Resolutie van het Europees Parlement van 21 oktober 2014 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer (aanvraag EGF/2014/004 ES/Comunidad Valenciana metaal van Spanje) (COM(2014)0515 – C8-0125/2014 – 2014/2064(BUD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2014)0515 – C8‑0125/2014),
– gezien Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006(1) (EFG-verordening),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(2), en met name artikel 12,
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer(3) (IIA van 2 december 2013), en met name punt 13,
– gezien de trialoogprocedure als bedoeld in punt 13 van het IIA van 2 december 2013,
– gezien de brief van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,
– gezien de brief van de Commissie regionale ontwikkeling,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0013/2014),
A. overwegende dat de Unie wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te geven aan werknemers die gebukt gaan onder de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, en te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt;
B. overwegende dat de financiële steun van de Unie aan ontslagen werknemers flexibel moet zijn en zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking moet worden gesteld, overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die is goedgekeurd tijdens het overleg van 17 juli 2008, en met inachtneming van het IIA van 2 december 2013 met betrekking tot het nemen van besluiten om middelen beschikbaar te stellen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG);
C. overwegende dat Spanje aanvraag EGF/2014/004 ES/Comunidad Valenciana metal heeft ingediend voor een financiële bijdrage uit het EFG naar aanleiding van 633 gedwongen ontslagen bij 142 bedrijven in Spanje die zich bezighouden met de vervaardiging van metaalproducten, waarbij 300 werknemers gedurende de referentieperiode van 1 april 2013 tot 31 december 2013 in aanmerking komen voor uit het EFG gecofinancierde maatregelen;
D. overwegende dat de aanvraag voldoet aan de criteria voor subsidiabiliteit van de EFG-verordening;
1. is het met de Commissie eens dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), van de EFG-verordening en dat Spanje bijgevolg recht heeft op een financiële bijdrage uit hoofde van die verordening;
2. stelt vast dat de Spaanse autoriteiten de aanvraag voor een financiële bijdrage uit het EFG op 25 maart 2014 hebben ingediend en dat de beoordeling daarvan door de Commissie op 12 augustus 2014 is gepubliceerd; noemt het verheugend dat de beoordeling binnen vijf maanden kon worden afgerond;
3. constateert met voldoening dat de aanvraag rekening houdt met de ervaring die is opgedaan bij eerdere aanvragen uit dezelfde regio; stelt voor de ervaringen en eventuele beste praktijken van regio's die meerdere aanvragen indienen te laten circuleren in de regelmatige bijeenkomsten van contactpersonen en deskundigen van het EFG;
4. is van mening dat de gedwongen ontslagen bij 142 bedrijven die zich bezighouden met de vervaardiging van metaalproducten in Spanje verband houden met de wereldwijde financiële en economische crisis; merkt op dat Spanje een van de lidstaten is die het zwaarst worden getroffen door de crisis, die heeft geleid tot een lagere vraag naar en productie van metalen en metaalproducten; merkt op dat de productie van metaalproducten in Spanje in 2009 ten opzichte van het voorgaande jaar met 23,3% is teruggelopen, en in de periode van 2008 tot 2013 met 36,6%; merkt op dat de omzet in de sector in de periode 2008-2012 met 38,5% is gedaald en dat het verlies aan arbeidsplaatsen 43% van de totale werkgelegenheid in de metaalsector vertegenwoordigt;
5. merkt op dat de metaalproductiesector een belangrijke aanleveringsbron is voor tal van industriële sectoren, met name de scheepsbouw, de bouw en de auto-industrie, alle zwaar getroffen door de economische crisis, overal in de Unie;
6. merkt op dat het onderhavige geval een typisch voorbeeld is van een sociaal en economisch landschap van een regio met een plaatselijke economie die wordt gekenmerkt door een groot aantal kmo's, en herinnert eraan dat kmo's het momenteel zeer moeilijk hebben om toegang te krijgen tot kapitaal;
7. wijst erop dat de werkloosheidssituatie in de Comunidad Valenciana door de 633 ontslagen nog verder zal verergeren, en dat deze Comunidad zeer kwetsbaar is aangezien de metaalsector goed is voor 25,4% van de werkgelegenheid in de industriesector in de regio; merkt op dat de metaalsector in de Comunidad Valenciana in 2008 nog 35 868 banen telde, en dat dat aantal in 2012 tot 20 873 is teruggelopen, een daling met 43%, hetgeen acht procentpunten hoger is dan het nationale niveau;
8. betreurt dat naar verwachting minder dan 50% van de in aanmerking komende werknemers aan de acties zullen deelnemen; gaat ervan uit dat deze raming gebaseerd is op ervaringen van de autoriteit die de aanvraag indient bij eerdere aanvragen voor EFG-interventie in deze regio's; vindt niettemin dat in regio's met een hoog werkloosheidscijfer het aantal deelnemers aan scholing en opleiding groter zou moeten zijn;
9. benadrukt dat de werkgelegenheid in de regio zwaar getroffen is door de gevolgen van de crisis voor traditionele sectoren zoals keramiek, schoeisel, de bouw en textiel, die zeer belangrijk zijn voor de economie in de regio;
10. juicht toe dat ontslagen werknemers naar verwachting in groten getale zullen deelnemen aan beroepsopleidingen en bijscholingen; waardeert het dat deze bijscholingen naar hun opzet zullen voortbouwen op de vaardigheden en competenties die in de metaalindustrie zijn verworven en dat de werknemers door het aanleren van bijkomende specifieke technieken kunnen voldoen aan de toekomstige behoeften van de metaalindustrie;
