Resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2014 over de ontbinding van Memorial (Sacharovprijs 2009) in Rusland (2014/2903(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere aanbevelingen en resoluties over Rusland, in het bijzonder zijn aanbevelingen aan de Raad van 23 oktober 2012(1) en van 2 april 2014(2) over gemeenschappelijke visumbeperkingen voor Russische functionarissen die betrokken zijn bij de zaak-Magnitski, en zijn resoluties van 13 juni 2013 over de rechtsstaat in Rusland(3) en van 13 maart 2014 over Rusland: veroordeling van demonstranten die betrokken waren bij de protesten op het Bolotnaya-plein(4),
– gezien de toekenning van de Sacharovprijs voor de vrijheid van denken aan Memorial, een Russische non-gouvernementele organisatie die zich onder meer inzet voor de rechten van politieke gevangenen in Rusland,
– gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) van 26 maart 2013 over de situatie van ngo's in de Russische Federatie,
– gezien de Russische grondwet, en met name artikel 118 daarvan, dat stipuleert dat in de Russische Federatie uitsluitend recht wordt gesproken door de rechtbanken, en artikel 120 daarvan, dat stipuleert dat rechters onafhankelijk zijn en uitsluitend ondergeschikt aan de Russische grondwet en de federale wetten,
– gezien het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland van 28 november 2013,
– gezien de verklaring van 4 maart 2014 van de Ombudsman voor de mensenrechten van de Russische Federatie, Vladimir Loekin, over openbare demonstraties in Moskou en de maatregelen die de rechtshandhavingsinstanties hebben genomen,
– gezien de bestaande partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, en de geschorste onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland,
– gezien het "moderniseringspartnerschap" waartoe in 2010 het startsein werd gegeven in Rostov aan de Don, en de toezegging van de Russische leiders dat zij zich sterk willen maken voor de rechtsstaat als fundament voor de modernisering van Rusland,
– gezien de VN-verklaring over mensenrechtenverdedigers, aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN op 9 december 1998,
– gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Russische Federatie een volwaardig lid van de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en de Verenigde Naties is en zich als zodanig heeft verplicht tot naleving van de democratische beginselen, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten; overwegende dat er vanwege verschillende ernstige schendingen van de rechtsstaat en de goedkeuring van restrictieve wetten in de afgelopen maanden steeds meer bezorgdheid is ontstaan over de mate waarin Rusland zich houdt aan zijn internationale en nationale verplichtingen; overwegende dat de Europese Unie herhaaldelijk aanvullende bijstand en expertise heeft aangeboden om Rusland te helpen met de modernisering en de naleving van zijn constitutionele en juridische stelsel, overeenkomstig de normen van de Raad van Europa;
B. overwegende dat de mensenrechtensituatie in Rusland in de afgelopen jaren is verslechterd en dat de Russische autoriteiten een reeks wetten hebben aangenomen die meerduidige bepalingen bevatten, die gebruikt worden om de oppositie en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld verder aan banden te leggen en de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering te beperken;
C. overwegende dat de Russische wet inzake "buitenlandse agenten", aangenomen in juli 2012, bepaalt dat ngo's die financiering uit het buitenland ontvangen en zich bezighouden met "politieke activiteiten" zich verplicht moeten registreren in een speciale door de overheid bijgehouden lijst van buitenlandse agenten, waardoor zij aan extra en intensieve controle door de overheid worden ontworpen, en in al hun publicaties, persberichten en rapporten moeten vermelden dat deze zijn geproduceerd door een buitenlandse agent; overwegende dat de wet in mei 2014 is gewijzigd om het Ministerie van Justitie de gelegenheid te geven deze ngo's naar eigen goeddunken te registeren als "buitenlandse agenten";
