Resolutie van het Europees Parlement van 17 december 2014 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015 (16739/2014 – C8-0287/2014 – 2014/2224(BUD))
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
– gezien Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen(1),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(2),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(3),
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(4) (IIA van 2 december 2013),
– gezien zijn resolutie van 13 maart 2014 over de algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting voor 2015, afdeling III - Commissie(5),
– gezien zijn resolutie van 17 april 2014 over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2015(6),
– gezien het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015, goedgekeurd door de Commissie op 24 juni 2014 (COM(2014)0300),
– gezien het standpunt inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015, vastgesteld door de Raad op 2 september 2014 en toegezonden aan het Europees Parlement op 12 september 2014 (12608/2014 – C8-0144/2014),
– gezien zijn resolutie van 22 oktober 2014 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015(7),
– gezien het feit dat het bemiddelingscomité geen gemeenschappelijke tekst is overeengekomen binnen de termijn van 21 dagen als bedoeld in artikel 314, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het nieuwe ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015, goedgekeurd door de Commissie op 27 november 2014 (COM(2014)0723) overeenkomstig artikel 314, lid 8, van het VWEU,
– gezien de conclusies van de begrotingstrialoog van 8 december 2014,
– gezien het standpunt over het nieuwe ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015, dat de Raad op 12 december 2014 heeft vastgesteld (16739/2014 – C8-0287/2014) en op dezelfde dag heeft toegezonden aan het Parlement,
– gezien de artikelen 88 en 91 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de overige betrokken commissies (A8-0067/2014),
1. brengt in herinnering dat het "ontwerppakket" als aangehecht in bijlage waarover na moeizame onderhandelingen overeenstemming is bereikt tussen het Parlement en de Raad tijdens de trialoog van 8 december 2014, uit drie onderdelen bestaat: ontwerpen van gewijzigde begroting 3-8/2014 voor een totaalbedrag van 49,8 miljoen EUR aan vastleggingskredieten plus 3 529,6 miljoen EUR vers geld aan betalingskredieten, de begroting van de Unie voor 2015, vastgesteld op 145 321,5 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 141 214 miljoen EUR aan betalingskredieten, en zes gezamenlijke en drie unilaterale verklaringen;
2. benadrukt dat het nieuwe niveau van de extra betalingskredieten voor de begroting 2014 de Commissie weliswaar in staat stelt om in de meest urgente betalingsbehoeften in 2014 te voorzien, maar dat het niet voldoende zal zijn om het terugkerende sneeuwbaleffect van onbetaalde rekeningen in 2015 op te lossen; legt derhalve de nadruk op de gezamenlijke verklaring over een betalingsplan die bij het overeenkomstpakket over de begrotingen 2014 en 2015 is gevoegd;
3. is er echter van overtuigd dat er in de komende jaren meer moet worden gedaan om het niveau van de onbetaalde rekeningen tot een houdbaar niveau terug te brengen, in het bijzonder met betrekking tot het cohesiebeleid; wijst in dit verband met klem op de gezamenlijke toezegging van de drie -instellingen van de Unie, neergelegd in de gezamenlijke verklaring over een betalingsplan die bij het overeenkomstpakket over de begrotingen 2014 en 2015 is gevoegd, dat alle mogelijke manieren om het niveau van die onbetaalde rekeningen te reduceren zullen worden overwogen;
4. is ingenomen met de verhoging van de totale vastleggingskredieten met 244,2 miljoen EUR ten opzichte van het oorspronkelijke standpunt van de Raad van 2 september 2014; is ingenomen met het feit dat de 521,9 miljoen EUR die de Raad uit de vastleggingskredieten had gesnoeid, volledig terug zijn en dat er nog eens 170,7 miljoen EUR aan vastleggingen toegevoegd zijn, onder meer het volledige pakket proefprojecten en voorbereidende acties en de 95 miljoen EUR voor Horizon 2020, Cosme, Erasmus en humanitaire steun;
5. betreurt echter dat de Raad opnieuw niet bereid was zijn politieke verklaringen hard te maken door voldoende begrotingsmiddelen beschikbaar te stellen voor de ondersteuning van werkgelegenheid en groei en voor de internationale verplichtingen van de Unie, zoals blijkt uit het feit dat hij er niet mee wilde instemmen om MFK-maxima voor de rubrieken 1a en 4 te verhogen; is blij dat de bij de onderhandelingen verkregen verhogingen beantwoorden aan de politieke prioriteiten van het Parlement; betreurt het in dit verband echter dat de Raad geen beleidsprioriteiten meer lijkt te hebben en alleen maar geïnteresseerd is in een zo groot mogelijke horizontale beperking van de uitgaven;
6. juicht het toe dat er dankzij extra bestemmingsontvangsten in het gemeenschappelijk landbouwbeleid ingevolge de Nota van wijzigingen nr. 1/2015 van de Commissie een oplossing is gevonden voor de financiering van 273,6 miljoen EUR aan noodmaatregelen naar aanleiding van het Russische invoerverbod voor levensmiddelen zonder dat daarvoor van meet af aan de reserve voor crises in de landbouwsector wordt aangesproken;
7. is ingenomen met het feit dat het totale niveau van de betalingskredieten voor 2015 1,6 % hoger ligt dan in de begroting 2014 en 1 217,1 miljoen EUR meer bedraagt dan in de eerste lezing van de Raad; is bijzonder verheugd dat de betalingsniveaus die in de rubrieken 1a en 4 zijn verkregen dankzij een herschikking van 448,5 miljoen EUR en de extra bestemmingsontvangsten van de eerste Nota van wijzigingen boven de oorspronkelijke ontwerpbegroting van 24 juni 2014 liggen;
8. tekent daar echter bij aan dat de begrotingsonderhandelingen, en met name die over de betalingen, de afgelopen jaren steeds moeilijker zijn geworden, vooral vanwege de starre opstelling van de Raad; wijst er andermaal op dat de belangrijkste functie van de begrotingsprocedure gelegen moet zijn in het bereiken van overeenstemming over de beleidsprioriteiten voor begrotingsverplichtingen, terwijl de betalingen louter moeten worden gezien als een technische follow-up om aan deze verplichtingen te voldoen; herinnert de Raad aan de definitie van de soorten kredieten in artikel 10, lid 3, van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en de uitvoeringsvoorschriften daarbij, waarin staat dat betalingskredieten de betalingen dekken die voortvloeien uit de uitvoering van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar of voorafgaande begrotingsjaren zijn aangegaan;
9. is blij dat de Raad uiteindelijk heeft ingestemd met de beschikbaarstelling van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2014, zij het voor een lager bedrag dan wat nodig is; is voorts ingenomen met de algemene verhoging van de betalingen in de begroting 2014, op een aantal begrotingslijnen tot een niveau van 4,2 miljard EUR, waarvan 3 168,2 miljoen EUR beschikbaar zal worden gesteld via de marge voor onvoorziene uitgaven voor 2014, alsook met het feit dat de verhogingen die in OGB nr. 3/2014 waren voorgesteld voor de betalingskredieten van de rubrieken 1a en 4 in ruime mate in stand zijn gebleven in het uiteindelijke compromis; merkt op dat de verhogingen hoofdzakelijk voor rubriek 1b bestemd zijn, waar het probleem van de onbetaalde rekeningen aan het eind van het jaar momenteel het grootst is; herinnert eraan dat het Parlement al in zijn lezing van de begroting 2014 was ingegaan op de grotere behoefte aan betalingen (de uiteindelijke overeenkomst was 983 miljoen EUR lager dan het standpunt van het Parlement); verzoekt de Raad niet elk jaar weer te proberen om de Uniebegroting kunstmatig omlaag te brengen;
10. keurt het echter af dat de Raad niet het volledige bedrag van de extra ontvangsten uit boetes wil gebruiken om resterende betalingsbehoeften te dekken; is van mening dat, zolang de betalingscrisis niet is opgelost, alle meevallers volledig moeten worden gebruikt om dit probleem aan te pakken; herinnert eraan dat het ontwerppakket bereikt is omdat het voldeed aan het verzoek van het Parlement om het probleem van de uitstaande betalingen te stabiliseren; benadrukt echter dat een echte oplossing van de uniale betalingscrisis een passende beperking van het aantal onbetaalde rekeningen vereist;