11. constateert met voldoening dat de Spaanse autoriteiten op 20 juni 2014 hebben besloten met de uitvoering van de individuele diensten voor de getroffen werknemers te beginnen teneinde de werknemers snel bijstand te verlenen, daarmee vooruitlopend op het definitieve besluit over de toekenning van EFG-steun voor het voorgestelde gecoördineerde pakket;
12. noemt het verheugend dat de individuele diensten voor ontslagen werknemers worden gecofinancierd door de Generalitat Valenciana (de autonome regering van de Comunidad Valenciana), en dat met name de SERVEF (de arbeidsbureaus van de autonome regering) voor 30% en de werkgeversvereniging Federación Empresarial Metalúrgica Valenciana-FEMEVAL en de vakbonden UGT-PV en CCOO-PV voor 10% van het totale budget zullen participeren;
13. merkt op dat het gecoördineerde pakket van individuele diensten waarvoor medefinanciering wordt aangevraagd, maatregelen voor ontslagen werknemers omvat zoals loopbaanbegeleiding, arbeidsbemiddeling, opleidingen (beroepsopleiding en bijscholing, opleiding in transversale vaardigheden, opleiding op de werkplek), bevordering van ondernemerschap, stimulansen voor de oprichting van een bedrijf, toelage voor het zoeken naar werk, bijdrage in de reiskosten en werkgelegenheidsstimuleringsmaatregelen;
14. merkt op dat naar verwachting aan 20 personen een bedrag van 3 000 EUR zal worden toegekend om hun terugkeer naar de arbeidsmarkt door oprichting van een eigen bedrijf te stimuleren; gaat ervan uit dat de raming van het aantal werknemers die voor deze stimuleringsmaatregel in aanmerking komen eveneens gebaseerd is op ervaringen bij eerdere EFG-dossiers in deze regio;
15. constateert met voldoening dat het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening is opgesteld in overleg met zowel de werkgeversvereniging FEMEVAL als de vakbonden UGT-PV CCOO-PV, en dat een beleid van gelijke behandeling van mannen en vrouwen en non-discriminatie zal worden toegepast in de verschillende stadia van de uitvoering van het EFG en bij de toegang daartoe;
16. herinnert aan het belang van een betere inzetbaarheid van alle werknemers door aangepaste opleiding en de erkenning van de in de loop van het beroepsleven opgedane vaardigheden en bekwaamheden; verwacht dat de opleiding die in het gecoördineerde pakket wordt aangeboden, niet alleen is afgestemd op de behoeften van de ontslagen werknemers, maar ook op het huidige ondernemingsklimaat;
17. merkt op dat de informatie die is verstrekt over het gecoördineerde pakket van individuele diensten dat uit het EFG moet worden gefinancierd, gegevens bevat over de complementariteit met maatregelen die worden gefinancierd uit de structuurfondsen; benadrukt dat de Spaanse autoriteiten bevestigen dat voor de subsidiabele maatregelen geen steun uit andere financieringsinstrumenten van de Unie wordt ontvangen; herhaalt zijn oproep aan de Commissie om in haar jaarverslagen een vergelijkende evaluatie van deze gegevens op te nemen zodat de bestaande verordeningen volledig in acht worden genomen en er geen dubbel gebruik van door de Unie gefinancierde diensten kan voorkomen;
18. merkt op dat de kostenraming voor de algemene voorlichtingsbijeenkomsten, die als eerste maatregel in de lijst van voorgestelde acties zijn genoemd, 50% hoger is dan in een aanvraag uit dezelfde regio van het jaar voordien;
19. waardeert de verbeterde procedure die de Commissie naar aanleiding van het aandringen van het Parlement op snellere vrijgave van subsidies heeft ingevoerd; stelt vast dat de Commissie binnen twaalf weken na de ontvangst van de volledige aanvraag heeft beoordeeld of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor het verlenen van een financiële bijdrage;
20. benadrukt dat er overeenkomstig artikel 9 van de EFG-verordening op moet worden toegezien dat de EFG-steun beperkt blijft tot hetgeen noodzakelijk is om aan de beoogde begunstigden solidariteit te betonen en tijdelijke, eenmalige steun te verlenen, en niet langer in de plaats komt van maatregelen waartoe bedrijven verplicht zijn krachtens hun nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten;
21. verwelkomt de nieuw vastgestelde EFG-verordening die invulling geeft aan de tussen het Parlement en de Raad bereikte overeenstemming om het criterium "crisisafwijking" opnieuw in te voeren, de financiële bijdrage van de Unie te verhogen tot 60 % van de totale geschatte kosten van de voorgestelde maatregelen, de efficiëntie voor de behandeling van EFG-aanvragen in de Commissie en door het Parlement en de Raad te verhogen door de termijn voor beoordeling en goedkeuring te verkorten, de subsidiabele maatregelen en begunstigden uit te breiden door zelfstandigen en jongeren toe te voegen en stimuleringsmaatregelen voor de oprichting van een eigen bedrijf te financieren;
22. herinnert eraan dat in artikel 7 van de EFG-verordening is bepaald dat bij het samenstellen van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening rekening moet worden gehouden met toekomstperspectieven op de arbeidsmarkt en de vereiste vaardigheden, en dat het gecoördineerde pakket gericht dient te zijn op de overgang naar een grondstoffenefficiënte en duurzame economie;
23. hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;
24. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie ;
25. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
BIJLAGE
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 2 december 2013 betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer (aanvraag EGF/2014/004 ES/Comunidad Valenciana, ingediend door Spanje)
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Besluit nr. 2014/816/EU.)
