Resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2015 over het voortgangsverslag 2014 over de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (2014/2948(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien het besluit van de Europese Raad van 16 december 2005 om de status van kandidaat-land voor EU-lidmaatschap toe te kennen, evenals zijn conclusies van 17 december 2013; gezien de conclusies van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2014,
– gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 19 en 20 juni 2003 in Thessaloniki over het vooruitzicht van de toetreding van de landen op de westelijke Balkan tot de Unie,
– gezien de conclusies van de elfde bijeenkomst van de Stabilisatie- en Associatieraad tussen het land en de EU van 23 juli 2014,
– gezien het voortgangsverslag van de Commissie (SWD(2014)0303) en haar mededeling van 8 oktober 2014 met de titel "Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2014-2015" (COM(2014)0700), evenals haar op 19 augustus 2014 aangenomen indicatieve strategiedocument (2014-2020),
– gezien resoluties 817 (1993) en 845 (1993) van de VN-Veiligheidsraad,
– gezien de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof van 13 september 1995 over de toepassing van het interimakkoord,
– gezien het advies van de Commissie van Venetië over de zeven wijzigingen van de grondwet van het land, aangenomen op 10 en 11 oktober 2014,
– gezien de bevindingen van de verkiezingswaarnemingsmissie van het OVSE/ODHIR voor de presidentsverkiezingen en de vervroegde parlementsverkiezingen,
– gezien de twaalfde bijeenkomst van de Gemengde Parlementaire Commissie EU-voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gehouden op 26 en 27 november 2014,
– gezien zijn eerdere resoluties,
– gezien het werk verricht door Ivo Vajgl in zijn hoedanigheid van permanent rapporteur over het land van de Commissie buitenlandse zaken,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië al negen jaar de status van kandidaat-lidstaat heeft en het verst gevorderde land is wat betreft de aanpassing aan het acquis;
B. overwegende dat de Commissie de Raad voor de zesde opeenvolgende keer heeft aanbevolen de onderhandelingen te openen; overwegende dat het land bereid is met de EU te onderhandelen; overwegende dat het Parlement de afgelopen acht jaar voortdurend heeft verzocht om opening van de toetredingsonderhandelingen met het land, en overwegende dat verdere vertragingen in het openen van de onderhandelingen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de hervormingsprocessen in het land en de geloofwaardigheid van de EU in de regio;
C. overwegende dat de Raad de overgang naar het volgende stadium van het toetredingsproces heeft tegengehouden vanwege de onopgeloste naamskwestie met Griekenland; overwegende dat de toetredingsonderhandelingen met de Europese Unie niet gehinderd mogen worden door bilaterale kwesties; overwegende dat de gebrekkige voortgang van het EU-integratieproces ertoe kan leiden dat de kosten voor regionale stabiliteit hoger uitvallen, de geloofwaardigheid van de EU wordt aangetast en de democratische normen van het land in verval raken;
D. overwegende dat door dit verdere uitstel de frustratie over de impasse in het EU-integratieproces in de Macedonische publieke opinie verder toeneemt, en de binnenlandse problemen en interne spanningen kunnen verergeren;
E. overwegende dat elke (potentiële) kandidaat-lidstaat wordt beoordeeld op zijn eigen verdiensten, en dat het tijdschema voor toetreding wordt bepaald door de snelheid en kwaliteit van de vereiste hervormingen;
F. overwegende dat bilaterale kwesties op zo kort mogelijke termijn constructief moeten worden aangepakt en dat hierbij rekening moet worden gehouden met de beginselen en de waarden van de VN en de EU;
G. overwegende dat het ontbreken van een constructieve en inclusieve dialoog tussen de regering en de oppositie evenals de boycot na de verkiezingen door de oppositie, de parlementaire werkzaamheden hebben gecompliceerd; overwegende dat zowel de regering als de oppositie verantwoordelijk is voor de waarborging van duurzame politieke samenwerking, die van essentieel belang is voor de democratische ontwikkeling van het land en voor de uitvoering van de Europese agenda; overwegende dat er tijdens de verkiezingen sprake was van tendentieuze berichtgeving door de media en een gebrekkige scheiding tussen staats- en partijactiviteiten;
