Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2014/2919(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B8-0285/2014

Ingediende teksten :

B8-0285/2014

Debatten :

Stemmingen :

PV 27/11/2014 - 10.7
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2014)0070

Aangenomen teksten
PDF 166kWORD 213k
Donderdag 27 november 2014 - Straatsburg
25-jarig bestaan van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind
P8_TA(2014)0070B8-0285/2014

Resolutie van het Europees Parlement van 27 november 2014 over het 25-jarig bestaan van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind (2014/2919(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, dat op 20 november 1989 te New-York werd aangenomen,

–  gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dat op 13 december 2006 te New-York werd aangenomen,

–  gezien artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–  gezien artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–  gezien het Programma van Stockholm van 2009 en het bijbehorende actieplan voor de periode 2010-2014,

–  gezien Algemeen Commentaar nr. 14 (2013) van het VN-Comité voor de rechten van het kind, dat inhoudt dat het kind er recht op heeft dat zijn belang de eerste overweging vormt,

–  gezien de in februari 2011 aangenomen EU-agenda voor de rechten van het kind,

–  gezien de Europese consensus over ontwikkeling,

–  gezien de verklaring en het actieplan aangenomen op het forum op hoog niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp, dat van 29 november tot 1 december 2011 werd gehouden in Busan,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 5 februari 2008 getiteld "Een bijzondere plaats voor kinderen in het externe optreden van de EU" (COM(2008)0055),

–  gezien de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind,

–  gezien de EU-richtsnoeren inzake kinderen en gewapende conflicten,

–  gezien het actieplan van de VN getiteld "A World fit for Children",

–  gezien het strategisch kader en actieplan van de EU voor mensenrechten en democratie,

–  gezien Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad(1),

–  gezien Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad(2),

–  gezien de Europese strategie voor de uitroeiing van mensenhandel (2012-2016), in het bijzonder de bepalingen over de financiering van de uitwerking van richtsnoeren voor kinderbeschermingssystemen en over de uitwisseling van beste praktijken,

–  gezien Aanbeveling 2013/112/EU van de Commissie van 20 februari 2013 getiteld "Investeren in kinderen: de vicieuze cirkel van achterstand doorbreken"(3),

–  gezien zijn resolutie van 12 september 2013 over de situatie van niet-begeleide minderjarigen in de EU(4),

–  gezien het Verdrag van de Verenigde Naties van 1979 inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) en het Beijing-actieplatform,

–  gezien zijn resolutie van 25 februari 2014 met aanbevelingen aan de Commissie inzake het bestrijden van geweld tegen vrouwen(5) en zijn resolutie van 6 februari 2014 over de mededeling van de Commissie getiteld "Vrouwelijke genitale verminking uitbannen"(6),

–  gezien de conclusies van de Raad van 5 juni 2014 inzake preventie en bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes, met inbegrip van vrouwelijke genitale verminking,

–  gezien de conclusies van de Raad van 19 mei 2014 over een op rechten gebaseerde benadering van ontwikkelingssamenwerking, die alle mensenrechten omvat,

–  gezien artikel 7 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin opnieuw is vastgelegd dat de EU toeziet "op de samenhang tussen haar verschillende beleidsmaatregelen en optredens, rekening houdend met het geheel van haar doelstellingen",

–  gezien de mededeling van de Commissie van maandag 2 juni 2014 getiteld "Een waardig leven voor iedereen: van wensbeeld naar collectieve maatregelen" (COM(2014)0335),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 12 april 2005 getiteld "Samenhang in het ontwikkelingsbeleid" (COM(2005)0134) en de conclusies van de 3166e Raad Buitenlandse Zaken van 14 mei 2012 getiteld "Het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering",

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en de facultatieve protocollen daarbij de norm zijn voor de bevordering en bescherming van de rechten van het kind en een omvattende reeks internationale rechtsnormen bevatten voor de bescherming en het welzijn van kinderen;

