Resolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2015 over Tanzania, met name het probleem van landroof (2015/2604(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien het Land Transparency Initiative van de G8 van 2013,
– gezien de "Framework and Guidelines on Land Policy in Africa" (ALPFG) van de Afrikaanse Unie, het beleidskader van de Afrikaanse Unie betreffende nomadische veeteelt in Afrika: ter veiligstelling, bescherming en verbetering van het leven, de bestaansmiddelen en rechten van nomadische gemeenschappen, aangenomen door de Conferentie van Afrikaanse ministers van Landbouw in oktober 2010 en goedgekeurd door de 18e gewone vergadering van de Uitvoerende Raad in januari 2011 te Addis Ababa (Doc. EX.CL/631 XVIII) en gezien de verklaring van de Afrikaanse Unie over kwesties en uitdagingen in verband met grond in Afrika van 2009,
– gezien de verklaring van de wereldtop over voedselveiligheid, goedgekeurd in Rome in 2010, de beginselen voor verantwoorde landbouwinvesteringen die de mensenrechten, inkomstenbronnen en hulpmiddelen beschermen (PRAI), de vrijwillige richtsnoeren van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) voor een verantwoord beheer van grondbezit, visgronden en bossen in het kader van de nationale voedselzekerheid (VGGT),
– gezien de leidende beginselen over grootschalige op grond gebaseerde investeringen in Afrika (LSLBI) van de Afrikaanse Unie, de Afrikaanse Ontwikkelingsbank en de Economische Commissie voor Afrika,
– gezien het verslag van speciaal rapporteur van de VN Olivier De Schutter over het recht op voedsel "Large-scale land acquisitions and leases: a set of core principles and measures to address the human rights challenge" van 11 juni 2009,
– gezien de Millenniumverklaring van 8 september 2000 en de daarin vervatte millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MOD's), doelstellingen 1, 3 en 7 in het bijzonder,
– gezien het verslag van de VN van 2014 over de millenniumontwikkelingsdoelstellingen,
– gezien het verslag over de VN-conferentie inzake duurzame ontwikkeling die van 20 tot en met 22 juni 2012 plaatsvond in Rio de Janeiro (Brazilië),
– gezien het onderzoek in het kader van het Programma van de Verenigde Naties voor menselijke nederzettingen (UN-Habitat) "Secure Land Rights for All" van 2008 en het richtsnoer van UN-Habitat over "How to Develop a Pro-Poor Land Policy: Process, Guide and Lessons’,
– gezien de verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volken (UNDRIP) en overeenkomst nr. 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) van 1989 over inheemse en in stamverband levende volken,
– gezien de Village Land Act nr. 5 van 1999 en de Local Government Act van 1982 van de Verenigde Republiek Tanzania,
– gezien de richtsnoeren voor het EU-grondbeleid van 2004 ter sturing van de ontwikkeling van het grondbeleid en de programmering in ontwikkelingslanden,
– gezien de aankondiging van de Commissie van 9 april 2014 over de invoering van een nieuw programma voor een bedrag van 33 000 000 EUR, bedoeld ter verbetering van het landbeheer en de voedsel- en voedingsveiligheid voor familiebedrijven in de landbouw en kwetsbare gemeenschap in Afrika ten zuiden van de Sahara,
– gezien de leidende richtsnoeren van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten van 2011,
– gezien de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU over de sociale en milieugevolgen van nomadische veeteelt in ACS-landen, goedgekeurd in november 2013 (ACP-EU/101.526/13/fin),
– gezien de studie uit 2015 getiteld "Addressing the Human Rights Impact of Land Grabbing", uitgevoerd in opdracht van zijn Subcommissie mensenrechten,
– gezien de herziene Overeenkomst van Cotonou,
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens,
– gezien het Afrikaans Handvest van de rechten van de mens en de volkeren,
– gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de belangrijkste uitdagingen van de 21e eeuw, te weten voedselzekerheid, energieschaarste, watertekorten, de stedelijke groei en de bevolkingsaanwas, verslechtering van het milieu, klimaatverandering, natuurrampen en landen met een zwak staatsbestel, verband houden met landbeheerkwesties, hetgeen betekent dat vergaande landhervormingen en het garanderen van landrechten prioriteit moeten krijgen;
B. overwegende dat de Tanzaniaanse autoriteiten hebben aangekondigd van plan te zijn 1500 vierkante kilometer aan land van de Masai in de westelijke Serengeti te verkopen aan een particuliere onderneming die jachtreizen en safari's aanbiedt, en die gevestigd is in de Verenigde Arabische Emiraten; overwegende dat overeenkomstig dit plan 40 000 Masai-nomaden uit het gebied verwijderd zullen worden;
C. overwegende dat de president van Tanzania, Jakaya Kikwete, in november 2014 onder internationale druk beweerde dat hij het plan had laten varen en plechtig beloofde dat hij de Masai nooit van hun voorouderlijk land zou verjagen; overwegende dat ondanks deze belofte duizenden Masai op onwettige wijze zijn verwijderd van hun land; overwegende dat volgens recente berichten meer dan 200 huizen zijn vernield en vee in beslag is genomen door de Tanzaniaanse autoriteiten, en dat ruim 3000 mensen dakloos zijn geraakt;
