Resolutie van het Europees Parlement van 17 december 2014 over de situatie in de EU-staalindustrie: bescherming van werknemers en bedrijfstakken (2014/2976(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, dat ten grondslag lag aan het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2011 getiteld "Het industriebeleid: het concurrentievermogen versterken" (COM(2011)0642),
– gezien de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2012 getiteld "Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch herstel – Actualisering van de mededeling over het industriebeleid" (COM(2012)0582),
– gezien de mededeling van de Commissie van 11 juni 2013, getiteld "Actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa" (COM(2013)0407),
– gezien zijn resolutie van 4 februari 2014 over een actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa(1),
– gezien zijn eerdere resoluties over de staalindustrie en over de herstructurering, verplaatsing en sluiting van bedrijven in de EU,
– gezien zijn resolutie van 25 november 2014 over werkgelegenheids- en sociale aspecten van de Europa 2020-strategie(2),
– gezien zijn resolutie van 15 januari 2013 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende informatie voor en raadpleging van werknemers, anticipatie en beheer van herstructurering(3),
– gezien de vraag aan de Commissie over de staalfabriek Acciai Speciali Terni (AST) in Italië (O-000087/2014),
– gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
Algemene uitdagingen
A. overwegende dat de Europese staalsector historisch van aanzienlijk belang is geweest voor de Europese integratie en de basis vormt voor de totstandbrenging van de industriële toegevoegde waarde in Europa;
B. overwegende dat de staalindustrie een essentiële rol speelt in de economie en industrie van Europa en momenteel te lijden heeft onder een aanzienlijke daling van de vraag, met een aanhoudend verlies van banen en concurrentievermogen tot gevolg, wat niet veel goeds voorspelt voor het nodige herstel van de Europese economie;
C. overwegende dat de EU een beleid dient te bevorderen dat erop gericht is de industriële productie in alle lidstaten te ontwikkelen, om zo de werkgelegenheid in de EU te vrijwaren, en ernaar moet streven dat haar indicatieve doelstelling van een stijging van 20 % van het door de industrie gegenereerde aandeel van het bbp tegen 2020 wordt verwezenlijkt;
D. overwegende dat een van de doelstellingen van de EU erin bestaat de staalindustrie te ondersteunen, belemmeringen en bedreigingen voor het concurrentievermogen van deze industrie weg te nemen en ervoor te zorgen dat deze kan inspelen op veranderende omstandigheden op de Europese en niet-Europese markt;
E. overwegende dat de staalindustrie de afgelopen jaren voor belangrijke uitdagingen heeft gestaan als gevolg van herstructureringen en fusies (met de bijbehorende kosten voor de samenleving), maar ook als gevolg van nieuwe eisen om aan de klimaatdoelstellingen van de EU te kunnen voldoen;
F. overwegende dat een aantal grote staalproducenten vooral strategieën toepassen die toegespitst zijn op financieel rendement op de korte termijn, ten koste van innovatie, investeringen in O&O, werkgelegenheid en vernieuwing van vaardigheden;
G. overwegende dat de staalindustrie te kampen heeft met een investeringscrisis die haar toekomst in gevaar brengt, terwijl tegelijkertijd wordt verwacht dat materialen van staal een essentiële rol spelen bij het bieden van duurzame industriële oplossingen voor urbanisatie, mobiliteit en demografische verandering;
H. overwegende dat een kleine stijging van de vraag ertoe zal leiden dat Europa in plaats van een netto-exporteur een netto-importeur van staal wordt, met name van platstaal en producten met een hoge toegevoegde waarde;
I. overwegende dat volgens de Commissie fabriekssluitingen tot het verlies geleid hebben van 60 000 banen sinds 2007, en de productie gedaald is van 210 miljoen ton in 2007 tot 166 miljoen ton in 2013(4);