11. betreurt dat het thema van het uitstellen van aanpassingen van de nationale bijdragen in de Raad voorrang had boven het vaststellen van een onderhandelingsstandpunt over de begrotingen voor 2014 en 2015, en dat dit standpunt pas werd vastgesteld op de laatste dag van de bemiddelingsperiode van 21 dagen waarin artikel 314 VWEU voorziet, wat ertoe heeft bijgedragen dat het Bemiddelingscomité er niet in slaagde om tot een akkoord te komen;
12. herinnert eraan dat artikel 310 VWEU voorschrijft dat de ontvangsten en uitgaven op de Uniebegroting in evenwicht moeten zijn;
13. hecht het grootste politieke belang aan de gezamenlijke verklaringen die tussen het Parlement, de Raad en de Commissie overeengekomen zijn, in het bijzonder die over het betalingsplan en het gebruik van speciale instrumenten; dringt erop aan dat het betalingsplan zo snel mogelijk wordt afgerond, en in elk geval voordat de Commissie de ontwerpbegroting voor 2016 goedkeurt; benadrukt eens temeer dat het Parlement met het MFK had ingestemd met dien verstande dat alle speciale instrumenten voor betalingen boven de maxima gefinancierd zouden worden en dat elke andere interpretatie automatisch tot heropening van de MFK-overeenkomst zou leiden;
14. herhaalt het standpunt dat het Parlement al lang huldigt, namelijk dat de betalingen van speciale instrumenten boven de MFK-maxima moeten worden berekend, zoals dat ook bij de vastleggingen het geval is; betreurt dat het opnieuw niet mogelijk was om hierover een akkoord te bereiken met de Raad; benadrukt echter dat al het mogelijke moet worden gedaan om hierover zo spoedig mogelijk tot vaste afspraken te komen;
15. bevestigt zijn standpunt dat een ingrijpende hervorming van het stelsel van eigen middelen noodzakelijk is om uit de huidige impasses in de begrotingsonderhandelingen te geraken en hecht derhalve het hoogste belang aan het werk van de door Mario Monti voorgezeten werkgroep op hoog niveau over de eigen middelen;
16. betreurt het dat de Raad noch de Commissie bereid zijn de agentschappen van de Unie van de benodigde middelen te voorzien, met name op het gebied van personeel, om de taken die hun door de wetgevingsautoriteiten zijn opgedragen te kunnen vervullen, en benadrukt dat de huidige overeenkomst niet betekent dat het Parlement het eens is met het door de Commissie voorgestelde concept van "herindelingspool"; betreurt bovendien ten zeerste de bezuinigingen op het personeel van agentschappen die vooral met vergoedingen worden bekostigd en acht die ongerechtvaardigd omdat de betrokken posten niet uit de Uniebegroting gefinancierd worden;
17. is verheugd over de verhoging van de kredieten voor de negen nieuwe rechters van het Hof van Justitie; herhaalt dat alle nodige maatregelen zullen worden genomen om de wetgevingsprocedure voor 1 oktober 2015 af te ronden, zodat het aantal rechters effectief kan worden verhoogd; verzoekt de Raad derhalve met klem onverwijld tot een overeenstemming te komen over de verdeling van de posten voor de nieuwe rechters; verlangt dat het Hof tijdig een volledig actuele evaluatie maakt van de extra financiële behoeften voor nieuwe rechters en hun personeel en die aan het Parlement voorlegt; wijst er andermaal op dat de behoefte aan extra personeel in verband met de benoeming van negen rechters op zorgvuldige wijze moet worden beoordeeld;
18. is ingenomen met de tenuitvoerlegging van de eerste fase van de samenwerkingsovereenkomst tussen het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's; meent dat deze overeenkomst een goed voorbeeld is van hoe er tussen de instellingen synergieën tot stand kunnen worden gebracht, die de efficiëntie zullen verhogen en tot besparingen zullen leiden; verwacht dat de tweede fase van die overeenkomst tegen juli 2015 wordt afgerond;
19. is ingenomen met de begrotingsneutrale verplaatsing van de "gezamenlijke administratieve kosten" voor personeel van de Commissie in delegaties van afdeling III (Commissie) naar afdeling X (EDEO) van de begroting; herhaalt dat deze verschuiving in de lijn ligt van de vereenvoudiging van het beheer van de administratieve uitgaven van de Uniedelegaties en geen verdere gevolgen zou moeten hebben voor de huishoudelijke kredieten van de Commissie, noch voor de arbeidsomstandigheden van personeel van de Commissie in delegaties; dringt erop aan dat deze overdracht wordt uitgevoerd in goede samenwerking tussen de EDEO en de Commissie;
20. betreurt in het algemeen het onvermogen van de Raad om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen, vooral tijdens de 21 dagen durende bemiddelingsperiode en met betrekking tot de ontwerpen van gewijzigde begroting, en verzoekt de Raad en de Commissie aan het begin van 2015 gezamenlijk afspraken te maken over hoe de begrotingsprocedure kan worden verbeterd, teneinde te zorgen voor een soepeler verloop van de vaststelling van de begroting van de Unie voor 2016, die het begin moet zijn van een nieuwe structurele aanpak van de Uniebegroting waarin onnodige en steeds weer terugkerende conflicten zoveel mogelijk worden vermeden en gezorgd moet worden voor meer consensus tussen de gesprekspartners met betrekking tot de mate waarin unie-uitgaven bijdragen tot de door alle partijen nagestreefde groei en werkgelegenheid voor de unie;
21. keurt het standpunt van de Raad inzake het nieuwe ontwerp van begroting voor 2015 en de aan deze resolutie gehechte gezamenlijke verklaringen zonder amendementen goed;
22. verzoekt zijn Voorzitter te verklaren dat de begroting definitief is vastgesteld en te zorgen voor de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de overige instellingen en de betrokken organen, alsmede aan de nationale parlementen.
Dit pakket voorstellen heeft betrekking op de volgende punten:
1. Begroting 2015
2. Begroting 2014 - Ontwerpen van gewijzigde begroting nr. 3/2014 tot en met 8/2014
3. Gezamenlijke verklaringen
SAMENVATTING
A. Begroting 2015
Het ontwerppakket behelst het volgende:
— de totale hoogte van de vastleggingskredieten in de begroting 2015 bedraagt 145 321,5 miljoen euro. In het totaal resteert er daardoor een marge onder de MFK-plafonds voor 2015 van 1 760,1 miljoen euro aan vastleggingskredieten;
— de totale hoogte van de betalingskredieten in de begroting 2015 bedraagt 141 214,0 miljoen euro. Dit omvat een bedrag van 126,7 miljoen euro dat betrekking heeft op de beschikbaarstelling uit het Solidariteitsfonds van de EU in verband met de ontwerpen van gewijzigde begroting nr. 5/2014 en nr. 7/2014;
— het flexibiliteitsinstrument voor 2015 wordt aangesproken voor een bedrag van 83,3 miljoen euro aan vastleggingskredieten;
— de betalingskredieten van 2015 in verband met de beschikbaarstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument voor aanvullende steun aan Cyprus in 2014 en 2015 worden door de Commissie geraamd op 11,3 miljoen EUR.
B. Begroting 2014
Het ontwerppakket behelst het volgende:
— de ontwerpen van gewijzigde begroting nr. 3/2014 tot en met 8/2014 worden aanvaard zoals voorgesteld door de Commissie, met de in punt 2 beschreven uitzonderingen;
— de vastleggingskredieten in de begroting 2014 worden derhalve verhoogd met 49,8 miljoen EUR, als gevolg van de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (ten belope van 126,7 miljoen EUR) in verband met de ontwerpen van gewijzigde begroting nr. 5/2014 en nr. 7/2014; dit wordt ten dele gecompenseerd door de verlaging van de vastleggingskredieten met 76,9 miljoen EUR in de ontwerpen van gewijzigde begroting nr. 3/2014, nr. 4/2014 en nr. 6/2014 (die hoofdzakelijk betrekking hebben op de visserij);
— de totale hoogte van de betalingskredieten in de begroting 2014 bedraagt bijgevolg 3 529,6 miljoen EUR;
— uit de marge voor onvoorziene uitgaven voor 2014 wordt een bedrag van 2 818,2 miljoen EUR plus 350 miljoen EUR aan betalingskredieten beschikbaar gesteld, in overeenstemming met de gezamenlijke verklaring betreffende speciale instrumenten, zoals uiteengezet in punt 3.3 hierna.