B.  overwegende dat alle EU-lidstaten het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind hebben geratificeerd en duidelijke wettelijke verplichtingen hebben met betrekking tot de bevordering, bescherming en eerbiediging van de rechten van elk kind in hun rechtsgebied;

C.  overwegende dat de bevordering van de rechten van het kind een expliciete doelstelling van het EU-beleid is en dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie voorschrijft dat de belangen van het kind een essentiële overweging vormen bij alle handelingen van de EU;

D.  overwegende dat het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bepalen dat kinderen het recht hebben hun mening te uiten en dat aan hun mening in hen betreffende aangelegenheden in overeenstemming met hun leeftijd en rijpheid passend belang wordt gehecht;

E.  overwegende dat de rechten van het kind - en met name het beginsel van het belang van het kind, het recht van het kind op leven, overleven en ontwikkeling, non-discriminatie en eerbiediging van zijn recht om zijn mening te uiten - alle EU-beleidsdomeinen betreffen;

F.  overwegende dat er vorderingen zijn gemaakt sinds het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind 25 jaar geleden werd vastgesteld, maar dat de rechten van kinderen in grote delen van de wereld, ook in EU-lidstaten, nog steeds worden geschonden als gevolg van geweld, misbruik, uitbuiting, armoede, sociale uitsluiting en discriminatie op grond van geloof, handicap, seksuele identiteit, leeftijd, etnische afkomst, migratie of verblijfsstatus;

G.  overwegende dat rechten pas waarde krijgen wanneer alle kinderen en hun families toegang hebben tot de rechter en tijdig gebruik kunnen maken van eerlijke en doeltreffende rechtsmiddelen;

H.  overwegende dat in 2012 zo'n 6,6 miljoen kinderen onder de 5 jaar overleden, in de meeste gevallen door vermijdbare oorzaken, en daarmee beroofd werden van hun fundamentele recht op overleving en ontwikkeling; dat 168 miljoen kinderen tussen 5 en 17 jaar kinderarbeid verrichten, wat een aantasting vormt van hun recht op bescherming tegen economische uitbuiting en van hun recht op leren en spelen; dat 11% van alle meisjes voor hun vijftiende trouwen, wat hun rechten op gezondheid, onderwijs en bescherming in het gedrang brengt; dat in Afrika bezuiden de Sahara nog steeds één op de tien kinderen voor zijn vijfde verjaardag overlijdt;

I.  overwegende dat onderwijs, en meer bepaald gratis lager onderwijs voor alle kinderen, een fundamenteel recht is waartoe de regeringen zich hebben verbonden krachtens het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989; dat de doelstelling voor 2015 luidt dat alle jongens en meisjes een volledige lagere school doorlopen; dat er in de ontwikkelingslanden weliswaar enige vooruitgang is geboekt, maar dat dit doel nog bij lange na niet bereikt is;

J.  overwegende dat alomvattende seksuele voorlichting een onlosmakelijk en belangrijk aspect vormt van de versterking van het recht van jongens en meisjes op welzijn en gezondheid, de bevordering van gelijkheid en de bestrijding van stereotypen;

K.  overwegende dat humanitaire crises nog steeds verwoestende gevolgen hebben voor kinderen, en dat in 2014 meer dan 59 miljoen kinderen rechtstreeks te lijden hadden onder crises, in de meeste gevallen in verband met conflicten; dat er momenteel naar schatting wereldwijd 250 000 kindsoldaten zijn, waarvan 40% meisjes;

L.  overwegende dat in 2012 bijna 95 000 kinderen en adolescenten van minder dan 20 jaar het slachtoffer werden van moord, dat bijna een miljard kinderen tussen 2 en 14 jaar onderworpen werden aan lijfstraffen, dat een op de drie jongeren tussen 13 en 15 jaar in aanraking kwam met pesterijen en dat circa 70 miljoen meisjes tussen 15 en 19 jaar het slachtoffer werden van een of andere vorm van fysiek geweld, en dat wereldwijd 120 miljoen meisjes op enig moment in hun leven gedwongen werden tot geslachtsverkeer of andere seksuele handelingen;