Concurrentievermogen en handel
J. overwegende dat het verenigen van de noodzaak van goede milieuprestaties met een groter internationaal concurrentievermogen, de aanpak van de koolstoflekkageproblematiek en de verbetering van de toegang tot grondstoffen, fundamentele uitdagingen blijven voor de staalsector, ook vanwege het feit dat verschillende concurrenten aan verschillende normen zijn gebonden;
K. overwegende dat in een mondiale benadering van de staalindustrie ook met de energiekosten rekening moet worden gehouden, en dat de elektriciteitsprijzen voor industriële verbruikers een rechtstreekse weerslag hebben op het concurrentievermogen;
L. overwegende dat energie-efficiëntie en hulpbronnenefficiëntie verdere kostenbesparingen en emissiereductie voor de industrie kunnen opleveren;
M. overwegende dat de vraag uit de automobielsector beperkt blijft vanwege structurele overcapaciteit, terwijl andere sectoren zoals hernieuwbare energie en energie-infrastructuur de staalsector echte kansen bieden (bijvoorbeeld: een windturbine van 3mW = 500 auto's);
Sociale aspecten
N. overwegende dat de hoge werkloosheidscijfers in de EU verband houden met de smaller wordende industriële en productiebasis, en overwegende dat de huidige crisis enorme sociale problemen veroorzaakt voor de getroffen werknemers en regio's;
O. overwegende dat de staalindustrie in de EU een belangrijke werkgever is, die rechtstreeks werk biedt aan 350 000 mensen en onrechtstreeks nog eens aan miljoenen anderen in aanverwante bedrijfstakken, waaronder de toeleveringsketen voor recycling;
P. overwegende dat werknemers en nationale en lokale autoriteiten zeer verontrust zijn over de situatie van bepaalde staalfabrieken in Europa;
Q. overwegende dat bedrijven die herstructureren dit moeten doen volgens de beginselen van maatschappelijk verantwoord ondernemen, omdat de ervaring leert dat sociaal en economisch duurzame herstructurering de nodige sociale dialoog vereist, met de bijzondere nadruk op het informeren en raadplegen van werknemers zoals omschreven in bovengenoemde resolutie van het Parlement van 15 januari 2013;
R. overwegende dat het met het oog op de bescherming van de belangen van zowel staalbedrijven als hun werknemers van essentieel belang is uitgebreid overleg te plegen met de sociale partners op alle niveaus en de sociale dialoog op EU-niveau te versterken;
S. overwegende dat talloze fabrieken, met een totale capaciteit van 20 miljoen ton, al langer dan drie jaar tijdelijk buiten bedrijf zijn; overwegende dat het personeelsbestand van veel fabrieken in Europa voornamelijk bestaat uit oudere, ervaren werknemers die bijna de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt;
O&O/Technologie
T. overwegende dat hightechbedrijven – waarvan de staalsector een voorbeeld is – model staan voor technologische knowhow die moet worden beschermd, en dat dus onverwijld actie moet worden ondernomen om te verhinderen dat ze naar derde landen worden verplaatst;
U. overwegende dat O&O van strategische waarde is voor een industrie die een manier moet vinden om haar uitstoot, met name (maar niet uitsluitend) van CO2, te verlagen;
Uitdagingen
1. benadrukt dat economisch herstel in Europa grotendeels afhangt van een sterke productiesector, waarin de staalindustrie een cruciale rol vervult, en dat de productie afhankelijk is van de binnenlandse vraag en groei;
2. wijst er nogmaals op dat het belangrijk is dat de vakkennis en ervaring, opgebouwd in belangrijke industriële gebieden, bewaard blijven, omdat deze vakkennis en ervaring zorgen voor diversificatie, milieuwaarborgen en innovatieve producten;
3. verzoekt de Commissie voort te maken met de voorbereiding van haar voor het eerste deel van 2015 aangekondigde stappenplan voor het industriebeleid, om de positie van de Europese industrie op de wereldmarkt te versterken en echt gelijke voorwaarden te waarborgen, hoge sociale en milieunormen in de EU te handhaven en te komen tot wederkerigheid ten aanzien van derde landen;