1. BEGROTING 2015
1.1. "Afgesloten" lijnen
Tenzij verder in deze conclusies anders is vermeld, worden alle begrotingslijnen die niet zijn gewijzigd door de Raad of het Europees Parlement, en die waarvoor het Europees Parlement heeft ingestemd met de wijzigingsvoorstellen van de Raad (tijdens de lezing ervan in beide instellingen), bevestigd.
Voor de overige begrotingsposten hebben het Europees Parlement en de Raad overeenstemming bereikt over de conclusies in de hierna volgende punten 1.2 tot en met 1.7.
1.2. Horizontale vraagstukken
a) Gedecentraliseerde agentschappen
De bijdrage van de EU (vastleggings- en betalingskredieten) en het aantal posten voor alle gedecentraliseerde agentschappen wordt bepaald op de hoogte die de Commissie heeft voorgesteld in de nieuwe ontwerpbegroting (OB):
Verhoging van het aantal formatieplaatsen en de bijbehorende kredieten ten opzichte van de oorspronkelijke OB:
— Europese Bankautoriteit (EBA): +9 ambten en +585 000 EUR;
— Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA): +3 ambten en +195 000 EUR;
— Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA): +4 ambten en +260 000 EUR;
— Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO): +4 ambten en +260 000 EUR; en
— Europese Politiedienst (Europol): +5 ambten, in combinatie met een verlaging met 600 000 EUR);
Voor Frontexis er een stijging van de beleidsuitgaven met 20 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en aan betalingskredieten voorzien.
b) Uitvoerende agentschappen
De bijdrage van de EU (vastleggings- en betalingskredieten) en het aantal posten voor alle uitvoerende agentschappen wordt bepaald op de hoogte die de Commissie heeft voorgesteld in de nieuwe OB.
c) Proefprojecten/Voorbereidende Acties
Een uitgebreid pakket van 59 proefprojecten/voorbereidende acties (PP/VA), zoals voorgesteld in de nieuwe OB, zowel voor vastleggings- als betalingskredieten. Wanneer voor een proefproject of een voorbereidende actie een bestaande rechtsgrond lijkt te bestaan, kan de Commissie voorstellen de kredieten over te schrijven naar de overeenkomstige rechtsgrond om de uitvoering van de actie te vergemakkelijken.
Dit pakket is volledig in overeenstemming met de maxima voor proefprojecten en voorbereidende acties waarin het Financieel Reglement voorziet.
d) Gemeenschappelijke administratieve kosten van de EU-delegaties
Afgesproken is de "gemeenschappelijke administratieve kosten van delegaties van de EU" over te dragen van de afdeling Commissie naar de afdeling EDEO, zoals voorgesteld in de nieuwe ontwerpbegroting.
1.3. Uitgaven per rubriek van het financieel kader - vastleggingskredieten
Met inachtneming van de bovenstaande conclusies betreffende de "afgesloten" begrotingslijnen, de agentschappen en de proefprojecten en voorbereidende acties, hebben het Europees Parlement en de Raad overeenstemming bereikt over het volgende:
a) Subrubriek 1a
De vastleggingskredieten worden bepaald op de hoogte die de Commissie heeft voorgesteld in de nieuwe ontwerpbegroting om rekening te houden met de voorrang van de verbetering van de toegang tot financiering uit de EU-begroting, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's):
(× 1,000 EUR)
Begrotingslijn
Naam
Verhoging vastleggingskredieten
OB 2015
Nieuwe OB 2015
Verschil
02 02 02
Kleine en middelgrote ondernemingen meer toegang geven tot financiering in de vorm van eigen vermogen en schuld
162 791,7
174 791,7
12 000,0
04 03 02 03
Microfinanciering en sociaal ondernemerschap — bevordering van de toegang tot financiering voor ondernemers, met name voor wie die het verst van de arbeidsmarkt af staat, en sociale ondernemingen
24 957,0
26 457,0
1 500,0
08 02 02 02
De toegang tot risicofinanciering voor investeringen in onderzoek en innovatie verbeteren
337 534,7
342 534,7
5 000,0
Totaal
18 500,0
Bovendien zijn de volgende verhogingen van vastleggingskredieten ten opzichte van de nieuwe ontwerpbegroting aanvaard:
(× 1,000 EUR)
Begrotingslijn
Naam
Nieuwe OB 2015
Begroting 2015
Verschil
02 02 01
Ondernemerschap bevorderen en het concurrentievermogen en de toegang tot markten van ondernemingen in de Unie verbeteren
106 561,8
108 561,8
2 000,0
02 04 03 02
Veilige Europese samenlevingen bevorderen
148 235,9
153 235,9
5 000,0
08 02 01 01
Stimuleren van grensverleggend onderzoek in de Europese Onderzoeksraad
1 631 723,2
1 650 723,2
19 000,0
08 02 02 01
Leiderschap in nanotechnologie, geavanceerde materialen, lasers, biotechnologie en geavanceerde fabricage- en verwerkingsprocessen
498 592,7
503 592,7
5 000,0
08 02 03 05
Een hulpbronnenefficiënte en klimaatbestendige economie en een duurzame grondstoffenbevoorrading tot stand brengen
291 719,4
297 719,4
6 000,0
09 04 02 01
Leiderschap op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie
819 154,4
824 154,4
5 000,0
09 04 03 02
Inclusieve, innovatieve en reflexieve Europese samenlevingen bevorderen
41 725,8
43 725,8
2 000,0
15 02 01 01
Bevordering van uitmuntendheid en samenwerking in de Europese onderwijs- en opleidingssector en het belang daarvan voor de arbeidsmarkt
1 336 476,0
1 348 476,0
12 000,0
15 02 01 02
Bevordering van uitmuntendheid en samenwerking op het gebied van de Europese jeugd en de participatie van jongeren aan het Europees democratisch leven
161 745,0
165 245,0
3 500,0
15 02 03
Ontwikkeling van de Europese dimensie van de sport
20 439,0
20 939,0
500,0
15 03 01 01
Marie Skłodowska-Curie-acties — Nieuwe vaardigheden, kennis en innovatie genereren, ontwikkelen en overdragen
734 668,4
737 668,4
3 000,0
Totaal
63 000,0
Bijgevolg, en rekening houdend met de proefprojecten, de voorbereidende acties en de overdracht van de gemeenschappelijke kosten van EU-delegaties naar de afdeling EDEO, is de overeengekomen hoogte van de vastleggingskredieten 17 551,7 miljoen EUR, waardoor er een marge van 114,3 miljoen EUR onder het uitgavenplafond van subrubriek 1a ontstaat.
b) Subrubriek 1b
De vastleggingskredieten worden bepaald op de hoogte die is voorgesteld in de nieuwe OB (proefprojecten onder subrubriek 1b).
Rekening houdend met de proefprojecten en voorbereidende acties, de beschikbaarstelling van 83,3 miljoen EUR van het flexibiliteitsinstrument voor aanvullende steun aan Cyprus, is de overeengekomen hoogte van de vastleggingskredieten bepaald op 49 230,3 miljoen EUR.
c) Rubriek 2
De vastleggingskredieten worden bepaald op de hoogte die de Commissie heeft voorgesteld in de nieuwe OB.
Op basis van de nieuwe elementen die zijn opgedoken sinds de indiening van de nota van wijzigingen nr. 1/2015, met name de informatie over het daadwerkelijke gebruik van de maatregelen die sinds augustus 2014 werden genomen om te reageren op het Russische verbod op de invoer van voedsel, het definitieve overschot van het ELGF voor 2014 en de geactualiseerde prognose van de financiële correcties die in 2015 zullen worden geïnd, kunnen de hierboven bedoelde noodmaatregelen (inclusief die voor de zuivelsector in de Baltische staten, waarvoor de Commissie op 26 november 2014 een pakket heeft aangenomen, en voor Finland zodra aan de voorwaarden is voldaan), worden gefinancierd binnen de gevraagde kredieten in NvW nr. 1/2015 zonder een beroep te doen op de reserve voor de landbouwcrisis, dankzij deze extra bestemmingsontvangsten.
