Bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) ***I
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 13 januari 2015 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) (COM(2014)0457 – C8-0102/2014 – 2014/0213(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2014)0457),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8‑0102/2014),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 15 oktober 2014(1),
– gezien artikel 59 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie visserij (A8-0057/2014),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 13 januari 2015 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2015/... van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) De overeenkomst tot vaststelling van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee ("de GFCM-overeenkomst") voorziet in een adequaat kader voor multilaterale samenwerking ter bevordering van de ontwikkeling, de instandhouding, het rationele beheer en het optimale gebruik van levende mariene hulpbronnen in de Middellandse en de Zwarte Zee op een als duurzaam beschouwd niveau en met een laag risico van instorting van die hulpbronnen.
(2) De Europese Unie is net als Bulgarije, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Kroatië, Cyprus, Malta, Roemenië en Slovenië, overeenkomstsluitende partij bij de GFCM-overeenkomst.
(3) Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad(3) stelt bepaalde voorschriften vast voor de visserij in het overeenkomstgebied van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee ("de GFCM"). Het is de passende wetgevingshandeling voor de uitvoering van de GFCM-aanbevelingen waarvan de inhoud nog niet door EU-wetgeving wordt bestreken. Immers, Verordening (EU) nr. 1343/2011 kan worden uitgebreid met de maatregelen in de desbetreffende aanbevelingen van de GFCM.
(4) Tijdens haar jaarlijkse vergaderingen in 2011 en 2012 hechtte de GFCM haar goedkeuring aan maatregelen voor de duurzame exploitatie van rood koraal in haar bevoegdheidsgebied die in de EU-wetgeving moeten worden opgenomen. Een van deze maatregelen heeft betrekking op het gebruik van op afstand bediende onderwatervoertuigen (ROV's). De GFCM heeft besloten dat het gebruik van ROV's in gebieden onder nationale jurisdictie uitsluitend voor waarneming en prospectie van rood koraal op basis van aanbeveling GFCM/35/2011/2, na 2014 niet langer mag worden toegestaan, behoudens andersluidend wetenschappelijk advies. Overeenkomstig die aanbeveling moet het gebruik van ROV's echter toegestaan worden wanneer lidstaten die dat nog niet voor prospectie toelaten dat wensen te gaan doen, op voorwaarde dat uit in het kader van beheerplannen getrokken wetenschappelijke conclusies niet blijkt dat dit negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor de duurzame exploitatie van rood koraal. Het gebruik van ROV's mag ook voor een beperkte periode, uiterlijk tot eind 2015, worden toegestaan voor wetenschappelijke experimenten, zowel voor waarneming als voor het oogsten. Overeenkomstig een andere maatregel die is vastgelegd in aanbeveling GFCM/36/2012/1 mogen de vangsten van rood koraal alleen worden aangeland in een beperkt aantal havens dat over toereikende havenfaciliteiten beschikt en dienen de lijsten van aangewezen havens te worden verstrekt aan het GFCM-secretariaat. Wijzigingen in de lijsten van door de lidstaten aangewezen havens moeten worden meegedeeld aan de Europese Commissie, die ervoor moet zorgen dat deze informatie bij het GFCM-secretariaat terechtkomt. [Am. 1]
(5) Tijdens haar jaarlijkse vergaderingen in 2011 en 2012 heeft de GFCM aanbevelingen GFCM/35/2011/3, GFCM/35/2011/4, GFCM/35/2011/5 en GFCM/36/2012/2 goedgekeurd tot vaststelling van maatregelen voor de beperking van de incidentele vangsten van zeevogels, zeeschildpadden, monniksrobben en walvisachtigen bij de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied die in de EU-wetgeving moeten worden opgenomen. Deze maatregelen omvatten een verbod, dat ingaat op 1 januari 2015, op het gebruik van staande kieuwnetten waarvan het monofilament of het garen een diameter heeft van meer dan 0,5 mm ter beperking van de incidentele vangsten van walvisachtigen. Dit verbod gaat in op 1 januari 2015. Een soortgelijk verbod is reeds vervat in Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad(4), maar dit bestrijkt uitsluitend de Middellandse Zee. Derhalve dient dit verbod te worden opgenomen in deze verordening zodat het ook voor de Zwarte Zee geldt.