H. overwegende dat tijdens de twaalfde bijeenkomst van de Gemengde Parlementaire Commissie geen gezamenlijke aanbeveling is aangenomen; overwegende dat een volledig functionerende Gemengde Parlementaire Commissie van wezenlijk belang is om het parlementair toezicht op het toetredingsproces te kunnen waarborgen;
I. overwegende dat de rechtsstaat, de vrijheid van de media, regionale samenwerking en goede betrekkingen met de buurlanden wezenlijke onderdelen zijn van het EU-uitbreidingsproces;
J. overwegende dat corruptie en de georganiseerde misdaad nog steeds een groot probleem vormen; overwegende dat de vrijheid van meningsuiting en de onafhankelijkheid van de media nog altijd onder druk staan;
1. herhaalt voor de negende opeenvolgende keer zijn verzoek aan de Raad om onverwijld een datum vast te stellen voor de opening van de toetredingsonderhandelingen, om geen vaart te verliezen, en bij wijze van stimulans voor de acquisgerelateerde hervormingen en ter versterking van het democratiseringsproces; herhaalt zijn standpunt dat de naamskwestie (een bilaterale aangelegenheid) geen hindernis mag vormen voor de opening van de toetredingsonderhandelingen, maar wel moet zijn opgelost voordat het toetredingsproces wordt afgerond; onderschrijft de opmerking van de Commissie dat het uitblijven van een compromis na bijna twee decennia van bemiddelingsgesprekken rechtstreekse en nadelige gevolgen heeft voor de Europese aspiraties van het land en zijn bevolking; verzoekt beide regeringen om concrete stappen te zetten voor het vinden van een voor beide partijen aanvaardbare oplossing; wijst nog eens op het belang en de noodzaak van een constructieve aanpak van problemen met buurlanden in deze bilaterale kwesties;
2. herinnert zich dat de lidstaten hadden toegezegd zich in 2015 opnieuw over de kwestie te buigen met het oog op het openen van de toetredingsonderhandelingen; meent dat het openen van de onderhandelingen met de EU enkel een positieve uitwerking kan hebben op de beslechting van bilaterale geschillen, en zal leiden tot verdere zeer noodzakelijke hervormingen, met name op het gebied van de rechtsstaat, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en corruptiebestrijding; benadrukt dat het voortdurend uitstellen van de opening van de onderhandelingen almaar stijgende en onvoorziene schade met zich meebrengt, zowel voor het land als voor de regionale stabiliteit; benadrukt dat een verder behoud van de status quo schadelijk is voor de geloofwaardigheid en doeltreffendheid van het EU-uitbreidingsbeleid en voor de positie van de EU in de regio;
3. herhaalt zijn standpunt dat bilaterale kwesties niet mogen worden gebruikt om het toetredingsproces te dwarsbomen; is van mening dat deze de officiële opening van toetredingsonderhandelingen niet in de weg mogen staan, maar dat ze zo vroeg mogelijk in het toetredingsproces moeten worden aangepakt; is zich bewust van de gebrekkige naleving door een van de partijen van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof van 5 december 2011 over de toepassing van het interim-akkoord; verzoekt Griekenland zijn in het kader van de agenda van Thessaloniki uit 2003 gedane toezegging opnieuw te bevestigen, en een positief klimaat te scheppen voor het beslechten van bilaterale verschillen in de geest van Europese waarden en beginselen; roept op tot verdere vorderingen, waaronder in contacten op hoog niveau tussen de regeringen en in de bilaterale betrekkingen met Bulgarije met het oog op een overeenkomst over goede nabuurschapsbetrekkingen waarin gemeenschappelijke kwesties zouden worden behandeld; herhaalt zijn bezorgdheid over het gebruik van historische argumenten in het huidige debat met buurlanden, en moedigt alle inspanningen aan voor gezamenlijke vieringen van historische gebeurtenissen met naburige EU-lidstaten; is van mening dat dit zou kunnen bijdragen tot een beter begrip van de geschiedenis en tot goede betrekkingen met de buurlanden;