Bijgevolg, en rekening houdend met de proefprojecten, de voorbereidende acties en de overdracht van de gemeenschappelijke kosten van de EU-delegaties naar de afdeling EDEO, is de overeengekomen hoogte van de vastleggingskredieten bepaald op 58 808.6 miljoen EUR, waardoor er een marge van 790,4 miljoen EUR onder het uitgavenplafond van rubriek 2 ontstaat.
d) Rubriek 3
De vastleggingskredieten worden bepaald op de hoogte die de Commissie heeft voorgesteld in de nieuwe ontwerpbegroting, met name in verband met de stijging van de operationele uitgaven van Frontex, die wordt gecompenseerd door een verlaging van post 18 02 01 01 (Steun voor grensbeheer en een gemeenschappelijk visumbeleid om legitiem reizen te vergemakkelijken).
Bijgevolg, en rekening houdend met de proefprojecten en de voorbereidende acties, is de overeengekomen hoogte van de vastleggingskredieten bepaald op 2 146,7 miljoen EUR, waardoor er een marge van 99,3 miljoen EUR onder het uitgavenplafond van rubriek 3 ontstaat.
e) Rubriek 4
De vastleggingskredieten worden bepaald op de hoogte die de Commissie heeft voorgesteld in de nieuwe OB, in het bijzonder wat betreft de overdracht van de gemeenschappelijke administratieve uitgaven van de delegaties naar de afdeling EDEO van de begroting.
Bovendien zijn de volgende verhogingen van vastleggingskredieten ten opzichte van de nieuwe ontwerpbegroting aanvaard:
(× 1,000 EUR)
Begrotingslijn
Naam
Nieuwe OB 2015
Begroting 2015
Verschil
21 03 01 04
Ondersteuning van het vredesproces en financiële bijstand aan Palestina en aan de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen (UNRWA)
264 500,0
286 500,0
22 000,0
23 02 01
Vertrekking van snelle, doeltreffende en op behoeften gebaseerde humanitaire hulp en voedselhulp
872 446,0
882 446,0
10 000,0
Totaal
32 000,0
De overdracht van de speciale vertegenwoordigers van de EU uit rubriek 4 naar rubriek 5 van de afdeling EDEO, zoals voorgesteld in de nieuwe OB, wordt echter niet aanvaard. Bijgevolg worden de vastleggings- en betalingskredieten van begrotingsonderdeel 19 03 01 07 (speciale vertegenwoordigers van de EU, rubriek 4) opnieuw bepaald op de hoogte voorgesteld in de oorspronkelijke ontwerpbegroting.
Bijgevolg, en rekening houdend met de proefprojecten, de voorbereidende acties en de overdracht van de gemeenschappelijke kosten van de EU-delegaties naar de afdeling EDEO, is de overeengekomen hoogte van de vastleggingskredieten bepaald op 8 408,4 miljoen EUR, waardoor er een marge van 340,6 miljoen EUR onder het uitgavenplafond van rubriek 4 ontstaat.
f) Rubriek 5
Het aantal ambten in de personeelsformaties van de instellingen en de vastleggingskredieten worden vastgesteld op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de nieuwe ontwerpbegroting (OB):
— daarin zijn meegenomen: de lezingen van het Europees Parlement en de Raad, voor hun eigen afdelingen in de begroting;
— de lezing van het Europees Parlement voor het Hof van Justitie;
— de lezing van het Europees Parlement voor de Europese Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, en en
— voor de Europese Dienst voor extern optreden is de omvang van de kredieten die de Commissie heeft voorgesteld in de OB, verhoogd om rekening te houden met de begrotingsneutrale overdracht van kredieten betreffende de "gemeenschappelijke administratieve kosten van delegaties van de EU" van de Commissie naar de afdeling EDEO van de begroting. De overdracht van de speciale vertegenwoordigers van de EU uit rubriek 4 naar de afdeling EDEO in rubriek 5, zoals voorgesteld in de nieuwe OB, wordt echter niet aanvaard. Daarom zijn hiervoor geen kredieten opgenomen in de afdeling EDEO van de begroting.
Opgeteld leiden deze wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke OB tot:
— een netto vermindering met 35 posten van de personeelsformatie, door een vermindering met 47 posten voor het Europees Parlement die gedeeltelijk wordt gecompenseerd door een stijging met 12 posten voor het Hof van Justitie;
— een nettoverlaging van kredieten van 0,6 miljoen EUR door een verlaging van 1,4 miljoen EUR voor de Europese Rekenkamer, 1,4 miljoen EUR voor het Europees Economisch en Sociaal Comité en 0,4 miljoen EUR voor het Comité van de Regio’s, hetgeen deels gecompenseerd door een verhoging met 2,6 miljoen EUR voor het Hof van Justitie;
— de verhoging van 71,5 miljoen EUR voor de EDEO weerspiegelt de begrotingsneutrale- overdracht van de "gemeenschappelijke administratieve kosten van delegaties van de EU" die volledig wordt gecompenseerd in de afdeling Commissie in subrubriek 1a (0,6 miljoen EUR), rubriek 2 (0,1 miljoen EUR), rubriek 4 (45,7 miljoen EUR) en rubriek 5 (25,2 miljoen EUR). Al deze overdrachten leiden tot een netto verhoging van de kredieten van rubriek 5 met 46,3 miljoen EUR.
Bovendien is in vergelijking met de nieuwe OB de volgende begrotingsneutrale overdracht van posten en de vastleggingskredieten van de Raad naar het Bureau voor het beheer en de afwikkeling van de individuele rechten (PMO) overeengekomen om rekening te houden met de overheveling, per 1 januari 2015, van de vaststelling en het beheer van pensioenrechten van actieve en gepensioneerde personeelsleden van de Raad naar het PMO: een verhoging met 6 AST 7 posten van de personeelsformatie en een verhoging van de vastleggingskredieten met 504 000 EUR voor de Commissie (afdeling III) wordt volledig gecompenseerd door een verlaging met 6 AST 7 posten van de personeelsformatie alsook een vermindering van 504 000 EUR aan vastleggingskredieten in de Raad (Afdeling II).
Bijgevolg wordt, rekening houdend met proefprojecten, voorbereidende acties en de overdracht van de gemeenschappelijke kosten van EU-delegaties naar de afdeling EDEO, de overeengekomen hoogte van de vastleggingskredieten bepaald op 8 660,5 miljoen EUR, waardoor een marge van 415,5 miljoen EUR onder het uitgavenplafond van rubriek 5 ontstaat.
1.4. Betalingskredieten
Het totale niveau van betalingskredieten in de begroting van 2015 is bepaald op 141 214 040 563 miljoen EUR.
Dit omvat een bedrag van 126,7 miljoen EUR dat betrekking heeft op de beschikbaarstelling uit het Solidariteitsfonds van de EU in verband met de ontwerpen van gewijzigde begroting nrs. 5/2014 en 7/2014, alsmede een bedrag van 440 miljoen EUR dat betrekking heeft op de verschuiving van de betalingskredieten voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief uit de begroting 2014 naar de begroting 2015.
Bij de verdeling van de totale betalingskredieten in de begroting voor 2015 is rekening gehouden met de volgende stappen:
a) de betalingskredieten voor niet-gesplitste uitgaven, zoals hierboven omschreven, met name in de rubrieken 2 en 5; en
b) de betalingskredieten voor het pakket van proefprojecten en voorbereidende acties als hierboven beschreven, worden als volgt berekend: de betalingskredieten voor alle nieuwe proefprojecten en voorbereidende acties worden vastgesteld op 50 % van de overeenkomstige vastleggingen of op het door het Europees Parlement voorgestelde niveau, indien dit lager is; bij verlenging van bestaande proefprojecten en voorbereidende acties wordt het niveau van de betalingen het niveau dat in de OB is vastgesteld plus 50 % van de overeenkomstige nieuwe vastleggingen, of het door het Parlement voorgestelde niveau, indien dit lager is;
c) de verlaging van 123,3 miljoen EUR aan betalingskredieten ten opzichte van de nieuwe OB wordt naar evenredigheid gespreid over alle begrotingsonderdelen met gesplitste kredieten die niet onder stap b) vallen, met uitzondering van de volgende begrotingslijnen, waarvoor het niveau van betalingskredieten is vastgesteld op het niveau van de nieuwe OB:
— uitgaven voor subrubriek 1a (Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid))en rubriek 4 (Europa als wereldspeler);
— begrotingsonderdelen 04 02 17, 04 02 60, 11 06 12, 13 03 16 en 13 03 60 voor de convergentiedoelstelling; en
— internationale partnerschapsovereenkomsten inzake visserij.