(6) Tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2012 heeft de GFCM tevens aanbeveling GFCM/36/2012/3 goedgekeurd tot vaststelling van maatregelen om in haar bevoegdheidsgebied haaien en roggen, en met name de soorten haaien en roggen die voorkomen op de lijst met bedreigde diersoorten in bijlage II bij het protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit in de Middellandse Zee(5) bij het Verdrag van Barcelona(6), een hoog niveau van bescherming tegen visserijactiviteiten te bieden. Overeenkomstig een maatregel van de GFCM zijn visserijactiviteiten die worden uitgevoerd met trawlnetten verboden binnen drie zeemijl uit de kust, mits de dieptelijnen van 50 meter niet wordt bereikt, of binnen de dieptelijnen van 50 meter waar de diepte van 50 meter op kortere afstand van de kust wordt bereikt. Een soortgelijk verbod is reeds vervat in Verordening (EG) nr. 1967/2006, maar dit bestrijkt uitsluitend de Middellandse Zee. Derhalve dient dit verbod te worden opgenomen in deze verordening zodat het ook voor de Zwarte Zee geldt. De aanbeveling bevat andere maatregelen die gericht zijn op de juiste identificatie van haaien en die niet onder Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad(7) of andere EU-wetgeving vallen. Deze dienen in deze verordening te worden opgenomen zodat ze volledig ten uitvoer worden gelegd in de EU-wetgeving.
(7) Tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2013 en 2014 keurde de GFCM aanbevelingen GFCM/37/2013/1 en GFCM/38/2014/1 goed tot vaststelling van maatregelen voor visserijtakken die kleine pelagische bestanden in de Adriatische Zee exploiteren, die ten uitvoer moeten worden gelegd in de EU-wetgeving. Deze maatregelen hebben betrekking op het beheer van de vangstcapaciteit voor kleine pelagische bestanden in de geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM, op basis van de referentievangstcapaciteit die is vastgesteld door middel van een lijst van vaartuigen die overeenkomstig punt 22 van aanbeveling GFCM/37/2013/1 uiterlijk op 30 november 2013 aan het GFCM-secretariaat moest worden verstrekt. Deze lijst omvat alle vaartuigen die uitgerust zijn met trawlnetten, ringzegens of andere soorten omsluitingsnetten zonder sluitlijn, waarvoor de betrokken lidstaten een vergunning hebben afgegeven voor de vangst van kleine pelagische bestanden en die zijn geregistreerd in havens gelegen in de geografische deelgebieden 17 en 18, of die actief zijn in het geografische deelgebied 17 en/of 18 hoewel zij per 31 oktober 2013 zijn geregistreerd in havens die zijn gelegen in andere geografische deelgebieden. Alle wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de bovengenoemde lijst moeten zodra zij zich voordoen worden meegedeeld aan de Commissie, die ervoor moet zorgen dat deze informatie bij het GFCM-secretariaat terechtkomt. De GFCM-maatregel omvat tevens een verbod op het aan boord houden of aanlanden dat ten uitvoer moet worden gelegd in de Uniewetgeving overeenkomstig artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad(8).
(8) Om uniforme voorwaarden te scheppen voor de uitvoering van sommige bepalingen van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Deze bepalingen hebben betrekking op: de vorm en verzending van het verzoek om een afwijking van een minimumdiepte voor het oogsten van rood koraal of van de minimumdiameter van de voet van kolonies van rood koraal; de vorm en verzending van de resultaten van de wetenschappelijke evaluaties van de gebieden waarvoor een afwijking van de minimumdiepte voor het oogsten van rood koraal geldt; de vorm en verzending van gegevens over het oogsten van rood koraal; informatie in verband met de incidentele vangsten van zeevogels, zeeschildpadden, monniksrobben, walvisachtigen en haaien en roggen; wijzigingen van de lijsten van havens die zijn aangewezen voor het aanlanden van vangsten van rood koraal; de impact van bepaalde vissersvaartuigen op de populaties van walvisachtigen en veranderingen die zich hebben voorgedaan in kaarten en lijsten van de geografische locaties waar zich de grotten van monniksrobben bevinden. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(9).
