemen;

F.  overwegende dat verdwijningen, waarbij naar verluidt dikwijls staatsveiligheidsdiensten zijn betrokken, foltering en andere vormen van mishandeling nog altijd voorkomen in Bangladesh, ondanks waarborgen in de grondwet, het Wetboek van Strafrecht en de Wet op (het verbod op) marteling en dood in hechtenis, evenals inperking van het recht op vrijheid van meningsuiting;

G.  overwegende dat de door Sheikh Hasina geleide Awami Bond-regering na de algemene verkiezingen van 5 januari 2014, die door de grootste oppositiepartij, de Nationalistische Partij Bangladesh (BNP) werd geboycot en werd overschaduwd door door de BNP uitgelokte stakingen en daaruit voortvloeiend geweld, verscheidene maatregelen heeft genomen met het oog op inperking van de burgerrechten;

H.  overwegende dat zowel militairen als leden van de politie zijn aangesloten bij het bataljon "Rapid Action" (RAB), dat 10 jaar geleden is opgezet als noodmaatregel om veiligheidsdreigingen van militante groeperingen het hoofd te bieden, waarmee het leger effectief betrokken raakt bij civiele wetshandhaving, zonder dat sprake is van welk transparant verantwoordingsmechanisme dan ook; overwegende dat onafhankelijke mensenrechtenorganisaties het RAB verantwoordelijk houden voor circa 800 doden, zonder dat de verantwoordelijke officieren zijn vervolgd of gestraft; overwegende dat, afgezien van de recente arrestaties van diverse RAB-leden naar aanleiding van een vermoedelijk geval van huurmoord op een regerend partijpoliticus, andere abjecte misstanden niet vervolgd worden;

I.  overwegende dat de regering van Bangladesh op 6 augustus 2014 haar nieuwe mediabeleid heeft gepresenteerd; overwegende dat bepaalde onderdelen van dit beleid de vrijheid van de media aan banden leggen door bijvoorbeeld een verbod uit te vaardigen op uitlatingen die "tegen de staat" gericht zijn, "de nationale ideologie bespotten" en "niet in overeenstemming zijn met de cultuur van Bangladesh", en door verslaggeving over "anarchie, rebellie of geweld" te beperken; overwegende dat de regering beoogt een juridisch kader in te voeren ter handhaving van dit beleid; overwegende dat Bangladesh de 145e plaats inneemt van de 179 plaatsen op de Wereldindex voor persvrijheid;

J.  overwegende dat de regering van Bangladesh een nieuwe wet heeft voorgesteld die, naar verluidt, strenge beperkingen oplegt aan non-gouvernementele organisaties (ngo's); overwegende dat de nieuwe ontwerpwet op de regulering van buitenlandse donaties operaties en financiering voor elke groep met buitenlandse middelen reguleert en de in het kabinet van de eerste minister gesitueerde Dienst voor ngo-aangelegenheden de autoriteit verleent om met buitenlandse middelen gefinancierde projecten goed te keuren; overwegende dat de nieuwe ontwerpwet tevens vereist dat een bij vrijwilligerswerk betrokken persoon vooraf toestemming vraagt voordat hij of zij het land verlaat voor doeleinden die verband houden met zijn of haar werk in het kader van een project; overwegende dat onder ngo's sprake is van wijdverbreide zorg dat op grond van deze wet meer overheidsambtenaren betrokken raken die het proces monitoren, evalueren en goedkeuren, waarbij zich mogelijk vertragingen en wanpraktijken zullen voordoen;

K.  overwegende dat Hana Shams Ahmed, coördinator van de internationale commissie Chittagong Hill Tracts (CHTC), en een vriend tijdens een privébezoek aan Shoilopropat in Bandarban in de regio Chittagong Hill Tracts op 27 augustus 2014 op brute wijze werden aangevallen door 8 tot 10 leden van de zogeheten Somo Odhikar Andolon; overwegende dat vier leden van de Afdeling recherche van de politie, die werden verondersteld hen te beveiligen, niet optraden en zelfs verdwenen tijdens de aanval;

L.  overwegende dat etnisch en religieus gemotiveerd geweld aanhoudt, waaronder een aanval begin juli 2014 door tientallen gewapende mannen op het klooster van het pauselijk Instituut voor nonnen van de buitenlandse missie in Boldipuku; overwegende dat het klooster bij deze aanval werd geplunderd en de nonnen fysiek werden aangevallen;

