Resolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over terrorismebestrijdingsmaatregelen (2015/2530(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien de artikelen 2, 3, 6, 7 en 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en de artikelen 4, 16, 20, 67, 68, 70, 71, 72, 75, 82, 83, 84, 85, 86, 87 en 88 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder de artikelen 6 t/m 8, artikel 10, lid 1, en de artikelen 11, 12, 21, 47 t/m 50, 52 en 53,
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 juni 2014 over het laatste verslag over de tenuitvoerlegging van de EU-interneveiligheidsstrategie 2010‑2014 (COM(2014)0365),
– gezien het verslag van Europol voor 2014 over de stand van zaken en de tendensen in verband met het terrorisme in de EU (TE-SAT),
– gezien de resolutie van de VN-Veiligheidsraad van 24 september 2014 over terroristische daden die een bedreiging vormen voor de internationale vrede en veiligheid (Resolutie 2178(2014)),
– gezien de interneveiligheidsstrategie van de EU, zoals goedgekeurd door de Raad op 25 februari 2010,
– gezien zijn resolutie van 14 december 2011 over het terrorismebestrijdingsbeleid van de EU: belangrijkste resultaten en nieuwe uitdagingen(1),
– gezien zijn aanbeveling aan de Raad van 24 april 2009 betreffende het vraagstuk van het opstellen van profielen, met name op basis van etnische afstamming en ras, in het kader van de bestrijding van terrorisme, rechtshandhaving, immigratie, douane- en grenscontrole(2);
– gezien zijn resolutie van 12 september 2013 over het tweede verslag over de tenuitvoerlegging van de EU-interneveiligheidsstrategie(3),
– gezien de dreigingsevaluatie van Europol voor 2014 inzake door internet gefaciliteerde georganiseerde criminaliteit (Internet Organised Crime Threat Assessment, iOCTA),
– gezien het verslag van Europol over de dreigingsevaluatie van de georganiseerde criminaliteit van 2013 (SOCTA),
– gezien zijn debat in de plenaire vergadering van 28 januari 2015 over terrorismebestrijdingsmaatregelen,
– gezien de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) van 29 en 30 januari 2015 in Riga,
– gezien zijn resolutie van 17 december 2014 over vernieuwing van de EU-strategie voor interne veiligheid(4),
– gezien de verklaring van de informele JBZ-Raad van 11 januari 2015,
– gezien de conclusies van de JBZ-Raad van 9 oktober en 5 december 2014,
– gezien het verslag van de EU-coördinator voor terrorismebestrijding aan de Europese Raad van 24 november 2014 (15799/14),
– gezien het werkprogramma van de Commissie voor 2015, dat op 16 december 2014 is gepubliceerd (COM(2014)0910),
– gezien de mededeling van de Commissie van 15 januari 2014 getiteld "Radicalisering tot terrorisme en gewelddadig extremisme voorkomen: naar een krachtiger beleidsantwoord van de EU" (COM (2013)0941),
– gezien advies 01/2014 van de Werkgroep gegevensbescherming artikel 29 over de toepassing van noodzakelijkheids- en evenredigheidsconcepten en gegevensbescherming binnen de wethandhavingssector,
– gezien het arrest van het Hof van Justitie van 8 april 2014 in gevoegde zaken C‑293/12 en C‑594/12, Digital Rights Ireland ltd and Seitlinger and others, en het advies van de Juridische Dienst van het Parlement over de interpretatie van dit arrest,
– gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat terrorisme en gewelddadig extremisme tot de belangrijkste bedreigingen van onze veiligheid en vrijheden behoren;
B. overwegende dat de recente tragische gebeurtenissen in Parijs ons eraan hebben herinnerd dat de Europese Unie geconfronteerd wordt met een voortdurende, zich steeds verder ontwikkelende terreurdreiging, die het afgelopen decennium verscheidene lidstaten zwaar heeft getroffen in de vorm van aanslagen, niet alleen op mensen, maar ook op de waarden en vrijheden waarop de Unie gegrondvest is;