(9) Om ervoor te zorgen dat de EU blijft voldoen aan zijn verplichtingen uit hoofde van de GFCM-overeenkomst dient de bevoegdheid tot vaststelling van handelingen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag te worden overgedragen aan de Commissie voor wat betreft de verlening van machtigingen tot afwijking van het verbod op het oogsten van rood koraal op diepten van minder dan 50 m en tot afwijking van de minimumdiameter van de voet van kolonies van rood koraal. Voor lidstaten die Aanbeveling GFCM/35/2011/2 al omgezet hebben en passende nationale beheerkaders hebben opgezet en de Commissie daarvan al in kennis hebben gesteld, is de afwijkingsprocedure niet van toepassing. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze aan het Europees Parlement en de Raad worden voorgelegd. [Am. 2]
(10) Verordening (EU) nr. 1343/2011 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Verordening (EU) nr. 1343/2011
Verordening (EU) nr. 1343/2011 wordt als volgt gewijzigd:
(1) Het volgende artikel 15 bis wordt ingevoegd:"
"Artikel 15 bis
"Vissen met behulp van trawlnetten en kieuwnetten in de Zwarte Zee
1. Het gebruik van trawlnetten wordt verboden binnen drie zeemijl uit de kust, mits de dieptelijn van 50 meter niet wordt bereikt, of binnen de dieptelijn van 50 meter waar de diepte van 50 meter op kortere afstand van de kust wordt bereikt.
2. Met ingang van 1 januari 2015 mag de diameter van het monofilament of het garen van staande kieuwnetten niet meer bedragen dan 0,5 mm.".
"
(2) Onder titel II worden de volgende hoofdstukken IV, V en VI toegevoegd:"
"Hoofdstuk IV:
Instandhouding en duurzame exploitatie van rood koraal
Artikel 16 bis
Toepassingsgebied
De bepalingen van dit hoofdstuk gelden onverminderd het bepaalde in artikel 4, lid 2, en artikel 8, lid 1, onder e) en g), van Verordening (EG) nr. 1967/2006 of strengere maatregelen die voortvloeien uit Richtlijn 92/43/EEG van de Raad*.
Artikel 16 ter
Minimumdiepte voor het oogsten
1. Het oogsten van rood koraal op een diepte van minder dan 50 m is verboden totdat uit wetenschappelijke studies die door de wetenschappelijke adviescommissie van de GFCM zijn gevalideerd, anders blijkt. [Am. 3]
2. Overeenkomstig artikel 27 wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen om afwijkingen van lid 1 toe te staan. Deze gedelegeerde handelingen dienen voorschriften te omvatten voor de wetenschappelijke evaluatie van de gebieden waarvoor afwijkingen gelden. Voor lidstaten die Aanbeveling GFCM/35/2011/2 al omgezet hebben en passende nationale beheerkaders hebben opgezet en de Commissie daarvan al in kennis hebben gesteld, is de afwijkingsprocedure van dit artikel niet van toepassing. [Am. 4]
3. Afwijkingen als bedoeld in lid 2 mogen alleen worden toegestaan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) er is een passend nationaal beheerskader ingesteld, met inbegrip van een regeling voor vismachtigingen overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad**;
b) er zijn op nationaal niveau recente onderzoeken uitgevoerd naar de dichtheid en de verspreiding van kolonies van rood koraal;
c) door middel gebieds- of tijdsgebonden sluitingen wordt ervoor gezorgd dat alleen een beperkt aantal kolonies van rood koraal wordt geëxploiteerd; en
d) de betrokken lidstaat voert een wetenschappelijke evaluatie uit van de gebieden waarvoor een afwijking geldt.
4. Lidstaten die voornemens zijn om te verzoeken om een afwijking als bedoeld in lid 2 dienen de volgende informatie aan de Commissie over te leggen:
a) de wetenschappelijke en technische motiveringen;
b) de lijst van vissersvaartuigen die zijn gemachtigd om rood koraal te oogsten op een diepte van minder dan 50 m; en
c) de lijst van de visserijzones waar die activiteit toegestaan is, zoals aangegeven door de geografische coördinaten, zowel op het vasteland als op zee.
5. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen wat betreft de vorm en verzending van het verzoek om afwijking als bedoeld in lid 4 en van de resultaten van de wetenschappelijke evaluatie als bedoeld in lid 2. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, beschreven onderzoeksprocedure.
6. De Commissie stelt het GFCM-secretariaat op de hoogte van de besluiten uit hoofde van lid 2 en van de resultaten van de in dat lid bedoelde wetenschappelijke evaluatie.
Artikel 16 quater
De minimumdiameter van de voet van de kolonies
1. Rood koraal uit kolonies van rood koraal waarvan de voetdiameter kleiner is dan 7 mm bij de stam, gemeten binnen 1 cm boven de voet van de kolonie, mag niet worden geoogst, aan boord gehouden, overgeladen, aangeland, overgedragen, opgeslagen, verkocht of uitgestald, of te koop aangeboden als ruw product.
