Resolutie van het Europees Parlement van 21 oktober 2014 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2013/002 BE/Carsid van België) (COM(2014)0553 – C8-0136/2014 – 2014/2071(BUD))
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2014)0553 – C8‑0136/2014),
– gezien Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering(1) (EFG-verordening),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(2), en met name 12 hiervan,
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(3), en met name punt 13 hiervan,
– gezien de trialoogprocedure overeenkomstig punt 13 van het IIA van 2 december 2013,
– gezien de brief van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,
– gezien de brief van de Commissie regionale ontwikkeling,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0017/2014),
A. overwegende dat de Unie wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, en hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt;
B. overwegende dat financiële steun van de Unie aan ontslagen werknemers flexibel moet zijn en zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking moet worden gesteld, overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die is goedgekeurd tijdens het overleg van 17 juli 2008, en met inachtneming van het IIA van 2 december 2013 met betrekking tot het nemen van besluiten om middelen beschikbaar te stellen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG);
C. overwegende dat de vaststelling van Verordening (EU) nr. 1309/2013(4) vorm geeft aan de overeenkomst tussen het Parlement en de Raad om het criterium "crisisafwijking" opnieuw in te voeren, de financiële bijdrage van de Unie te verhogen tot 60% van de totale geschatte kosten van de voorgestelde maatregelen, de efficiëntie voor de behandeling van EFG-aanvragen in de Commissie en door het Parlement en de Raad te verhogen door de termijn voor beoordeling en goedkeuring te verkorten, de subsidiabele maatregelen en begunstigden uit te breiden door zelfstandigen en jongeren toe te voegen en stimuleringsmaatregelen voor de oprichting van een eigen bedrijf te financieren;
D. overwegende dat België aanvraag EGF/2013/002 BE/Carsid heeft ingediend om middelen ter beschikking te stellen uit het EFG naar aanleiding van 939 gedwongen ontslagen, waarbij naar verwachting 752 personen aan de maatregelen zullen deelnemen, die verband houden met de sluiting van de productie-eenheid van Carsid SA ("Carsid")(5) in Marcinelle bij Charleroi in België, tijdens de referentieperiode van 28 september 2012 tot 28 januari 2013;
E. overwegende dat een financiële bijdrage uit het EFG wordt gevraagd ter hoogte van 911 934 EUR (50% van de totale kosten);
F. overwegende dat de aanvraag voldoet aan de subsidiabiliteitscriteria die zijn vastgelegd in de EFG-verordening;
1. merkt op dat de aanvraag is gebaseerd op artikel 2, onder a), van de EFG-verordening; is het met de Commissie eens dat is voldaan is aan de voorwaarden van de EFG-verordening en dat België bijgevolg recht heeft op een financiële bijdrage op grond van die verordening;
2. stelt vast dat de Belgische autoriteiten de aanvraag voor een financiële bijdrage uit het EFG op 2 april 2013 hebben ingediend, tot en met 4 juli 2014 aanvullende informatie hebben verstrekt, en dat de Commissie haar beoordeling op 5 september 2014 bekend heeft gemaakt;
3. wijst erop dat de relatief lange procedure van de datum van de eerste ontslagen tot de beoordeling van de aanvraag het mogelijk maakte om nauwkeurige informatie te vergaren over onderhavig dossier;
4. spreekt zijn bezorgdheid uit over de lengte van deze procedure en herinnert eraan dat het EFG zo snel mogelijk moet worden ingezet;
5. is verheugd dat de Belgische autoriteiten hebben besloten met de uitvoering van de individuele diensten voor de getroffen werknemers te beginnen op 1 oktober 2012 teneinde de werknemers snel bijstand te verlenen, ruimschoots vooruitlopend op het definitieve besluit over de toekenning van EFG-steun voor het voorgestelde gecoördineerde pakket;
6. is ingenomen met het feit dat een dergelijke langdurige procedure tot het verleden zal behoren dankzij de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 1309/2013, ook al mag een snelle behandeling van aanvragen voor middelen uit het fonds niet ten koste gaan van de efficiëntie;
7. is van mening dat de ontslagen in de productie-eenheid van Carsid SA ("Carsid") verband houden met grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ingevolge de globalisering en een snelle daling van het wereldwijde marktaandeel van de Unie in de sector van de productie van continu gegoten ruwstaal (onder meer knuppels, bloemen en plakken) en een aanhoudende daling van de productie van gegoten ruwstaal in de Unie vanwege een daling van de vraag naar staal in de automobielsector en de bouwsector;
8. wijst erop dat de ontslagen bij Carsid de werkloosheid in de streek van Charleroi (waar vroeger steenkolenmijnen en staalfabrieken waren en de werkgelegenheid sterk afhankelijk is van de traditionele zware industrie), die wordt gekenmerkt door veel langdurig werklozen en lage kwalificatie- en vaardigheidsniveaus, naar verwachting aanzienlijk zullen verslechteren; wijst erop dat de werkloosheid in 2012 in het arrondissement Charleroi (arrondissement) 21,6% bedroeg, in vergelijking met gemiddeld 15,8% in het Waals Gewest en 11,2% op nationaal niveau;