C. overwegende dat veiligheid een van de rechten is die worden gegarandeerd door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, maar dat de grondrechten, de burgerlijke vrijheden en evenredigheid van essentieel belang zijn voor een geslaagd terrorismebestrijdingsbeleid;
D. overwegende dat in preventiestrategieën tegen terrorisme moet worden uitgegaan van een veelzijdige benadering gericht op het rechtstreeks tegengaan van de voorbereiding van aanslagen op het EU-grondgebied, maar ook op de aanpak van de fundamentele oorzaken van terrorisme; overwegende dat terrorisme een wereldwijde bedreiging is die op lokaal, nationaal, Europees en mondiaal niveau moet worden aangepakt om de veiligheid van onze burgers te versterken, de fundamentele waarden van vrijheid, democratie en mensenrechten te verdedigen en het internationaal recht te handhaven;
E. overwegende dat de verschillende zware terroristische aanslagen in de EU sinds 11 september 2001, en meest recent in januari van dit jaar, een grote impact gehad hebben op het veiligheidsgevoel van de burgers en inwoners van de EU; overwegende dat de veiligheidssituatie in Europa de afgelopen jaren drastisch is veranderd vanwege nieuwe conflicten en omwentelingen in de onmiddellijke nabijheid van de EU, de snelle ontwikkeling van nieuwe technologieën en de verontrustende toename van de radicalisering, die tot geweld en terrorisme leidt, zowel in de EU als in haar buurlanden;
F. overwegende dat de verspreiding van terroristische propaganda wordt vergemakkelijkt door het gebruik van internet en sociale media; overwegende dat terroristische groeperingen dankzij het cyberterrorisme de mogelijkheid hebben om zonder de fysieke hindernis van grenzen banden aan te knopen en te onderhouden, waardoor zij minder op steunpunten en toevluchtsoorden in de landen zijn aangewezen;
G. overwegende dat de EU te kampen heeft met een ernstige en groeiende dreiging van zogenoemde "buitenlandse strijders uit de EU", namelijk personen die naar een andere staat dan hun lidstaat van verblijf of nationaliteit trekken met het oog op het plegen of plannen van terroristische daden, of het verstrekken of ontvangen van terroristische opleiding, onder meer in verband met gewapende conflicten; overwegende dat naar schatting 3 500 à 5 000 EU-burgers naar aanleiding van het uitbreken van de oorlog en het geweld in Syrië, Irak en Libië hun woonplaats hebben verlaten om buitenlands strijder te worden, wat een enorme uitdaging vormt voor de veiligheid van de EU-burgers;
1. veroordeelt in de meest krachtige bewoordingen de gruweldaden in Parijs en geeft nogmaals uiting aan zijn diepste gevoelens van medeleven met het Franse volk en de families van de slachtoffers, en zijn eenheid bij de wereldwijde strijd tegen het terrorisme en de aanval op onze democratische waarden en vrijheden;
2. veroordeelt zeer krachtig en categoriek alle terroristische daden, de bevordering van terrorisme, de verheerlijking van bij terrorisme betrokken personen en het verdedigen van extremistische gewelddadige ideologieën, waar ter wereld deze ook plaatsvinden of worden verdedigd; benadrukt dat er geen vrijheid kan zijn zonder veiligheid en geen veiligheid zonder vrijheid;
3. constateert met bezorgdheid dat steeds meer EU-onderdanen naar conflictgebieden afreizen om zich aan te sluiten bij terroristische organisaties en daarna terugkeren naar EU-grondgebied, waar zij een risico vormen voor de interne veiligheid van de Unie en het leven van EU-burgers; verzoekt de Commissie een duidelijke en gemeenschappelijke definitie van "buitenlandse strijders uit de EU" voor te stellen met het oog op meer rechtszekerheid;