2. Overeenkomstig artikel 27 wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen om in afwijking van lid 1 een marge van ten hoogste 10 %, uitgedrukt in levend gewicht, toe te staan voor ondermaatse (< 7 mm) kolonies van rood koraal. De afwijkingsprocedure uit hoofde van dit artikel is niet van toepassing op lidstaten die Aanbeveling GFCM/35/2011/2 al hebben omgezet en passende nationale beheerkaders hebben opgezet en die de Commissie daarvan in kennis hebben gesteld. [Am. 5]
3. Afwijkingen als bedoeld in lid 2 mogen alleen worden toegestaan indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) er is een nationaal beheerskader ingesteld, met inbegrip van een regeling voor vismachtigingen overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;
b) er zijn specifieke bewakings- en controleprogramma's ingesteld waarin de doelstellingen, prioriteiten en benchmarks voor inspectiewerkzaamheden zijn vastgesteld. [Am. 6]
4. Lidstaten die verzoeken om een afwijking uit hoofde van lid 2 dienen aan de Commissie de wetenschappelijke en technische motiveringen voor deze afwijking voor te leggen.
5. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met betrekking tot de vorm en verzending van de wetenschappelijke en technische motiveringen als bedoeld in lid 4. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 25, lid 2 beschreven onderzoeksprocedure.
6. De Commissie stelt het GFCM-secretariaat op de hoogte van de besluiten uit hoofde van lid 2.
Artikel 16 quinquies
Vistuig en hulpmiddelen
1. Voor het oogsten van rood koraal is het enige toegestane vistuig een hamer die handmatig wordt bediend door beroepsvissers die als zodanig door de betrokken lidstaat zijn erkend. [Am. 7]
2. Het gebruik van op afstand bediende onderwatervoertuigen (Remotely Operated under-water Vehicles - ROV's) voor de exploitatie van rood koraal is verboden. Behoudens andersluidend wetenschappelijk advies, geldt dit verbod geldt met ingang van 1 januari 20152016 voor het gebruik van op afstand bediende onderwatervoertuigen waarvoor een vergunning kan zijn afgegeven door de lidstaten in de gebieden onder nationale jurisdictie uitsluitend voor observatie en prospectie van rood koraal, op basis van punt 3, onder a) of b) van aanbeveling GFCM/35/2011/2. [Am. 8]
2 bis. Lid 2 is niet van toepassing op lidstaten die het gebruik van ROV's voor prospectie nog niet hebben toegestaan en dat eventueel willen gaan doen. Een dergelijke vergunning wordt alleen afgegeven op basis van in de context van nationale beheerkaders verkregen wetenschappelijke resultaten waaruit blijkt dat er geen negatieve gevolgen zijn voor de duurzame exploitatie van rood koraal. [Am. 9]
2 ter. Het gebruik van ROV's kan uitsluitend worden toegestaan in gebieden onder nationale jurisdictie en alleen binnen een kader waarbinnen wetenschappelijke experimenten op het gebied van waarneming en van het oogsten zijn toegestaan gedurende een uiterlijk tot eind 2015 durende periode, uitgevoerd onder toezicht van nationale onderzoeksinstellingen en/of in samenwerking met nationale of internationale instanties, alsook andere belanghebbenden. [Am. 10]
Hoofdstuk V
Vermindering van de impact van visserijactiviteiten op bepaalde mariene soorten
Artikel 16 sexties
Toepassingsgebied
De bepalingen van dit hoofdstuk gelden onverminderd strengere maatregelen die voortvloeien uit Richtlijn 92/43/EEG of Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad*** en Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad****.
Artikel 16 septies
Incidentele vangsten van zeevogels in vistuig
1. Kapiteins van vissersvaartuigen dienen zeevogels die bij toeval verstrikt zijn geraakt in vistuig onmiddellijk vrij te laten.