Op basis van de resultaten van stap c) worden de volgende definitieve aanpassingen gemaakt:
— een bedrag van 100 miljoen EUR wordt toegevoegd aan begrotingsonderdeel 13 04 02 (voltooiing van het Cohesiefonds (2007-2013)), gecompenseerd door:
— een verlaging met 50 miljoen EUR op begrotingsonderdeel 13 03 18 (Voltooiing van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) - Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid); en
— en vermindering van 50 miljoen euro gespreid over alle begrotingsonderdelen met gesplitste kredieten die niet onder stap b) vallen, voor uitgaven in subrubriek 1a (Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid) en rubriek 4 (Europa als wereldspeler), met uitzondering van begrotingsonderdeel 23 02 (Humanitaire hulp, voedselhulp en paraatheid bij rampen), waarvoor de bedragen in de nieuwe OB zijn gehandhaafd.
1.5. Begrotingstoelichting
Wat de begrotingstoelichting betreft, wordt de nieuwe OB goedgekeurd, met opneming van de amendementen van het Europees Parlement of van de Raad, met uitzondering van begrotingsonderdelen 04 03 01 03 en 19 03 01 06, met dien verstande dat deze amendementen niet kunnen leiden tot wijziging of uitbreiding van de reikwijdte van een bestaande rechtsgrond, of inbreuk kunnen maken op de administratieve autonomie van instellingen.
1.6. Nieuwe begrotingsonderdelen
De begrotingsnomenclatuur die de Commissie heeft voorgesteld in de nieuwe OB, wordt niet gewijzigd.
1.7. Reserves
Er is geen bedrag uitgetrokken voor de voorwaardelijke reserves in de afdeling Commissie.
2. Begroting 2014
a) De aanvullende vastleggingskredieten (126,7 miljoen EUR) voor het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, in de ontwerpen van gewijzigde begroting nrs. 5/2014 en nr. 7/2014 worden goedgekeurd. De desbetreffende betalingen worden verschoven naar de begroting 2015.
b) OGB nr. 3/2014 wordt goedgekeurd zoals voorgesteld door de Commissie, met een vermindering van de betalingskredieten op de volgende wijze:
— Plattelandsontwikkeling: 90 miljoen EUR voor de voltooiing van programma’s voor plattelandsontwikkeling 2007-2013 wordt niet aanvaard, rekening houdend met de lager dan verwachte verklaring over de betalingen die de lidstaten in november 2014 hebben ingediend. Bovendien is een verlaging met 20 miljoen EUR voor de nieuwe programma’s overeengekomen;
— Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief er is een verlaging met 420 miljoen EUR overeengekomen. Een bedrag van 440 miljoen EUR aan betalingskredieten voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief wordt evenwel toegevoegd aan de begroting voor 2015 (zie punt 1.4);
— Een verdere vermindering van betalingskredieten van 648,1 miljoen EUR is overeengekomen, verdeeld over de begrotingsonderdelen die zijn aangevuld uit de marge voor onvoorziene uitgaven, met behoud van de gevraagde bedragen voor de begrotingsonderdelen 13 03 16 (EFRO Convergentie), 04 06 01 (FEAD), en 21 03 02 01 en 21 03 03 03 (Ondersteuning van Oekraïne).
Herschikking van betalingskredieten:
— de door de Commissie voorgestelde herschikking in de "globale overschrijving" (DEC 31/2014) wordt aanvaard;
— de door de Commissie voorgestelde herschikking van de afdeling Commissie in OGB nr. 6/2014 wordt aanvaard; de betalingskredieten die beschikbaar zijn voor herschikking van middelen uit het EFMZV (uitgaven voor administratieve ondersteuning) en de reserve voor internationale partnerschapsovereenkomsten inzake visserij (in totaal 6 150 900 EUR) worden ingezet voor humanitaire hulp (begrotingsonderdeel 23 02 01);
— rekening houdend met de huidige stand van de uitvoering van de begroting en de vooruitzichten voor het einde van het jaar is een verdere herschikking ten belope van 30,4 miljoen EUR overeengekomen. Dit betreft de volgende begrotingsonderdelen:
— Artikel 01 03 02 (Macrofinanciële bijstand): 5 miljoen EUR;
— Artikel 04 03 02 (Progress): 10,0 miljoen EUR;
— Artikel 12 02 01 (Interne markt): 1,2 miljoen EUR;
— Artikel 17 03 51 (Volksgezondheid): 0,7 miljoen EUR;
— Post 18 02 01 02 (Preventie en bestrijding van criminaliteit): 2,3 miljoen EUR;
— Post 21 09 51 01 (DCI Azië): 2,5 miljoen EUR;
— Artikel 33 02 02 (Bestrijding van discriminatie en bevordering van gelijkheid): 2,2 miljoen EUR; en
— Artikelen 29 02 01 en 29 02 51 (Statistieken): 6,5 miljoen EUR.
In de onderstaande tabel zijn de daaruit voortvloeiende verhogingen en verlagingen van betalingskredieten in OGB nr. 3/2014 (met inbegrip van herschikking via de "globale overschrijving", OGB nr. 6/2014 en de laatste actualisering van de stand van uitvoering van de begroting) vermeld die zijn goedgekeurd op basis van het bovenstaande:
Begrotingsonderdelen
Naam
OGB nr. 3/2014
Aanvaard
01 03 02
Macrofinanciële bijstand
-28 960 000
01 04 51
Voltooiing van programma's voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo) (voor 2014)
12 000 000
02 02 02
Kleine en middelgrote ondernemingen meer toegang geven tot financiering in de vorm van eigen vermogen en schuld
4 540 126
02 05 01
Ontwikkeling en levering van mondiale satellietnavigatie-infrastructuur en -diensten (Galileo) tegen 2019
70 000 000
04 02 64
Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
-420 000 000
04 03 02 01
Progress — Ondersteuning van de ontwikkeling, tenuitvoerlegging, monitoring en evaluatie van het werkgelegenheids- en sociaal beleid van de Unie en van de regelgeving inzake arbeidsomstandigheden
-2 950 000
04 03 02 03
Microfinanciering en sociaal ondernemerschap — verbetering van de toegang tot en de beschikbaarheid van financiering voor natuurlijke en rechtspersonen, met name voor wie het verst van de arbeidsmarkt af staat, en sociale ondernemingen
-7 114 776
04 06 01
Bevordering van sociale samenhang en verlichting van de ergste vormen van armoede in de Unie
99 000 000
05 02 10 02
Afzetbevordering — Rechtstreekse betalingen door de Unie
-308 029
05 04 60 01
Bevordering van de duurzame ontwikkeling van het platteland en van een territoriaal en ecologisch evenwichtigere, klimaatvriendelijkere en innovatievere landbouwsector van de Unie
-20 000 000
05 06 01
Internationale landbouwovereenkomsten
-3 784 411
05 08 77 06
Voorbereidende actie — Europese Observatiepost voor landbouwprijzen en marges
-612 329
05 08 77 09
Voorbereidende actie — Plantaardige en dierlijke genetische hulpbronnen in de Unie
-600 000
05 08 77 10
Proefproject - Agropol: Ontwikkeling van een Europese grensoverschrijdende modelregio voor de agro-industrie
-600 000
05 08 77 11
P roefproject — Agrobosbouw
-350 000
05 09 03 01
Een toereikend aanbod van veilige en hoogwaardige voedsel- en andere producten van biologische origine verzekeren
-1 666 954
07 02 77 03
Voorbereidende actie — Strategische milieueffectbeoordeling van de ontwikkeling van het Europese Noordpoolgebied
356 052
08 02 01 01
Stimuleren van grensverleggend onderzoek in de Europese Onderzoeksraad
24 970 695
08 02 02 02
De toegang tot risicofinanciering voor investeringen in onderzoek en innovatie verbeteren
4 540 126
08 02 51
Voltooiing van het voorgaande kaderprogramma voor onderzoek — zevende kaderprogramma — EG-acties onder contract (2007 tot 2013)
50 000 000
08 04 01
Bouw, inbedrijfstelling en exploitatie van de ITER-faciliteiten — Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER — Fusion for Energy (F4E)
-8 800 000
08 04 51
Voltooiing van Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER — Fusion for Energy (F4E) (2007-2013)
-71 200 000
09 02 01
Vaststelling en tenuitvoerlegging van het Uniebeleid op het gebied van elektronische communicatie
-271 200
09 02 05
Maatregelen in verband met digitale inhoud alsmede de audiovisuele en andere mediasectoren
-592 000
09 02 77 03
Proefproject — Europees centrum voor pers- en mediavrijheid
-456 508
09 03 03
Interoperabiliteit, duurzame introductie, exploitatie en opwaardering van trans-Europese digitale-diensteninfrastructuren, alsmede coördinatie op Europees niveau bevorderen
-1 898 831
09 03 51 01