4. is van mening dat een ambitieuze aanpak van herindustrialisatie in het kader van de tussentijdse herziening van de Europa 2020-strategie van het allergrootste belang is voor het verwezenlijken van een daadwerkelijk EU-industriebeleid en het stimuleren van het industriële concurrentievermogen van de EU op mondiaal niveau;
5. verzoekt de Commissie zich te buigen over de mondiale strategische positie van de Europese staalindustrie, gezien het feit dat de staalproductie in een groot aantal landen als strategisch wordt beschouwd, en om een duidelijk stappenplan te ontwikkelen voor de initiatieven op de middellange en lange termijn die zij wil gaan voorstellen om de staalindustrie in Europa te ondersteunen; benadrukt dat bij een dergelijk stappenplan tijdig en uitgebreid overleg gepleegd moet worden met de sociale partners op alle niveaus; meent dat, gezien het aanhouden van de crisis, er verslag zou moeten worden uitgebracht over de uitvoering van het actieplan voor staal zodat kan worden voortgebouwd op de positieve resultaten van het afgelopen jaar en de dynamiek niet verloren gaat;
6. verzoekt de Commissie met een instrument te komen waarmee de staalmarkt diepgaand kan worden geanalyseerd en nauwkeurige informatie kan worden verkregen over de vraag- en aanbodsituatie in Europa en wereldwijd, waarbij het onderscheid moet worden gemaakt tussen de structurele en de cyclische componenten van de ontwikkeling van deze markt; is van mening dat toezicht op de staalmarkt in aanzienlijke mate kan bijdragen aan de transparantie van de staal- en schrootmarkt en waardevolle gegevens kan opleveren als basis voor corrigerende en proactieve maatregelen, die onvermijdelijk zijn wegens het cyclische karakter van de staalindustrie; verzoekt de Commissie om deze marktanalyse-instrumenten te gebruiken om te anticiperen op de risico's en te onderzoeken hoe de sluiting van fabrieken het herstel van de sector beïnvloedt;
7. verzoekt de Commissie op korte termijn een verslag in te dienen over de grote uitdagingen waarmee de staalindustrie in Europa te maken heeft, met inbegrip van de sociale, economische en milieuaspecten; herinnert er in dit verband aan dat de Commissie, na het verstrijken van de looptijd van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, het recht heeft de economische en sociale gevolgen van de ontwikkelingen in de Europese staalindustrie aan te pakken; verzoekt de Commissie rekening te houden met positieve ervaringen, met name wat betreft het tripartiete strategisch overleg en het onderzoek;
8. verzoekt dat de groep op hoog niveau voor de staalindustrie, gezien het feit dat er onlangs een nieuw college van commissarissen is verkozen, spoedig nieuw leven wordt ingeblazen, met de volledige deelname van het Parlement, en wenst dat er binnen dit kader een bijeenkomst wordt georganiseerd om belanghebbenden te informeren over de geboekte vorderingen bij de uitvoering van de veertig maatregelen uit het actieplan voor staal van de Commissie; vraagt de Commissie om, wanneer dat geboden en mogelijk is, bijeenkomsten van de groep op hoog niveau zodanig te organiseren, dat de resultaten van die bijeenkomsten kunnen worden meegenomen in de discussies binnen de Raad voor de mededinging; verzoekt de Commissie jaarlijkse themavergaderingen te organiseren met andere energie-intensieve bedrijfstakken over mededinging, handel, energie- of klimaatbeleid, aangezien sommige problemen van de staalsector ook van belang zijn voor andere energie-intensieve bedrijfstakken;
9. acht het absoluut noodzakelijk dat de regionale en plaatselijke autoriteiten en de vakbonden uit de gebieden waar de staalfabrieken zijn gevestigd, nauw bij dit proces worden betrokken, om zo de samenwerking en de uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen tussen de grootste belanghebbenden in de lidstaten te bevorderen;