1 bis. Vissersvaartuigen mogen alleen zeevogels aan land brengen in het kader van nationale plannen voor de instandhouding van zeevogels of om ervoor te zorgen dat gewonde exemplaren verzorgd kunnen worden, op voorwaarde dat de bevoegde nationale instanties vóór terugkeer naar de haven naar behoren en officieel in kennis zijn gesteld van het voornemen om die zeevogels aan land te brengen. [Am. 11]
Artikel 16 octies
Incidentele vangst van zeeschildpadden bij de visserij
1. Kapiteins van vissersvaartuigen dienen ongedeerde en levende zeeschildpaddenExemplaren van zeeschildpadden die bij toeval verstrikt zijn geraakt in vistuig,onmiddellijk vrij te laten op zee worden op veilige wijze behandeld en worden, voor zover dat mogelijk is, ongedeerd en levend vrijgelaten. [Am. 12]
2. Kapiteins van vissersvaartuigen mogen zeeschildpadden alleen naar de wal brengen in het kader van een specifiek reddingsprogramma of een nationaal instandhoudingsprogramma of indien dat om andere redenen noodzakelijk is om gewonde en comateuze exemplaren te redden en ervoor te zorgen dat deze verzorgd kunnen worden en op voorwaarde dat de betrokken bevoegde nationale instanties daar vóór terugkeer van het betrokken vaartuig naar de haven naar behoren en officieel van in kennis zijn gesteld. [Am. 13]
3. Vaartuigen die ringzegens of omsluitingsnetten zonder sluitlijn gebruiken voor de vangst van kleine pelagische soorten mogenvoorkomen voor zover praktisch uitvoerbaar dat zeeschildpadden niet omringen worden ingesloten. [Am. 14]
4. Vaartuigen die met beuglijnen en staande kieuwnetten vissen moeten apparatuur aan boord hebben waarmee zeeschildpadden veilig en op dusdanige wijze worden behandeld, bevrijd en vrijgelaten dat hun overlevingskansen worden gemaximaliseerd.
Artikel 16 nonies
Incidentele vangst van monniksrobben (Monachus monachus)
1. Kapiteins van vissersvaartuigen mogen monniksrobben alleen aan boord brengen, overladen en aanlanden indien dit noodzakelijk is om individuele gewonde dieren te redden en op voorwaarde dat de bevoegde nationale instanties daar vóór terugkeer van het betrokken vaartuig naar de haven naar behoren en officieel van in kennis zijn gesteld.
2. Kapiteins van vissersvaartuigen die bij toevalspecimensExemplaren van de monniksrobvangen in hun die bij toeval verstrikt zijn geraakt in vistuig, dienen deze onmiddellijkworden ongedeerd en levend vrij te latenvrijgelaten. Indien de karkassen van dode specimens moeten wordenmonniksrob al dood is, wordt het kadaver aangeland en worden in beslag genomen en vernietigd door de nationale autoriteiten op zijn laatst bij aankomst in de haven op de hoogte gebracht. [Am. 15]
Artikel 16 decies
Incidentele vangst van walvisachtigen
Kapiteins van vissersvaartuigen dienenExemplaren van walvisachtigen die bij toeval verstrikt zijn geraakt in hun vistuig, verstrikt geraakte walvisachtigen onmiddellijk vrij te latenworden op veilige wijze behandeld en worden, voor zover dat mogelijk is, ongedeerd en levend vrijgelaten. [Am. 16]
Artikel 16 undecies
Beschermde haaien en roggen
1. De soorten haaien en roggen die zijn opgenomen in bijlage II bij het protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit in de Middellandse Zee***** mogen niet aan boord gehouden, overgeladen, aangeland, overgedragen, opgeslagen, verkocht of uitgestald, of te koop worden aangeboden.
2. Vissersvaartuigen die bij toeval de soorten haaien en roggen hebben gevangen van de soorten die zijn opgenomen in bijlage II bij het protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit in de Middellandse Zee dienenlaten deze, indien ze in leven zijn, onmiddellijk ongedeerd en levend vrij te laten. [Am. 17]
Artikel 16 duodecies
Identificatie van haaien
Het aan boord ontkoppen en villen van haaien voorafgaand aan het aanlanden is verboden. Ontkopte en gevilde haaien mogen na de aanlanding niet worden aangeboden op de markt van eerste verkoop.
Hoofdstuk VI
Maatregelen ten aanzien van de visserij op kleine pelagische bestanden in de Adriatische Zee
Artikel 16 terdecies
Beheer van de vangstcapaciteit
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt de referentievangstcapaciteit voor kleine pelagische bestanden vastgesteld op basis van de lijsten van vaartuigen van de betrokken lidstaten die zijn verstrekt aan het GFCM-secretariaat, overeenkomstig punt 22 van Aanbeveling GFCM/37/2013/1. Deze lijsten omvatten alle vaartuigen die zijn uitgerust met trawlnetten, ringzegens of andere soorten omsluitingsnetten zonder sluitlijn die mogen vissen op kleine pelagische bestanden en geregistreerd staan in havens die zijn gelegen in de geografische deelgebieden 17 en 18, als bedoeld in bijlage I, of actief zijn in het geografische deelgebied 17 en/of 18 hoewel zij per 31 oktober 2013 zijn geregistreerd in havens die zijn gelegen in andere geografische deelgebieden.