M.  overwegende dat kinderen de helft van de bevolking van ontwikkelingslanden uitmaken en dat er in de EU circa 100 miljoen kinderen wonen;

N.  overwegende dat volgens het meest recente verslag van het Kinderfonds van de Verenigde Naties (Unicef) over kinderarmoede in rijke landen, sinds 2008 in de rijkste landen 2,6 miljoen kinderen onder de armoedegrens zijn beland, waarmee het totale aantal in armoede levende kinderen in de ontwikkelde wereld op naar schatting 76,5 miljoen uitkomt; dat volgens diezelfde studie in 2013 7,5 miljoen jongeren in de EU als NEET's (jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding genieten) waren geclassificeerd;

O.  overwegende dat geweld tegen kinderen vele vormen aanneemt, zoals psychologisch, fysiek, seksueel, emotioneel en verbaal misbruik, verwaarlozing en ontbering, en dat dit geweld in vele verschillende contexten plaatsvindt, zoals thuis, op school, in de gezondheidszorg en de rechtspraak, op het werk, in gemeenschappen en op internet;

P.  overwegende dat de EU-agenda voor de rechten van het kind een duidelijk kader voor het optreden van de EU biedt en dat de uitvoering van die agenda geleid heeft tot vorderingen van betekenis op aan aantal belangrijke actie- en wetgevingsgebieden, zoals de invoering van hotlines voor vermiste kinderen, de bevordering van kindvriendelijke rechtspraak, de verbetering van de gegevensverzameling en de inachtneming van de rechten van kinderen in het externe optreden;

Q.  overwegende dat elk kind in de allereerste plaats een kind is wiens rechten moeten worden geëerbiedigd zonder discriminatie, ongeacht de etnische afkomst, de nationaliteit of de maatschappelijke, migratie- of verblijfsstatus van zijn ouders;

R.  overwegende dat meisjes en jongens zowel dezelfde als verschillende verwachtingen en vormen van socialisatie kennen, en dat de discriminatie waarmee meisjes en jongens te maken krijgen verschilt naargelang van de leeftijd;

S.  overwegende dat er weliswaar aanzienlijke vorderingen zijn gemaakt, in het bijzonder op het gebied van mensenhandel, seksuele uitbuiting en rechten van slachtoffers, en voor asielzoekende en niet-begeleide kinderen, maar dat er veel meer moet worden gedaan om te waarborgen dat de rechten van migrerende kinderen in de hele EU volledig worden geëerbiedigd; dat vele niet-begeleide kinderen verdwijnen en onderduiken na hun eerste aankomst in de EU en bijzonder kwetsbaar zijn voor misbruik;

T.  overwegende dat uitbuiting en seksuele exploitatie van kinderen op internet – zoals de proliferatie van materiaal in verband met seksuele uitbuiting van kinderen en cyberlokkerij – vanwege de internationale aard ervan nog steeds een groot probleem vormen voor de wethandhavingsautoriteiten, en dat het daarbij gaat om misdrijven als seksuele chantage, grooming, zelfgeproduceerd kinderpornografisch materiaal en live streaming, die bijzonder moeilijk te onderzoeken zijn vanwege de technologische innovaties waarmee de plegers, waaronder cyberlokkers, gemakkelijker en sneller toegang hebben tot materiaal;

U.  overwegende dat kinderen bijzonder getroffen worden door armoede en bezuinigingen op sociale voorzieningen en essentiële uitkeringen zoals gezinstoelagen, en dat die bezuinigingen in de EU sinds 2007 zijn toegenomen; overwegende dat het armoederisicopercentage voor kinderen in de EU, zelfs na de sociale overdrachten, bijzonder hoog blijft (20,3% in 2013);