10. onderstreept dat om de Europese industrie duurzaam en winstgevend te kunnen maken, eerst moet worden gekeken hoe de investeringscrisis kan worden aangepakt, rekening houdende met het feit dat investeringen in de staalindustrie worden gekenmerkt door langetermijnrendement; dringt er derhalve bij de Commissie op aan te overwegen een aanzienlijk deel van haar investeringsplan toe te wijzen aan levensvatbare langetermijnprojecten op het gebied van infrastructuur, en aan innovatie bij grootschalige industriële projecten, waaronder koolstofarme en energie-efficiëntieprojecten, hetgeen ook een aanzienlijke stimulans aan de vraag naar staal in de EU kan geven;
11. moedigt voorts het gebruik van andere innovatieve financiële instrumenten, zoals financieringsfaciliteiten met risicodeling, aan, die met voorrang toegang verlenen aan de in crisis verkerende staalindustrie; roept de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling op een langetermijnfinancieringskader voor staalprojecten te ontwerpen;
12. wijst op het cruciale belang van steun voor de staalsector, met inbegrip van de strategische ontwikkeling van nieuwe belangrijke staalverwerkende sectoren, bijvoorbeeld in de energiesector (opwekking en distributie van hernieuwbare energie),de vervoersector en hulpbronnenefficiënte constructieprojecten, waarbij stimulansen worden gecreëerd voor efficiënte productieprocessen, de interne markt wordt versterkt en de ontwikkeling van vaardigheden wordt bevorderd;
13. vraagt dat de levenscyclusbeoordelingsmethode wordt toegepast voor de evaluatie van de impact op het milieu en de vermindering van het gebruik van grondstoffen in alle stadia van de levenscyclus, waaronder de winning en conversie van grondstoffen, vervaardiging en verdeling en gebruik en/of consumptie, met als doel hergebruik en recycling van materialen en energieterugwinning te bevorderen en de hoeveelheid eindafval te verminderen;
14. verzoekt de Commissie na te gaan of de toepassing van de mededingingsregels op de Europese staalmarkt tot oneerlijke oplossingen heeft geleid, met potentiële averechtse effecten op de efficiëntie; spoort de Commissie aan om, indien dit het geval blijkt te zijn, voor correctieve maatregelen te zorgen en dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen; benadrukt dat besluiten of maatregelen van de Commissie op het gebied van het mededingingsrecht geen bedreiging mogen vormen voor de economische levensvatbaarheid van afzonderlijke staalfabrieken, met name in de context van de toegenomen mondiale concurrentie; voegt hieraan toe dat de Commissie ook actie moet ondernemen om te vermijden dat belangrijke industriële infrastructuur en productiecapaciteit verloren gaan als gevolg van de verkoop van waardevolle activa ("asset stripping");
15. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de huidige staatssteunregeling voor energie-intensieve industrieën de interne markt niet verstoren, om zo een gelijk speelveld voor ondernemingen te waarborgen; is van oordeel dat energie-intensieve industrieën behoefte hebben aan een stabiel investeringskader om een hoog niveau van werkgelegenheid te kunnen waarborgen;
Handelsverkeer en concurrentievermogen
16. spoort de Commissie aan om het industriebeleid naar een hoger plan te tillen door maatregelen te nemen waarmee het concurrentievermogen van de Europese industrie op een mondiale markt nieuw leven kan worden ingeblazen, en om een echt gelijk speelveld voor alle marktdeelnemers te waarborgen;
17. verzoekt de Commissie om tijdig en doeltreffend staalinvoer op de EU-markt aan te pakken als sprake is van onrechtmatige subsidiëring en dumping, en, waar nodig, van het EU-instrumentarium voor handelsmaatregelen gebruik te maken overeenkomstig het bestaande EU-recht;