Resolutie van het Europees Parlement van 21 oktober 2014 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2013/012 BE/Ford Genk, ingediend door België) (COM(2014)0532 – C8-0126/2014 – 2014/2065(BUD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2014)0532 – C8‑0126/2014),
– gezien Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering(1) (EFG-verordening),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(2), en met name artikel 12,
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(3) (IIA van 2 december 2013), en met name punt 13 hiervan,
– gezien de trialoogprocedure als bedoeld in punt 13 van het IIA van 2 december 2013,
– gezien de brief van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,
– gezien de brief van de Commissie regionale ontwikkeling,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0015/2014),
A. overwegende dat de Unie wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te geven aan werknemers die gebukt gaan onder de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, en om te helpen bij hun terugkeer naar de arbeidsmarkt;
B. overwegende dat financiële steun van de Unie aan ontslagen werknemers flexibel moet zijn en zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking moet worden gesteld, overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die is goedgekeurd tijdens het overleg van 17 juli 2008, en met inachtneming van het IIA van 2 december 2013 met betrekking tot het nemen van besluiten om middelen beschikbaar te stellen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG);
C. overwegende dat België aanvraag EGF/2013/012 BE/Ford Genk voor een financiële bijdrage van het EFG heeft ingediend naar aanleiding van 512 gedwongen ontslagen, waarbij 479 personen naar verwachting aan de maatregelen zullen deelnemen, in de assemblagefabriek van Ford-Werke GmbH(4) in Genk (" Ford Genk ") en bij 10 leveranciers van Ford Genk in België tijdens de referentieperiode van 1 juli 2013 tot 1 november 2013;
D. overwegende dat de aanvraag voldoet aan de subsidiabiliteitscriteria die zijn vastgelegd in de EFG-verordening;
1. stelt vast dat deels is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2, onder a), van de EFG-verordening wat het minimumaantal ontslagen tijdens de referentieperiode betreft, aangezien er minder dan 500 ontslagen zijn gevallen; is van mening dat een aanvraag voor een bijdrage van het EFG als ontvankelijk kan worden aangemerkt wanneer de ontslagen ernstige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en voor de plaatselijke economie; houdt rekening met twee andere ontslaggolven die in 2014 worden verwacht (ongeveer 4 340 ontslagen bij Ford Genk en 2 820 ontslagen bij zijn in hetzelfde geografische gebied gevestigde leveranciers); neemt aan dat deze een zware weerslag zullen hebben voor het hele Vlaams gewest, nu er naar schatting meer dan 11 000 banen verloren zullen gaan; herinnert eraan dat door zo snel mogelijk specifieke maatregelen voor de eerste groep ontslagen werknemers ten uitvoer te leggen hun kansen om een nieuwe baan te vinden worden geoptimaliseerd en alle ontslagen werknemers dezelfde kansen worden geboden; is het daarom met de Commissie eens dat België recht heeft op een financiële bijdrage uit hoofde van deze verordening;
2. merkt op dat de Belgische autoriteiten de aanvraag voor een financiële bijdrage van het EFG op 23 december 2013 hebben ingediend en tot en met 12 juni 2014 aanvullende informatie hebben verstrekt, en dat de Commissie haar beoordeling op 22 augustus 2014 openbaar heeft gemaakt; is zeer tevreden over de snelheid waarmee de beoordeling is afgerond, namelijk in minder dan 8 maanden; acht het met nadruk van belang dat in de nieuwe EFG-verordening (Verordening (EU) nr.1309/2013)(5) een beoordelingsperiode van maximaal 20 weken wordt ingevoerd;
3. is van mening dat de ontslagen in de assemblagefabriek van Ford-Werke GmbH en bij 10 leveranciers van Ford Genk in verband staan met grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ingevolge de globalisering, een snelle afname van het marktaandeel van de EU in de sector van de productie van personenauto's wereldwijd en een constante daling van de verkoop van nieuwe auto's in de Unie;
4. stelt vast dat Ford Genk de grootste werkgever in de provincie Limburg was en dat de 512 ontslagen en de twee volgende, te verwachten ontslaggolven ten gevolge van de sluiting van Ford Genk ernstige gevolgen zullen hebben voor de plaatselijke werkgelegenheid, die gekenmerkt wordt door een hoge werkloosheid, lagere kwalificatie- en vaardigheidsniveaus, en een minder ontwikkeld aanbod aan onderwijsdiensten; stelt vast dat volgens een studie waarnaar de Belgische autoriteiten verwijzen(6), per 100 banen die naar verwachting bij Ford Genk verloren zullen gaan, 65 banen zouden verdwijnen bij zijn rechtstreekse en onrechtstreekse leveranciers in Limburg en nog eens 72 banen bij leveranciers die elders in het Vlaams Gewest gevestigd zijn;
5. merkt op dat sinds het EFG in 2007 operationeel werd, 17 besluiten betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG betrekking hadden op de automobielsector(7); acht eerdere EFG-besluiten(8) betroffen met name de afname van het marktaandeel in de productie van personenauto's; dringt erop aan dat een beoordeling van de effecten van de EFG-maatregelen specifiek wordt gekoppeld aan de ontslagen in de automobielsector, aan de hand van deze aanvragen en de vóór het einde van het jaar nog te verwachten aanvragen;