4. benadrukt dat meer gespecialiseerde maatregelen moeten worden getroffen ten aanzien van het probleem van EU-burgers die naar het buitenland reizen om voor terroristische organisaties te strijden; bevestigt dat in sommige gevallen rechtsvervolging een uitweg kan bieden, maar dat andere maatregelen moeten worden toegepast om radicalisering die tot gewelddadig extremisme leidt, te voorkomen, om het afreizen van Europese en andere strijders onmogelijk te maken en om met terugkeerders om te gaan; vraagt de lidstaten en de Commissie best practices te ontwikkelen op basis van de praktijk van lidstaten die op dit vlak geslaagde strategieën, actieplannen en programma's hebben aangenomen;
Bestrijding van de fundamentele oorzaken van terrorisme en radicalisering die tot gewelddadig extremisme leidt
5. benadrukt dat de bedreiging die van terrorisme in het algemeen uitgaat, een strategie voor terrorismebestrijding vergt die gebaseerd is op een gelaagde totaalaanpak met aandacht voor de onderliggende factoren van radicalisering die tot gewelddadig extremisme leidt, zoals sociale cohesie, inclusiviteit en politieke en religieuze tolerantie ontwikkelen, gettovorming voorkomen, aanzetting tot het plegen van terreurdaden op internet analyseren en neutraliseren, mensen beletten af te reizen om zich aan te sluiten bij terroristische organisaties, het ronselen voor en deelnemen aan conflicten voorkomen en indammen, financiële steun aan terroristische organisaties en aan personen die zich daarbij willen aansluiten, verhinderen, zo nodig overgaan tot vastberaden rechtsvervolging, en rechtshandhavingsinstanties de nodige instrumenten geven om hun taak te vervullen met volledige eerbiediging van de grondrechten;
6. vraagt de lidstaten te investeren in programma's die de onderliggende factoren van radicalisering aanpakken, zoals onderwijsprogramma's, bevordering van integratie, sociale inclusie, dialoog, participatie, gelijkheid, verdraagzaamheid en onderling begrip tussen verschillende culturen en godsdiensten;
7. wijst met ernstige bezorgdheid op het verschijnsel van radicalisering in de gevangenissen en spoort de lidstaten aan om bast practices op dit gebied uit te wisselen; vraagt dat er speciale aandacht wordt besteed aan gevangenissen en de detentieomstandigheden en dat er gerichte maatregelen worden genomen tegen radicalisering in die omgeving; verzoekt de lidstaten meer te doen om de administratiesystemen van gevangenissen te verbeteren zodat gevangenen die bij de voorbereiding van terroristische daden betrokken zijn, gemakkelijker kunnen worden gedetecteerd, radicaliseringsprocessen te volgen en te voorkomen, en speciale afstandnemings-, reclasserings- en deradicaliseringsprogramma's op te zetten;
8. wijst op de dringende noodzaak om meer werk te maken van het voorkomen van radicalisering en om deradicaliseringsprogramma's te bevorderen door het mondig maken en actief betrekken van gemeenschappen en maatschappelijke organisaties op nationaal en lokaal vlak, om de verspreiding van extremistische ideologieën een halt toe te roepen; verzoekt de Commissie om het EU-netwerk voor voorlichting over radicalisering (RAN) te versterken, aangezien dit netwerk alle spelers die betrokken zijn bij de ontwikkeling van antiradicaliseringscampagnes en bij de opzet van deradicaliseringsstructuren en procedures voor terugkerende buitenlandse strijders samenbrengt, en om extremistische ideologieën rechtstreeks uit te dagen door positieve alternatieven te bieden;
9. steunt de vaststelling van een Europese strategie om terroristische propaganda, radicale netwerken en online rekrutering tegen te gaan, waarbij wordt voortgebouwd op de werkzaamheden en initiatieven die al op intergouvernementele en vrijwillige basis zijn ontplooid met het oog verdere uitwisseling van best practices en succesvolle methoden op dit gebied;
10. vraagt de Raad een aanbeveling inzake nationale strategieën voor de preventie van radicalisering vast te stellen waarin wordt ingegaan op talrijke factoren die aan radicalisering ten grondslag liggen, en aanbevelingen aan de lidstaten worden gedaan voor het opzetten van afstandnemings-, reclasserings- en deradicaliseringsprogramma's;