4. roept op tot meer actief engagement van de EU in de naamskwestie, en steunt een proactieve aanpak van de politieke leiders van de EU; verzoekt de nieuwe vicevoorzitter / hoge vertegenwoordiger (VV/HV) nieuwe initiatieven te ontwikkelen om de huidige impasse te doorbreken, en in samenwerking met de speciale vertegenwoordiger van de VN tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen; verzoekt de Raad in de eerste helft van 2015 een diepgaand debat te voeren over het vooruitzicht van Macedonië op EU-toetreding; benadrukt dat alle kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten tijdens het integratieproces op grond van hun eigen verdiensten moeten worden behandeld; is van mening dat de voortzetting van de toetredingsdialoog op hoog niveau met de Commissie het hervormingsproces ten goede zou komen;
5. roept alle NAVO-leden, en in het bijzonder alle EU-lidstaten die lid zijn van de NAVO, op om actieve steun te verlenen aan de toetreding van het land tot de NAVO, met het oog op meer veiligheid en politieke stabiliteit in Zuidoost-Europa;
6. moedigt grensoverschrijdende samenwerking aan op het gebied van geschiedenis, cultuur en onderwijs en de bevordering van Europese waarden, waarmee op democratische veranderingen gerichte inspanningen worden ondersteund; roept in dit verband, in de geest van goede betrekkingen met de buurlanden, de naburige EU-lidstaten op steun te bieden aan de bereidheid om democratische veranderingen door te voeren, wat neerkomt op steun voor het openen van het onderhandelingsproces;
7. moedigt het land aan om met zijn buurlanden gemeenschappelijke deskundigencommissies met betrekking tot geschiedenis en onderwijs op te richten, met als doel bij te dragen tot een objectieve interpretatie van de geschiedenis, nauwere academische samenwerking, en de bevordering van een positieve houding van jongeren ten aanzien van hun buren;
8. dringt er krachtig bij de autoriteiten en het maatschappelijk middenveld op aan passende maatregelen voor historische verzoening te treffen, teneinde de scheidslijnen tussen en binnen verschillende etnische en nationale groeperingen, met inbegrip van burgers met een Bulgaarse nationaliteit, weg te nemen;
9. neemt nota van het voorgestelde pakket met wijzigingen van de grondwet; is van mening dat sommige voorstellen, waaronder de bepalingen betreffende de definitie van het huwelijk en de invoering van de internationale financiële zones, nog kunnen worden verbeterd in overeenstemming met de aanbevelingen van de Commissie van Venetië; herinnert voorts aan de noodzaak om het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens te eerbiedigen en om rekening te houden met het EU-acquis; onderstreept het belang van een zorgvuldige voorbereiding van de uitvoeringswetgeving voor alle grondwetswijzigingen; benadrukt dat het proces van langdurige grondwetswijziging brede politieke steun vereist, evenals een constructieve dialoog en samenwerking tussen alle politieke groeperingen; onderstreept de noodzaak van een inclusief publiek debat, zorgvuldige raadpleging en consensus met de oppositie, maatschappelijke organisaties en relevante belanghebbenden;
10. maakt zich zorgen over het verdeelde binnenlandse klimaat; dringt er bij de regering op aan dat zij de rol van het parlement eerbiedigt door voldoende tijd en ruimte te bieden voor raadplegingen, onder andere over grondwetswijzigingen, met het oog op volledig, onafhankelijk parlementair toezicht; verzoekt de regering en alle politieke partijen te werken aan een verbetering van de betrekkingen teneinde de politieke stabiliteit te handhaven, duurzame constructieve politieke samenwerking te waarborgen en de uitvoering van de Europese agenda te versnellen; herinnert eraan dat compromissen van wezenlijk belang zijn voor een goed functionerende democratie; onderstreept de noodzaak om de alomvattende benadering en transparantie van het toetredingsproces te versterken; benadrukt dat de boycot na de verkiezingen een probleem vormt dat moet worden opgelost in een geest van gedeelde verantwoordelijkheid tussen de regering en de oppositie ten aanzien van een goede werking van het parlement; verzoekt de VV/HV met alle partijen samen te werken teneinde de politieke dialoog te vergemakkelijken;