Afronding van het programma Safer Internet (2009-2013)
-450 000
09 04 03 02
Inclusieve, innovatieve en reflexieve Europese samenlevingen bevorderen
2 784 852
09 04 51
Voltooiing van het Zevende kaderprogramma (2007-2013)
105 000 000
11 01 04 01
Ondersteunende uitgaven voor maritieme zaken en visserij — Niet-operationele administratieve en technische bijstand
-774 900
11 01 06 01
Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen — Bijdrage van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)
-809 000
11 03 01 (reserve)
Vaststelling van een governancekader voor visserijactiviteiten die vissersvaartuigen van de Unie in de wateren van derde landen verrichten
-69 567 000
11 06 12
Afwikkeling van het Europees Visserijfonds (EVF) — Convergentiedoelstelling (2007 tot 2013)
69 540 126
12 02 01
Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt
-1 170 000
12 02 77 03
Voorbereidende actie — Internemarktforum
-150 000
12 03 51
Voltooiing van eerdere activiteiten op het gebied van financiële diensten, financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen
-669 803
13 03 16
Voltooiing van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) — Convergentie
2 400 700 000
13 03 18
Voltooiing van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) — Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid
227 006 319
13 03 19
Voltooiing van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) — Europese territoriale samenwerking
179 334 992
13 03 77 09
Voorbereidende actie inzake een Atlantisch forum voor de Atlantische strategie van de Europese Unie
-433 000
13 05 63 02
Grensoverschrijdende samenwerking — Bijdrage uit rubriek 4
-12 338 481
14 02 01
Ondersteuning van de werking en de modernisering van de douane-unie
7 500 000
14 03 01
Verbetering van de werking van de belastingstelsels
2 500 000
15 02 01 01
Bevordering van uitmuntendheid en samenwerking in de Europese onderwijs- en opleidingssector en het belang daarvan voor de arbeidsmarkt
138 119 479
1 600 00015 03 01 01
Marie Skłodowska-Curie-acties — Nieuwe vaardigheden, kennis en innovatie genereren, ontwikkelen en overdragen
40 861 137
16 03 01 04Informatiecentra
16 03 01 03
Communicatie door de vertegenwoordigingen van de Commissie en in het kader van partnerschapsacties
1 000 000
16 03 02 03
Online en schriftelijke informatie en communicatie-instrumenten
2 900 000
17 02 01
Bescherming van de belangen en verbetering van de veiligheid en de voorlichting van consumenten
-1 449 000
17 03 10
Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding
-2 000 000
17 03 12 01
Bijdrage van de Unie aan het Europees Geneesmiddelenbureau
-7 602 918
18 02 01 01
Steun voor grensbeheer en een gemeenschappelijk visumbeleid om legitiem reizen te vergemakkelijken
-7 446 000
18 02 01 02
Voorkoming en bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en betere beheersing van veiligheidsgerelateerde risico’s en crises
-9 236 000
18 03 51
Voltooiing van operaties en programma's op het gebied van terugkeer, vluchtelingen en migratiestromen
19 431 000
19 02 01
Respons op crises en opkomende crises
50 765 835
19 05 51
Voltooiing van acties op het gebied van betrekkingen en samenwerking met geïndustrialiseerde derde landen (2007-2013)
3 600 000
20 02 01
Buitenlandse handelsbetrekkingen, met inbegrip van de toegang tot de markt van derde landen
1 181 809
20 02 03
Aid for trade — Multilaterale initiatieven
1 000 000
21 02 07
Voedsel- en voedingszekerheid en duurzame landbouw
6 000 000
21 02 40
Grondstoffenovereenkomsten
20 000
21 02 51 01
Samenwerking met derde landen op het gebied van migratie en asiel
4 000 000
21 02 51 02
Samenwerking met ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika
23 000 000
21 02 51 03
Samenwerking met ontwikkelingslanden in Azië, met inbegrip van Centraal-Azië en het Midden-Oosten
44 000 000
21 02 51 05
Niet-overheidsactoren in ontwikkeling
2 000 000
21 02 51 06
Milieu en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van energie
2 000 000
21 03 02 01
Oostelijk Partnerschap — Mensenrechten en mobiliteit
210 000 000
21 03 03 03
Steun aan andere op meerdere landen gerichte samenwerking in de nabuurschap
40 000 000
21 03 51
Voltooiing van acties op het gebied van het Europees nabuurschapsbeleid en de betrekkingen met Rusland (vóór 2014)
3 000 000
21 04 51
Voltooiing van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten(vóór 2014)
3 000 000
21 05 51
Voltooiing van acties op het gebied van mondiale bedreigingen voor de veiligheid” (vóór 2014)
2 000 000
21 09 51 01
Asia
-2 500 000
22 02 51
Voltooiing van eerdere pretoetredingssteun (vóór 2014)
45 000 000
23 02 01
Verstrekking van snelle, doeltreffende en op behoeften gebaseerde humanitaire hulp en voedselhulp
256 150 900
23 03 51
Voltooiing van programma’s en acties op het gebied van civiele bescherming binnen de Unie (vóór 2014)
-500 000
24 01 07
Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)
-10 000
24 02 01
Voorkomen en bestrijden van fraude, corruptie en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad
942 750
24 04 01
Ondersteuning van wederzijdse bijstand in douanezaken en bevordering van veilige elektronische communicatiemiddelen waarmee lidstaten onregelmatigheden kunnen melden
680 612
26 01 09
Publicatiebureau
-22 000
26 01 23 01
Bureau voor infrastructuur en logistiek in Luxemburg
-13 000
26 02 01
Procedures voor de plaatsing en de bekendmaking van overheidsopdrachten voor leveringen, voor de uitvoering van werken en voor dienstverlening
-250 000
26 03 01 01
Interoperabiliteitsoplossingen voor Europese overheidsdiensten
10 000 000
29 02 01
Hoogwaardige statistische informatie verstrekken, nieuwe methoden voor de productie van Europese statistieken toepassen en het partnerschap binnen het Europees statistisch systeem versterken
-11 294 249
29 02 51
Voltooiing van de statistische programma's (van vóór 2013)
-9 872 560
32 02 52
Voltooiing van energieprojecten ter ondersteuning van het economisch herstel
65 000 000
33 02 01
Toezien op de bescherming van rechten en burgers meer zeggenschap geven
-2 000 000
33 02 02
Bestrijding van discriminatie en bevordering van gelijkheid
-5 177 700
34 02 01
De uitstoot van broeikasgassen in de Unie verminderen
6 000 000
34 02 04
Bijdrage aan multilaterale en internationale klimaatakkoorden
-74 969
34 02 51
Voltooiing van eerdere klimaatactieprogramma’s
2 903 358
XX 01 01 01 01
Salarissen en vergoedingen
-317 000
SEC 7 - 1 2 0 0
Salarissen en vergoedingen
-10 992
SEC 9 - 1 1 0 0
Salarissen en vergoedingen
-5 843
Totaal
3 529 620 715
De aanvullende betalingskredieten in het kader van OGB nr. 3/2014 bedragen 3 529,6 miljoen EUR, waarvan 2 818,2 miljoen EUR plus 350 miljoen EUR betrekking hebben op de aanwending van de marge voor onvoorziene uitgaven, overeenkomstig de gezamenlijke verklaring betreffende speciale instrumenten, uiteengezet in punt 3.3.
c) OGB nr. 4/2014, als gewijzigd bij de nota van wijzigingen, wordt goedgekeurd zoals voorgesteld door de Commissie, met opneming van de vastleggingskredieten van OGB nr. 6/2014 in verband met uitgaven voor administratieve ondersteuning voor het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en de reserve voor de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij in de afdeling van de Commissie). Het bedrag van 248 460 EUR van de beschikbare betalingskredieten dat in OBG nr. 4/2014 (Europees toezichthouder voor gegevensbescherming) is opgenomen, wordt ingezet voor humanitaire hulp (begrotingsonderdeel 23 02 01). Het verzoek om extra vastleggings- en betalingskredieten in verband met de Europese Ombudsman (afdeling VIII) in het OGB nr. 6 wordt ingetrokken, zoals aangegeven in de nota van wijzigingen op OGB nr. 6/2014.
d) OGB nr. 6/2014, als gewijzigd bij de nota van wijzigingen, wordt goedgekeurd, zoals voorgesteld door de Commissie, met betrekking tot de eigen middelen.
e) OGB nr. 8/2014 (= nieuw OGB nr. 2/2014) betreffende het overschot van 2013 wordt goedgekeurd, zoals voorgesteld door de Commissie.