V.  overwegende dat het kader voor wereldwijde ontwikkeling voor de periode na 2015 de kans zal bieden om te investeren in de rechten van alle kinderen, overal ter wereld, ongeacht hun geslacht, hun etnische afkomst, hun ras, hun handicap of hun economische of andere status;

1.  is van mening dat de rechten van het kind tot de kern van het EU-beleid behoren en dat het 25-jarig bestaan van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind een gelegenheid biedt om de volledige tenuitvoerlegging ervan in het beleid en in de praktijk te waarborgen en aanvullende maatregelen te nemen om de eerbiediging van de rechten van alle kinderen van de wereld, en met name de meest kwetsbare, te garanderen;

2.  is ingenomen met de verbintenissen die de EU in het kader van het Programma van Stockholm is aangegaan om in haar interne en externe beleid de rechten van het kind daadwerkelijk te bevorderen en te beschermen en de inspanningen van de lidstaten op dit gebied te ondersteunen; verzoekt de Commissie een ambitieuze en omvattende strategie en een actieplan voor de komende vijf jaar inzake de rechten van kinderen voor te stellen, voortbouwend op en een stap verder gaand dan de EU-agenda voor de rechten van het kind;

3.  is ingenomen met de toezegging van de EU dat zij verder zal werken aan geïntegreerde EU-kinderbeschermingsrichtsnoeren, teneinde de verbrokkeling die het gevolg is van los van elkaar staande oplossingen voor specifieke kinderbeschermingsproblemen te reduceren en ervoor te zorgen dat alle kinderen in de hele EU daadwerkelijk beschermd worden tegen elke vorm van geweld;

4.  verzoekt de Commissie toe te zien op en verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van haar aanbeveling getiteld "Investeren in kinderen: de vicieuze cirkel van achterstand doorbreken" in de lidstaten en de toegang van kinderen tot diensten van hoge kwaliteit en hun participatie te waarborgen; verzoekt de lidstaten met een bovengemiddeld hoog kinderarmoedepeil nationale doelen vast te stellen en prioriteit toe te kennen aan investeringen die tot doel hebben de armoede en maatschappelijke uitsluiting onder kinderen en jongeren terug te dringen;

5.  verzoekt de EU en haar lidstaten om van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling de topprioriteit van hun intern beleid en van hun betrekkingen met derde landen te maken; benadrukt dat deze doelstellingen, en met name de uitroeiing van armoede, toegang tot onderwijs en gendergelijkheid, alleen kunnen worden verwezenlijkt door voor iedereen toegankelijke openbare diensten te ontwikkelen;

6.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om in het Europees Semester, de jaarlijkse groeianalyse en een herziene Europa 2020-strategie expliciet de nadruk te leggen op kinderen en jeugd, opdat de aanbeveling van de Commissie "Investeren in kinderen: de vicieuze cirkel van achterstand doorbreken" beter ten uitvoer wordt gelegd;

7.  verzoekt de Commissie te zorgen voor meer coördinatie tussen haar verschillende diensten, opdat er daadwerkelijk sprake kan zijn van mainstreaming van de rechten van het kind in alle wetgevingsvoorstellen, beleidsmaatregelen en financiële besluiten van de EU en opdat wordt toegezien op de onverkorte naleving van het EU-acquis inzake kinderen en van de uit het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind voortvloeiende verplichtingen; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het mandaat en de middelen van de coördinator voor de rechten van het kind in verhouding staan tot de toezegging van de EU dat zij die rechten stelselmatig en daadwerkelijk zal mainstreamen;

8.  verzoekt de Commissie de tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader aan te grijpen om ervoor te zorgen dat de EU-middelen ten goede komen aan de meest kansarme en kwetsbare kinderen;