11. is ernstig bezorgd over de verslechtering van de betrekkingen tussen de regering en de oppositie, in het bijzonder in verband met de kort geleden gedane aankondiging van de aanklacht van de premier tegen de oppositieleider, en met de wederzijdse beschuldigingen van strafrechtelijke vergrijpen; veroordeelt iedere vorm van onwettig toezicht, en wenst dat alle beschuldigen openbaar worden gemaakt en dat hierover vrijelijk verslag wordt uitgebracht; verzoekt om een onafhankelijk onderzoek naar alle beschuldigingen en het uitgevoerde toezicht, op grond van de volledige eerbiediging van de beginselen van transparantie, onpartijdigheid en het vermoeden van onschuld; herinnert aan het belang van de eerbiediging van het grondbeginsel van vrijheid van meningsuiting; roept alle politieke spelers ertoe op om deel te nemen aan een constructieve dialoog om de nadruk te houden op de strategische prioriteiten van het land en zijn burgers;
12. betreurt het ontbreken van de oppositie bij de regelmatige werkzaamheden van de Gemengde Parlementaire Commissie; is van mening dat het wezenlijk belang is het goede functioneren van de Gemengde Parlementaire Commissie te waarborgen door ervoor te zorgen dat alle parlementaire partijen vertegenwoordigd zijn bij haar werkzaamheden;
13. is verontrust over het feit dat de interetnische samenleving kwetsbaar blijft en een uitdaging vormt voor het land; is verontrust over de stijgende interetnische spanningen waaruit het gebrek aan vertrouwen tussen de gemeenschappen blijkt; veroordeelt met klem het gebruik van etnocentrisch en tweedracht zaaiend taalgebruik, vooral tijdens verkiezingscampagnes; benadrukt dat de opening van de toetredingsonderhandelingen met de EU het land kan helpen deze uitdaging beter het hoofd te bieden door de interetnische cohesie rond dat gemeenschappelijk doel te versterken; veroordeelt alle vormen van extreem nationalisme en etnocentrisme die leiden tot een diepere maatschappelijke kloof; roept alle politieke partijen en maatschappelijke organisaties op om een inclusieve en tolerante multi-etnische en multireligieuze samenleving actief te bevorderen en de grondrechten van personen van welke etnische minderheid dan ook te beschermen; herinnert eraan dat onderwijs een cruciale rol speelt bij het creëren van tolerantie en respect tussen verschillende mensen; roept de Commissie op om de projecten en programma's gericht op het versterken van de interetnische dialoog en het wederzijds begrip, een extra impuls te geven;
14. is verheugd over het feit dat de EU-agenda de strategische prioriteit van het land blijft; moedigt het land aan hervormingen verder te consolideren, en beleid en praktijken die nog steeds belemmeringen kunnen vormen voor zijn Europese toekomst te wijzigen, en vooruitgang te boeken bij de tenuitvoerlegging van EU-gerelateerde hervormingsprioriteiten, onder andere in het kader van de toetredingsdialoog op hoog niveau;
15. merkt op dat de OVSE en het ODIHR van oordeel waren dat de presidents- en vervroegde parlementsverkiezingen van april 2014 efficiënt zijn verlopen; deelt echter de bezorgdheid over de gebrekkige scheiding tussen staats- en partijactiviteiten, hetgeen in strijd is met de internationale verplichtingen voor democratische verkiezingen, evenals over tendentieuze berichtgeving door de media en beschuldigingen dat kiezers zijn geïntimideerd; staat positief tegenover de verkiezingshervormingen, maar dringt er bij de autoriteiten op aan dat zij onderzoek doen naar de vermeende onregelmatigheden voor en tijdens de verkiezingen; verzoekt de regering tijdig werk te maken van de aanbevelingen van het ODIHR om het verkiezingsproces, met inbegrip van het beheer en de nauwkeurigheid van de kiezersregisters, te verbeteren; herhaalt eveneens in dit verband de noodzaak om kiezersregisters op te stellen overeenkomstig de internationale normen;
16. spoort de regering aan zich te buigen over de tekortkomingen bij de tenuitvoerlegging van IPA-steun, zoals de systemische problemen van het controlesysteem, de gebrekkige intra- en interinstitutionele coördinatie, de achterstand op het vlak van aanbestedingen, en de lage absorptiegraad en het beperkte vermogen van instellingen; pleit voor een betere koppeling tussen EU-steun en nationale hervormingsstrategieën en voor het gebruik van IPA-middelen als hefboom voor een veel grotere decentralisatie van de begroting in het land; verzoekt om maatregelen om verder verlies van steun te voorkomen en de uitvoering van het programma te versnellen om de effecten van EU-steun te vergroten;