2. Vaartuigen die zijn uitgerust met trawlnetten en ringzegens worden, ongeacht de totale lengte van het betrokken vaartuig, ingedeeld als vaartuigen die actief vissen op kleine pelagische bestanden wanneer sardine en/of ansjovis tijdens een willekeurige visreis ten minste 50 % van de vangst, uitgedrukt in levend gewicht, uitmaken. [Am. 18]
3. De lidstaten zien erop toe dat de totale vlootcapaciteit van de vaartuigen die uitgerust zijn met trawlnetten of ringzegens en die actief vissen op kleine pelagische bestanden in het geografische deelgebied 17, zowel wat betreft brutotonnage (GT) en/of brutoregisterton (BRT) als motorvermogen (kW), zoals vastgelegd in het nationale en het EU-vlootgegevensbestand, nooit de referentievangstcapaciteit voor kleine pelagische bestanden als bedoeld in lid 1 overschrijdt.
4. De lidstaten zien erop toe dat vaartuigen die met trawlnetten en ringzegens vissen op kleine pelagische bestanden als bedoeld in lid 2 niet meer dan 20 visdagen per maand en niet meer dan 180 visdagen per jaar actief bezig zijn met geregistreerde vangsten. [Am. 19]
5. Vaartuigen die niet zijn opgenomen in de lijst van gemachtigde vaartuigen als bedoeld in lid 1 mag niet worden toegestaan om te vissen op hoeveelheden die groter zijn dan 20 % voor ansjovis en/of sardine of, in afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, dergelijke vangsten aan boord te houden of aan te landen indien de vaartuigen een visreis maken in het geografische deelgebied 17 en/of 18.
6. De lidstaten stellen de Commissie op de hoogte van alle toevoegingen, verwijderingen en/of wijzigingen in de lijst van gemachtigde vaartuigen als bedoeld in lid 1, zodra deze zich voordoen. Deze wijzigingen doen geen afbreuk aan de in lid 1 bedoelde referentievangstcapaciteit. De Commissie zendt deze informatie door naar het GFCM-secretariaat.
_____________________
* Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
** Verordening (EG) nr. 1224/2009 van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
*** Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 147 van 1.7.2013, blz. 1).
**** Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad van 26 juni 2003 betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen (PB L 167 van 4.7.2003, blz. 1).
***** Besluit 1999/800/EG van de Raad van 22 oktober 1999 betreffende de sluiting van het protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit in de Middellandse Zee en betreffende de goedkeuring van de bijlagen van dat protocol (Verdrag van Barcelona), (PB L 322 van 14.12.1999, blz. 1).".
"
(3) Onder Titel III wordt het volgende hoofdstuk I bis ingevoegd:"
"Hoofdstuk I bis
Registratieverplichtingen
Artikel 17 bis
Oogst van rood koraal
Kapiteins van Vissersvaartuigen die toestemming hebben om rood koraal te oogsten moeten een logboek aan boord hebben waarin de dagelijkse vangst van rood koraal en de visserijactiviteiten per gebied en diepte, met inbegrip van het aantal visdagen en duiken, worden vermeld. Deze informatie wordt onverwijldbinnen de in de geldende regelgeving vastgestelde termijnen meegedeeld aan de bevoegde nationale instanties. [Am. 20]
Artikel 17 ter
Incidentele vangst van bepaalde mariene soorten
1. Kapiteins van vissersvaartuigen moeten in het visserijlogboek als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 de volgende gegevens registreren:
a) alle gevallen van de incidentele vangst en de vrijlating van zeevogels;
b) alle gevallen van de incidentele vangst en de vrijlating van zeeschildpadden, met vermelding van ten minste het type vistuig, de tijdstippen, de uitzettijd, de diepten en locaties, de doelsoorten, de soorten zeeschildpadden en of de gevangen dieren dood zijn verwijderd of levend zijn vrijgelaten;
c) alle gevallen van de incidentele vangst en de vrijlating van monniksrobben;
d) alle gevallen van de incidentele vangst en de vrijlating van walvisachtigen, met vermelding van ten minste het type visserij, de kenmerken van het vistuig, de tijdstippen en de locaties (volgens hetzij de geografische deelgebieden hetzij de statistische vakken, zoals gedefinieerd in bijlage I) en de betrokken soortenvermelding of het een dolfijn of een anderesoort van de walvisachtigen betreft; [Am. 21]