Toepassing en evaluatie van bestaande wetshandhavingsmaatregelen
11. verzoekt de lidstaten optimaal gebruik te maken van bestaande platformen, databanken en waarschuwingssystemen op Europees niveau, zoals het Schengen-Informatiesysteem (SIS) en de Advanced Passenger Information Systems (APIS);
12. benadrukt dat het vrije verkeer binnen het Schengengebied een van de belangrijkste vrijheden van de Europese Unie is en dat voorstellen om het Schengensysteem op te schorten daarom uitgesloten zijn, en moedigt de lidstaten in plaats daarvan aan om de bestaande regels – op grond waarvan de tijdelijke invoering van documentcontroles reeds mogelijk is – aan te scherpen en beter gebruik te maken van het SIS‑II-systeem; merkt op dat personen die de buitengrenzen passeren, nu reeds aan bepaalde gerichte controles onderworpen kunnen worden;
13. belooft tegen het einde van dit jaar werk te maken van de voltooiing van een EU‑PNR-richtlijn; vraagt de Commissie daarom de gevolgen toe te lichten van het arrest van het Hof van Justitie over de richtlijn gegevensbewaring(5) en de mogelijke gevolgen daarvan voor de EU‑PNR-richtlijn; moedigt de Raad aan om voortgang te maken met het gegevensbeschermingspakket zodat de trialogen over beide pakketten – EU‑PNR en gegevensbescherming – gelijktijdig zouden kunnen verlopen; moedigt de Commissie aan om onafhankelijke deskundigen uit de rechtshandhavings-, veiligheids- en inlichtingen gemeenschap en vertegenwoordigers van Werkgroep 29 uit te nodigen om hun standpunten en principes betreffende de noodzaak en evenredigheid van de PNR in het licht van de veiligheidsbehoeften in te brengen;
14. vraagt de Commissie onverwijld en daarna regelmatig de huidige instrumenten te evalueren en tegelijk de resterende lacunes in de terrorismebestrijding te beoordelen, waarbij de Europese Raad regelmatig de bedreigingen voor de Unie zal inschatten, zodat de Unie en haar lidstaten doeltreffende maatregelen kunnen nemen; verzoekt de Commissie en de Raad hun steun te verlenen aan een nieuwe routekaart voor terrorismebestrijding die een doeltreffend antwoord biedt op bestaande dreigingen en daadwerkelijk de veiligheid van allen garandeert en daarbij de rechten en vrijheden waarborgt die de grondbeginselen van de Europese Unie vormen;
15. beklemtoont dat beleid ter bescherming en ondersteuning van de slachtoffers en hun families een essentieel onderdeel van terrorismebestrijding moet zijn; dringt er derhalve bij de lidstaten op aan Richtlijn 2012/29/EU van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten correct ten uitvoer te leggen;
16. is van mening dat het bestrijden van de illegale handel in vuurwapens voor de EU een prioriteit moet zijn bij de aanpak van zware en georganiseerde internationale misdaad; vindt met name dat er nog meer moet worden samengewerkt op het vlak van informatie-uitwisseling en het traceren en vernietigen van verboden wapens; vraagt de Commissie de bestaande EU-regelgeving met betrekking tot het verkeer van illegale vuurwapens, explosieven en wapenhandel in verband met georganiseerde misdaad dringend te evalueren;
17. is verheugd over de aanstaande goedkeuring op Europees niveau van een geactualiseerd rechtskader voor de bestrijding van witwaspraktijken, een beslissende stap die op alle niveaus moet worden gezet om effect te sorteren en zo een belangrijke geldbron voor terroristische organisaties aan te pakken;
18. verzoekt de lidstaten de onderlinge justitiële samenwerking met behulp van de bestaande EU-instrumenten, zoals ECRIS, het Europees arrestatiebevel en het Europees onderzoeksbevel, te verbeteren en daarbij het evenredigheidsbeginsel en de grondrechten te eerbiedigen;
Interne veiligheid en rechtshandhaving in de EU en capaciteiten van de agentschappen