17. juicht de goedkeuring van het nieuwe wettelijke kader voor het ambtenarenapparaat en werkgelegenheid bij de overheid in februari 2014 toe, en beschouwt dit als een stap voorwaarts ten aanzien van een uniform, transparant en verantwoordingsplichtig openbaar bestuur; maakt zich er zorgen over dat het openbaar bestuur, ondanks de voortgang op wetgevingsgebied, versnipperd, gepolitiseerd en onder politieke invloed blijft; moedigt het ter sterkste aan om zijn beroepsmatigheid en onafhankelijkheid op alle niveau te versterken; moedigt inspanningen aan om de wet ten uitvoer te leggen met inachtneming van de beginselen van transparantie, verdienste en evenredige vertegenwoordiging; verzoekt de regering een hervormingsprogramma voor het beheer van de overheidsfinanciën aan te nemen;
18. roept op tot de volledige tenuitvoerlegging van de kaderovereenkomst van Ohrid; dringt erop aan dat de herziening van de tenuitvoerlegging ervan moet resulteren in beleidsaanbevelingen; beveelt ten sterkste aan de kaderovereenkomst van Ohrid te beschouwen als een essentieel onderdeel van de rechtsstaat, betrekkingen tussen gemeenschappen en aanhoudende decentralisatie; pleit ten zeerste voor de ontwikkeling van lokaal bestuur en de bevordering van vertrouwenswekkende maatregelen op politiek niveau voor de lange termijn, zoals het houden van openbare debatten om de voordelen van deze kaderovereenkomst uit te leggen; verzoekt de regering en de bevoegde lokale overheden de uitvoering van de strategie voor geïntegreerd onderwijs voort te zetten en hiervoor meer financiering beschikbaar te stellen; acht het van groot belang dat maatschappelijke organisaties bij dit proces worden betrokken; beveelt een meer proactieve aanpak aan teneinde toe te zien op de etnische, culturele en taalkundige identiteit van alle gemeenschappen;
19. is ingenomen met het hoge niveau van aanpassing van de wetgeving aan het wetgevend acquis en de toenemende doeltreffendheid en beroepsmatigheid van de rechtbanken ten gevolge van brede justitiële hervormingen; maakt zich echter zorgen over ongepaste politieke invloed op bepaalde gerechtelijke procedures, en benadrukt dat de rechterlijke macht gevrijwaard moet blijven van elke vorm van externe druk van de parlementaire en uitvoerende macht; onderstreept dat moet worden toegezien op een juiste toepassing van justitiële normen, overeenkomstig Europese maatstaven en optimale werkmethoden; dringt aan op de harmonisering van de jurisprudentie, teneinde de rechtspraak voorspelbaar te maken en het vertrouwen van het publiek te waarborgen; dringt aan op een betere kwaliteit van justitie, intensiever gebruik van buitengerechtelijke redresvoorzieningen en alternatieve geschillenbeslechting, betere strategische planning, betere toegang tot de rechter voor kwetsbare leden van de samenleving en meer betrokkenheid van vakkundige en maatschappelijke organisaties bij het toezicht op de justitiële onafhankelijkheid;
20. neemt kennis van de positieve ontwikkelingen bij de tenuitvoerlegging van de anticorruptieprogramma's 2011-2015, en van de versterking van het persoonlijke en institutionele integriteitssysteem en de interinstitutionele en internationale samenwerking; merkt op dat er nog aanzienlijke kwesties moeten worden opgelost op het vlak van de tenuitvoerlegging van witwaswetgeving, waaronder grensoverschrijdende kwesties, de uitvoering van nationale risicobeoordeling en de verbetering van de operationele efficiëntie; herhaalt dat een onafhankelijke en volledig functionerende staatscommissie ter voorkoming van corruptie als staatsinstelling het voortouw moet nemen bij de aanpak van dit probleem; roept de bevoegde autoriteiten op om, teneinde het werk van die commissie te verbeteren, de interconnectie tussen de IT-systemen van rechtbanken en het openbaar ministerie te verbeteren en een centraal register van overheidsambtenaren tot stand te brengen;