e) alle gevallen van de incidentele vangst en, indien vereist, de vrijlating van de soorten haaien en roggen van de soorten die worden genoemd in bijlage II of III bij het protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit in de Middellandse Zee. [Am. 22]
2. Uiterlijk op 31 december 2014 stellen de lidstaten de regels op voor het registreren van incidentele vangsten als bedoeld in lid 1 door de kapiteins van vissersvaartuigen die overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 geen visserijlogboek hoeven bij te houden.". [Am. 23]
"
(4) De volgende artikelen 23 bis en 23 ter worden ingevoegd:"
"Artikel 23 bis
Rapportage van relevante gegevens aan de Commissie
1. De lidstaten leggen uiterlijk op 15 novemberdecember van elk jaar de volgende informatie voor aan de Commissie: [Am. 24]
a) de in artikel 17 bis bedoelde gegevens over rood koraal;
b) in de vorm van een elektronisch verslag, de cijfers over de incidentele vangsten en de vrijlating van zeevogels, zeeschildpadden, monniksrobben, walvisachtigen en haaien en roggen, alsmede alle relevante informatie meegedeeld overeenkomstig respectievelijk artikel 17 ter, lid 1, onder a), b), c), d) en e).
2. De Commissie zendt de in lid 1 bedoelde informatie uiterlijk op 15 31december van elk jaar naar het GFCM-secretariaat. [Am. 25]
3. De lidstaten stellen de Commissie op de hoogte van alle wijzigingen in de lijst van havens die zijn aangewezen voor de aanlanding van vangsten van rood koraal overeenkomstig punt 5 van aanbeveling GFCM/36/2012/1.
4. De lidstaten verzamelen betrouwbare gegevens over de impact op de populaties van walvisachtigen in de Zwarte Zee van de vaartuigen die met staande kieuwnetten vissen op doornhaai en dienen deze information in bij de Commissie.
5. De lidstaten stellen de Commissie op de hoogte van alle wijzigingen die zich hebben voorgedaan in de kaarten en de lijsten van de geografische posities die de locatie van de grotten van monniksrobben aanduiden en waarnaar wordt verwezen in punt 6 van aanbeveling GFCM/35/2011/5.
6. De Commissie zendt de informatie als bedoeld in de leden 3, 4 en 5 onverwijld aan het GFCM-secretariaat.
7. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen wat betreft de vorm en verzending van de gegevens als bedoeld in de leden 1, 3, 4 en 5. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, beschreven onderzoeksprocedure.
Artikel 23 ter
Controle, monitoring en toezicht op de vangst van kleine pelagische bestanden in de Adriatische Zee
1. Vóór eind september van elk jaar delen de lidstaten de Commissie hun plannen en programma's mee om ervoor te zorgen dat aan de bepalingen van artikel 16 terdecies is voldaan via een adequate controle en rapportage, met name van de maandelijkse vangsten en de geleverde visserijinspanning.
2. De Commissie legt de in lid 1 bedoelde informatie uiterlijk op 30 oktober van elk jaar voor aan het GFCM-secretariaat.".
"
(5) In de eerste zin van artikel 27, lid 2, wordt "19 januari 2012" vervangen door "[de inwerkingtreding van deze verordening - datum nader in te voegen]".
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).
Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmartregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).
Besluit 77/585/EEG van de Raad van 25 juli 1977 houdende sluiting van het Verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging alsmede van het Protocol inzake de voorkoming van verontreiniging van de Middellandse Zee door storten vanuit schepen en luchtvaartuigen (PB L 240 van 19.9.1977, blz. 1).
Besluit 1999/800/EG van de Raad van 22 oktober 1999 betreffende de sluiting van het protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit in de Middellandse Zee en betreffende de goedkeuring van de bijlagen van dat protocol (Verdrag van Barcelona) (PB L 322 van 14.12.1999, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1185/2003 van 26 juni 2003 betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen (PB L 167 van 4.7.2003, blz. 1) zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 605/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).