19. verzoekt alle lidstaten het verkeer van terrorismeverdachten te voorkomen door versterkte controles aan de buitengrenzen, een meer systematische en efficiënte controle van reisdocumenten, de aanpak van illegale wapenhandel en frauduleus gebruik van identiteitsdocumenten, en het identificeren van risicogebieden;
20. stelt met bezorgdheid vast dat terroristische organisaties in toenemende mate gebruik maken van internet en communicatietechnologie om te communiceren, aanslagen te plannen en propaganda te verspreiden; vraagt dat internet- en socialemediabedrijven samenwerken met regeringen, rechtshandhavingsinstanties en het maatschappelijk middenveld om dit probleem te bestrijden, met de verzekering dat de algemene beginselen inzake vrije meningsuiting en persoonlijke levenssfeer te allen tijde worden gerespecteerd; onderstreept dat maatregelen die het gebruik en de verspreiding van gegevens op het internet beperken in het kader van terrorismebestrijding, noodzakelijk en evenredig moeten zijn;
21. herhaalt dat bij het verzamelen en uitwisselen van gegevens, ook door EU-agentschappen zoals Europol, altijd het EU-recht en het internationale recht in acht moeten worden genomen, en dat deze activiteiten moeten plaatsvinden binnen een samenhangend gegevensbeschermingskader met juridisch bindende normen voor de bescherming van persoonsgegevens op EU-niveau;
22. dringt ten stelligste aan op betere informatie-uitwisseling tussen de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en de EU-agentschappen; onderstreept voorts de noodzaak van een verbeterde, intensievere en snellere wereldwijde uitwisseling van informatie inzake rechtshandhaving; vraagt dat de lidstaten en derde landen zorgen voor een efficiëntere operationele samenwerking door vaker gebruik te maken van waardevolle bestaande instrumenten zoals gemeenschappelijke onderzoeksteams, het systeem voor het traceren van terrorismefinanciering en de overeenkomsten inzake persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens), alsook door sneller en efficiënter relevante gegevens en informatie uit te wisselen, met passende waarborgen inzake gegevensbescherming en privacy;
23. vraagt de Commissie en de Raad de EU-maatregelen op het gebied van terrorismebestrijding en daaraan gerelateerde gebieden aan een gedegen beoordeling te onderwerpen, en daarbij met name te bekijken hoe ze in de lidstaten in nationale wetgeving zijn omgezet en in de praktijk ten uitvoer worden gelegd, en in welke mate de lidstaten samenwerken met de bevoegde EU-agentschappen, met name Europol en Eurojust, en volgens de procedure van artikel 70 VWEU de resterende leemten te beoordelen, en deze beoordeling als onderdeel van de Europese veiligheidsagenda te publiceren;
24. onderstreept dat de Europese agentschappen en de nationale rechtshandhavingsinstanties de strijd moeten aanbinden tegen de voornaamste bronnen van inkomsten voor terroristische organisaties, onder meer witwassen van geld, mensenhandel en illegale wapenhandel; dringt in dit verband aan op de volledige implementatie van de EU-wetgeving op dit gebied, om een gecoördineerde aanpak in de hele EU te hebben; merkt op dat de lidstaten slechts 50 % van hun informatie over terrorisme en georganiseerde misdaad aan Europol en Eurojust overmaken;
25. vraagt de lidstaten beter gebruik te maken van de unieke capaciteiten van Europol door ervoor te zorgen dat hun nationale eenheden Europol systematischer en geroutineerder van relevante informatie voorzien; is voorts voorstander van de oprichting van een Europees terrorismebestrijdingsplatform binnen Europol om zijn operationele, technische en gegevensuitwisselingscapaciteiten te optimaliseren;
