Resolutie van het Europees Parlement van 27 november 2014 over de herziening van de richtsnoeren van de Commissie voor effectbeoordeling en de rol van de kmo-test (2014/2967(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien de recente openbare raadpleging over de herziening van de richtsnoeren van de Commissie voor effectbeoordeling en het bijbehorende voorstel voor herziene richtsnoeren voor effectbeoordeling,
– gezien zijn resolutie van 8 juni 2011 over het garanderen van onafhankelijke effectbeoordelingen(1),
– gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat effectbeoordelingen, als instrument dat in een vroeg stadium van de ontwikkeling van wetgeving wordt toegepast, een essentiële rol spelen in de agenda van de Commissie voor slimme regelgeving, en tot doel hebben transparant, uitvoerig en evenwichtig bewijsmateriaal te leveren met betrekking tot de economische, maatschappelijke en milieugevolgen en de toegevoegde waarde van EU-maatregelen, de te verwachten regelgevings- en administratieve lasten en de kosten en baten van alternatieve benaderingen voor alle belanghebbenden;
B. overwegende dat in de bestaande richtsnoeren voor effectbeoordeling een centrale rol is weggelegd voor het secretariaat-generaal en de Raad voor effectbeoordeling van de Commissie wat betreft het besluit of er een effectbeoordeling nodig is voor een bepaald initiatief;
C. overwegende dat de Raad voor effectbeoordeling een belangrijke rol speelt als centraal kwaliteitscontrolepunt voor effectbeoordelingen;
D. overwegende dat de Verdragen, naast de verplichting om de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid na te leven, horizontale sociale en milieuclausules bevatten die in aanmerking moeten worden genomen bij de bepaling en de uitvoering van het beleid en het optreden van de Unie, en die bepalen dat een diepgaande analyse vereist is van de gevolgen van alle wetgeving die wordt voorgesteld;
E. overwegende dat volgens een deskundigengroep van de Commissie de kosten van naleving van een verordening voor een kmo tien keer hoger kunnen liggen dan voor grote bedrijven; overwegende dat een correct en onafhankelijk uitgevoerde effectbeoordeling daarom van bijzonder belang is voor kmo's die vaak meer moeilijkheden ondervinden bij de aanpassing aan nieuwe wettelijke en administratieve vereisten dan grote bedrijven, en vanwege hun omvang minder snel kunnen anticiperen op veranderingen in de regelgeving;
F. overwegende dat het "denk eerst klein"-principe het fundament vormt van de Small Business Act voor Europa uit 2008; overwegende dat dit principe sinds 2009 deel uitmaakt van de richtsnoeren voor effectbeoordeling, en sinds 2005 onderdeel is van andere teksten van de Commissie; overwegende dat dit principe erop gericht is om de belangen van kmo's van meet af aan mee te nemen in de beleidsvorming, zodat de wetgeving kmo-vriendelijker wordt; overwegende dat er een hele reeks instrumenten beschikbaar is om de doeltreffende tenuitvoerlegging van dit principe te garanderen, waaronder het uitvoeren van een kmo-test bij op stapel staande wetgevingsvoorstellen;
G. overwegende dat de bestaande richtsnoeren voor effectbeoordeling voorzien in een specifieke leidraad in de vorm van een kmo-test, ook voor eventuele mitigatiemaatregelen; overwegende dat in het voorstel voor herziene richtsnoeren geen bepalingen over de kmo-test zijn opgenomen;
H. overwegende dat de juiste beoordeling van de inhoudelijke amendementen van het Parlement op het eerste voorstel van de Commissie een aanzienlijke meerwaarde biedt om het standpunt van het Parlement in trialoogonderhandelingen te schragen;
Toepassingsgebied
1. is ingenomen met de toezegging van de Commissie om de richtsnoeren voor effectbeoordeling regelmatig te herzien teneinde de procedures voor effectbeoordeling te verbeteren;
2. benadrukt dat de Commissie ervoor dient te zorgen dat economische, sociale, administratieve en milieuaspecten even grondig worden beoordeeld;
3. vindt het echter bezwaarlijk dat de voorgestelde herziene richtsnoeren veel minder specifiek zijn dan de bestaande richtsnoeren wat betreft het toepassingsgebied van effectbeoordelingen, en dat deze het bevoegde directoraat-generaal veel meer ruimte voor interpretatie bieden wat betreft het besluit of een effectbeoordeling noodzakelijk is; is van mening dat de huidige praktijk moet worden gehandhaafd volgens welke de Raad voor effectbeoordeling bij het besluitvormingsproces betrokken is;
4. is van mening dat de Commissie de huidige aanpak moet handhaven waarbij zij een effectbeoordeling voorlegt voor alle initiatieven die ten minste aan een van de volgende criteria voldoen:
a)
wetgevingsvoorstellen die zijn opgenomen in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie;
b)