6. juicht toe dat de Belgische autoriteiten hebben besloten op 1 juli 2013 met de uitvoering van de individuele diensten voor de getroffen werknemers te beginnen, teneinde de werknemers snel bijstand te verlenen, ruimschoots vooruitlopend op het definitieve besluit over de toekenning van EFG-steun voor het voorgestelde gecoördineerde pakket;
7. stelt vast dat het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening waarvoor medefinanciering wordt aangevraagd, de volgende maatregelen omvat voor de terugkeer van 479 ontslagen werknemers naar de arbeidsmarkt (per categorie): (1) hulp bij het zoeken naar werk (keyaccountmanager, sociale interventieadviseur, informatie over mogelijkheden voor beroepsonderwijs en -opleiding, actieve baangeoriënteerde begeleiding) en 2) opleiding en omscholing (beroepsopleidingscursussen, werk dankzij een individuele beroepsopleiding, sollicitatietraining);
8. verwelkomt het feit dat de Vlaamse regering voor de aanpak van deze kwestie een speciale taskforce heeft ingesteld waarin alle belanghebbenden zijn verenigd en waaraan de diensten van de Commissie meewerken;
9. constateert met voldoening dat de in de Sociaal-Economische Raad van de Regio Limburg (SERR Limburg) vertegenwoordigde sociale partners niet alleen werden geraadpleegd maar ook zelf hebben deelgenomen aan het monitoringcomité dat speciaal voor de EFG-aanvraag werd opgericht; stelt bovendien vast dat de EFG-aanvraag met de sociale partners werd besproken in het kader van de regelmatige verslaglegging over de uitvoering van het " Strategisch Actieplan Limburg in het Kwadraat " (SALK), dat werd opgesteld om het hoofd te bieden aan de regionale gevolgen van de sluiting van Ford Genk;
10. herinnert aan het belang van een verbetering van de inzetbaarheid van alle werknemers door aangepaste opleiding en de erkenning van de in de loop van het beroepsleven opgedane vaardigheden en bekwaamheden; verwacht dat de opleiding die in het gecoördineerde pakket wordt aangeboden, niet alleen is afgestemd op de behoeften van de ontslagen werknemers, maar ook op het huidige ondernemingsklimaat; merkt tevens op dat de aangeboden opleidingen en omscholing moeten inspelen en voortbouwen op de specifieke vaardigheden en bekwaamheden die de getroffen werknemers hebben opgebouwd in de automobiel- en toeleveringsindustrie;
11. merkt op dat de informatie die is verstrekt over het gecoördineerde pakket van individuele diensten waarvoor EFG-medefinanciering wordt aangevraagd, gegevens bevat over de complementariteit met maatregelen die worden gefinancierd uit de structuurfondsen; benadrukt dat de Belgische autoriteiten bevestigen dat voor de subsidiabele maatregelen geen steun uit andere financieringsinstrumenten van de Unie wordt ontvangen; herhaalt zijn oproep aan de Commissie om in haar jaarverslagen een vergelijkende evaluatie van deze gegevens op te nemen om ervoor te zorgen dat de bestaande verordeningen volledig in acht worden genomen en te voorkomen dat door de Unie gefinancierde diensten dubbel worden aangeboden;
12. verzoekt de betrokken instellingen de nodige maatregelen te nemen om de procedurele regelingen te verbeteren teneinde de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te bespoedigen; heeft waardering voor de verbeterde procedure die de Commissie naar aanleiding van het aandringen van het Parlement op snellere vrijgave van subsidies heeft ingevoerd, waarbij de beoordeling door de Commissie van de subsidiabiliteit van een EFG-aanvraag tegelijk met het voorstel tot het beschikbaar stellen van middelen uit het EFG aan het Europees Parlement en de Raad moet worden voorgelegd; benadrukt dat verdere verbeteringen aan de procedure zijn opgenomen in de nieuwe EFG-verordening (Verordening (EU) nr. 1309/2013) en dat daarmee grotere doelmatigheid, transparantie en zichtbaarheid van het EFG zullen worden bereikt;
13. beklemtoont dat overeenkomstig artikel 6 van de EFG-verordening moet worden gewaarborgd dat met middelen uit het EFG de duurzame terugkeer van individuele ontslagen werknemers naar de arbeidsmarkt wordt gesteund; benadrukt voorts dat de EFG-steun alleen actieve arbeidsmarktmaatregelen kan medefinancieren die duurzame werkgelegenheid voor de lange termijn opleveren; herhaalt dat uit het EFG afkomstige steun niet in de plaats mag komen van maatregelen waartoe ondernemingen verplicht zijn krachtens de nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten, noch van maatregelen voor de herstructurering van ondernemingen of sectoren;
14. is ingenomen met de vaststelling van Verordening (EU) nr. 1309/2013, die vorm geeft aan de overeenkomst tussen het Europees Parlement en de Raad om het criterium "crisisafwijking" opnieuw in te voeren, om de financiële bijdrage van de Unie te verhogen tot 60% van de totale geschatte kosten van de voorgestelde maatregelen, om de efficiëntie van de behandeling van EFG-aanvragen in de Commissie en door het Europees Parlement en de Raad te verhogen door de termijn voor beoordeling en goedkeuring te verkorten, om de subsidiabele maatregelen en begunstigden uit te breiden door zelfstandigen en jongeren toe te voegen en om stimuleringsmaatregelen voor de oprichting van een eigen bedrijf te financieren;
15. hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;
16. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
BIJLAGE
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2013/012 BE/Ford Genk, ingediend door België)
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Besluit nr. 2014/813/EU.)
Ford-Werke GmbH, een dochteronderneming van Ford of Europe AG met statutaire zetel in Keulen (Duitsland), beschikt over productie-eenheden in Keulen en Saarlouis (Duitsland) en in Genk (België).
Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855).