18. verzoekt de Commissie zich te buigen over de haalbaarheid van fiscale aanpassingen aan de grens (betaling van emissierechten voor staal dat afkomstig is uit derde landen), met het oog op een gelijk speelveld ten aanzien van CO2-emmissies en op uitbanning van het verschijnsel van koolstoflekken;
19. verzoekt de Commissie dringend om bij toekomstige handelsovereenkomsten te waarborgen dat de exportmogelijkheden en de toegang tot de markt voor Europees staal en op staal gebaseerde producten duidelijk worden verbeterd; beklemtoont dat eerlijke handel in staalproducten alleen mogelijk is wanneer elementaire arbeidsrechten en milieunormen worden geëerbiedigd, en wijst erop dat invoer tegen dumpingprijzen tot oneerlijke concurrentie leidt, met name voor de Europese producenten van roestvrij staal; wijst erop dat de handelsbeschermingsinstrumenten van de EU dringend aan modernisering toe zijn, en verzoekt de Commissie de lidstaten aan te sporen tot concrete actie om dit moderniseringsproces te bespoedigen, zodat eerlijke concurrentie kan worden gewaarborgd en de EU snelle en evenredige maatregelen kan nemen voor het bestrijden van oneerlijke handelspraktijken;
20. meent dat de hierbij voorgestelde positieve maatregelen de staalindustrie in staat zouden stellen internationaal een betere concurrentiepositie te verwerven, door aan te tonen dat staalproducten uit de EU aan hogere sociale, economische en milieuvoorwaarden voldoen dan alle andere, en door de nadruk te leggen op de kwaliteit van staalproducenten uit de EU, waardoor tegelijkertijd de opinie van consumenten zou worden verbeterd;
21. onderstreept dat de hoge Europese milieu- en klimaatbeschermingsnormen wereldwijde normen zouden kunnen worden, en dat dit eerlijke mededingingsvoorwaarden zou scheppen;
22. wijst op de problemen waarmee de staalindustrie in veel lidstaten te maken heeft, die deels toe te schrijven zijn aan een aanzienlijke terugval in de mondiale vraag, gestegen energiekosten, en toenemende productieverplaatsing uit Europa naar elders; vraagt de Commissie daarom onverkort uitvoering te geven aan het stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa (COM(2011)0571) en de beleidsaanbevelingen van het Europees platform voor efficiënt hulpmiddelengebruik;
23. is van oordeel dat de afvalwetgeving moet worden verbeterd om de werking van de Europese markt voor staal en schroot te ondersteunen, bijvoorbeeld door de richtlijn betreffende autowrakken te herzien; wijst opnieuw op het belang van een goed functionerende markt voor schroot, die in het licht van de strategie voor een Europese kringloopeconomie verder moet worden verbeterd en aangemoedigd met als doel buitensporige prijsstijgingen te verhinderen als gevolg van de aanwezigheid van niet-EU-bedrijven op de EU-markt; roept de Commissie er in dit verband toe op om de toepassing van uitvoerrechten op de EU-markt voor schroot te overwegen met als doel de milieudumping die zich gewoonlijk voordoet, te verhinderen;
Sociale aspecten
24. benadrukt de noodzaak te investeren in de scholing en opleiding van werknemers en benadrukt dat het belangrijk is de Commissie de voortdurende ontwikkelingen nauwlettend in het oog houdt om het industriële erfgoed van Europa en de betrokken werknemers te vrijwaren;
25. verzoekt de Commissie om stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat de lidstaten niet tegen elkaar worden uitgespeeld wanneer een grote staalproducent met fabrieken in meerdere landen een herstructurering aankondigt; dringt voorts aan, gezien het belang van beleidscoördinatie om een duurzame, hulpbronnenefficiënte en concurrerende staalindustrie te waarborgen die kan inspelen op verandering in de omstandigheden op de Europese en wereldmarkt, op een pan-Europese oplossing voor het waarborgen en scheppen van degelijke banen en industriële activiteit in de Europese regio's;