3. GEZAMENLIJKE VERKLARINGEN
3.1. Gezamenlijke verklaring betreffende het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2014 (eigen middelen) en wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad
"Het Europees Parlement en de Raad hebben besloten het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2014, zoals gewijzigd door nota van wijzigingen nr. 1/2014, vast te stellen.
In het licht van het voorstel van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad houdende toepassing van Besluit 2007/436 (EG, Euratom) betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, ingediend door de Commissie op 12 november 2014, heeft het Europees Parlement toegezegd tijdig advies over gewijzigde Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad te zullen geven zodat de verordening kan worden vastgesteld in de plenaire vergadering van het EP van december 2014 en de Raad de verordening kan vaststellen als onderdeel van het totale pakket."
3.2. Gezamenlijke verklaring over de beschikbaarstelling van middelen uit de marge voor onvoorziene uitgaven
"In 2014 was er sprake van een ongekend hoog bedrag aan uitstaande betalingen voor de structuurfondsen en het Cohesiefonds aan het begin van het financiële kader, en is tegelijkertijd een aantal nieuwe programma’s aanzienlijk vervroegd. Gezien de unieke en uitzonderlijke situatie die niet kan worden ingepast binnen het maximum van de betalingen voor 2014, komen de drie instellingen overeen dat de marge voor onvoorziene uitgaven beschikbaar zal zijn voor het begrotingsjaar 2014, als laatste redmiddel.
De instellingen brengen in herinnering dat artikel 13 van de MFK-verordening is bepaald dat "de uit de marge voor onvoorziene uitgaven beschikbaar gestelde middelen volledig worden verrekend met de marges in een of meer rubrieken van het MFK voor het lopende begrotingsjaar of voor toekomstige begrotingsjaren."
De instellingen komen overeen alles in het werk te stellen om passende oplossingen te vinden, zodat het uitzonderlijk hoge niveau van uitstaande betalingen van de structuurfondsen en het Cohesiefonds voor de periode 2007-2013 niet tot na 2014 voortduurt en daarom zullen alle inspanningen worden gedaan om ervoor te zorgen dat de marge voor onvoorziene uitgaven niet wordt ingezet voor de financiering van nog betaalbaar te stellen bedragen die voortvloeien uit programma’s voor de structuurfondsen en het Cohesiefonds in de begrotingsjaren 2015-2020."
"De instellingen herinneren eraan dat de marge voor onvoorziene uitgaven een laatste redmiddel is en derhalve niet moet worden ingeschakeld als er nog financiële mogelijkheden zijn. In het kader van de algemene begroting 2014 bestaat onenigheid over de vraag of een bedrag van 350 miljoen EUR aan betalingskredieten voor andere bijzondere instrumenten nog beschikbaar is in de niet-toegewezen marge.
De instellingen zijn het erover eens dat het van groot belang is zo snel mogelijk in beginsel overeenstemming te vinden over de beschikbaarstelling van middelen van andere bijzondere instrumenten voor betalingen.
Aangezien het echter niet mogelijk was om tot een akkoord te komen in het kader van de onderhandelingen over het pakket voor de ontwerpen van gewijzigde begroting 2014 en de algemene begroting voor 2015, komen de instellingen overeen om, met als doel een tijdige vaststelling van dat pakket:
— het bedrag van 350 miljoen EUR aan betalingskredieten toe te voegen aan de marge voor onvoorziene uitgaven;
— te trachten snel tot een akkoord te komen over de vraag of, en in welke mate, middelen uit andere speciale instrumenten beschikbaar kunnen worden gesteld boven de maxima van het MFK voor betalingen teneinde te bepalen of en in welke mate het bedrag van 350 miljoen euro moet worden afgetrokken van de MFK-marges voor betalingen voor het lopende begrotingsjaar of voor toekomstige begrotingsjaren;
— waar nodig bovenstaande vergezeld te doen gaan van de nodige wijzigingen van het besluit tot beschikbaarstelling van middelen uit de marge voor onvoorziene uitgaven voor het begrotingsjaar 2014, of van andere juridisch gezien noodzakelijke maatregelen die moeten zorgen voor de volledige inachtneming van de MFK-verordening en met name artikel 13, lid 3 ervan."
3.4. Verklaring van de Commissie over de voorfinanciering van de operationele programma’s in 2014 en het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
"In het kader van de tijdige en effectieve uitvoering van het meerjarig financieel kader 2014-2020, herbevestigt de Europese Commissie de voorfinanciering, in 2014, van operationele programma’s die in 2014 formeel zijn ingediend en die voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in de desbetreffende rechtshandelingen.
Voorts bevestigt de Commissie dat het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief een hoge politieke prioriteit blijft en dat de overschrijving van de betrokken betalingskredieten van 2014 naar 2015 niet zal leiden tot vertraging van de tenuitvoerlegging ervan."
3.5. Gezamenlijke verklaring over de financiering van de noodmaatregelen als reactie op het Russische verbod op de invoer van levensmiddelen
"Naar aanleiding van het Russische verbod op de invoer van levensmiddelen is reeds in augustus en september 2014 een reeks urgente maatregelen genomen, en een verder pakket voor de zuivelsector in de Baltische staten is goedgekeurd op 26 november 2014. Zodra aan de vereiste objectieve criteria om in aanmerking te komen is voldaan, kan de Commissie een ander pakket voor de zuivelsector in Finland voorstellen.
In haar nota van wijzigingen (NvW) 1/2015 kondigde de Commissie haar voornemen aan om, indien nodig, deze maatregelen te financieren door middel van de reserve voor crises.
Sinds de indiening van de nota van wijzigingen nr. 1/2015 zijn de volgende drie nieuwe elementen naar voren gekomen, die de financiering mogelijk maken van deze noodmaatregelen zonder gebruikmaking van de crisisreserve:
— volgens de verklaringen van de lidstaten over het daadwerkelijke gebruik van de maatregelen die in augustus en september zijn vastgesteld, zijn de kosten verlaagd van de oorspronkelijk geraamde 344 miljoen euro tot ongeveer 234 miljoen euro;
— het definitieve overschot van het ELGF-begrotingsjaar 2014 is ongeveer 230 miljoen EUR meer dan werd verwacht in nota van wijzigingen nr. 1/2015, die nog gebaseerd was op schattingen;
— de financiële correcties die in 2015 moeten worden ingevorderd zullen naar verwachting hoger zijn dan aanvankelijk werd verwacht in oktober van dit jaar.
Op basis van deze drie nieuwe elementen, kunnen de hierboven bedoelde noodmaatregelen (inclusief die voor de zuivelsector in de Baltische staten, en voor Finland, zodra aan de voorwaarden is voldaan) worden gefinancierd binnen de in de NvW 1/2015 gevraagde kredieten dankzij deze extra bestemmingsontvangsten, zonder dat een beroep hoeft te worden gedaan op de crisisreserve."
"Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie herinneren aan hun gedeelde verantwoordelijkheid, zoals neergelegd in artikel 323 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), te weten dat "het Europees Parlement, de Raad en de Commissie erop toezien dat de Unie beschikt over de financiële middelen waarmee de Unie haar juridische verplichtingen jegens derden kan voldoen".