21. dringt aan op een doeltreffender uitvoering van anticorruptiemaatregelen en ‑wetgeving, met name in de politiek, het openbaar bestuur, bij openbare aanbestedingen en wetshandhaving, en pleit voor een verhoging van de administratieve capaciteit; roept het land op om een prestatiebalans met betrekking tot veroordelingen in corruptiezaken, onder andere op hoog niveau, op te stellen; vraagt onafhankelijke maatschappelijke organisaties en de media om corruptie aan het licht te brengen en te pleiten voor onafhankelijke en onpartijdige onderzoeken en gerechtelijke procedures; dringt er bij het openbaar ministerie op aan om een adequaat en tijdig onderzoek naar vorderingen op dit gebied mogelijk te maken;
22. stelt met voldoening vast dat er een wettelijk en institutioneel kader bestaat met betrekking tot de bestrijding van georganiseerde misdaad; prijst de actieve regionale en internationale samenwerking van het land, onder meer via Eurojust en Europol; is ingenomen met een aantal succesvol uitgevoerde politiële acties tegen georganiseerde groepen, waaronder met name het afsnijden van internationale routes voor drugshandel en de smokkel van migranten;
23. veroordeelt alle vormen van politiek en/of religieus extremisme en meent dat er behoefte is aan grensoverschrijdende samenwerking met andere landen van de Westelijke Balkan en EU-lidstaten; staat positief tegenover de wijzigingen in het wetboek van strafrecht waarbij zowel de strafbare feiten als de sancties voor personen die zich schuldig maken aan politiek en/of religieus extremisme, duidelijker worden gedefinieerd; herhaalt met klem de noodzaak van een gemeenschappelijke proactieve strategie voor buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid, gelet op de huidige internationale terroristische dreiging; herinnert eraan dat overheidsbeleid alle vormen van extremisme moet bestrijden en dat stigmatisering van welke religieuze groepering dan ook in dit verband zorgvuldig moet worden vermeden;
24. betreurt het gebrek aan samenwerking met maatschappelijke organisaties en publieke belanghebbenden op het gebied van wetgeving; wijst erop dat deze samenwerking moet berusten op de oprechte wil van de regering om verschillende belanghebbenden te raadplegen zowel op het gebied van wetgeving als op het gebied van beleidsvorming; benadrukt de cruciale rol die maatschappelijke organisaties kunnen spelen bij het bewuster maken van het publiek van het toetredingsproces, bij het transparanter en inclusiever maken ervan en bij het verbeteren van de verantwoordingsplicht in dit proces; spoort de regering aan om ook de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld in plattelandsgebieden te ondersteunen; verzoekt de regering een grondig debat met universiteiten, academici en studenten over de hervorming van het hoger onderwijs, in gang te zetten;
25. spoort de autoriteiten aan om de relevante archieven van de Joegoslavische geheime dienst uit Servië terug te halen; is van mening dat een transparante afhandeling van het totalitaire verleden, met inbegrip van het openstellen van de archieven van de geheime diensten, een stap voorwaarts is op weg naar verdere democratisering, verantwoordingsplicht en institutionele kracht;
26. is zeer verontrust over het feit dat de onafhankelijkheid van de media continu en in aanzienlijke mate wordt ondermijnd door politieke en financiële druk; betreurt de voortdurende vermindering van de vrijheid van meningsuiting, waardoor het land het laagste niveau van persvrijheid in de regio heeft; betreurt in dit verband dat het land op de index van Reporters without Borders is gezakt van de 34e plaats in 2009 naar de 117e plaats in 2015; neemt met groeiende bezorgdheid kennis van staatscontrole over de media, waaronder aanhoudende afhankelijkheid van de overheidsbegroting, vaak voorkomende zelfcensuur en lage ethische en beroepsnormen; neemt met bezorgdheid kennis van het gebruik van smaad als hulpmiddel binnen de politiek en de media; betreurt dat de wet over audiovisuele diensten zonder een behoorlijke raadpleging van belanghebbenden op mediagebied door middel van een versnelde procedure is gewijzigd, hoewel er al wel enkele stappen zijn gezet om de dialoog tussen de regering en mediagemeenschap te herstellen;