D. overwegende dat de Masai in Tanzania een lange en zwaarbevochten geschiedenis kennen van toenemende conflicten met de Tanzaniaanse autoriteiten over landeigendom die begon in 1992, toen het buitenlandse bedrijf Ortello Business Corporation (OBC) jachtrechten werden verleend binnen de Loliondo Game Control Area, die wordt bewoond door en het rechtmatig eigendom is van Masai-nomaden;
E. overwegende dat een petitie van de Masaigemeenschap van het Ngorongoro-district online op het AVAAZ-platform is ondertekend door meer dan 2 miljoen mensen wereldwijd;
F. overwegende dat particuliere investeerders en regeringen steeds meer belangstelling tonen voor de grootschalige aankoop van land of langdurige pacht voor voedsel- of energieproductie of voor de winning van mineralen, vooral in Afrikaanse ontwikkelingslanden, en met name in Tanzania;
G. overwegende dat de belangstelling uit binnen- en buitenland voor de aanleg in Tanzania van grootschalige plantages voor biobrandstof sterk is toegenomen tussen 2005 en 2008, toen ongeveer 640 000 hectare land werd toegewezen aan investeerders, waardoor boeren en plattelandsbewoners van hun land en inkomstenbronnen werden beroofd en hun voedselonzekerheid toenam;
H. overwegende dat naar schatting 1,4 miljard hectare wereldwijd is onderworpen aan gewoonterechtelijke regels; overwegende dat de toegang tot land voor inheemse volkeren valt onder een specifieke vorm van bescherming uit hoofde van Conventie nr. 169 van de ILO en de VN-verklaring over de rechten van inheemse volkeren, terwijl artikel 10 van deze verklaring het recht waarborgt om niet gedwongen verwijderd te worden van eigen grond of gebieden, en dat geen verplaatsing mag plaatsvinden zonder de vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming van de inheemse volkeren, en na overeenstemming over een rechtvaardige en eerlijke compensatie, alsmede over eventuele terugkeer, indien mogelijk;
I. overwegende dat grootschalige onteigening van land volgens de Verklaring van Tirana van 2011 kan worden omschreven als "landroof" indien een of meer van de volgende elementen aanwezig zijn: een duidelijke schending van de mensenrechten, verplaatsing van lokale gemeenschappen zonder hun vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming, ontbreken van transparante contracten, en als negatief beoordeelde sociale, economische en milieugevolgen;
J. overwegende dat volgens de Afrikaanse Ontwikkelingsbank 75 % van de bevolking van Tanzania bestaat uit kleinschalige landbouwers; overwegende dat nomadische gemeenschappen een welvarend leven leiden en harmonieus samenleven met het beschermde wild en ongeveer 10 % van de Tanzaniaanse bevolking uitmaken, met inbegrip van de Masai, maar dat zij hun land op grote schaal verliezen omdat het wordt verkocht zonder rekening te houden met juridische en praktische gevolgen, het land op corrupte en onwettige wijze wordt verkocht aan buitenlanders, of omdat het land door de autoriteiten wordt geclassificeerd als overheidsgrond, reservaat of nationaal park;
K. overwegende dat artikel 17 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens stelt dat eenieder recht heeft op eigendom, hetzij alleen, hetzij tezamen met anderen, en dat niemand willekeurig van zijn eigendom mag worden beroofd;
L. overwegende dat internationale bedrijven, waaronder Europese, een belangrijke rol hebben gespeeld bij de grootschalige aankoop van land in Tanzania, en dat internationale financiële instellingen betrokken zijn geweest bij de financiering van grootschalige grondtransacties in het land;
M. overwegende dat in het kader en de richtsnoeren inzake het grondbeleid in Afrika wordt opgeroepen tot eerbiediging van de mensenrechten van gemeenschappen, met inbegrip van de naleving van de traditionele landrechten en de instandhouding van op land gebaseerde hulpbronnen;
N. overwegende dat de EU in mei 2014 een nieuw programma heeft gestart ter versterking van het landbeheer en ter verbetering van de voedsel- en voedingszekerheid van familielandbouwbedrijven en kwetsbare gemeenschappen in Afrikaanse landen;
1. veroordeelt met kracht de onwettige verdrijving van plaatselijke plattelandsgemeenschappen, de vernietiging van hun dorpen en traditionele levenswijze en de schending van hun fundamentele mensenrechten, waaronder het recht op voldoende voedsel, het recht op water en het recht op toereikende huisvesting;
2. veroordeelt in het bijzonder acties die geen rekening houden met de legitimiteit van op het gewoonterecht gebaseerde grondbezitregelingen, waarmee individuele personen en gemeenschappen wettelijke rechten worden toegekend en wordt voorkomen dat landrechten worden ontnomen en misbruikt, wat met name schering en inslag is in Afrikaanse gemeenschappen;