Peeters, L., Vancauteren, M., "Studie van de economische impact van de sluiting van Ford Genk" , Universiteit Hasselt, november 2013 (http://www.uhasselt.be/documents/kizok/impactstudie.pdf).
Zie de voorstellen van de Commissie met betrekking tot de aanvragen EGF/2007/001 FR/Peugeot leveranciers (COM(2007)0415 van 12.7.2007), EGF/2007/010 PT/Lissabon-Alentejo (COM(2008)0094 van 20.2.2008), EGF/2008/002 ES/Delphi (COM(2008)0547 van 9.9.2008), EGF/2008/004 ES/Castilla y León / Aragón (COM(2009)0150 van 26.3.2009), EGF/2009/013 DE/Karmann (COM(2010)0007 van 22.1.2010), EGF/2012/004 ES/Grupo Santana (COM(2014)0116 van 5.3.2014), EGF/2012/005 SE/Saab (COM(2012)0622 van 19.10.2012), EGF/2012/008 IT/De Tomaso automobili (COM(2013)0469 van 28.6.2013).
Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering: aanvraag EGF/2013/002 BE/Carsid
Resolutie van het Europees Parlement van 21 oktober 2014 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2013/002 BE/Carsid van België) (COM(2014)0553 – C8-0136/2014 – 2014/2071(BUD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2014)0553 – C8‑0136/2014),
– gezien Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering(1) (EFG-verordening),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(2), en met name 12 hiervan,
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(3), en met name punt 13 hiervan,
– gezien de trialoogprocedure overeenkomstig punt 13 van het IIA van 2 december 2013,
– gezien de brief van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,
– gezien de brief van de Commissie regionale ontwikkeling,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0017/2014),
A. overwegende dat de Unie wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, en hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt;
B. overwegende dat financiële steun van de Unie aan ontslagen werknemers flexibel moet zijn en zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking moet worden gesteld, overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die is goedgekeurd tijdens het overleg van 17 juli 2008, en met inachtneming van het IIA van 2 december 2013 met betrekking tot het nemen van besluiten om middelen beschikbaar te stellen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG);
C. overwegende dat de vaststelling van Verordening (EU) nr. 1309/2013(4) vorm geeft aan de overeenkomst tussen het Parlement en de Raad om het criterium "crisisafwijking" opnieuw in te voeren, de financiële bijdrage van de Unie te verhogen tot 60% van de totale geschatte kosten van de voorgestelde maatregelen, de efficiëntie voor de behandeling van EFG-aanvragen in de Commissie en door het Parlement en de Raad te verhogen door de termijn voor beoordeling en goedkeuring te verkorten, de subsidiabele maatregelen en begunstigden uit te breiden door zelfstandigen en jongeren toe te voegen en stimuleringsmaatregelen voor de oprichting van een eigen bedrijf te financieren;
D. overwegende dat België aanvraag EGF/2013/002 BE/Carsid heeft ingediend om middelen ter beschikking te stellen uit het EFG naar aanleiding van 939 gedwongen ontslagen, waarbij naar verwachting 752 personen aan de maatregelen zullen deelnemen, die verband houden met de sluiting van de productie-eenheid van Carsid SA ("Carsid")(5) in Marcinelle bij Charleroi in België, tijdens de referentieperiode van 28 september 2012 tot 28 januari 2013;
E. overwegende dat een financiële bijdrage uit het EFG wordt gevraagd ter hoogte van 911 934 EUR (50% van de totale kosten);
F. overwegende dat de aanvraag voldoet aan de subsidiabiliteitscriteria die zijn vastgelegd in de EFG-verordening;
1. merkt op dat de aanvraag is gebaseerd op artikel 2, onder a), van de EFG-verordening; is het met de Commissie eens dat is voldaan is aan de voorwaarden van de EFG-verordening en dat België bijgevolg recht heeft op een financiële bijdrage op grond van die verordening;
2. stelt vast dat de Belgische autoriteiten de aanvraag voor een financiële bijdrage uit het EFG op 2 april 2013 hebben ingediend, tot en met 4 juli 2014 aanvullende informatie hebben verstrekt, en dat de Commissie haar beoordeling op 5 september 2014 bekend heeft gemaakt;
3. wijst erop dat de relatief lange procedure van de datum van de eerste ontslagen tot de beoordeling van de aanvraag het mogelijk maakte om nauwkeurige informatie te vergaren over onderhavig dossier;
4. spreekt zijn bezorgdheid uit over de lengte van deze procedure en herinnert eraan dat het EFG zo snel mogelijk moet worden ingezet;
5. is verheugd dat de Belgische autoriteiten hebben besloten met de uitvoering van de individuele diensten voor de getroffen werknemers te beginnen op 1 oktober 2012 teneinde de werknemers snel bijstand te verlenen, ruimschoots vooruitlopend op het definitieve besluit over de toekenning van EFG-steun voor het voorgestelde gecoördineerde pakket;
6. is ingenomen met het feit dat een dergelijke langdurige procedure tot het verleden zal behoren dankzij de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 1309/2013, ook al mag een snelle behandeling van aanvragen voor middelen uit het fonds niet ten koste gaan van de efficiëntie;
7. is van mening dat de ontslagen in de productie-eenheid van Carsid SA ("Carsid") verband houden met grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ingevolge de globalisering en een snelle daling van het wereldwijde marktaandeel van de Unie in de sector van de productie van continu gegoten ruwstaal (onder meer knuppels, bloemen en plakken) en een aanhoudende daling van de productie van gegoten ruwstaal in de Unie vanwege een daling van de vraag naar staal in de automobielsector en de bouwsector;