26. benadrukt dat de doeltreffendheid en coördinatie van de strafrechtelijke respons via Eurojust moeten worden verbeterd, dat de strafbaarstelling van misdaden die verband houden met buitenlandse strijders in de hele EU moet worden geharmoniseerd om een juridisch kader te bieden en om grensoverschrijdende samenwerking te vergemakkelijken, dat mazen in de strafrechtelijke vervolging moeten worden voorkomen en dat het hoofd moet worden geboden aan de praktische en juridische uitdagingen voor de verzameling en ontvankelijkheid van bewijsmateriaal in terrorismezaken, door Kaderbesluit 2008/919/JBZ te herzien;
27. vraagt dat er nauw democratisch en gerechtelijk toezicht wordt gehouden op het terrorismebestrijdingsbeleid en de inlichtingenactiviteiten binnen de EU, met volledige, onafhankelijke democratische controle, en benadrukt dat de samenwerking op veiligheidsgebied volledig in overeenstemming met het internationaal recht moet verlopen;
Vaststelling van een externe strategie van de EU voor de bestrijding van het internationale terrorisme
28. vraagt dat de EU actief ijvert voor een wereldwijd partnerschap tegen terrorisme en nauw samenwerkt met regionale actoren zoals de Afrikaanse Unie, de Samenwerkingsraad van de Golf en de Arabische Liga, en in het bijzonder met de landen die grenzen aan Syrië en Irak en de landen die de dramatische gevolgen van het conflict ondervinden, zoals Jordanië, Libanon en Turkije, alsook met de VN en met name het VN-Comité terrorismebestrijding; dringt in dit verband aan op meer dialoog tussen de ontwikkelings- en veiligheidsdeskundigen van de EU en deze landen;
29. onderstreept in het bijzonder dat de EU, haar lidstaten en haar partnerlanden hun strategie ter bestrijding van het internationale terrorisme moeten baseren op de regels van de rechtsstaat en op de eerbiediging van de grondrechten; onderstreept daarnaast dat het extern optreden van de Unie ter bestrijding van het internationale terrorisme in de eerste plaats gericht moet zijn op het voorkomen, tegengaan en vervolgen van terrorisme;
30. verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) een externe strategie van de EU voor de bestrijding van het internationale terrorisme vast te stellen teneinde het internationale terrorisme bij de wortel aan te pakken en terrorismebestrijding te mainstreamen; verzoekt de Commissie en EDEO een strategie te ontwikkelen voor samenwerking met derde landen bij de terreurbestrijding en daarbij toe te zien op eerbiediging van de internationale mensenrechtennormen;
31. vraagt de EU haar strategie voor de landen aan de zuidkant van de Middellandse Zee in het kader van de aan de gang zijnde evaluatie van het Europees nabuurschapsbeleid te herzien en zich te concentreren op het verlenen van steun aan die landen en actoren die er blijk van geven onze waarden te delen en bereid zijn tot hervormingen;
32. benadrukt dat in de actieplannen en bij de politieke dialoog tussen de EU en haar partnerlanden moet worden gefocust op het voorkomen en tegengaan van radicalisering, onder andere door de internationale samenwerking te intensiveren, bestaande programma's en capaciteit te benutten, en samen te werken met het maatschappelijk middenveld in landen die van belang zijn voor de bestrijding van terrorisme en radicale propaganda op internet en andere communicatiemiddelen;
33. beklemtoont dat bij een alomvattende EU-strategie voor terrorismebestrijdingsmaatregelen ook volledig gebruik moet worden gemaakt van het buitenlands en het ontwikkelingsbeleid van de EU om armoede, discriminatie en marginalisatie tegen te gaan, corruptie te bestrijden, een goed bestuur te bevorderen en conflicten te voorkomen en op te lossen, aangezien al deze factoren bijdragen aan de marginalisatie van bepaalde groepen en sectoren van de samenleving, en deze dus kwetsbaarder maken ten aanzien van de propaganda van extremistische groepen;
o o o
34. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen van de lidstaten.
Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronische communicatiediensten of van openbare communicatienetwerken en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 54).