D. overwegende dat de uitvoering van deze wet zware maatregelen behelst als politie-invallen, confiscatie van eigendommen, administratieve sancties en andere acties die tot doel hebben om maatschappelijke organisaties te verhinderen of te ontmoedigen hun activiteiten uit te oefenen; overwegende dat dertien toonaangevende mensenrechtengroeperingen een klacht hebben ingediend bij het Europees Hof voor de rechten van de mens om de wet inzake "buitenlandse agenten" aan te vechten; overwegende dat deze klacht momenteel in behandeling is;
E. overwegende dat een groot aantal Russische en internationale mensenrechtenorganisaties heeft gemeld dat buitenproportionele maatregelen zijn getroffen en agressief is opgetreden door de veiligheidstroepen, uitmondend in geweldsuitbarstingen en willekeurige arrestaties van demonstranten; overwegende dat leiders van de oppositiepartijen en -bewegingen lastiggevallen worden door de Russische autoriteiten, en dat sommigen worden vastgehouden op grond van uiteenlopende beschuldigingen;
F. overwegende dat verschillende processen en gerechtelijke procedures in de afgelopen jaren aanleiding zijn geweest om vraagtekens te plaatsen bij de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de gerechtelijke instellingen van de Russische Federatie; overwegende dat deze processen gezien moeten worden in de bredere context van toenemende repressie, vervolgingen en mensenrechtenschendingen in Rusland, met inbegrip van arrestaties, gevangenneming en rechtszaken om politieke redenen, waarvan de gevallen van Sergei Magnitsky, Mikhail Khodorkovsky en Alexei Navalny slechts de bekendste zijn;
G. overwegende dat de Russische autoriteiten de programma's voor massale observatie uitbreiden; overwegende dat deze programma's, in combinatie met wetten ter beperking van de vrijheid van ngo's, de Russische autoriteiten een zeer krachtig instrument in handen geven om de oppositie in de gaten te houden en te onderdrukken;
H. overwegende dat Memorial een Russische historische en burgerrechtenorganisatie is die sinds 1987 ijvert voor de handhaving van democratie, de rechtsstaat en fundamentele mensenrechten in de politieke praktijk en het openbare leven, en is opgericht door een aantal dissidenten uit de Sovjet-tijd, onder auspiciën van de Nobelprijswinnaar Andrei Sacharov;
I. overwegende dat het Russische Ministerie van Justitie streeft naar de ontbinding van Memorial, dat ruim 50 onafhankelijke regionale bureaus uit het hele land onder één koepelorganisatie bijeenbrengt, waarbij de organisatie geen hoofdkwartier heeft; overwegende dat een organisatie overeenkomstig de federale wetgeving alleen als "nationaal" kan worden aangemerkt indien deze in meer dan de helft van de regio's in Rusland is vertegenwoordigd door formeel geregistreerde "regionale" organisaties; overwegende dat Memorial sinds 1992 is geregistreerd bij het Ministerie van Justitie;
J. overwegende dat Memorial zich bij monde van zijn leiders krachtig heeft uitgesproken tegen en kritiek heeft uitgeoefend op het agressieve Russische optreden jegens Oekraïne, en president Putin heeft opgeroepen hier een einde aan te maken;
K. overwegende dat het Europees Parlement in 2009 de Sacharovprijs heeft toegekend aan Memorial;
L. overwegende dat een Moskouse rechtbank op 23 mei 2014 het mensenrechtencentrum van Memorial heeft gelast zich te laten registreren als buitenlandse agent in verband met zijn "politieke activiteiten" op het gebied van de mensenrechten; overwegende dat de ngo vervolgens weigerde zich te laten registreren met deze ongerechtvaardigde aanduiding en daarom besloot zijn structuur op te heffen en zijn werkzaamheden voort te zetten zonder binnen de Russische Federatie te zijn geregistreerd;
M. overwegende dat het Russische Ministerie van Justitie op 13 oktober 2014 een rechtszaak heeft aangespannen met als doel de ontbinding van de Russische organisatie Memorial, naar verluid op grond van een onjuiste registratie van Memorial en de daaraan gelieerde organisaties;