8. wijst erop dat de ontslagen bij Carsid de werkloosheid in de streek van Charleroi (waar vroeger steenkolenmijnen en staalfabrieken waren en de werkgelegenheid sterk afhankelijk is van de traditionele zware industrie), die wordt gekenmerkt door veel langdurig werklozen en lage kwalificatie- en vaardigheidsniveaus, naar verwachting aanzienlijk zullen verslechteren; wijst erop dat de werkloosheid in 2012 in het arrondissement Charleroi (arrondissement) 21,6% bedroeg, in vergelijking met gemiddeld 15,8% in het Waals Gewest en 11,2% op nationaal niveau;
9. verwelkomt de actieve arbeidsmarktmaatregelen en juicht het toe dat de individuele dienstverlening die uit het EFG wordt gesteund geen vergoedingen omvat;
10. benadrukt dat de individuele dienstverlening aan de begunstigden efficiënt moet zijn, vooral omdat deze werknemers omgeschoold moeten worden om werk te vinden in andere sectoren, gezien de daling van de werkgelegenheid in de productiesector in de getroffen regio;
11. wijst erop dat de productie van continu gegoten ruwstaal in de EU-27 tussen 2006 en 2011 is gedaald met 13,4%, en dat het marktaandeel van de EU-27 in diezelfde periode is gedaald met 30,7%; benadrukt dat de staalsector in Europa dus te maken heeft met ernstige economische problemen; herinnert er in dit verband aan dat voor de staalsector 4 EFG-aanvragen zijn ingediend(6);
12. stelt vast dat het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening waarvoor medefinanciering wordt aangevraagd, de volgende maatregelen omvat voor de terugkeer van 752 ontslagen werknemers naar de arbeidsmarkt (per categorie): (1) individuele hulp bij het zoeken van een baan, casemanagement en algemene voorlichting en (2) opleiding en omscholing;
13. is ingenomen met het feit dat verschillende sociale partners en organisaties betrokken waren bij de algemene coördinatie en uitvoering van de maatregelen: de vakbonden (ABVV, ACV), de sectorale centra voor beroeps- en technologische opleiding die actief zijn in het Waals Gewest, Forem (de Waalse Dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling), het Agentschap voor het Europees Sociaal Fonds (ESF) van de Franse Gemeenschap van België en de Waalse regering; merkt verder op dat de vakbonden rechtstreeks betrokken zijn bij het beheer van de speciaal opgerichte omscholingscel en bij de uitvoering van bepaalde maatregelen;
14. herinnert eraan dat de inzetbaarheid van alle werknemers verbeterd moet worden door aangepaste opleidingen en de erkenning van de in de loop van het beroepsleven opgedane vaardigheden en bekwaamheden; verwacht dat de opleiding die in het gecoördineerde pakket wordt aangeboden, niet alleen is afgestemd op de behoeften van de ontslagen werknemers, maar ook op het huidige ondernemingsklimaat;
15. merkt op dat de informatie die is verstrekt over het gecoördineerde pakket van individuele diensten dat uit het EFG moet worden gefinancierd, gegevens bevat over de complementariteit met maatregelen die worden gefinancierd uit de structuurfondsen; benadrukt dat de Belgische autoriteiten bevestigen dat voor de subsidiabele maatregelen geen steun uit andere financieringsinstrumenten van de Unie wordt ontvangen; herhaalt zijn oproep aan de Commissie om in haar jaarverslagen een vergelijkende evaluatie van deze gegevens op te nemen zodat de bestaande verordeningen volledig in acht worden genomen en te voorkomen dat door de Unie gefinancierde diensten dubbel worden aangeboden;
16. verzoekt de betrokken instellingen de nodige maatregelen te nemen om de procedurele regelingen te verbeteren teneinde de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te bespoedigen; waardeert de verbeterde procedure die de Commissie op verzoek van het Parlement in het leven heeft geroepen om de toekenning van subsidies te versnellen, met als doel de beoordeling door de Commissie van de subsidiabiliteit van een EFG-aanvraag en het voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG samen aan het Parlement en de Raad voor te leggen; benadrukt dat verdere verbeteringen aan de procedure zijn opgenomen in Verordening (EU) nr. 1309/2013) en dat grotere doelmatigheid, transparantie en zichtbaarheid van het EFG zullen worden bereikt;
17. beklemtoont dat overeenkomstig artikel 6 van de EFG-verordening moet worden gewaarborgd dat met middelen uit het EFG de duurzame herintegratie van individuele ontslagen werknemers op de arbeidsmarkt wordt gesteund; benadrukt voorts dat met de EFG-steun alleen actieve arbeidsmarktmaatregelen kunnen worden medegefinancierd die duurzame werkgelegenheid voor de lange termijn opleveren; herhaalt dat uit het EFG afkomstige steun niet in de plaats mag komen van maatregelen waartoe ondernemingen verplicht zijn krachtens de nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten, noch van maatregelen voor de herstructurering van ondernemingen of sectoren;
18. hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;
19. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie ;
20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
BIJLAGE
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2013/002 BE/Carsid van België)
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Besluit nr. 2014/811/EU.)
Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855).
Carsid produceerde staalplakken die bestemd waren om verder te worden verwerkt door fabrieken die behoren tot de Duferco-groep in België (hoofdzakelijk voor de productie van warmgewalste producten en koudgewalste producten die worden gebruikt in de bouwsector, de sector transportmiddelen en de automobielsector). Tussen 2006 en 2011 maakte Carsid deel uit van een joint venture tussen Duferco en NLMK. Deze aanvraag houdt dan ook verband met aanvraag EGF/2013/007 BE/Henegouwen staal (Duferco-NLMK).