3. roept de Tanzaniaanse regering op om de VGGT onmiddellijk ten uitvoer te leggen en te zorgen voor de daadwerkelijke rechtsgeldigheid van de daarin omschreven rechten; het eerste grondbeginsel van de leidende beginselen over LSLBI te eerbiedigen, wat de eerbiediging omvat van de mensenrechten van gemeenschappen en op het gewoonterecht gebaseerde landrechten, alsmede een verantwoord beheer van land en op land gebaseerde hulpbronnen, in overeenstemming met de rechtsstaat; en de landrechten van vrouwen te versterken, die tenminste de helft van de beroepsbevolking in de landbouw en de handel vormen, maar die slechts beperkt toegang hebben tot eigendomsrechten en de dienstverlening in verband met die rechten (toegang tot banken, deelname aan verenigingen), alsmede van kwetsbare gemeenschappen en sociale groepen, zoals nomadische gemeenschappen;
4. roept op tot het starten van een onafhankelijk onderzoek naar de landgeschillen in Loliondo;
5. dringt er bij de regering van Tanzania op aan een landbouwinvesteringsbeleid na te streven dat ten goede komt aan de lokale bevolking in de betreffende regio's, haar beleid op het gebied van sociale en milieueffectbeoordelingen uit te voeren en na te leven, met inbegrip van effectbeoordelingen voor de lokale voedselproductie alvorens investeringsprojecten te starten, en de bepalingen inzake raadpleging en compensatie in het geval van landonteigening volledig uit te voeren;
6. herinnert er met name aan dat het internationaal recht inheemse volken specifieke vormen van bescherming van hun rechten op grond biedt; benadrukt, overeenkomstig de VN-verklaring over de rechten van inheemse volkeren, dat een verandering van het landgebruik alleen mag plaatsvinden na vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming van de betrokken lokale gemeenschappen; dringt erop aan dat landen doeltreffende mechanismen invoeren om acties te voorkomen of ongedaan te maken die tot doel of gevolg hebben dat inheemse volkeren hun land, grondgebied of hulpbronnen worden ontnomen;
7. spreekt zijn bezorgdheid uit over de geheimhouding en het gebrek aan juiste informatie inzake een aantal investeringen in Tanzania; vraagt de Commissie de autoriteiten aan te moedigen ervoor te zorgen dat grondtransacties op openbare en transparante wijze plaatsvinden en zijn toegesneden op zich verplaatsende veehouders of nomaden;
8. verzoekt de Commissie met name om er actief en met klem bij de Tanzaniaanse autoriteiten op aan te dringen dat zij een juridisch bindende en gecodificeerde erkenning van de rechten van de Masai opstellen, waarbij in het bijzonder wordt verwezen naar hun voorouderlijke grond, om zo de nodige juridische bescherming te waarborgen ter voorkoming van geschillen in de toekomst;
9. benadrukt dat het garanderen van landrechten voor de plattelandsbevolking van essentieel belang is voor de verwezenlijking van de milleniumontwikkelingsdoelstellingen (MOD's); verzoekt de EU de capaciteitsopbouw van rechtbanken in ontwikkelingslanden te versterken om het eigendomsrecht op effectieve wijze te handhaven en landgeschillen te beslechten, als onderdeel van een holistische benadering gericht op consolidering van rechtsstelsels en de rechtsstaat;
10. herinnert eraan dat grootschalige projecten vaak leiden tot ernstige schade aan de natuurlijke omgeving, onder meer door het kappen van bossen, het verlies van biodiversiteit en de vervuiling van water;
11. verzoekt de Commissie haar richtsnoeren voor het grondbeleid in overeenstemming te brengen met de VGGT en hieraan een hogere prioriteit te verlenen door middel van haar programma's voor ontwikkelingssamenwerking, het handels- en investeringsbeleid en haar betrokkenheid bij multilaterale financieringsinstellingen;
12. wijst er nogmaals op dat de mensenrechten en de regels inzake een verbod op landroof deel moeten uitmaken van alle handels- en investeringsverdragen van de EU, met inbegrip van het stelsel van algemene preferenties van de EU (GSP);
13. benadrukt het belang van volledige transparantie van en verantwoording voor de activiteiten van bedrijven en financiële instellingen uit de EU in verband met grootschalige agribusiness-investeringen en landaankopen in Tanzania en roept op tot krachtige en doeltreffende mechanismen van de EU om deze activiteiten te controleren;
14. roept de Commissie op bij het Parlement een verslag in te dienen over de uitgaven in het kader van de ontwikkelingsprogramma's en de EU-begroting die verband houden met landbeheer, om te waarborgen dat deze programma's bijdragen aan de mensenrechten en de problemen inzake landroof aanpakken;
15. benadrukt dat bij processen in het kader van grondbeleid rekening moet worden gehouden met de rol die lokale en op gemeenschappen gebaseerde instellingen en structuren voor landbestuur en -beheer spelen naast de overheid;
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Afrikaanse Unie en de regering en het parlement van Tanzania.