9.  verzoekt de lidstaten en de Commissie het kind expliciet als prioriteit te beschouwen bij het programmeren en uitvoeren van regionaal en cohesiebeleid, zoals de Europese strategie inzake handicaps, het EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma en het gelijkheids- en non-discriminatiebeleid van de EU; wijst andermaal op het belang van bescherming en bevordering van gelijke toegang tot alle rechten voor Roma-kinderen;

10.  benadrukt dat alle beleidsmaatregelen op het gebied van de rechten van het kind een gendergelijkheidsperspectief moeten inhouden en verzoekt om specifieke maatregelen om de rechten van meisjes te versterken, onder meer op het gebied van onderwijs en gezondheid;

11.  verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat het beginsel van het belang van het kind geëerbiedigd wordt in alle wetgeving, in besluiten van regeringsvertegenwoordigers op alle niveaus en in alle rechterlijke beslissingen, en moedigt de lidstaten aan om beste praktijken uit te wisselen met het oog op een correctere toepassing van het beginsel van het belang van het kind in de hele EU;

12.  verzoekt de Commissie en de lidstaten de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat alle kinderen daadwerkelijk toegang hebben tot rechtsstelsels die zijn toegesneden op hun specifieke behoeften en rechten, als verdachte, dader, slachtoffer of partij in een rechtszaak;

13.  verzoekt de Commissie te onderzoeken welke gevolgen detentiebeleid en strafrechtelijke stelsels hebben voor kinderen; wijst erop dat in de hele EU de rechten van kinderen rechtstreeks in het geding komen wanneer zij met hun ouders in detentiecentra wonen; benadrukt dat naar schatting jaarlijks 800 000 kinderen in de EU van een gedetineerde ouder gescheiden worden, wat meervoudige gevolgen heeft voor de rechten van het kind;

14.  is van mening dat kinderen kwetsbaar zijn bij hun toegang tot goederen en diensten; verzoekt de zakenwereld en de belanghebbenden zich te onthouden van agressieve en misleidende reclame voor kinderen, zowel online als offline, door zich onder meer te houden aan bestaande gedragscodes en soortgelijke initiatieven; is van mening dat op kinderen gerichte reclame voor voedsel met een hoog vet-, zout- of suikergehalte verantwoord dient te zijn en rekening moet houden met het toenemende aantal gevallen van obesitas en diabetes onder kinderen;

15.  is van mening dat persoonsgegevens van kinderen op internet naar behoren beschermd moeten worden en dat kinderen op een toegankelijke en kindvriendelijke wijze moeten worden voorgelicht over de gevaren en de gevolgen van onlinegebruik van hun persoonsgegevens; benadrukt dat het aanmaken van onlineprofielen van kinderen verboden moet worden; is van mening dat alle kinderen het recht moeten hebben op een gezond en veilig milieu en op de mogelijkheid om te spelen;

16.  verzoekt de lidstaten Richtlijn 2011/36/EU inzake het voorkomen en bestrijden van mensenhandel ten uitvoer te leggen, aangezien de meeste slachtoffers van mensenhandel jonge meisjes en jongens zijn die het slachtoffer zijn van arbeids- en seksuele uitbuiting en andere vormen van misbruik; verzoekt de lidstaten en de EU ook om versterking van de politiële en justitiële samenwerking met het oog op het voorkomen en vervolgen van dergelijke misdrijven; verzoekt de lidstaten maatregelen te nemen om het illegaal overbrengen van kinderen naar andere landen tegen te gaan, samen met derde landen te werken aan een oplossing voor het groeiende probleem van kindersmokkel en -handel, en mensenhandelaren te vervolgen en op gepast wijze te berechten;

17.  is van mening dat er maatregelen moeten worden genomen om cyberpesten tegen te gaan en dat kinderen, leraren en kinder- en jeugdorganisaties een actieve rol moeten spelen bij de bewustmaking omtrent dit thema;