Resolutie van het Europees Parlement van 21 oktober 2014 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2014/006 FR/PSA, ingediend door Frankrijk) (COM(2014)0560 – C8-0141/2014 – 2014/2076(BUD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2014)0560 – C8‑0141/2014),
– gezien Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006(1),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(2), en met name 12 hiervan,
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(3) (IIA van 2 december 2013), en met name punt 13 hiervan,
– gezien de trialoogprocedure overeenkomstig punt 13 van het IIA van 2 december 2013,
– gezien de brief van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,
– gezien de brief van de Commissie regionale ontwikkeling,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0016/2014),
A. overwegende dat de Unie wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, en hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt;
B. overwegende dat financiële steun van de Unie aan ontslagen werknemers flexibel moet zijn en zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking moet worden gesteld, overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die is goedgekeurd op het overleg van 17 juli 2008, en met eerbiediging van het IIA van 2 december 2013 wat betreft het nemen van besluiten om middelen beschikbaar te stellen uit het EFG;
C. overwegende dat de vaststelling van de nieuwe EFG-verordening vorm geeft aan de overeenkomst tussen het Parlement en de Raad om het criterium "crisisafwijking" opnieuw in te voeren, de financiële bijdrage van de Unie te verhogen tot 60% van de totale geschatte kosten van de voorgestelde maatregelen, de efficiëntie voor de behandeling van EFG-aanvragen in de Commissie en door het Parlement en de Raad te verhogen door de termijn voor beoordeling en goedkeuring te verkorten, de subsidiabele maatregelen en begunstigden uit te breiden door zelfstandigen en jongeren toe te voegen en stimuleringsmaatregelen voor de oprichting van een eigen bedrijf te financieren;
D. overwegende dat Frankrijk aanvraag EGF/2014/006 FR/PSA heeft ingediend om middelen ter beschikking te stellen uit het EFG naar aanleiding van 6 120 gedwongen ontslagen bij Peugeot Citroën Automobiles ("PSA"), actief in afdeling 29 van de NACE Rev. 2 ("Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers"), waarbij de ontslagen voornamelijk zijn gevallen in de regio's Ile de France (de fabriek van Aulnay) en Bretagne (de fabriek in Rennes), met 475 werknemers die in aanmerking komen voor maatregelen met medefinanciering door het EFG, gedurende de referentieperiode van 1 oktober 2013 tot 31 januari 2014;
E. overwegende dat de aanvraag voldoet aan de criteria voor subsidiabiliteit van de EFG-verordening;
F. overwegende dat in de betreffende locaties een grondige industriële omschakeling kan plaatsvinden, met name in de fabriek te Aulnay-sous-Bois, waar een aanzienlijk aantal werknemers opnieuw ingezet kan worden indien het potentieel voor multimodaal vervoer ten volle kan worden benut;
G. overwegende dat de plaatselijke autoriteiten in Bretagne niet betrokken waren bij de organisatie van individuele dienstverlening aan de getroffen werknemers, ook al waren ze verantwoordelijk voor de beroepsopleiding; overwegende dat de plaatselijke vertegenwoordigers van vakbonden van de belangrijkste locaties niet betrokken waren bij de onderhandelingen over de maatregelen;
1. is het met de Commissie eens dat is voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 4, lid 1, onder a), van de EFG-verordening en dat Frankrijk bijgevolg recht heeft op een financiële bijdrage op grond van die verordening;
2. stelt vast dat de Franse autoriteiten de aanvraag voor een financiële bijdrage uit het EFG op 25 april 2014 hebben ingediend en dat de beoordeling daarvan door de Commissie op 10 september 2014 is gepubliceerd; is ingenomen met het feit dat de beoordeling binnen vijf maanden is afgerond;
3. is van mening dat de gedwongen ontslagen bij PSA verband houden met grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ingevolge de globalisering, gezien de opmerking van Frankrijk (L'industrie Automobile Francaise, Analyse et statistiques 2013(4)) dat tussen 2000 en 2012 de wereldwijde productie van voertuigen toenam met 44%, terwijl in dezelfde periode de productie in West-Europa kromp met 25%, en dat daarnaast de productie in derde landen (Zuid-Korea, China, Turkije, Indonesië, Iran, Maleisië, Thailand en Zuid-Amerika) aanzienlijk toenam en nu 47% van de wereldwijde productie vertegenwoordigt (gestegen van 15% in 2000);
4. wijst erop dat de 6 120 ontslagen de werkloosheidssituatie in de regio's Ile de France en Bretagne, waar twee van de getroffen fabrieken zich bevinden, verder zullen verergeren, omdat de fabriek van de stad Aulnay de op 7 na grootste werkgever was en de ontslagen het aantal werknemers in de regio met 13,6% verminderen;
5. wijst erop dat tot op heden voor de automobielsector 21 EFG-aanvragen werden ingediend, waarvan er 12 gebaseerd waren op handelsgerelateerde globalisering en 9 op de wereldwijde financiële en economische crisis; acht het noodzakelijk dat specifiek aandacht aan deze sector wordt besteed in het tweejaarlijks verslag dat in augustus 2015 gepubliceerd moet worden;
6. merkt op dat dit de derde aanvraag ten behoeve van de Franse automobielsector is ter hoogte van meer dan 10 miljoen EUR; benadrukt het belang van goed voorbereide aanpassingen en een juiste vaststelling van vaardigheden, zodat heroriëntatie mogelijk wordt door de bekwaamheden van werknemers in te zetten in andere sectoren;