Het Europees Parlement en de Raad herinneren eraan dat, in het licht van de uitvoering, moet worden gezorgd voor een geordende ontwikkeling van de betalingen ten opzichte van de vastleggingskredieten om een abnormaal niveau van onbetaalde rekeningen aan het eind van het jaar te voorkomen.
Het Europees Parlement en de Raad zijn overeengekomen om het niveau van betalingskredieten voor 2015 vast te stellen op 141 214 040 563 EUR. Zij verzoeken de Commissie om op basis van de bepalingen van de ontwerp-MFK-verordening en het Financieel Reglement eventuele noodzakelijke maatregelen te nemen om de verplichtingen na te komen die voortvloeien uit het Verdrag en in het bijzonder, na bestudering van de mogelijkheden voor herschikking van de desbetreffende kredieten, met specifieke verwijzing naar een eventuele verwachte onderbesteding van kredieten (artikel 41, lid 2, van het Financieel Reglement), te verzoeken om aanvullende betalingskredieten in een gewijzigde begroting, indien de kredieten die op de begroting 2015 zijn opgenomen ontoereikend zijn om de uitgaven te dekken.
Het Europees Parlement en de Raad zullen zo spoedig mogelijk een standpunt ten aanzien van een ontwerp van gewijzigde begroting innemen om te voorkomen dat er een tekort aan betalingskredieten ontstaat. Het Europees Parlement en de Raad zullen overschrijvingen van betalingskredieten snel behandelen, ook die tussen rubrieken van het financieel kader, teneinde zo goed mogelijk gebruik te maken van de in de begroting opgenomen betalingskredieten en deze aan te passen aan de concrete uitvoering en behoeften.
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zullen, gedurende het gehele jaar, actief toezien op de stand van uitvoering van de begroting voor 2015, met name onder subrubriek 1a (concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid) en 1b (Economische, sociale en territoriale samenhang) en plattelandsontwikkeling onder rubriek 2 (duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen). Dit toezicht zal plaatsvinden in de vorm van speciale interinstitutionele bijeenkomsten, overeenkomstig punt 36 van de bijlage bij het Interinstitutioneel Akkoord, om de uitvoering van de betalingen en de herziene ramingen te inventariseren.
Deze vergaderingen moeten in 2015 ten minste drie keer plaatsvinden (in het voorjaar op het moment van indiening van de ontwerpbegroting, in juli vóór de lezing door de Raad van de ontwerpbegroting 2016 en in oktober, vóór het begin van de bemiddeling) en wel op politiek niveau in aanwezigheid van leden van het Europees Parlement en van de Raad, en van de vicevoorzitter van de Commissie voor Begroting en Personeelszaken. De bijeenkomsten moeten gericht zijn op het bereiken van een gezamenlijke beoordeling van het vereiste niveau van de betalingsbehoeften, gebaseerd op een grondige analyse van bestaande rekeningen die wettelijk moeten worden gehonoreerd, en schattingen voor de rest van het jaar n en het jaar n + 1."
3.7. Gemeenschappelijke verklaring betreffende een betalingsplan
"De instellingen zijn het eens met de doelstelling, te weten het terugdringen van de waarde van onbetaalde rekeningen, met speciale aandacht voor het cohesiebeleid, aan het einde van het jaar tot het structurele niveau in de loop van het huidige MFK.
Om dit doel te bereiken:
— stemt de Commissie ermee in om, samen met de gemeenschappelijke conclusies over de begroting 2015, de meest actuele prognose van het niveau van onbetaalde rekeningen eind 2014 te presenteren; de Commissie zal deze cijfers in maart 2015 actualiseren en alternatieve scenario's voorstellen wanneer er een algemeen beeld voorhanden zal zijn van de waarde van onbetaalde rekeningen eind 2014, voor de belangrijkste beleidsterreinen;
— op basis daarvan zullen de drie instellingen naar overeenstemming zoeken over een maximale streefwaarde van onbetaalde rekeningen aan het einde van het jaar die als duurzaam beschouwd kan worden;
— op basis hiervan en met inachtneming van de MFK-verordening, de overeengekomen financiële middelen van de programma’s en iedere andere bindende overeenkomst, zullen de drie instellingen vanaf 2015 een plan uitvoeren tot verlaging van de waarde van onbetaalde rekeningen in verband met de uitvoering van de programma’s voor de periode 2007-2013 tot het gezamenlijk overeengekomen niveau tegen de tijd van de tussentijdse evaluatie van het huidige meerjarig financieel kader. Een dergelijk plan moet worden goedgekeurd door de drie instellingen, en wel vóór de indiening van het ontwerp van begroting 2016. Gelet op de uitzonderlijk hoge waarde van onbetaalde rekeningen, komen de drie instellingen overeen na te denken over mogelijke manieren om de waarde van die rekeningen te verlagen.
Elk jaar stelt de Commissie ermee in haar ontwerpbegroting vergezeld te doen gaan van een document met een evaluatie van de waarde van onbetaalde rekeningen en waarin wordt uitgelegd hoe de ontwerpbegroting zal leiden tot de daling van die waarde en in welke mate. In dit jaarlijkse document zal de balans worden opgemaakt van de vorderingen tot nu toe en zullen aanpassingen aan het plan in overeenstemming met de geactualiseerde cijfers worden voorgesteld."
3.8. Verklaring van het Europees Parlement betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit de marge voor onvoorziene uitgaven als laatste redmiddel
"Het Europees Parlement betreurt dat de Raad het niet eens met is zijn uitlegging dat de 350 miljoen euro aan betalingskredieten die in 2014 zijn vrijgemaakt met betrekking tot de speciale instrumenten bedoeld in de MFK-verordening, moet worden verrekend buiten het maximum, waardoor er een marge van 711 miljoen EUR overblijft die moet worden opgebruikt alvorens er een beroep moet worden gedaan op de marge voor onvoorziene uitgaven.
Het Europees Parlement herinnert eraan dat, overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de MFK-verordening de een marge voor onvoorziene uitgaven een het laatste redmiddel is. Daarom moeten alle andere financiële mogelijkheden volledig worden benut alvorens er een beroep wordt gedaan op de marge voor onvoorziene uitgaven. In de context van het geschil tussen het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de berekening van de beschikbare marge onder het maximum voor de betalingen in 2014, was het niet mogelijk om een politiek akkoord te bereiken over de uitputting van een beschikbare marge van 350 miljoen EUR alvorens er een beroep wordt gedaan op de marge voor onvoorziene uitgaven.
Het Parlement herinnert eraan dat de MFK-verordening is gebaseerd op het beginsel van "specifieke en maximale flexibiliteit" om de Unie in staat te stellen haar juridische verplichtingen na te komen in overeenstemming met artikel 323 VWEU (overweging 4 van de MFK-verordening), en is van mening dat het belang van het beschikbaar stellen van extra kredieten om niet-afgewikkelde juridische verbintenissen na te komen door aanwending van de marge voor onvoorziene uitgaven, heel groot is. Het Parlement aanvaardt dus een beschikbaarstelling van middelen uit de marge voor onvoorziene uitgaven, in weerwil van haar uitlegging dat er 350 miljoen EUR beschikbaar blijft onder het maximum.
Het Europees Parlement verzoekt de Commissie tot overdracht van de ongebruikte marge van 350 miljoen EUR in haar technische aanpassing van 2015 van de globale marge voor de betalingen, bedoeld in artikel 6, lid 1, onder d), van de MFK-verordening."
3.9. Verklaring van de Raad over de beschikbaarstelling van middelen uit de speciale instrumenten
"De Raad memoreert dat de speciale instrumenten alleen kunnen worden geactiveerd om daadwerkelijk onvoorziene omstandigheden het hoofd te bieden.
Hij wijst erop dat de marge voor onvoorziene uitgaven niet mag leiden tot overschrijding van de totale maxima voor vastleggings- en betalingskredieten.
Wat betreft andere speciale instrumenten herinnert de Raad eraan dat artikel 3, lid 2, van de MFK-verordening bepaalt dat vastleggingskredieten op de begroting mogen worden opgenomen boven de maxima van de relevante rubrieken.
De Raad verzoekt de Commissie om, bij de berekening van de totale marge, te handelen in overeenstemming met de MFK-verordening en zonder te raken aan het akkoord tussen de drie instellingen over een gemeenschappelijke verklaring betreffende speciale instrumenten (3.3)."