18.  verzoekt de EU en de lidstaten te investeren in openbare diensten voor kinderen, zoals kinderopvang, onderwijs en gezondheidszorg, en met name in de uitbreiding van het openbare netwerk van kleuterscholen, crèches en openbare diensten van algemeen belang die vrijetijdsactiviteiten bieden voor kinderen;

19.  roept de lidstaten op om toe te zien op verplicht en gratis middelbaar onderwijs voor iedereen als randvoorwaarde voor de uitoefening van het recht op gelijke kansen, aangezien het lager onderwijs niet altijd garant staat voor de noodzakelijke basiskennis;

20.  verzoekt de lidstaten de rechten op het gebied van moederschap en vaderschap te beschermen of uit te breiden, met het oog op een gezonde en stabiele omgeving tijdens de eerste levensmaanden van kinderen;

21.  verzoekt de lidstaten Richtlijn 2011/93/EU ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie ten uitvoer te leggen en de wettelijke mogelijkheden, technische vaardigheden en financiële middelen van wetshandhavingsautoriteiten te versterken zodat er meer kan worden samengewerkt, onder meer met Interpol, teneinde netwerken van plegers van seksueel misbruik van kinderen doeltreffender te kunnen oprollen en daarbij de rechten en de veiligheid van de betrokken kinderen voorop te stellen;

22.  verzoekt om een effectieve, op partnerschap gebaseerde aanpak en informatie-uitwisseling tussen handhavingsagentschappen, gerechtelijke autoriteiten, de ICT-industrie, internetaanbieders, de bankensector en niet-gouvernementele organisaties, inclusief kinder- en jeugdorganisaties, om ervoor te zorgen dat kinderen en hun rechten op internet worden beschermd en dat kinderen wettelijk als kwetsbare personen worden beschouwd; verzoekt de Commissie het initiatief te nemen om alle lidstaten te vragen maatregelen te nemen om alle vormen van cyberlokken en -pesten te bestrijden;

23.  is van mening dat onbegeleide kinderen bijzonder kwetsbaar zijn; verzoekt de Commissie en de lidstaten om de resolutie van het Parlement van 12 september 2013 over de situatie van niet-begeleide minderjarigen in de EU ten uitvoer te leggen; verzoekt de lidstaten het hele pakket van gemeenschappelijk Europees asielstelsel onverkort toe te passen om de situatie van niet-begeleide minderjarigen in de EU te verbeteren; verzoekt de lidstaten maatregelen te nemen om een einde te maken aan de detentie van migrerende kinderen in de hele EU; is ingenomen met het arrest van het Hof van Justitie in Zaak C-648/11 MA, BT, DA tegen Secretary of State for the Home Department, waarin wordt bevestigd dat de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielaanvraag die in meer dan een lidstaat wordt ingediend door een niet-begeleide minderjarige, "de lidstaat is waar deze minderjarige zich bevindt nadat hij er een asielverzoek heeft ingediend"; wijst erop dat een niet-begeleide minderjarige bovenal een kind is dat mogelijk gevaar loopt, en dat de EU en de lidstaten niet het immigratiebeleid maar de bescherming van het kind als uitgangspunt moeten nemen wanneer zij met deze kinderen te maken hebben, waarmee zij het kernbeginsel van de belangen van het kind eerbiedigen;

24.  verzoekt alle lidstaten de normen die zijn vervat in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind na te leven voor kinderen die verstoken zijn van ouderlijke zorg, alsook die in de VN-richtsnoeren voor de alternatieve zorg voor kinderen; verzoekt de Commissie de structuurfondsen van de EU te gebruiken om de overgang van institutionele naar op gemeenschappen gebaseerde diensten te ondersteunen; verzoekt de Commissie om, gezien het aanzienlijke aantal gevallen waarin overheidsinstanties in bepaalde lidstaten tot gedwongen adoptie zonder ouderlijke toestemming zouden zijn overgegaan, specifieke maatregelen te treffen om te waarborgen dat bij adoptiepraktijken in de lidstaten het belang van het kind de eerste overweging vormt;