7. is verheugd dat de Franse autoriteiten op 3 juni 2013 hebben besloten met de uitvoering van de individuele diensten voor de getroffen werknemers te beginnen teneinde de werknemers snel bijstand te verlenen, ruimschoots vooruitlopend op het definitieve besluit over de toekenning van EFG-steun voor het voorgestelde gecoördineerde pakket; betreurt dat de Commissie, ondanks deze snelle uitvoering, het verzoek moest beoordelen zonder dat de Franse autoriteiten de benodigde informatie hadden ingediend inzake prefinanciering en nationale medefinanciering;
8. wijst erop dat het gecoördineerde pakket individuele dienstverlening dat moet worden medegefinancierd maatregelen voor ontslagen werknemers omvat als onthaalcentrum en dossierbehandeling, externe deskundigen en adviseurs, thematische workshops, opleidingen, opleidingstoelagen en subsidies bij het oprichten van een bedrijf;
9. is verheugd dat het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening is opgesteld in overleg met de nationale vertegenwoordigers van de beoogde begunstigden en de sociale partners, en dat een beleid van gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie zal worden toegepast in de verschillende stadia van de uitvoering van het EFG en bij de toegang ertoe;
10. betreurt echter dat de lokale overheden en vakbonden onvoldoende bij de voorbereidingen zijn betrokken; stelt in het kader van een toekomstige herziening van de EFG-verordening voor om verplicht te stellen dat nationale autoriteiten bij hun aanvraag om beschikbaarstelling van middelen vermelden dat formeel overleg heeft plaatsgevonden met de lokale overheden en vakbonden; acht het noodzakelijk dat het EFG beter wordt geïntegreerd in de programma's en processen voor omschakeling van lokale economische structuren;
11. is ingenomen met het hoge aantal geschatte deelnemers die subsidies ontvangen bij het oprichten van een bedrijf; merkt op dat de hoogte van deze subsidies onder het maximum van 15 000 EUR blijft, zoals bepaald in artikel 7 van de EFG-verordening; roept op tot een tijdige beoordeling van deze specifieke actie om de resultaten van deze stimulansen te evalueren, zo mogelijk in het volgende tweejaarlijkse verslag, dan wel uiterlijk in het eindverslag;
12. prijst het plan voor de verlening van rentevrije leningen voor de oprichting van nieuwe ondernemingen; wijst erop dat dit, in combinatie met de subsidies voor het oprichten van een bedrijf, de deelnemers aanzienlijk kan helpen bij het oprichten van levensvatbare ondernemingen; is ingenomen met het feit dat de autoriteiten overwegen om voor dit doel gebruik te maken van de Europese microfinancieringsfaciliteit;
13. herinnert aan het belang van een verbetering van de inzetbaarheid van alle werknemers door aangepaste opleidingen en de erkenning van de in de loop van het beroepsleven opgedane vaardigheden en bekwaamheden;
14. betreurt dat geen middelen zijn vrijgemaakt voor maatregelen inzake voorlichting en promotie van het EFG; is van mening dat het geven van voorlichting en informatie over deze maatregelen van belang is, niet alleen om begunstigden aan trekken, maar ook om de activiteiten van de Unie op sociaal gebied voor het voetlicht te brengen;
15. merkt op dat de informatie die is verstrekt over het gecoördineerde pakket van individuele diensten dat uit het EFG moet worden gefinancierd, gegevens bevat over de complementariteit met maatregelen die worden gefinancierd uit de structuurfondsen; benadrukt dat de Franse autoriteiten bevestigen dat voor de subsidiabele maatregelen geen steun uit andere financieringsinstrumenten van de Unie wordt ontvangen; herhaalt zijn oproep aan de Commissie om in haar jaarverslagen een vergelijkende evaluatie van deze gegevens op te nemen zodat de bestaande verordeningen volledig in acht worden genomen en te voorkomen dat door de Unie gefinancierde diensten dubbel worden aangeboden;
16. waardeert de verbeterde procedure die de Commissie op verzoek van het Parlement in het leven heeft geroepen om de toekenning van subsidies te versnellen; neemt nota van de tijdsdruk die het nieuwe tijdschema met zich meebrengt, en van de mogelijke gevolgen voor de doeltreffendheid van de afhandeling van het dossier;
17. wijst erop dat de aanvraag tot doel heeft gebruik te maken van het maximaal toegestane percentage van 35% van alle kosten voor opleidingsvergoedingen en dat deze actie een aanvulling vormt op de vergoedingen betaald door de onderneming die de werknemers ontslaat, overeenkomstig de bepalingen van de EFG-verordening;
18. herinnert eraan dat in artikel 7 van de EFG-verordening is bepaald dat bij het samenstellen van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening rekening moet worden gehouden met toekomstperspectieven op de arbeidsmarkt en de vereiste vaardigheden, en dat het gecoördineerde pakket gericht moet zijn op de overgang naar een grondstoffenefficiënte en duurzame economie;
19. benadrukt dat er overeenkomstig artikel 9 van de EFG-verordening op moet worden toegezien dat de EFG-steun beperkt blijft tot hetgeen noodzakelijk is om aan de beoogde begunstigden solidariteit te betonen en tijdelijke, eenmalige steun te verlenen, en niet in de plaats komt van maatregelen waartoe bedrijven verplicht zijn krachtens hun nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten;
20. hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;
21. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
22. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
BIJLAGE
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2014/006 FR/PSA, ingediend door Frankrijk)
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Besluit nr. 2014/817/EU.)