N. overwegende dat Memorial het gevaar loopt ontbonden te worden als het Russische Hooggerechtshof op 13 november 2014 uitspraak doet in deze zaak;
O. overwegende dat Memorial al lange tijd problemen heeft gehad met de Russische overheid, onder meer doordat de organisatie door het Ministerie van Justitie in juli 2014 is aangemerkt als "buitenlandse agent", gedwongen was haar bureau in Tsjetsjenië te sluiten na de moord op de mensenrechtenactiviste Natalya Estemirova, die onderzoek deed naar gevallen van ontvoering en moord, en de eerste organisatie was die een bevel tot opheffing kreeg voor haar antidiscriminatiecentrum ADC (bevordering van de rechten van de Roma in Rusland, van arbeidsmigranten uit Centraal-Azië en de Kaukasus, en van etnische Tataren in de Krim) in Sint Petersburg, omdat het centrum weigerde zich te laten registreren als "buitenlandse agent";
P. overwegende dat onafhankelijke nieuwssites op internet zijn geblokkeerd op grond van nieuwe wijzigingen van de wet op informatie, informatietechnologieën en de bescherming van informatie, aangenomen in februari 2014; overwegende dat het onder meer gaat om de websites Grani.ru, Kasparov.ru, EJ.ru, het blog van het oppositielid Aleksei Navalny op de website van de radiozender Moskou Echo en Livejournal.com; overwegende dat het onafhankelijke kabeltv-kanaal Doshd (Regen) van de oppositie in sommige gebieden uit de lucht is gehaald;
1. spreekt zijn krachtige veroordeling uit over de door het Russische Ministerie van Justitie aangespannen rechtszaak bij het Hooggerechtshof met als doel de ontbinding van de onafhankelijke mensenrechtenorganisatie Memorial, waarvan de hoorzitting zal plaatsvinden op 13 november 2014, en dringt er bij het Ministerie van Justitie op aan zijn aanklacht in te trekken voordat de hoorzitting plaatsvindt; benadrukt dat Memorial een essentiële rol speelt bij de ontwikkeling van democratische waarden en de bevordering van de mensenrechten in Rusland;
2. roept de Russische autoriteiten op een einde te maken aan alle vormen van intimidatie, ook op gerechtelijk niveau, gericht tegen de organisatie Memorial, het mensenrechtencentrum van Memorial, hun leden en alle mensenrechtenactivisten in de Russische Federatie, en te waarborgen dat zij hun legitieme activiteiten onder alle omstandigheden en ongestoord kunnen uitoefenen;
3. wijst erop dat Mikhail Fedotov, voorzitter van de presidentiële Raad voor de civiele samenleving en de mensenrechten, duidelijk heeft verklaard dat er geen juridische gronden zijn voor de ontbinding van Memorial en dat de hoorzitting van het Hooggerechtshof uitgesteld moet worden tot na een conferentie van Memorial die moet plaatsvinden op 19 november 2014, waarop de organisatie naar verwachting wijzigingen van haar organisatiestructuur zal aankondigen met het oog op naleving van de Russische wetgeving;
4. is van mening dat de wet inzake "buitenlandse agenten" in strijd is met de toezeggingen van Rusland aan de Raad van Europa en de OVSE; is daarnaast van mening dat de definitie van "politieke activiteiten", ontplooid door ngo's die financiering uit het buitenland ontvangen, zo breed is dat de regering in de praktijk controle kan uitoefenen op praktisch iedere georganiseerde openbare activiteit; dringt er daarom bij Rusland op aan om wetten ongedaan te maken die bepalingen bevatten die in strijd zijn met de internationale en constitutionele verplichtingen van Rusland op het gebied van de mensenrechten;
5. is zeer verontrust over de amendementen van mei 2014 op de wet inzake "buitenlandse agenten", waardoor het Ministerie van Justitie nu de mogelijkheid heeft naar eigen goedvinden groepen te registreren als "buitenlandse agenten", zonder hun toestemming;
6. wijst erop dat het Ministerie van Justitie na deze wetswijziging meteen overging tot het registreren van de eerste 15 groepen, en dat meerdere ngo's vervolgens zonder succes rechtszaken hebben gevoerd tegen stappen van de overheid om hen te dwingen zich te laten registreren;