25.  verzoekt de lidstaten om gezinshereniging op welwillende en menselijke wijze en met spoed te faciliteren, overeenkomstig artikel 10 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind;

26.  benadrukt de noodzaak van een beter gecoördineerde aanpak bij het opsporen van vermiste kinderen in de EU; verzoekt de lidstaten de politiële en justitiële samenwerking in grensoverschrijdende gevallen waarbij vermiste kinderen betrokken zijn, op te voeren en hotlines te ontwikkelen voor het zoeken naar vermiste kinderen en het ondersteunen van slachtoffers van kindermisbruik; verzoekt de lidstaten een soepele toetreding van Marokko, Singapore, de Russische Federatie, Albanië, Andorra, de Seychellen, Gabon en Armenië tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen mogelijk te maken;

27.  verzoekt de Commissie om bij de herziening van Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid serieus nota te nemen van het belang van het kind, gezien de lacunes in de tenuitvoerlegging en handhaving van deze verordening in de lidstaten wat betreft ouderschaps- en voogdijrechten;

28.  veroordeelt elke vorm van geweld jegens kinderen, fysiek, seksueel en verbaal misbruik, gedwongen huwelijken, kinderarbeid, prostitutie, mensenhandel, marteling, eremoorden, vrouwelijke genitale verminking, het inzetten van kindsoldaten en het gebruiken van kinderen als menselijk schild, ontbering, verwaarlozing en ondervoeding; is van mening dat traditie, cultuur en religie nooit als excuus mogen worden gebruikt om geweld tegen kinderen te rechtvaardigen; verzoekt de lidstaten hun verplichtingen na te komen en elke vorm van geweld tegen kinderen te bestrijden, onder meer door middel van een formeel verbod op en bestraffing van lijfstraffen tegen kinderen; verzoekt de lidstaten hun samenwerking en dialoog met derde landen op te voeren, voor bewustwording te zorgen en zich ervoor in te zetten dat de rechten van het kind overal ter wereld worden geëerbiedigd;

29.  veroordeelt het inzetten van kinderen voor militaire of terroristische activiteiten of doeleinden; herinnert aan het belang van het bieden van psychologische steun en bijstand aan alle kinderen die blootgesteld zijn geweest aan gewelddadige gebeurtenissen of die het slachtoffer zijn van oorlogen; is ingenomen met het Children of Peace-initiatief van de EU en benadrukt hoe belangrijk het is te zorgen voor toegang tot onderwijs voor kinderen die getroffen zijn door conflicten; verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) de VN-campagne "Children, not soldiers" te ondersteunen, die tot doel heeft uiterlijk 2016 een eind te maken aan het ronselen en inzetten van kinderen door nationale veiligheidsdiensten;

30.  verzoekt de VV/HV prioriteit toe te kennen aan de rechten van het kind in alle externe acties van de EU om zo te zorgen voor daadwerkelijke mainstreaming van de rechten van het kind, ook in de context van mensenrechtendialogen, handelsovereenkomsten, het toetredingsproces en het Europees Nabuurschapsbeleid, alsook in de betrekkingen met de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), met name conflictlanden; verzoekt de VV/HV jaarlijks verslag uit te brengen aan het Parlement over de resultaten die bereikt zijn ten aanzien van een extern EU-beleid waarin het kind een centrale plaats bekleedt;

31.  verzoekt de Commissie de rechten van het kind te integreren in de ontwikkelingssamenwerking en de humanitaire steun, zodat er voldoende middelen beschikbaar komen en het niveau van de bescherming van kinderen die getroffen zijn door noodsituaties en door de mens veroorzaakte rampen of natuurrampen, intern ontheemde kinderen en minderjarige vluchtelingen, wordt verhoogd; benadrukt dat het van groot belang is dat noodhulp, herstel en ontwikkeling aan elkaar gekoppeld worden, met name bij langdurige crises, en dat innovatie en nieuwe technologieën worden geïntegreerd in beleidsmaatregelen en programma's van de EU, opdat de rechten van het kind beter kunnen worden bevorderd in ontwikkelings- en noodsituaties;