27. spoort de regering ertoe aan een beleid te voeren dat het pluralisme in de media en de diversiteit van opinies bevordert, en de onafhankelijkheid van de publieke omroep en de regulator van de media te waarborgen; stelt met verontrusting vast dat de publieke omroep een significant vertekend beeld in het voordeel van de regeringspartijen heeft weergegeven, zowel tijdens de verkiezingscampagnes (zoals vermeld in de OVSE/ODIHR-verslagen) als in omstandigheden buiten de campagne om (zoals vermeld in het voortgangsverslag van de Commissie); is ingenomen met het feit dat de regering gegevens over overheidsadvertenties voor het publiek toegankelijk heeft gemaakt; verzoekt de regering echter voor meer transparantie te zorgen wat betreft de geldende criteria voor de toewijzing van middelen; beveelt de Commissie ten zeerste aan zich actiever op te stellen bij het volgen van en adviseren over beleidsontwikkelingen en bij het bevorderen van de dialoog tussen alle belanghebbenden in de media;
28. herinnert de regering en de politieke partijen eraan dat zij verantwoordelijk zijn voor het tot stand brengen van een cultuur van integratie en tolerantie; dringt erop aan dat de antidiscriminatiewetgeving – die geen verbod op discriminatie op grond van seksuele geaardheid inhoudt – in overeenstemming wordt gebracht met het acquis; veroordeelt alle vormen van geweld tegen de gemeenschap van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen, en wenst dat diegenen die hiervoor verantwoordelijk zijn, met inbegrip van de verantwoordelijken voor de gewelddadige aanvallen op het hulpcentrum voor lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen in Skopje, voor het gerecht worden gebracht; onderstreept de noodzaak om de vooroordelen en discriminatie tegen de Roma te bestrijden en om verdere maatregelen te nemen ter verbetering van hun situatie, met name op het gebied van huisvesting, gezondheid, onderwijs en werkgelegenheid; verzoekt de autoriteiten ervoor te zorgen dat op alle beleidsterreinen aandacht aan de genderproblematiek wordt besteedt teneinde gelijkheid van mannen en vrouwen te waarborgen; uit opnieuw zijn zorgen over het voortbestaan van genderstereotypen in de maatschappij en over huiselijk geweld; spoort de overheid ertoe aan de structurele genderkloof en loonverschillen tussen mannen en vrouwen op economisch, politiek en sociaal gebied, aan te pakken; dringt er bij de Commissie op aan haar eigen verplichting na te komen en het hoofdstuk werkgelegenheid en sociaal beleid binnen het toetredingsproces tot prioriteit uit te roepen, door in dit verband in de toetredingsdialoog op hoog niveau met het land een initiatief te starten;
29. blijft bezorgd over de hoge percentages van kinderarmoede en het gebrek aan capaciteit van de instellingen die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van beleid en strategische acties op dit gebied; dringt er bij de regering op aan om haar inspanningen voor de tenuitvoerlegging van de herziene nationale strategie inzake armoede en sociale uitsluiting, te vergroten; dringt erop aan dat er meer aandacht wordt besteed aan het waarborgen van eerlijke en effectieve toegang tot de rechter voor alle kinderen; onderstreept dat het noodzakelijk is dat de regering extra inspanningen levert om kinderen met een handicap en kinderen van de Roma-gemeenschap te ondersteunen; dringt aan op verdere inspanningen ter verbetering van de gezondheid en voeding van kinderen, waarbij speciale aandacht moet uitgaan naar Roma-kinderen;
30. juicht toe dat het land in de regio koploper blijft wat betreft het gemak van het zakendoen, en is verheugd over zijn stijging in de mondiale ranking van de Wereldbank van de 31e plek in 2013 naar de 30e plek in 2014; merkt echter op dat de moeizame handhaving van contracten en de veelvuldige juridische wijzigingen zonder adequate raadplegingen een ernstige bedreiging vormen voor het ondernemingsklimaat; onderstreept tegelijkertijd dat het van groot belang is om vooruitgang te boeken met betrekking tot de arbeidswet en de sociale dialoog te versterken; onderstreept dat het ondernemingsklimaat verder moet worden verbeterd door kmo's te ondersteunen, regionale verschillen te verkleinen en banden te creëren tussen O&O-instellingen en de bedrijfs- en werkgelegenheidssector;