9. verwelkomt de actieve arbeidsmarktmaatregelen en juicht het toe dat de individuele dienstverlening die uit het EFG wordt gesteund geen vergoedingen omvat;
10. benadrukt dat de individuele dienstverlening aan de begunstigden efficiënt moet zijn, vooral omdat deze werknemers omgeschoold moeten worden om werk te vinden in andere sectoren, gezien de daling van de werkgelegenheid in de productiesector in de getroffen regio;
11. wijst erop dat de productie van continu gegoten ruwstaal in de EU-27 tussen 2006 en 2011 is gedaald met 13,4%, en dat het marktaandeel van de EU-27 in diezelfde periode is gedaald met 30,7%; benadrukt dat de staalsector in Europa dus te maken heeft met ernstige economische problemen; herinnert er in dit verband aan dat voor de staalsector 4 EFG-aanvragen zijn ingediend(6);
12. stelt vast dat het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening waarvoor medefinanciering wordt aangevraagd, de volgende maatregelen omvat voor de terugkeer van 752 ontslagen werknemers naar de arbeidsmarkt (per categorie): (1) individuele hulp bij het zoeken van een baan, casemanagement en algemene voorlichting en (2) opleiding en omscholing;
13. is ingenomen met het feit dat verschillende sociale partners en organisaties betrokken waren bij de algemene coördinatie en uitvoering van de maatregelen: de vakbonden (ABVV, ACV), de sectorale centra voor beroeps- en technologische opleiding die actief zijn in het Waals Gewest, Forem (de Waalse Dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling), het Agentschap voor het Europees Sociaal Fonds (ESF) van de Franse Gemeenschap van België en de Waalse regering; merkt verder op dat de vakbonden rechtstreeks betrokken zijn bij het beheer van de speciaal opgerichte omscholingscel en bij de uitvoering van bepaalde maatregelen;
14. herinnert eraan dat de inzetbaarheid van alle werknemers verbeterd moet worden door aangepaste opleidingen en de erkenning van de in de loop van het beroepsleven opgedane vaardigheden en bekwaamheden; verwacht dat de opleiding die in het gecoördineerde pakket wordt aangeboden, niet alleen is afgestemd op de behoeften van de ontslagen werknemers, maar ook op het huidige ondernemingsklimaat;
15. merkt op dat de informatie die is verstrekt over het gecoördineerde pakket van individuele diensten dat uit het EFG moet worden gefinancierd, gegevens bevat over de complementariteit met maatregelen die worden gefinancierd uit de structuurfondsen; benadrukt dat de Belgische autoriteiten bevestigen dat voor de subsidiabele maatregelen geen steun uit andere financieringsinstrumenten van de Unie wordt ontvangen; herhaalt zijn oproep aan de Commissie om in haar jaarverslagen een vergelijkende evaluatie van deze gegevens op te nemen zodat de bestaande verordeningen volledig in acht worden genomen en te voorkomen dat door de Unie gefinancierde diensten dubbel worden aangeboden;
16. verzoekt de betrokken instellingen de nodige maatregelen te nemen om de procedurele regelingen te verbeteren teneinde de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te bespoedigen; waardeert de verbeterde procedure die de Commissie op verzoek van het Parlement in het leven heeft geroepen om de toekenning van subsidies te versnellen, met als doel de beoordeling door de Commissie van de subsidiabiliteit van een EFG-aanvraag en het voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG samen aan het Parlement en de Raad voor te leggen; benadrukt dat verdere verbeteringen aan de procedure zijn opgenomen in Verordening (EU) nr. 1309/2013) en dat grotere doelmatigheid, transparantie en zichtbaarheid van het EFG zullen worden bereikt;
17. beklemtoont dat overeenkomstig artikel 6 van de EFG-verordening moet worden gewaarborgd dat met middelen uit het EFG de duurzame herintegratie van individuele ontslagen werknemers op de arbeidsmarkt wordt gesteund; benadrukt voorts dat met de EFG-steun alleen actieve arbeidsmarktmaatregelen kunnen worden medegefinancierd die duurzame werkgelegenheid voor de lange termijn opleveren; herhaalt dat uit het EFG afkomstige steun niet in de plaats mag komen van maatregelen waartoe ondernemingen verplicht zijn krachtens de nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten, noch van maatregelen voor de herstructurering van ondernemingen of sectoren;
18. hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;
19. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie ;
20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855).
Carsid produceerde staalplakken die bestemd waren om verder te worden verwerkt door fabrieken die behoren tot de Duferco-groep in België (hoofdzakelijk voor de productie van warmgewalste producten en koudgewalste producten die worden gebruikt in de bouwsector, de sector transportmiddelen en de automobielsector). Tussen 2006 en 2011 maakte Carsid deel uit van een joint venture tussen Duferco en NLMK. Deze aanvraag houdt dan ook verband met aanvraag EGF/2013/007 BE/Henegouwen staal (Duferco-NLMK).
Zie de EFG-database op http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=582.
BIJLAGE
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2013/002 BE/Carsid van België)
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Besluit nr. 2014/811/EU.)