32.  is verheugd dat de Nobelprijs voor de Vrede 2014 is toegekend aan Malala Yousafzay en Kailash Satyarthi voor hun inzet voor de bescherming van de rechten van het kind, en met name het recht van elk kind op onderwijs; acht het prijzenswaardig dat het Sacharovprijsnetwerk zich publiekelijk schaart achter initiatieven om het publiek meer bewust te maken van geweld tegen kinderen; is van mening dat in beide gevallen duidelijk blijk wordt gegeven van de belangrijke rol die het maatschappelijk middenveld en internationale organisaties spelen bij het bepleiten, bevorderen en beschermen van de rechten die zijn neergelegd in het VN-Verdrag inzake de bescherming van het kind;

33.  wijst nadrukkelijk op de belangrijke rol van de sociale partners en de plaatselijke overheden bij het promoten van de rechten van het kind, en verzoekt het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité actie te ondernemen en adviezen uit te brengen om te bewerkstelligen dat zij volledig worden ingeschakeld bij de bevordering van de rechten van het kind in alle EU-beleidsmaatregelen;

34.  verzoekt de EU-instellingen, de lidstaten, de plaatselijke overheden, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld hun krachten te bundelen en op alle niveaus samen te werken om de situatie van kinderen in de EU en elders in de wereld te verbeteren; verwelkomt en steunt het "Child Rights Manifesto", dat gezamenlijk is opgesteld door Unicef en 14 organisaties die de rechten van het kind promoten, en moedigt meer leden van het Europees Parlement en de nationale parlementen aan om het Handvest te ondertekenen en "Child Rights Champions" te worden;

35.  wil binnen het Europees Parlement een interfractiewerkgroep "Rechten en welzijn van het kind" oprichten, die zich baseert op het Handvest van de Rechten van het Kind, en die een vast orgaan gaat vormen dat verantwoordelijk is voor de bevordering van de rechten van het kind in alle beleidsvormen en werkzaamheden van het Europees Parlement in de context van zowel binnenlandse als buitenlandse zaken; steunt daarom het initiatief om "steunpunten" voor rechten van het kind op te zetten in elke parlementaire commissie om te zorgen voor mainstreaming van de rechten van het kind in elke beleidsmaatregel en elke aangenomen wetgevingstekst;

36.  acht het van belang dat de participatie van kinderen in zijn parlementaire werkzaamheden wordt vergroot, overeenkomstig de door de Interparlementaire Unie en Unicef vastgestelde praktijken; verzoekt de Commissie, de lidstaten en de plaatselijke overheden te onderzoeken hoe kinderen en adolescenten meer bij het besluitvormingsproces kunnen worden betrokken; spoort aan tot het gebruik van nieuwe technologieën en innovatie bij het raadplegen van kinderen en jongeren en het vergroten van de participatie van kinderen;

37.  verzoekt alle lidstaten onverwijld alle facultatieve protocollen bij het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind te ratificeren;

38.  verzoekt de Commissie een de VV/HV te onderzoeken hoe de EU unilateraal zou kunnen toetreden tot het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind;

39.  dringt er bij de Verenigde Staten, Somalië en Zuid-Soedan op aan dat zij het Verdrag inzake de rechten van het kind ratificeren, met het oog op universele ratificatie;

40.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor Extern Optreden, het Comité van de Regio's, het Europees Sociaal en Economisch Comité, de secretaris-generaal van de VN, de voorzitter van het VN-Comité voor de rechten van het kind en de uitvoerend directeur van Unicef.

(1) PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1.
(2) PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1.
(3) PB L 59 van 2.3.2013, blz. 5.
(4) Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0387.
(5) Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0126.
(6) Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0105.

Juridische mededeling - Privacybeleid