31. is verheugd over het feit dat de instroom van buitenlandse directe investeringen stabiel is gebleven en heeft gezorgd voor een grotere exportdiversificatie; stelt vast dat 80 % van de totale voorraad van buitenlandse directe investeringen afkomstig is van bedrijven uit de EU, en dat handelsstromen in goederen en diensten met de EU verder zijn gegroeid; onderstreept hoe belangrijk het is om buitenlandse investeringen aan te trekken, en is van mening dat de vertraging in het EU-toetredingsproces een verdergaande economische integratie in de weg kan staan; erkent de noodzaak om overheidsinkomsten te verhogen en banen te creëren in sectoren met een hoge productiviteit, aangezien de algehele structuur van de economie gericht blijft op activiteiten met een lage productiviteit; benadrukt dat alle bepalingen met betrekking tot de internationale financiële zones moeten voldoen aan het acquis en de internationale voorschriften;
32. is ingenomen met de verlaging van het totale werkloosheidspercentage van 29,9 % in het eerste kwartaal van 2013 naar 27,9 % in het derde kwartaal van 2014; verzoekt de regering zich opnieuw in te spannen om de structurele en langetermijnwerkloosheid verder te verlagen, met name onder jongeren (meer dan 50 %) en kwetsbare groepen, zoals de Roma; roept op tot de aanneming van hervormingen om de participatie op de arbeidsmarkt en de arbeidsbeidsmobiliteit te verhogen, en om de omvangrijke informele sector die een belemmering blijft vormen voor de concurrentie, te verkleinen; maakt zich er zorgen over dat het onderwijs- en opleidingsniveau van de beroepsbevolking grotendeels niet strookt met de reële economische behoeften, en dat een groot aantal jonge geschoolde werknemers derhalve wordt gedwongen te emigreren vanwege de beperkte kans op het vinden van een passende baan in eigen land; spreekt zijn bezorgdheid uit over recente wetswijzigingen waarin het stakingsrecht wordt gewraakt, en dringt er bij de autoriteiten op aan de wetgeving volgens de IAO-normen te herzien;
33. neemt kennis van maatregelen ter vermindering van de werkloosheid onder vrouwen, maar roept op tot verdere inspanningen door de regering, aangezien de werkloosheid onder vrouwen nog steeds beduidend hoger is dan het gemiddelde voor EU-lidstaten;
34. wijst erop dat er op milieugebied belangrijke inspanningen moeten worden gedaan, in samenwerking met maatschappelijke organisaties en relevante belanghebbenden, in het bijzonder op het gebied van lucht- en waterkwaliteit, natuurbescherming en afvalbeheer; is bezorgd over de lucht- en waterverontreiniging; is bezorgd over de concentratie van schadelijke deeltjes, die vele malen hoger is dan de toegestane limiet, in het bijzonder in Skopje, Tetovo, Bitola, Kičevo en Kavadarci; verzoekt de bevoegde autoriteiten hun onderlinge samenwerking op te schroeven om de desbetreffende wetgeving ten uitvoer te leggen, de bestuurlijke capaciteit te vergroten en toereikende middelen beschikbaar te stellen voor investeringen in infrastructuur, zoals afvalwaterzuiveringsinstallaties;
35. betreurt dat de energiedoelstellingen voor 2013 niet zijn behaald, met name met betrekking tot energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen; roept in dit verband op tot de goedkeuring van de relevante actieplannen en de aanpassing aan het klimaatbeleid van de EU;
36. is ingenomen met het feit dat het land actief en constructief is gebleven op het gebied van regionale samenwerking en dat het niet verwikkeld is in grensconflicten met buurlanden; is verheugd over zijn aanstaand voorzitterschap van het Midden-Europees Initiatief; verzoekt de regering het algehele niveau van overeenstemming met de GBVB-verklaringen en ‑besluiten te verhogen; onderstreept het belang van geleidelijke aanpassing aan de standpunten van de EU inzake buitenlands beleid;
37. is ingenomen met de vooruitgang wat betreft de spoorwegverbinding tussen het land en Bulgarije, en met de bereidheid om deze verbinding, die tot betere economische en sociale betrekkingen zal leiden, te voltooien;
38. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van het land.