wetgevingsvoorstellen die niet zijn opgenomen in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie maar een aanwijsbaar economisch, administratief, sociaal of milieueffect hebben;
c)
initiatieven van niet-wetgevende aard die toekomstig beleid bepalen (bijvoorbeeld witboeken, actieplannen, uitgavenprogramma's en onderhandelingsrichtsnoeren voor internationale overeenkomsten);
d)
door de Commissie en in voorkomend geval door haar agentschappen voorgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen die waarschijnlijk aanzienlijke, aantoonbare economische, sociale, ecologische of bureaucratische gevolgen zullen hebben;
5. merkt op dat effectbeoordelingen grondig en uitvoerig moeten worden uitgevoerd, en gebaseerd moeten zijn op de meest accurate, objectieve en volledige gegevens die beschikbaar zijn, met een analyse die daarmee in verhouding staat en waarin de nadruk ligt op het doel en de doelstelling van het voorstel, teneinde een weloverwogen politiek besluit te kunnen nemen;
6. is ervan overtuigd dat effectbeoordelingen een belangrijk instrument zijn ter ondersteuning van de besluitvorming in alle EU-instellingen en een belangrijk onderdeel vormen van het proces voor betere regelgeving; beseft evenwel dat effectbeoordelingen politieke evaluatie en besluiten niet kunnen vervangen;
7. benadrukt dat alle belanghebbenden in een vroeg stadium van de effectbeoordeling moeten worden geraadpleegd, zodat hun inbreng bij het opstellen van de effectbeoordeling en dus voor publicatie daarvan kan worden meegenomen;
8. merkt op dat het toepassingsgebied van een effectbeoordeling in bepaalde gevallen misschien niet overeenkomt met de aangenomen voorstellen, wanneer deze gewijzigd zijn nadat ze ter goedkeuring zijn voorgelegd door het college van commissarissen; pleit ervoor dat in de voorgestelde herziene richtsnoeren wordt vermeld dat effectbeoordelingen moeten worden bijgewerkt om continuïteit te waarborgen tussen de kwesties die daarin worden behandeld en de voorstellen die uiteindelijk worden aangenomen door de Commissie;
Raad voor effectbeoordeling
9. acht het zeer bedenkelijk dat de rol van de Raad voor effectbeoordeling in de effectbeoordelingsprocedure in de voorgestelde herziene richtsnoeren niet duidelijker wordt omschreven; verzoekt de Commissie met klem deze lacune op te vullen en, in reactie op deze door het Parlement aan te nemen resolutie, de procedures in verband met de Raad voor effectbeoordeling duidelijker te omschrijven in een nieuw voorstel voor herziene richtsnoeren;
10. is van mening dat in het kader van deze nieuwe procedures op heldere, begrijpelijke en transparante wijze het proces van indiening, herziening en uiteindelijke goedkeuring van aan de Raad voor effectbeoordeling voorgelegde effectbeoordelingen moet worden vastgelegd;
11. herhaalt zijn standpunt dat voorstellen niet door de Commissie moeten worden aangenomen tenzij deze vergezeld gaan van een advies afgegeven door de Raad voor effectbeoordeling;
12. herinnert de Commissie er verder aan dat het Parlement heeft verzocht om een sterkere onafhankelijkheid van de Raad voor effectbeoordeling en dat het in het bijzonder wenst dat leden van deze raad niet onder politiek toezicht staan; vindt dat de Raad voor effectbeoordeling uitsluitend moet bestaan uit zeer gekwalificeerde mensen die in staat zijn om de economische, sociale en milieugevolgen in de analyse te beoordelen;
13. kijkt uit naar een verduidelijking van de nieuwe Commissie over de wijze waarop zij zal reageren op hetgeen in deze resolutie naar voren is gebracht, en zal daar bij het bepalen van zijn standpunt over de recente mededeling van de Commissie over REFIT rekening mee houden, zonder afbreuk te doen aan het standpunt van het Parlement in dit verband;
Kmo-test
14. herinnert eraan dat de Commissie in haar tussentijdse beoordeling van de Small Business Act van 2011 betreurde dat slechts acht lidstaten de kmo-test in hun nationale besluitvormingsprocedures hadden opgenomen; verzoekt de Commissie om in samenwerking met de lidstaten de beginselen van de kmo-test in het kader van nationale procedures meer ingang te doen vinden, ter ondersteuning van het kmo-beleid;
15. spreekt zijn voldoening uit over de duidelijke toezegging van de Commissie in die beoordeling dat zij de kmo-test meer gewicht zal geven; acht het echter teleurstellend dat de kmo-test, ondanks deze aankondiging, in de voorgestelde herziene richtsnoeren voor effectbeoordeling niet eens vermeld wordt;
16. herinnert eraan dat de Commissie in de Small Business Act de toezegging heeft gedaan het "denk eerst klein"-principe toe te passen op haar beleidsvorming, en dat dit ook betrekking heeft op de kmo-test om de impact van op stapel staande wetgeving en administratieve initiatieven op kmo's te beoordelen; benadrukt dat het essentieel is dat erop wordt toegezien dat deze test goed wordt uitgevoerd, en is van mening dat er nog veel ruimte is voor verbetering;