26. onderstreept de noodzaak voor de bedrijfstak, de sociale partners en lokale autoriteiten om vooruit te lopen op de scholing die nodig is in verband met een mogelijke herstart van tijdelijk buiten bedrijf gestelde fabrieken;
27. is voorstander van de bevordering van een kennisoverdrachtprogramma dat oudere, ervaren werknemers in staat stelt hun kennis en vaardigheden over te dragen aan nieuwkomers in Europese staalfabrieken;
28. beklemtoont dat Europese bedrijven in derde landen zich ook moeten houden aan de EU-normen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en medezeggenschap van werknemers;
29. benadrukt dat het betrekken van werknemers bij innovatie- en herstructureringsmaatregelen cruciaal is om tot economisch succes te komen, en verzoekt de Commissie daarom met de sociale partners een platform op te zetten om advies uit te brengen over het Europese actieplan voor staal, en om dit uit te voeren en te monitoren;
30. roept de sociale partners bij staalfabrieken die in een kritieke economische situatie verkeren op, om collectieve werktijdvermindering als optie in overweging te nemen waardoor crisissituaties kunnen worden opgevangen en ontslagen en banenverlies kunnen worden voorkomen;
31. verzoekt de Commissie de desbetreffende EU-fondsen – zoals het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) en het Europees Sociaal Fonds (ESF) – en beleidsinstrumenten te stroomlijnen om de sociale kosten van de aanpassing te verzachten en om ervoor te zorgen dat de nodige vaardigheden worden behouden en ontwikkeld met het oog op het toekomstige concurrentievermogen van de industrie;
32. stelt voor dat de opbrengst van de verkoop van de gratis emissierechten van ondernemingen volledig moet worden geherinvesteerd in een koolstofarme economie (apparatuur, technologie, O&O, opleiding van werknemers);
33. is van mening dat moet worden geanticipeerd op de grote veranderingen in de staalindustrie en andere industriële sectoren; is in dit verband van oordeel dat de lidstaten hun onderwijs- en scholingsbeleid meer moeten afstemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt om soortgelijke situaties het hoofd te kunnen bieden en de aantrekkelijkheid van de technische en wetenschappelijke studierichtingen te verhogen, om te verzekeren dat de staalindustrie over de nodige gespecialiseerde vakmensen beschikt om de innovatie door te voeren;
34. wijst erop dat gekwalificeerde en bekwame mensen nodig zijn om de overgang naar een duurzamer productieproces en duurzamere producten in goede banen te leiden en pleit voor een Europese opleidings- en onderwijsstrategie; is tevreden over het project van vergroenende technische beroepsopleiding en -scholing voor de staalsector, waarbij staalbedrijven, onderzoeksinstellingen en de sociale partners gezamenlijk onderzoek hebben gedaan naar de vaardigheden die nodig zijn om ecologische duurzaamheid te bereiken; verzoekt de Commissie om in vervolg hierop haar steun te geven aan de realisering van de uitkomsten van dit project;
O&O/Technologie
35. benadrukt het belang van de ontwikkeling en verspreiding van de beste beschikbare technieken (BBT) in de hele EU en is voorstander van, indien mogelijk, de vervanging van mineralen door ijzerschroot, van meer gebruik van elektrische boogovens en van vervanging van cokeskool door gas;
36. pleit ervoor dat investeringen worden geleid naar technologie die ervoor zorgt dat de energie-input optimaal wordt benut, bijvoorbeeld door het gebruik van procesgassen en restwarmte voor stoom- en elektriciteitsopwekking te optimaliseren;
37. dringt er bij de lidstaten op aan dat zij, hetzij door middel van wetgeving, hetzij via collectieve overeenkomsten, zorgen voor passende sociale bescherming, goede arbeidsomstandigheden, een behoorlijk loon en een doeltreffende bescherming tegen onrechtmatig ontslag;