M.  overwegende dat ten minste vier bloggers en twee mensenrechtenactivisten de afgelopen twee jaar zijn aangeklaagd op grond van artikel 57 van de Wet op informatie- en communicatietechnologie;

N.  overwegende dat het Internationaal Strafhof van Bangladesh, dat oorlogsmisdaden in verband met de onafhankelijkheidsoorlog van Bangladesh onderzoekt, tot nu toe tien vonnissen heeft geveld, waaronder acht doodstraffen en twee levenslange gevangenisstraffen; overwegende dat de islamitische politicus Abdul Quader Mollah als eerste is geëxecuteerd; overwegende dat herhaaldelijk scherpe kritiek op het Internationaal Strafhof wordt geuit omdat het niet zou voldoen aan de internationale normen; overwegende dat naar schatting meer dan 1000 mensen in Bangladesh ter dood veroordeeld zijn;

O.  overwegende dat de regering van Bangladesh en westerse detailhandelaren na de tragische instorting van de Rana Plaza-fabriek in april 2013 een inspectieregeling hebben opgesteld voor meer dan 3 500 kledingfabrieken die worden gecontroleerd op structurele integriteit, brand- en elektrische veiligheid; overwegende dat de inspecties door westerse detailhandelaren nog steeds plaatsvinden en openbaar zijn, maar dat de inspecties door de regering van Bangladesh nog niet openbaar zijn gemaakt;

P.  overwegende dat het donortrustfonds, opgezet door het coördinatiecomité Rana Plaza voor hulp aan slachtoffers en overlevenden, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de regering van Bangladesh, de kledingindustrie, vakbonden en non-gouvernementele organisaties en wordt voorgezeten door de Internationale Arbeidsorganisatie, het beoogde bedrag van 40 miljoen USD nog niet bij elkaar heeft; overwegende dat volgens de campagne "Clean Clothes" slechts de helft van de Europese en Amerikaanse bedrijven die gelieerd zijn aan de fabrieken in het Rana Plaza-gebouw heeft bijgedragen aan het donortrustfonds;

Q.  overwegende dat weliswaar een paar hervormingen zijn doorgevoerd in het arbeidsrecht, maar dat arbeiders nog altijd melding maken van pesterijen en intimidatie om hen af te houden van toetreding tot of vorming van vakbonden, en dat nog altijd melding wordt gemaakt van geweld tegen organisatoren van vakbonden; overwegende dat de arbeidswet van 2013 nog steeds niet voldoet aan de internationale normen op het gebied van vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht op staking en collectieve onderhandeling;

1.  looft de regering van Bangladesh voor de voortgang die zij heeft geboekt bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, waarmee het leven van miljoenen burgers significant en reëel is verbeterd; onderkent voorts dat deze verbeteringen zijn doorgevoerd onder moeilijke binnenlandse omstandigheden, waaronder de constante dreiging van gewelddadige aanvallen door radicale groeperingen, zoals de aan de BNP gelieerde Jamaat-e-Islami-partij; is er in dit verband mee ingenomen dat de Wet op de preventie van kinderhuwelijken op 15 september 2014 is aangenomen;

2.  blijft evenwel bezorgd over de voortdurende schendingen van de mensenrechten door het RAB en andere veiligheidstroepen, waaronder gedwongen verdwijningen en buitengerechtelijke executies van oppositieactivisten; pleit andermaal voor afschaffing van de doodstraf en is ingenomen met het besluit van het Hooggerechtshof van 16 september 2014 om de doodstraf die het Internationaal Strafhof heeft uitgevaardigd tegen de vicevoorzitter van Jamaat-e-Islami, Delwar Hossain Sayedee, om te zetten in levenslange gevangenisstraf;

3.  verzoekt de regering van Bangladesh om onmiddellijke vrijlating van alle personen die het slachtoffer zijn van gedwongen verdwijning, tenzij hun een herkenbaar delict ten laste kan worden gelegd, in welk geval zij onmiddellijk voor de rechter gebracht moeten worden; verzoekt de autoriteiten van Bangladesh een onderzoek in te stellen naar de daders, waarbij een verantwoord commando wordt gevoerd en degenen die verantwoordelijk worden gehouden voor de rechter worden gebracht en een eerlijk proces krijgen; roept de regering op een onafhankelijk orgaan in te stellen dat onderzoek doet naar dergelijke gevallen, en herhaalt zijn verzoek aan de regering om instelling van een effectieve en volledig onafhankelijke commissie voor mensenrechten;