7. benadrukt dat deze ngo's (het mensenrechtencentrum van Memorial, de Public Verdict Foundation, AGORA en JURIX) met name bekend zijn omdat zij juridische bijstand verlenen aan slachtoffers van politiek misbruik van het rechtsstelsel, vervolgde maatschappelijke activisten en vreedzame demonstranten, LGBT-activisten en slachtoffers van politiek geweld, en een cruciale rol spelen bij de ontwikkeling van democratische waarden en de bevordering van de mensenrechten in Rusland;
8. roept de Russische autoriteiten op te waarborgen dat de mensenrechten en fundamentele vrijheden onder alle omstandigheden worden geëerbiedigd overeenkomstig de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de internationale en regionale mensenrechteninstrumenten die Rusland heeft geratificeerd, en de rechten van alle burgers tot uitoefening van hun fundamentele vrijheden en universele mensenrechten te respecteren; roept de Russische autoriteiten op tot naleving van de bepalingen van de verklaring van het Comité van Ministers van de Raad van Europa betreffende acties van de Raad van Europa voor een betere bescherming van mensenrechtenactivisten en de ondersteuning van hun activiteiten;
9. is zeer verontrust over het feit dat Rusland in gebreke is gebleven wat betreft de naleving van zijn internationale wettelijke verplichtingen als lid van de Raad van Europa en de OVSE, alsook wat betreft de eerbiediging van de fundamentele mensenrechten en de rechtsstaat, die zijn verankerd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR);
10. is ernstig bezorgd over de verslechterende toestand van de rechtsstaat in Rusland, in het bijzonder voor organisaties die zich inzetten voor het bevorderen van de mensenrechten en de democratische vrijheden, en die kritiek uiten op het overheidsbeleid; doet een dringend beroep op Rusland om de huidige ontwikkeling te keren en te waarborgen dat deze burgers en organisaties hun legitieme activiteiten ongehinderd kunnen uitoefenen, en de ontwikkeling van een kritisch maatschappelijk middenveld te stimuleren;
11. benadrukt dat de vrijheid van vergadering in de Russische Federatie wordt gewaarborgd door artikel 31 van de Russische grondwet en door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens dat door Rusland is ondertekend, hetgeen de Russische autoriteiten verplicht tot naleving ervan; roept de Russische Federatie op de beginselen van de rechtsstaat, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering te eerbiedigen;
12. roept de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) ertoe op te waarborgen dat de gevallen van alle om politieke redenen vervolgde personen worden aangekaart op vergaderingen met hun Russische ambtgenoten en dat de vertegenwoordigers van Rusland op die vergadering formeel wordt verzocht op elk geval te reageren;
13. roept de voorzitters van de Raad en de Commissie en de VV/HV ertoe op deze zaken nauwlettend te blijven volgen en de gevallen in verschillende vormen en op verschillende vergaderingen met Rusland aan te kaarten, en het Parlement verslag uit brengen van de gedachtewisselingen met de Russische autoriteiten;
14. dringt er bij de VV/HV en de EDEO op aan erop toe te zien dat de EU elke gelegenheid aangrijpt om contact te leggen met en steun te verlenen aan Russische maatschappelijke organisaties, waaronder organisaties die zich inzetten voor de democratische waarden, de mensenrechten en de rechtsstaat;
15. verzoekt de Commissie en de EDEO met klem om in het kader van de lopende programmeringsfase voor de financiële instrumenten van de EU de financiële steun voor het maatschappelijk middenveld in Rusland te verhogen en het Forum EU-Rusland voor het maatschappelijk middenveld op te nemen in het partnerschapsinstrument, om duurzame en geloofwaardige steun op lange termijn te waarborgen;
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, alsmede de president, de regering en het parlement van de Russische Federatie.