38. benadrukt dat er moet worden geïnvesteerd in onderzoek en innovatie omdat dit cruciale factoren zijn voor het aanzwengelen en vernieuwen van de economie in het algemeen, en van de staalindustrie in het bijzonder, aangezien deze wordt gekenmerkt door lange levenscycli en een enorm recyclingpotentieel; wijst in dit verband op de bestaande en nieuwe technologieën voor ijzerertsreductie op waterstofbasis, waarmee de koolstofdioxide-uitstoot aanzienlijk zou kunnen worden verlaagd of weggewerkt; roept op tot de invoering en promotie van een "made in Europe"-keurmerk voor eerlijke staalproducten;
39. meent dat gezamenlijke research- en ontwikkelingsinspanningen ten goede zullen komen aan een koolstofarme en schadeloze staalproductie en dus bevorderlijk zijn voor een duurzamer en concurrerender industrie;
40. onderstreept in dit verband het primaire belang van de programma's Horizon 2020 en SPIRE (Sustainable Process Industry through Resource and Energy Efficiency), alsook van de financiering door de Europese Investeringsbank en de toekomstige NER400-faciliteit van de meest riskante innovatie- en onderzoeksprogramma's;
41. roept de Commissie op een ambitieus innovatiebeleid in te voeren, dat kansen schept voor hoogwaardige, energie-efficiënte en innovatieve producten en processen die ervoor zorgen dat de EU haar mannetje kan staan in de toenemende mondiale concurrentie; beklemtoont dat innovatie in nieuwe producten, zoals massastaalproducten, met inbegrip van platen van hoogwaardig en zeer resistent staal voor de productie van auto's en edelstaal met verschillende fysieke en chemische kenmerken, en nieuwe productieprocessen, met name waterstofmetallurgie en hersmeltingsmetallurgie, de sleutel vormen tot het versterken van het concurrentievermogen van de Europese staalindustrie ten opzichte van leveranciers in derde landen, en dat dit terrein specifieke steun verdient;
42. herinnert eraan dat innovatie moet worden gestimuleerd niet alleen door aanmoediging van research en ontwikkeling en kennisoverdracht, maar ook van marktintroductie en innovatiecentra, via bevordering van publiek-private partnerschappen in strategische sectoren als de staalindustrie teneinde meer particulier kapitaal aan te trekken;
43. pleit voor de financiering van industriële proefprojecten waarmee de CO2-uitstoot kan worden verlaagd met het oog op de spoedeisende overgang naar een duurzame, koolstofvrije economie die gebaseerd is op energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen en slimme infrastructuur, en waarmee de technologie voor staalproductie met een ultralage CO2-uitstoot (ULCOS) kan worden omgezet in een energie- en milieu-efficiënt instrument van het industriebeleid;
44. meent dat mogelijkheden om het tij te keren - met name in de staalindustrie - in grote mate zullen afhangen van nieuwe technologieën, en benadrukt daarom de belangrijke rol die door de EU gefinancierde research- en innovatieprogramma's kunnen spelen bij het aanjagen van de Europese economie via Horizon 2020, en bij het verzekeren van concurrentiekracht voor de Europese staalindustrie en van een hoge kwaliteit voor de staalproductie; herinnert eraan dat research en innovatie belangrijk zijn als drijvende krachten achter economische groei en een concurrerende industrie;
45. vraagt de Commissie zo spoedig mogelijk uitvoering te geven aan het SustSteel-initiatief, zoals voorgesteld in het actieplan voor staal; merkt op dat dit initiatief ten volle wordt onderschreven door het Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's;
o o o
46. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, alsmede de regeringen en de parlementen van de lidstaten.
Werkdocument van de diensten van de Commissie getiteld "State of play on implementation of the Commission Communication Action Plan for a competitive and sustainable steel industry in Europe of 11 June 2013" (Stand van zaken van de uitvoering van het in de mededeling van de Commissie opgenomen actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa" (COM(2013)0407)’ (SWD(2014)0215),