Advies van het Hof van Justitie inzake de verenigbaarheid met de Verdragen van de Overeenkomst tussen Canada en de Europese Unie inzake de doorgifte en verwerking van gegevens uit het Passenger Name Record
Resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2014 over het inwinnen van het advies van het Hof van Justitie over de verenigbaarheid met de Verdragen van de Overeenkomst tussen Canada en de Europese Unie inzake de doorgifte en verwerking van gegevens uit het Passenger Name Record (2014/2966(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name de leden 6 en 11 daarvan,
– gezien het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Unie, van de overeenkomst tussen Canada en de Europese Unie inzake de doorgifte en verwerking van gegevens uit het Passenger Name Record (12652/2013),
– gezien de overeenkomst tussen Canada en de Europese Unie inzake de doorgifte en verwerking van gegevens uit het Passenger Name Record (12657/2013),
– gezien de mededeling van de Commissie over de algemene aanpak van de doorgifte van passagiersgegevens (Passenger Name Record - PNR) aan derde landen (COM(2010)0492),
– gezien zijn resoluties van 5 mei 2010 over de opening van onderhandelingen over overeenkomsten inzake persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) met de Verenigde Staten, Australië en Canada(1), en van 11 november 2010 over de algemene aanpak van doorgifte van PNR-gegevens aan derde landen(2),
– gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming van 19 oktober 2010 inzake de mededeling van de Commissie over de algemene aanpak van de doorgifte van PNR-gegevens aan derde landen(3),
– gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming van 30 september 2013 over de voorstellen voor besluiten van de Raad tot de sluiting en ondertekening van de overeenkomst tussen Canada en de Europese Unie inzake de doorgifte en verwerking van gegevens uit het Passenger Name Record(4),
– gezien het op 12 november 2010 aangenomen advies 7/2010 van de Groep gegevensbescherming artikel 29 inzake de mededeling van de Commissie over de algemene aanpak van de doorgifte van PNR-gegevens aan derde landen,
– gezien artikel 16 VWEU en de artikelen 7, 8 en 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien het arrest van het Hof van Justitie van 9 maart 2010 in zaak C‑518/07, Commissie tegen de Bondsrepubliek Duitsland,
– gezien het arrest van het Hof van Justitie van 8 april 2014 in de gevoegde zaken C‑293/12 en C‑594/12, waarin de richtlijn gegevensbewaring ongeldig werd verklaard,
– gezien artikel 108, lid 6, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Europese Unie in 2005 een overeenkomst heeft gesloten met Canada over de verwerking van PNR-gegevens op grond van een reeks verbintenissen van het Canada Border Services Agency (CBSA) met betrekking tot de uitvoering van zijn PNR-programma; overwegende dat de desbetreffende beschikking van de Commissie op 22 september 2009 is verstreken, en dat er dientengevolge geen Europese rechtsgrond meer is voor de doorgifte van PNR-gegevens aan het CBSA;
B. overwegende dat het CBSA zich er eenzijdig toe heeft verbonden de EU te garanderen dat deze verbintenissen van kracht blijven tot er een nieuwe overeenkomst in werking treedt; overwegende dat dit is meegedeeld aan alle lidstaten en hun gegevensbeschermingsautoriteiten;
C. overwegende dat voor de sluiting van nieuwe PNR-overeenkomsten – sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 – de goedkeuring van het Europees Parlement is vereist voordat zij door de Raad kunnen worden aangenomen;
D. overwegende dat de Raad op 2 december 2010 een besluit heeft aangenomen, samen met een mandaat voor onderhandelingen, waarin hij de Commissie machtigt namens de EU onderhandelingen te openen over een overeenkomst met Canada over de doorgifte en verwerking van PNR-gegevens;
E. overwegende dat de Commissie de Raad op 18 juli 2013 heeft voorgesteld een besluit te nemen over de sluiting van de overeenkomst;
F. overwegende dat de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming op 30 september 2013 een advies heeft uitgebracht over de overeenkomst, waarin hij vraagtekens zet bij de noodzakelijkheid en evenredigheid van de PNR-regelingen en de massale overdracht van PNR-gegevens naar derde landen, alsook bij de keuze van de rechtsgrond;
G. overwegende dat de Raad het Parlement op 5 december 2013 heeft gevraagd zijn goedkeuring te hechten aan de sluiting van de overeenkomst;
H. overwegende dat de overeenkomst op 25 juni 2014 is ondertekend;
I. overwegende dat de Raad het Parlement op 7 juli 2014 heeft verzocht om goedkeuring van de sluiting van de overeenkomst;
J. overwegende dat het Hof van Justitie de richtlijn gegevensbewaring in zijn arrest van 8 april 2014 in de gevoegde zaken C‑293/12 en C‑594/12 ongeldig heeft verklaard;
K. overwegende dat de overeenkomst als doel heeft om, zoals omschreven in artikel 1 van de overeenkomst, voorwaarden vast te stellen voor de doorgifte, het gebruik en de bescherming van PNR-gegevens;
1. is van oordeel dat er rechtsonzekerheid heerst over de vraag of de ontwerpovereenkomst verenigbaar is met de bepalingen van de Verdragen (artikel 16 VWEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (artikelen 7, 8 en 52, lid 1) betreffende het recht van personen op de bescherming van hun persoonsgegevens; heeft voorts zijn twijfels bij de keuze van de rechtsgrond, namelijk artikel 82, lid 1, onder d), en artikel 87, lid 2, onder a), VWEU (gerechtelijke en politiële samenwerking), in plaats van artikel 16 VWEU (gegevensbescherming);
2. besluit het advies van het Hof van Justitie in te winnen over de verenigbaarheid van bovengenoemde overeenkomst met de Verdragen;
3. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie ter informatie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, en de nodige maatregelen te nemen om zulk advies van het Hof van Justitie in te winnen.