4.  verzoekt de regering om het gebruik van geweld bij het herstel van de openbare orde tot een minimum te beperken en de basisbeginselen van de VN inzake het gebruik van geweld en vuurwapens strikt na te leven; veroordeelt ten stelligste de gewelddadige aanvallen van oppositiegroeperingen op zowel civiele als overheidsdoelen; roept oppositiegroeperingen op alleen vreedzame protesten te voeren;

5.  verzoekt de regering van Bangladesh de staatsveiligheidsdiensten, waaronder de politie en het RAB, weer binnen de grenzen van de wet te brengen; doet een dringend beroep op de autoriteiten van Bangladesh om een eind te maken aan de straffeloosheid van het RAB en onderzoek naar en vervolging van vermeende illegale executies door RAB-strijdkrachten te gelasten; wijst erop dat het de voortgang van de moordzaak-Narayanganj nauwgezet zal volgen, in verband waarmee drie RAB-officieren zijn gearresteerd na ontvoering en moord op zeven mensen in Narayanganj in april 2014, en die nu in afwachting van hun proces zijn;

6.  benadrukt hoe belangrijk een onafhankelijk, onpartijdig en goed toegankelijk rechtsstelsel is, zodat de rechtsstaat en de grondrechten van de bevolking beter geëerbiedigd kunnen worden, en onderstreept het belang van hervorming van het tribunaal voor oorlogsmisdaden; onderkent dat de opbouw van publiek vertrouwen in het rechtsstelsel en in veiligheids- en mensenrechteninstellingen belangrijker dan ooit is gezien de toegenomen dreiging in de regio van terroristische organisaties als Al Qaida;

7.  toont zich bezorgd over het voorstel voor een ngo-wet; dringt erop aan dat de regering van Bangladesh onafhankelijke groepen blijft raadplegen over de inhoud van deze ontwerpwet en erop toeziet dat deze wet, wanneer hij uiteindelijk is aangenomen, voldoet aan de internationale normen en verplichtingen op het gebied van de burgerrechten waartoe Bangladesh zich heeft verbonden;

8.  verzoekt de regering van Bangladesh de persvrijheid en de vrijheid van de media te erkennen en te eerbiedigen, en mensenrechtengroeperingen in staat te stellen hun belangrijke rol te spelen bij de versterking van de verantwoordingsplicht en het in kaart brengen van schendingen van de mensenrechten; verlangt dat de autoriteiten van Bangladesh hun nieuwe mediabeleid herzien, hun verplichtingen nakomen en vrijheid van meningsuiting mogelijk maken;

9.  is uitermate bezorgd over terugkerende gevallen van geweld om etnische en religieuze redenen; verzoekt de regering van Bangladesh om minderheden als hindoes, boeddhisten, christenen, maar ook bihari's, betere bescherming en waarborgen te bieden; is ermee ingenomen dat de verdachten van de criminele aanval op het klooster in Boldipuku zijn gearresteerd;

10.  verzoekt de regering van Bangladesh toe te zien op handhaving van de arbeidswetgeving en verlangt verdere hervorming om de wetgeving in overeenstemming te brengen met de IAO-normen, en met name te voorzien in de mogelijkheid van werknemers om vrij vakbonden te vormen en daartoe toe te treden;

11.  neemt kennis van de hervormingsplannen in de kledingindustrie, maar verzoekt de regering het actieplan dat het in mei 2013 is overeengekomen met de IAO en heeft ondertekend ten volle in de praktijk te brengen, met inbegrip van de aanwerving en opleiding van inspecteurs en het doorvoeren van grondige inspecties, met openbare verslaggeving, van de vele duizenden fabrieken; verlangt dat de ondertekenaars van het akkoord over brand en veiligheid in Bangladesh hun verplichtingen nakomen, onder meer op het gebied van financiële compensatie van slachtoffers en minimumnormen;

12.  betreurt dat met vrijwillige giften door bedrijven aan het donortrustfonds in juni 2014 net 17 miljoen USD is vergaard, waarmee nog een bedrag van 23 miljoen USD ontbreekt; concludeert derhalve dat het vrijwilligheidsbeginsel tekort is geschoten voor de slachtoffers van de ramp in Rana Plaza en dat een verplicht mechanisme dringend noodzakelijk is;

13.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de regering en het parlement van Bangladesh, de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, en de regeringen en de parlementen van de lidstaten.

Juridische mededeling - Privacybeleid