17. dringt erop aan de kmo-test, zoals vermeld in bijlage 8 bij de richtsnoeren, te handhaven om te voorkomen dat kmo's in vergelijking met grote bedrijven onevenredig belast of benadeeld worden door initiatieven van de Commissie;
18. benadrukt dat de effectbeoordeling in zulke gevallen de mogelijkheid van alternatieve mechanismen en/of soepelere regelingen zou moeten bieden, zodat kmo's aan de voorwaarden van het initiatief kunnen voldoen (zoals voorzien in bijlage 8, punt 4); spreekt in dit verband zijn voldoening uit over de in de voorgestelde herziene richtsnoeren opgenomen beleidsoptie om micro-ondernemingen buiten het toepassingsgebied van wetgevingsvoorstellen te laten vallen; is in dit verband overigens van oordeel dat het niet de juiste aanpak is micro-ondernemingen stelselmatig van de kmo-test vrij te stellen en vindt daarom dat dit voor ieder voorstel afzonderlijk moet worden beoordeeld, waarbij het principe van de omgekeerde bewijslast moet worden gehanteerd, d.w.z. dat micro-ondernemingen buiten het toepassingsgebied van wetgevingsvoorstellen dienen te vallen, behalve als is aangetoond dat zij daarbinnen dienen te vallen; is het ermee eens dat de effectbeoordelingen voor kmo's aangepast en vereenvoudigd kunnen worden indien vaststaat dat daarmee de doelmatigheid van de wetgeving niet afneemt;
Toepassing en toezicht
19. merkt op dat een definitieve wetgevingshandeling sterk kan verschillen van het door de Commissie aangenomen voorstel; is van mening dat het nuttig zou zijn als een samenvatting van de geschatte kosten en baten zou worden opgesteld voor aangenomen wetgevingshandelingen, waarin rekening wordt gehouden met de wijzigingen ten opzichte van de analyse in de effectbeoordeling ten gevolge van tijdens het wetgevingsproces aangebrachte wijzigingen; is van mening dat het toezicht op en de beoordeling van de gevolgen van een voorstel hierdoor zouden worden vereenvoudigd;
Oprichting van een adviesorgaan betere regelgeving
20. waardeert de inspanningen en het eindverslag van de Groep op hoog niveau inzake administratieve lasten, waartoe de Commissie opdracht heeft gegeven; brengt het voornemen van de Commissie in herinnering, zoals opgenomen in haar laatste mededeling over REFIT (juni 2014), om een nieuwe groep op hoog niveau inzake betere regelgeving op te richten, bestaande uit vertegenwoordigers van belanghebbenden en nationale deskundigen;
21. stelt voor dat de Commissie een dergelijk adviesorgaan op hoog niveau inzake betere regelgeving zo spoedig mogelijk opricht, en dat zij daarbij zowel belanghebbenden als nationale deskundigen betrekt; stelt voor dit orgaan een sterk en onafhankelijk adviserend mandaat te verlenen, ter aanvulling van de werkzaamheden van de Commissie met betrekking tot de effectbeoordelingen; is van oordeel dat de deskundigheid die een dergelijk orgaan te bieden heeft, onder meer op het gebied van de subsidiariteit en proportionaliteit, een meerwaarde kan zijn in het kader van de procedure voor effectbeoordelingen en in het kader van andere initiatieven op het gebied van betere regelgeving; pleit ervoor dat het Parlement en de Raad betrokken worden bij de benoemingsprocedure van deskundigen; stelt voor om gebruik te maken van de beste praktijken en ervaringen van bestaande organen voor betere regelgeving (zoals die in Zweden, de Tsjechische Republiek, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland);
22. verzoekt de Commissie een nieuw voorstel voor herziene richtsnoeren voor effectbeoordeling in te dienen, waarbij rekening wordt gehouden met de punten die in deze resolutie onder de aandacht zijn gebracht en met de nieuwe structuur van de Commissie, met name de rol van de nieuwe vicevoorzitter die verantwoordelijk is voor betere regelgeving;
Effectbeoordelingen in het Parlement
23. dringt erop aan dat het Parlement en in het bijzonder de commissies de effectbeoordelingen van de Commissie systematisch en in een zo vroeg mogelijk stadium behandelen;
24. herinnert aan zijn resolutie van 8 juni 2011 over het garanderen van onafhankelijke effectbeoordelingen, waarin werd gepleit voor een consistenter gebruik van effectbeoordelingen van het Parlement, een reeds beschikbaar instrument; herinnert eraan dat er een specifieke begrotingslijn evenals specifieke diensten bestaan voor het uitvoeren van effectbeoordelingen; is van mening dat een parlementaire effectbeoordeling vooral nodig is wanneer aanzienlijke wijzigingen werden aangebracht in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie;
Effectbeoordelingen in de Europese Raad
25. verwacht dat de Raad zijn toezegging om de impact van zijn eigen inhoudelijke amendementen stelselmatig aan een beoordeling te onderwerpen gestand doet;
o o o
26. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad.